Je weet niet hoe of het zal zijn als je eigen moeder is overleden, totdat het je gebeurt.
Vandaag is het de vierde dag na de begrafenis en ik ben thuis aan het uitzieken van de vermoeidheid.
Als ik door mijn huis loop, komt onuitgenodigd het besef langs dat die gesprekjes er niet meer zullen zijn, die lach niet meer.
Niet meer even kunnen bellen voor een praatje of een vraag. Als kleine flitsjes van herinneringen, van geur, geluid, contact die nu niet meer zullen zijn.
Er is een onwerkelijk - leeg- boven mijn hoofd, nu beide mijn ouders er niet meer zijn.
Ik breng de dagen veelal door in stilte, vaak in bed met mooie bloemen om me heen en kaarslichtjes.
Ik kijk naar de vitrage en de geruststellende blauwgrijze muren en koester de aanwezigheid van poes Myou.
Ik heb het doorstaan, het bij haar zijn, het waken, het reizen, het in haar huis zijn waar ik maar zo weinig ben geweest.
Twee weken was ik in haar huis. Ik maakte mijn eigen plekje bij de computer vanwaar ik keek op zee met een kaarsje in het raam en mijn meegebrachte thee.
Het in haar huis zijn is als een omhulsel van haar wat in me doordringt en zijn geur in me nalaat van wie ze was. Ze hield van glas en doorkijken, van ruimte en uitzicht. Ze hield van modern en glans. En toch ook wat knussigs aan kussens en bankbekleding. Ze hield van parfum en make-up, geurige zeep.
Weemoedig was ik me daarmee in de luxe douche. Mam, lieve mam, ik raakte je aan. Ik hield je vast in mijn hart en drukte mijn gezicht tegen je zijde aan om je te voelen en mezelf aan je te voelen op de laatste middag van je bestaan. Om je toe te fluisteren mijn dank je wels en je te vertellen over Jezus mijn lief.
Om je te omhelzen voordat je het hier verliet. En het is gelukt mam. Ik heb je gekust met mijn woorden en mijn binnenkant.
Na een leven lang nabijheid zoeken, verlangen en loslaten is er niets meer wat ik hoef, alleen maar nog nu zijn, met jou. Want nu, in je nachthemd en in je stervende lijf, nu kan ik bij je zijn en zeggen dat ik van je hou.