terra's memories
Inhoud blog
  • Eind goed .....
  • Hanen en hun gekraai
  • streektaalboekje
  • Tijdverzetter
  • Vermist
  • Kosten en baten
  • Van heel ver weg naar heel dichtbij
  • NAGERECHT, TOESPIJS of TOETJE
  • FAQ
  • Pa's identiteit
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Aanbevolen adressen
  • Spinnenkop
  • opgeschreven herinneringen
    29-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalmfanfare

    Ooit was ik lid van de plaatselijke fanfare. Ik weet niet of ik u dat ooit verteld heb; anders weet u het bij deze. De fanfare had (en heeft nog steeds) een unieke en bijzondere naam: Psalm 150. Als ik u zou moeten uitleggen hoe de fanfare aan zo'n naam komt en verklaren moet waarom die naam passend en geschikt is voor een musicerend gezelschap is het morgenochtend. Inderdaad, dat is een ander verhaal. Vandaag gaat het mij om de memorie, om de geschiedenis, om de verandering in de tijd. Jazeker, ook een fanfare verandert. In de tijd dat ik, jongen van 16 daaromtrent, lid was, was de fanfare een gezelligheidsclub die bestond uit mensen die louter voor hun plezier marsen, walsen, ouvertures, polka's en verplichte concoursnummers speelden. En niet te vergeten de geestelijke liederen en koralen, waarvan men beweerde dat die door geen enkele fanfare zo mooi werden gespeeld als door Psalm 150. Men probeerde zo goed en zo mooi mogelijk te spelen wat de componist in muzieknoten had opgeschreven. Maar toch was het intermenselijk contact minstens zo belangrijk als het muzikale resultaat. Door een speling van het lot had men mij een saxofoon als instrument toebedeeld. (Daarvóór speelde ik op een bugel en daarná op een tuba, maar dit terzijde.) Ik deed mijn best om foutloos en mooi te spelen, maar veel meer dan een gesnuf en gehijg op verschillende toon was er niet te horen. Mijn vader, de voorzitter van de fanfare, speelde op een grote bas, een zogenaamde bombardon. Hij was het die mij ertoe bracht lid van de fanfare te worden, en hij was het ook die mij voor het eerst van mijn leven in Kerkrade bracht.

    Een aantal bestuursleden van de fanfare ging in 1957, het eerste jaar dat het wereldmuziekconcours in Kerkrade gehouden werd, op pad om eens te horen hoe elders fanfaremuziek gespeeld werd. Men ging met een Volkswagenbusje en omdat er een klein plaatsje in de hoek over was, mocht ik mee. Van de muziek weet ik mij niets meer te herinneren. Wel van de terugreis, want het mistte zo erg dat de chauffeur niet anders thuis kon komen dan maar gewoon over de witte middenstreep te rijden.

    Anno 2013 is onze fanfare opnieuw naar Kerkrade getogen. Ditmaal niet om te komen luisteren, maar om voor de zoveelste keer deel te nemen aan het wereldmuziekconcours. Psalm 150 speelt tegenwoordig in de Concert Divisie, dat is de ere-divisie en de Super-Jupiler League van de harmonie- en fanfaremuziek. De fanfare die hier wint en van de jury de meeste punten toebedeeld krijgt kun je beschouwen als een soort wereldkampioen. Nee, wereldkampioen is onze fanfare niet geworden, maar ze hebben wel fantastisch mooi gespeeld. Dat kan ook niet anders met zó'n naam.

     







    29-07-2013, 00:00 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:werelmuziekconcours,fanfare,blaasmuziek
    19-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pijnlijke krachttermen

    Hebt u zich ooit met een hamer op uw vinger geslagen? Natuurlijk wel, dat overkomt ons allemaal. Ooit een hamer, een échte, een vóórhamer op uw voeten gehad? Waarschijnlijk niet, maar het effect is hetzelfde: je vergaat van de pijn en stoot een aantal al of niet verstaanbare krachttermen uit. Meestal een reeks knallende verwensingen aan alles wat u lief en leed is, aangevuld met een stelletje knetterende vloeken.

    Zelf ben ik geen voorstander van vloeken. Vooral niet als het om de haverklap en zonder enige reden of aanleiding gebeurt. Maar als iemand een ongeluk wedervaart en daarop met niet echt gemeende of zogenaamde godslasteringen reageert om zijn frustraties van zich af te schudden, zal ik daar weinig kwade woorden van zeggen. Sterker nog: ik doe het zelf ook. Zij het dat ik het doe in het Achterhoeks dialect dat verder toch niemand kan verstaan en bovendien doe ik het alleen in situaties waar niemand anders bij is. Ik vloek alleen voor mezelf. Hartgrondig, dat wel weer, maar nooit in gezelschap.

    Sommige krachttermen zijn onafscheidelijk van hun gebruiker geworden. Zo denken wij onmiddellijk aan Dries van Agt, voormalig Nederlands minister-president en fervent wielrenner, wanneer wij iemand de krachtterm sapristi ijdel horen gebruiken. En niet te vergeten aan de Markies Cantecleer de Barneveld, ja die uit de stal van de Marten Toonder Studio’s, met zijn Parbleu! en Fi donc! Niet te vergeten natuurlijk kapitein Haddock met zijn duizend bommen en granaten! Het valt mij op dat ieder van ons op het gebied van krachttermen wel een of meer karakteristieke stopwoordjes heeft. Zo sprak mijn tante Hanna in gevallen van tegenspoed vaak van ‘verduld mien hale!’

    Sorry dat ik weer over mezelf begin, maar een tijdje geleden had ik een flinke bloeduitstorting aan mijn linkerscheenbeen met een daaraan gekoppelde zwelling van hier tot ginder. Onder de indruk van het gebeurde en ook nog even nadenkend hoe het voelt wanneer een zware hamer op je voet belandt, zat ik te denken naar de diverse lokale benamingen van lichamelijk ongemak. Wat zegt iemand uit bijvoorbeeld Schin op Geul, Antwerpen of Vollenhove als hij zijn buurman wil uitleggen dat hij pijn aan zijn voet heeft omdat daar een hamer op terecht is gekomen, hetgeen niet terecht was zoals iedereen om hem heen zal beamen. Anders gezegd, wat zijn de regionale varianten van de algemeen beschaafde woorden pijn en voet? Gelukkig was er een pater die mij van een antwoord voorzag.

    De plaatjes die u hier beneden kunt zien, zijn afkomstig uit: De Studie der Nederlandsche Streektalen, uitgeven door Elsevier en geschreven door professor/pater Jac. van Ginneken (1911-1945) van de toen nog Katholieke Universtiteit van Nijmegen. Een uitgave uit 1943, midden in de oorlog dus, en ergens las ik dat over de houding van de professor/pater in de oorlog ‘de meningen verdeeld waren’. (Niet zuiver op de graat, mag je aannemen.) Maar dat is een ander verhaal. Het bovenste kaartje geeft een beeld van de verschillende zegswijzen van het algemeen beschaafde woord 'pijn' en het tweede van het woord 'voet'.

    Hoe het u vergaat, weet ik natuurlijk niet, maar ik mag graag naar dergelijke taalkaartjes kijken. En ik stel me dan een stokoude baas uit Den Helder voor die tegen zijn eega zegt: ‘k Heb zo’n poin aan mijn bien!” Of de Grunniger, woonachtig een ietsje ten zuiden van Winschoten, die het heeft over pien in de voudə. (Zo’n ə [omgekeerde e] is een stemloze e.) Wist u trouwens dat enkele lieden in Drenthe en Twenthe (beide met th) het woord pijn niet eens kennen? Zij spreken van zeerte, net als de mensen rond het Vlaamse Aalst.

    De kaarten zijn een mensenleven oud en het zou mij niet verwonderen dat veel streektaalvarianten van pijn en voet niet meer worden gesproken. Het zogenaamde algemeen beschaafd Nederlands rukt immers gestadig op en veel mensen schamen zich ervoor een eigen, originele streektaal te spreken.

    Zo niet uw medeblogger Terra die, wanneer hij merkt hoezeer de streektaal verdwijnt, er desnoods een krachtterm aan wijdt. Maar niet zodanig dat u het hoort en er aanstoot aan neemt.






    19-07-2013, 20:52 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:voet,pijn,dialect,Nederlandse taal, spreektaalvarianten
    29-06-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bergplaats met zijspan

    Vandaag is mevrouw R. begraven. Ze bereikte de hoge leeftijd van 95 jaar. Daarvan heeft ze er negentig bewust meegemaakt. De laatste jaren van haar leven trok ze zich terug in haar eigen wereld zonder echt contact met de mensen die haar kwamen opzoeken. Als ik met een tweetal bezoekers, die van de begrafenis op weg zijn naar huis en even bij mij komen aanlopen, praat over mevrouw R. komt ook menéér R. ter sprake. Hij is ruim vóór zijn vrouw overleden, misschien al wel veertig jaar geleden of nog langer. Van hem doet een verhaal de ronde dat zo bijzonder is dat ik het u niet wil onthouden.

    Meneer R. verdient zijn dagelijks brood als monteur bij de toenmalige PGEM, dat is de Provinciale Gelderse Electriciteits Maatschappij. Hij is onderhoudsmonteur en zorgt ervoor dat boven- en benedengrondse leidingen zonder strubbelingen de stroom van de centrale tot in onze huiskamers brengen. Wij schrijven de jaren vlak voor, in en na de Tweede Wereldoorlog, zeg maar de periode 1935-1955. In geval van storingen waarschuwen wij de PGEM die vervolgens meneer R. erop uit stuurt om het euvel te verhelpen. In mijn gedachten zie ik nog meneer R. met behulp van kromme ijzers aan zijn werkschoenen in telegraafpalen klimmen om in de war geraakte draden te ontwarren. Of thuis een stop in de meterkast vervangen.

    Tot zover is er niets bijzonders aan de hand. Meneer R. doet zijn werk zo goed hij kan; net als trouwens zijn collega's. Bijzonder is overigens wel dat meneer R. in het bezit is van een motor met zijspan. Daar rijdt hij in zijn vrije tijd mee door 's lands dreven. Dat iemand een motorrijwiel berijdt, een DKW, BMW of een Harley Davidson, is al bijzonder genoeg. Maar de motor van meneer R. heeft een zijspan waarin een passagier extra plaats kan nemen. En dat kan niet iedere motorrijder van zijn vervoermiddel beweren. Meneer R. kan twee passagiers meenemen: eentje achterop en eentje opzij in het bakje.

    Dan komt in 1940 de oorlog en voordat meneer R. het weet, beginnen de Duitse bezetters de fietsen en ook de motorfietsen van de Hollanders te vorderen. Oftewel in beslag nemen of doodgewoon afpakken. Meneer R. is er juist op tijd bij om zijn motor met zijspan voor een inbeslagname te behoeden. Hij laat zijn motor onderduiken. Hij vindt een schuilplaats die zo bijzonder is dat wij nauwelijks in staat zijn het verhaal erover na zestig jaar te geloven. Dat geloof je toch zelf niet? zeggen we dan tegen de verteller. Toch is het waar.

    Naast het café staat het transformatorhuisje. Aan de ene kant komen er de bovengrondse elektriciteitsleidingen binnen en aan de andere kant verlaten zij het pand weer. Wat er verder daarbinnen gebeurt blijft een geheim. Voor ons althans, want voor onbevoegden is de toegang tot zo'n huisje streng verboden. Niet voor meneer R. die immers bij de PGEM werkt en een sleutel van het huisje heeft. In dat transformatorhuisje houdt hij zijn motor-met-zijspan voor de bezetter verborgen.

    Hoe? Daags na de bevrijding wordt het geheim openbaar. Op miraculeuze wijze heeft meneer R. tijdens de bezettingsjaren zijn motor opgetakeld tot bovenin het transformatorhuis. Vraag mij niet op welke manier precies, want ik was er niet bij. Maar één dag na de bevrijding bedelt meneer R. met een jerrycan bij de Tommy's, de geallieerde bevrijders, om een beetje benzine. Dan laat hij zijn motor zakken tot op de begane grond, besteedt een dag aan achterstallig onderhoud, voorziet zijn motor van benzine en rijdt een paar dagen later door de bevrijde dreven waarbij de man die mij dit ongelooflijke verhaal vertelt, in de zijspan mag zitten. De schoonmoeder van meneer R. heeft intussen van kleurige lappen stof een rood-wit-blauwe vlag gemaakt die tijdens het ritje vrolijk wappert.

    Wij praten over mevrouw R. die vandaag op het oude kerkhof is begraven. Wij praten ook over meneer R. Over het fantastische verhaal van de verborgen motor-met-zijspan.

     

    Bij de afbeeldingen:

    - Dit is inderdaad het betreffende transformatorhuisje naast het café.

    - Zoiets bedoel ik. Maar deze gerestaureerde Jawa met zijspan ziet er natuurlijk oneindig veel mooier uit dan die van meneer R.





    29-06-2013, 21:02 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    Tags:motor,motor met zijspan,
    23-06-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Misplaatste familiefoto's

    Onlangs, nog maar kort geleden, op een zondagavond, belt een mij volkomen vreemde mannenstem mij op.


    "Goedenavond meneer T., ik bel u op in verband met een tamelijk ingewikkelde geschiedenis die ik u in het kort even zal vertellen. Als u daar tenminste even tijd voor hebt.

    De zaak zit zo. Mijn naam is Henk G., woonachtig in Amstelveen. Lang geleden, in de oorlog was het, in de bezettingsjaren dus, dat mijn moeder door voedselgebrek gedwongen per fiets naar het oosten van het land trok om daar bij de boeren te proberen voedsel te kopen. Ze was een van de velen uit de stad die hetzelfde deden. Na een tocht van 150 km. bereikte zij uiteindelijk de streek waar u woonachtig bent. En, u raadt het nooit, ze kwam terecht bij een vriendelijke boer die precies dezelfde achternaam als u had! Ik weet het nog precies, want een jaar later, in de zomer van 1944, ben ik als tienjarige jongen meegefietst naar dezelfde bestemming. Ik vergeet nooit dat de boer met uw achternaam het goed vond dat we zoveel pruimen mochten eten als we lustten!

    Ook na de bevrijding zijn de contacten tussen deze behulpzame boerenfamilie en ons blijven bestaan. Mijn vader heeft in die tijd van hen een paar familiedia's gemaakt die ik u in een bijlage bij een e-mail zal laten zien. Zoals het echter wel vaker gaat, hielden de contacten na een paar jaar plotseling op. Maar de foto's heb ik nog. Gevonden toen we thuis aan het opruimen sloegen.

    Ik heb nu de volgende vragen. Is dit uw familie of  zijn deze mensen familie van U? Weet u anders wie het zijn? Misschien kan ik hun kinderen of kleinkinderen met de foto's een plezier doen. Verder weet ik jammer genoeg niets meer van hen. Alleen meen ik mij te herinneren dat de vrouw van de boer Geertruida of Trui heette."


    Ik open de bijlage die bij de e-mail is gevoegd en zie de twee foto's. (Zie beneden.) De eerste laat een wat verlegen echtpaar zien dat tegen de zon inkijkt. Op de tweede zien we ongetwijfeld vader en zonen. Het zijn oude kleurendia's die de opbeller uit Amstelveen even gedigitaliseerd heeft. Hoewel de afgebeelden dezelfde achternaam dragen als ik, zijn we geen familie. Sterker, ik ken ze niet. Ook niet van gezicht. Maar na enig vragen, zoeken, lezen, nadenken, analyseren, reduceren en deduceren schrijf ik de volgende dag aan meneer Henk G. uit Amstelveen de volgende mail.


    "Beste meneer Henk G., nee, ik ken deze mensen niet. Het is in ieder geval geen familie. Maar ik ben er voor 90% zeker van dat de volgende bewering waar is. Deze familie heeft hier in deze streek gewoond en wel op de boerderij die de huisnaam "De Koop" droeg. De boer heette Arend-Jan en zijn vrouw inderdaad Trui. Ze zijn rond 1950 verhuisd naar een andere boerderij verderop. Trui is in 1976 gestorven en de boer zelf, Arend-Jan, in de negentiger jaren. Wat er van de zoons geworden is, zou ik u niet kunnen zeggen."


    Tot zover de nasleep van een onverwacht telefoongesprek. Alleen nog even twee slotopmerkingen.

    (1) In de titel is sprake van een misplaatst familieportret. Dat slaat natuurlijk alleen op het feit dat de foto's niet passen bij mijn eigen familie. Maar het zoeken van meneer Henk G. naar nakomelingen van mensen op zijn familiedia's is allesbehalve misplaatst, maar integendeel een fraai staaltje van hulpvaardigheid en dankbaarheid. Bovendien levert het een interessant verhaal op. Of niet soms?

    (2) Van een van de afgebeelde zoons herinner ik mij dat van hem op de lagere landbouwschool gezegd werd dat hij weliswaar aardig en hardwerkend was, maar ook als niet bijster intelligent werd gezien. Maar toch, zei de directeur van de school tegen mij, wordt dat een goede boer. Als 's avonds de koeien in de stal zich niet prettig voelen en lawaai maken, loopt hij (de zoon) de stal in en meteen keert de rust terug. De koeien voelen zich bij hem op hun gemak. En die vergissen zich nooit.

     






    23-06-2013, 20:22 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:familie,familieportret,familiezoektocht
    16-06-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Identiteit

    Wanneer je een groot huis hebt, heb je veel kamers, heb je veel kasten, heb je veel laden waarin je veel spullen, die in een kleiner huis met weinig kamers met weinig kastruimte al lang bij het grof vuil waren gezet, kunt bewaren. Bij ons is dat zo: in talloze kasten met evenveel laden bewaren wij naast talloze dierbare herinneringen evenzovele voorwerpen en dingen die je rustig 'rommel' kunt noemen.

    Op regenachtige dagen mag ik graag rommelen in alles wat we terecht en onterecht al die jaren hebben bewaard. En vaak neem ik dingen in mijn hand die ik wel eerder heb gezien, maar waarvan mij nu opeens zaken opvallen die ik altijd over het hoofd heb gezien. Bijvoorbeeld paperassen zoals oude identiteitsbewijzen.

    De eerste die ik u hier beneden laat zien is van mijn schoongrootmoeder, de oma van mijn vrouw. Haar naam was, zo lezen wij, Grada Johanna te Kampe. Vief kijkt zij vanachter haar donker brilmontuur met de ronde glazen de wereld in. Het is 1936 en de overheid heeft voorgeschreven dat iedereen die vaak de grens oversteekt aan controlerende commiezen een Bewijs van Nederlanderschap moet kunnen laten zien. Op 20 mei, de verjaardag van een van haar zoons, tekent de burgemeester het document en plakt de ambtenaar er een rood leges-zegel op. De komende vijf jaar kan zij ongestoord de grens over. Niemand weet op dat moment dat over vier jaar de oorlog uitbreekt en een vrij grensverkeer onmogelijk wordt.

    Links op het identiteitspapier staat een kort signalement. De vrouw met deze identiteit is zestig jaar, meet 1 meter 68 en heeft een gezonde gelaatskleur. Zij heeft geen bijzondere kentekenen. Wat er niet bij staat, is dat ze bescheiden, vriendelijk van aard en behulpzaam van karakter is. Toch is het waar, vertellen de mensen die haar gekend hebben. 

    Op een ander document zie ik mijn vader door zijn donker montuur met de ronde glazen – mijn vader is buitengewoon slechtziend en kan zonder bril praktisch niets uitrichten - in de camera kijken om te bewijzen dat hij het werkelijk is. Dit is geen paspoort, noch een bewijs van Nederlanderschap waarmee je de grens over kunt. Dit is een identiteitsbewijs met een geldigheidsduur van een jaar. Dit document is afgegeven en ausgefertigt, staat er in twee talen, in der Gemeinde D. op 24 Sep. 1940. Het is oorlog en de bezetter heeft last gegeven tot het voortdurend bij je dragen van een bewijs van je identiteit.

    Bijzonder is ook de signatuur. Als u goed kijkt, ziet u dat de handteekening van den drager en die van den aangewezen ambtenaar identiek zijn. Hoe kan dat? Wel, Pa werkt in die jaren op het gemeentehuis. Hij voorziet bewoners uit de gemeente van zo'n identiteitskaart en ondertekent die. Maar hij heeft natuurlijk zelf ook zo'n identiteitsbewijs nodig. Later helpt hij documenten te vervalsen voor vluchtelingen en onderduikers.

    In de la met enige resten van houtworm ligt behalve een stapeltje documenten ook een bril. Een donker montuur en ronde glazen. Van wie zou deze bril zijn? Van mijn schoongrootmoeder of van mijn Pa?

     








    16-06-2013, 22:09 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    Tags:identiteit,identiteitspapieren,familiegeschiedenis
    03-06-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Amazuur
    Verslag van een niet helemaal serieus te nemen ietwat uit de hand gelopen interview.

    Ik stond net op het punt om C & A uit te lopen, toen ik aangesproken werd door iemand die zich voorstelde als zijnde Els-Katrien Laatinhetbosch. Zij gaf aan de vervangster te zijn van de muziekredacteur François Hoogebomen Veelwind die ik nog moest kennen van een vroegere ontmoeting, zei ze. Els-Katrien troonde mij mee naar het bekende etablissement ‘J’accuse’ aan de Geweidegracht en nadat een vriendelijk bijklussende studente haar een rooibos en mij een verkeerde koffie had gebracht, ging zij terstond over tot de orde van de dag. Een interview, compleet met vragen en antwoorden.

    Els-Katrien: Beste Terra, mag ik je een paar vragen stellen in je functie als deskundige op het gebied van de blaasmuziek en de koperen blaasmuziek in het bijzonder? Wat is er zo bijzonder aan de schuiftrompet?

    Terra: Het bijzondere ervan is dat er niets bijzonders aan is. Behalve dat jij, met permissie opgemerkt, een complete muzikale bevolkingsgroep gruwelijk beledigt door te spreken van een schuiftrompet. De enige en correcte naam is trombone, eventueel schuiftrombone, knoop dat in jouw zelfs nú van een dopje voorziene sierlijke oren. O, je luistert onderwijl via je ipod naar het tromboneconcert van Hummel (dat in Bes-klein)?, dan heb ik niets gezegd.

    E-K: Hoe zit dat nou precies met dat schuiven? Is schuiven toch synoniem met het produceren van klanken, met musiceren dus? Of is het inderdaad alleen maar wat franje om op te vallen?

    T.: Ik sla nu twee vliegen in één klap door te refereren aan de twee belangrijkste technische aspecten van het trombonespel, te weten (1) het schuifprincipe en (2) de intrigerende kwestie van de lipspanning. Als je iets van deze twee zaken onder de knie hebt gekregen, is de eerste stap op de moeilijke weg naar kennis omtrent het trombonespel gezet. Ik begin, in tegenstelling met wat je verwacht, met het tweede aspect.

    Voor ieder (hetzij koperen, hetzij houten) blaasinstrument geldt dat een toon ontstaat door het in trilling brengen van een in metaal of hout gevangen luchtkolom. Hoe langer en breder de luchtkolom, hoe lager en dieper de toon, dat is de vuistregel en een handvat voor verdere studie. Het in trilling brengen van de lucht doe je met je lippen en een daartoe passend apparaatje: een mondstuk dat aan het ene eind van de luchtkolom vastzit. Niet onafscheidelijk, want je kunt een mondstuk verwijderen. En dat is maar goed ook: ik kom hier straks op terug. Op twee manieren kun je de toonhoogte wijzigen. Door de lippenspanning die je aanbrengt op het mondstuk en door het langer of korter maken van de luchtkolom. Hét woord voor lipspanning is embouchure, maar ik raad je dringend aan dat zo vlug mogelijk te vergeten. Doe als alle leden van de plaatselijke fanfare en spreek uitsluitend van amazuur, dan weet iedereen wat je bedoelt. Voor hogere tonen heb je meer lipspanning nodig dan voor lagere, je moet meer ‘knijpen’ zoals de groten onder de koperblazers zeggen (1). Terzijde, ben ik tot zover nog te volgen, of dient er een aansluitende schriftelijke cursus te worden gevolgd?

    E-K: Ik ben voorlopig niet geïnteresseerd in amazuur of  welk ander zuur dan ook. Ik vroeg je iets over dat schuiven!

    T: Rustig maar aan, anders hou je straks helemaal geen adem meer over om te blazen. Trombonespelers kunnen hun schuif in zeven verschillende versnellingen (posities) zetten. Bij iedere versnelling-hóger wordt de luchtkolom een stukje langer en speelt de muzikant dus een toontje lager. Een geoefend speler kan duizend verschillende tonen vlug achter elkaar spelen, tussenversnellingen als het ware, die de illusie geven van een sirene. Dit zogenoemde glissando maakt van de schuiftrombone een uniek instrument, mits met mate toegepast zeg ik er meteen bij. Bij iedere stand van de versnellingspook kun je bovendien een aantal natuurtonen spelen, zodat al met al de trombone een toonomvang heeft van hier tot ginder. De menselijke stem is er (qua omvang en bereik) niets bij.

    E-K: Waarom heeft een schuiftrompet een schuif en een trompet niet? Die heeft van die rare drukknoppen bovenop.

    T: Het woord schuiftrompet wil ik absoluut niet meer horen. Een trompet heeft inderdaad drukdingen (ventielen of pistonnetjes) om de lengte van de luchtkolom en dus de toonhoogte te veranderen. Een trompet heeft geen schuif omdat anders de trompettisten hun voorgangers (musici die in een optocht vóór hen lopen) voortdurend in de nek zouden prikken. Bij trombonisten heb je daar geen last van, want die lopen toch al helemaal vooraan in de stoet. Hun voorwaarts gerichte schuiven hebben de ruimte. (2)

    E-K: Nog één vraag. Eigenlijk twee. Hoe kom je aan een goede lippenspanning en wat moet je doen om goed en trefzeker te schuiven zodat je niet vals speelt?

    T: Eindelijk twee relevante en tot-het-puntje-vragen. Een goed amazuur krijg je uitsluitend door dagelijks te oefenen. Minstens anderhalf uur. Als je niet oefent, ben je al moe na de eerste acht maten van het tromboneconcert van Hummel. Na drie minuten dus. Hoe spannend het stuk verder ook is, zonder adequate lipspanning breng je geen even adequate toon meer voort. Dat kun je Hummel natuurlijk niet aandoen.

    Goed schuiven leer je eveneens door een dagelijkse oefening. Een soepele pols is een eerste vereiste. Ik vraag beginners altijd om eerst maar eens even goed naar Glenn Miller te kijken. Naar zijn magistrale rechterpols. Niet luisteren, dat komt later wel.

    Trouwens, voor tromboneblazers die het principe van het schuiven niet onder de knie weten te krijgen, zelfs niet na talloze uren oefening en training tussen de schuifdeuren, is er de mogelijkheid van het overstappen naar de ventieltrombone. Want die zijn er ook. Wel een beetje erg  surrogaat, vind ik. Een trombone zonder schuif is een devaluatie en een degradatie. Je stuurt een contrabassist ook niet op tournee zonder strijkstok. In meneer Beethoven zijn vijfde symfonie treedt voor het eerst een aantal trombonisten op bij de overgang van het schertsende derde naar het triomferende vierde deel. Een dergelijke dramatiek is met niet-schuivende ventieltrombones uitgesloten.

    Mag ik nog even voor een laatste advies? Alle trombonisten, ook de bastrombonisten die nog wel eens eigenwijs willen zijn, zou ik willen toeroepen: koester je mondstuk als je oogappel. Bewaar het los van je instrument in een veilige en goed verwarmde omgeving. En leen nooit je mondstuk uit aan iemand anders. Zelfs niet aan je geliefde waardoor die altijd je kussende lippen bij zich heeft. Een goed mondstuk hecht zich namelijk maar aan één persoon en brengt alleen in combinatie met die persoon hemelse klanken voort.


    Nootjes:

    (1) Dit heb ik uit de eerste hand van Håkon Hardangerfjord, tweede solotrombonist van het Bergens Symfonie Orkest te Bergen (NH) en vooral beroemd geworden door zijn onovertroffen spel met de demper.

    (2) Onder ons gezegd en dus niet voor verdere verspreiding geschikt: ook een schuiftrombone heeft een ventieltje. Eentje aan het eind van de buisronding. Door het te openen geef je het overtollige spuug dat zich daar heeft opgehoopt de gelegenheid te ontsnappen.

    (3) Een bevriende hoofdredacteur vroeg mij later wat ik vond van mevrouw Els-Katrien Laatinhetbosch. Ik antwoordde: "Laat die maar schuiven!"

     





    03-06-2013, 22:30 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:trombone,schuiftrombone,muziek,muziekinstrument,muzikale satire
    20-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luilekkerlandspel

    Ik ben liever lui dan moe. Vroeger vooral en ook nu nog. Mensen die beweren dat ‘lediggang des duivels oorkussen is’ kunnen rekenen op een meewarig glimlachje van mijn kant, zelfs zij die deze waarschuwing in het Duits herhalen: ‘Müßiggang ist aller Laster Anfang’. Ja, ja, zal wel, denk ik dan. Müßiggang betekent luieren, nietsdoen, niets te hoeven, geen verplichtingen, lekker loom en lui genieten van de mooie dingen des levens.Wij spreken in dat verband van Luilekkerland en de twee gebroeders Grimm, die het zalige gevoel-van-nietsdoen voor het eerst onder woorden hebben gebracht, spreken van Schlaraffenland. Er is slechts één maar: om Luilekkerland binnen te kunnen gaan, moet je eerst het spel spelen. Dat las ik althans in het volgende geschrift dat ik zelf heb geschreven.

    - Ja, wanneer je persé Luilekkerland binnen wilt, moet je er wat voor over hebben. Je moet het spel willen spelen. Want het is wel zo dat daar de gefrituurde kroketten en de patatjes met mayo en appelmoes in je mond vliegen, maar om er te komen moet je het spel spelen volgens de regels die ik je hieronder zal vertellen. Het moeilijkste stukje van de reis komt bijna op het eind, wanneer je denkt dat je er al bent. Maar pas op: je moet je een weg eten door de rijstebrijberg en dat valt niet mee!

    Met zijn hoevelen kun je dit prachtige spel spelen? Met net zoveel als je wilt, als het maar een even aantal is. Dus met z'n tweeën, met z'n vieren, enz.. Voor het gemak nemen we het geval dat je met z'n tweeën speelt, je vriendinnetje en jijzelf.

    Wat nu volgt lijkt ingewikkeld, maar is het niet. Als je goed kijkt naar het speelveld beneden, zie je dat er twee routes zijn, twee rondjes, eentje links en eentje rechts. Wie een even getal gooit, doet het rechter rondje; wie een oneven getal gooit speelt de linkerkant. Verder heb je nodig een poppetje in je eigen kleur en dingetjes om mee te spelen: fiches, pepernoten, euromuntjes, dropjes, knopen, kauwgummetjes of druiven. Spreek samen maar wat af. Je hebt natuurlijk ook een speelveld nodig. Vraag of iemand het totale speelveld dat ik onder aan dit verhaal laat zien, vergroot op een A-3 blad wil kopiëren, dan kun je aan de slag. Je kunt natuurlijk ook de linkerkant en de rechterkant apart kopiëren. Die twee kanten staan onder het totale speelveld: eerst de linker route en daaronder de rechter.

    Wie het laagst gooit, mag beginnen. (Als er twee even laag gooien, doen die twee het nog een keer over.) Hoog gooien en erg je best doen is niet verstandig, want in Luilekkerland kunnen ze geen uitslovers gebruiken. 

    Bij het begin zet iedereen wat in de pot. Bijvoorbeeld elk tien eurocenten of tien dropjes. De speler aan de linkerkant begint, daarna komt rechts. Om de beurt. Let vooral op de velden met een klein oranje plaatje!

     

    Spelregels:

    ·        gooi je de eerste keer 6, mag je meteen door naar veld 9.

    ·        kom je op veld 4 links of op veld 3 rechts: je kunt niet verder, want hier is een wegversperring (slagboom); betaal een boete. Dat is de helft van de inzet. De boete gaat in de pot.

    ·        8 links en 7 rechts: eet een lekkere gebraden gans. Daar moet je wel even de tijd voor nemen. Gooi een even nummer voordat je verder mag.

    ·        12 links en 11 rechts: je wordt door een gebraden steenvarken omver gelopen. Sla een beurt over.

    ·        14 links en 15 rechts: je komt bij een bron vol heerlijke wijn. Of is het cola? Drink er maar van. Je mag niet eerder verder dan wanneer je een 5 hebt gegooid. Gooi je bijvoorbeeld 2, dan doe je twee fiches (of dropjes) in de pot. Hetzelfde geldt voor alle andere foute worpen.

    ·        20 links en 21 rechts: je hebt maagpijn en een drankje nodig omdat je veel te veel gesnoept hebt. Gooi nog een keer. Ga nog niet verder, maar geef wat je gooit aan de pot.

    ·        26 links en 27 rechts: je bent bij de rijstebrijberg aangekomen. Je mag nog een keer gooien.

    ·        30 links en 29 rechts: je zit vast in de rijstebrijberg. Ga terug naar het begin, naar veld 1.

    ·        de laatste worp gaat zó: kom je op één meer dan 31, dan ben je klaar. Wie te veel gooit, gaat het te veel gegooide terug, waarbij 31 maar één keer meetelt. (Voorbeeld: je staat op 28. Je gooit 6. (29-30-31-uit-30-29) Je komt te staan op 29.)

     

    Wie het eerst klaar is, wint twee/derde van de pot. Nummer twee krijgt de rest.

    Veel plezier bij het spelen! Of zit je liever te niksen aan de cola-rivier met een zakje chips?








    20-05-2013, 11:43 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:luilekkerland,luilekkerlandspel,Schlaraffenland,lui,luieren
    05-05-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Knippen en scheren

    Ik heb een hekel aan kappers. Ik haat mensen die het weinige haar dat mij nog rest te lijf gaan met tondeuse, schaar en kam. Dat heb ik van mijn jongste zoon die vanaf de tweede keer – de eerste keer wist hij nog niet wat hem boven het hoofd hing – met geen mogelijkheid te bewegen was in de auto te klimmen wanneer hij ook maar vermoedde dat we op weg gingen naar de kapper. Terwijl de man zo zijn best deed hem gerust en op zijn gemak te stellen.

    Het ligt niet aan het knip- en scheergereedschap, niet aan het instrumentarium. Het ligt aan de vreemde handen die, gewapend met dat instrumentarium, aan mijn haren zitten te frunniken. De vrolijke jonge kapster die mij knipt, is daar buitengewoon bedreven in. Ze doet alles met enkel schaar en kam. Geen gedoe met zo’n ronkende, elektrisch aangedreven tondeuse, nee hoor, louter handwerk. Wanneer zij met haar schaar en rechterhand de topjes van mijn strengetje haar wegknipt, rust haar kammetje bevallig tussen de vingers van haar linkerhand die er ook nog voor zorgen dat het strengetje zodanig strak gespannen is dat de andere hand het kan knippen. Nee, over het vakmanschap van deze dame hoeft geen enkele twijfel te bestaan. Kijk maar eens hoe geroutineerd zij kam en schaar verwisselt! Zie hoe bevallig zij aan het eind van de sessie met voorzichtige streken van het scheermes enkele weerspannige nekharen verwijdert! Klasse!

    “Kan ik verder nog iets voor u doen?” vraagt zij tenslotte. “Ja hoor,” hoort ze mij steunen, “geef mij alsjeblieft mijn vrijheid terug!”

    Dát is het wat de afkeer en angst veroorzaakt. Het gevoel aan een ander, de kapster in dit geval, overgeleverd te zijn. Met huid en haar.

    Vroeger – ik maak tenslotte een klein uitstapje naar het verleden – had je in ons dorp drie kappers. De eerste heette Schuurman. Daar werd je, zo vertelt de volksmond, niet alleen geschoren, maar ook geschuurd. De tweede, aan de andere kant van de dorpskerk, heette Weck. Daar werd je geweckt, dus ingemaakt. Tenslotte had je aan de grens nog kapper Rossbach. Daar werd je onnoemelijk hard gerost. Reden genoeg om bij alle drie uit de buurt te blijven, dacht ik zo.


    Je kunt ook het heft in eigen hand nemen. Wat is er tegen om je eigen kapper te zijn? In onze grote boerenschuur staat nog een knechtenkist. Die ging, gevuld met lijfgoed en toiletgerei, met je mee wanneer je per 1 mei naar een nieuwe werkgever ging. In een klein apart vakje, rechts onder het deksel, ligt nog steeds het knip- en scheergerei. Alles mooi roestbruin van kleur. Tondeuse, scheermes, krabbertje, slijpsteentje, scheerkwast: alles wat nodig is voor een perfect kapsel en een glad gezicht. Voor warm water, scheerkom, scheerspiegel, scheerzeep en aluin moet je zelf nog even zorgen. Maar dan ben je ook het heertje!



     






    05-05-2013, 16:13 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    Tags:knippen,kapper,scheren,scheergereedschap,kappersgereedschap
    19-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tongfluitje

    De directeur van de kweekschool waar ik mijn beroepsopleiding kreeg heette F. Roosjen. Waar de F. voor stond wisten wij niet precies. (Frederik, Frits, Frans-Ferdinand?) In elk geval was het een aimabel man. Hij was een broer van A.B. Roosjen die toentertijd landelijk en internationaal enige bekendheid genoot doordat hij voorzitter was van de omroepvereniging NCRV te Hilversum. Een beetje van die roem straalde op ons, leerlingen, af omdat wij tegen onze vrienden en kennissen thuis konden zeggen dat de directeur van onze school de broer was van de voorzitter van de NCRV en daar had niemand van terug.

    Ieder jaar, op een zonnige dag in mei, zo rond de klok van half tien in de ochtend, kon men de heer F. Roosjen door de gangen van zijn school zien lopen en bij ieder leslokaal naar binnen gaan om daar het zich afspelende onderwijsleerproces te blokkeren met de volgende toespraak. ‘Vandaag wordt in onze mooie stad, Doetinchem, de grote meimarkt gehouden. En jullie weten dat het traditie is dat op die dag iedereen, de leraren en de leerlingen, vanaf half tien vrij krijgen om de markt met hun bezoek te vereren. Zo ook deze morgen. Vanaf nu schors ik het onderwijs op deze school tot heden namiddag. Ik wens jullie veel plezier!’ Waarop de docenten hun tas inpakten en nog vlug even hun onzin van het bord veegden en wij onze hopeloos volgepropte tassen voor het gemak zo lang even in een hoek smeten.

    Binnen vijf minuten was de conciërge, de heer Schimmel, de enige die op school rondliep om de boel enigszins in de gaten te houden. Wij verzamelden ons in deze minuten vóór de school, op de kruising van de Wilhelminastraat met het Julianaplein, om vervolgens in groepen naar het marktterrein te vertrekken. Binnendoor langs de paadjes bij de RK-kerk een afstand van vijf minuten. Behalve de oudste jongens uit de vijfde klas die net als alle andere jaren meteen naar Café Dimmedaal aan de Terborgseweg trokken om daar op het terrasje om te beginnen enkele glazen Grolsch-van-de-tap te nuttigen.

    Eerst kom je op de veemarkt. Daar is het op deze ochtend gezellig druk, maar als je werkelijk wat beleven wilt moet je vroeger opstaan. De veehandelaren met hun kaki stofjassen, petten, sigaren-in-de-mond, portefeuilles-aan-kettingen en rotan stokjes zijn al vanaf vijf uur in de weer met hun handel en wandel. Achter de veemarkt is de lapjes- en groentemarkt. Op deze meimarkt kun je over de koppen lopen en alles kopen wat een mens nodig heeft of eigenlijk best kan missen.

    Omdat ik niet zo goed tegen een verblijf in een drukke menigte kan, verdwijn ik stiekem even naar de zijkanten van markt, daar waar het rustig is, ook vandaag, en daar waar de handelaren op hun vaste klanten wachten, meimarkt of niet.

     

    Ergens heeft iemand een simpele marktkraam ingericht, bestaande uit een paar schragen met een tafelblad erop. Links en rechts staat de koopwaar in zijn ingepakte vorm, in het midden staat een ouderwetse koffergrammofoon. Zo eentje waar een grote hoorn bij hoort, hier verborgen in een resonantiekist, met daarboven het draaiplateau met de slinger. Aanvankelijk ben ik de enige die stil blijft staan om te zien wat voor wonderlijks hier nu weer gebeurt. De uitbater van de negotie schijnt dat niet te deren. Het is een enigszins artistiek uitziende vijftiger met een dito hoed. Hij wacht tot er drie mensen naar hem staan te kijken.

    Dan begint het wonder. De man-met-hoed haalt een 78-toeren schellakplaat uit diens bruine papieren His Master’s Voice-hoes en legt die voorzichtig - met je vingers tegen de rand -  op de speeltafel. Hij maakt een aantal slagen met de slinger, waarschijnlijk om ergens een veer op te winden. Met een bedachtzame beweging zet hij de naald op de begingroef. Wij horen muziek! Van een Weens salonorkest, of van een of andere Amsterdamse Politiekapel, of van The Ramblers met Theo Uden Masman, ik ben het vergeten.

    Plotseling pakt de marktvirtuoos ergens uit een doos een fluitje en begint met de grammofoon mee te spelen. Zo’n klein driehoekig bamboe panfluitje is het en de man blijkt een ware meester te zijn. Hoe vrolijk klinkt plotseling de muziek nu er ergens hoge, zuivere, doordringende tonen aan worden toegevoegd! Bij het volgende nummer bespeelt de muzikant zo’n Ierse metalen blokfluit, maar even virtuoos en artistiek. Bij het derde nummer legt hij een plakje plastic op zijn tong en begint fantastische vogelgeluiden te maken die subliem bij de muziek passen.

    Van de wind kan niemand leven en van gratis vogelgeluiden evenmin. Daarom stopt de muzikant zijn grammofoonspel en doet de inmiddels samengekomen goegemeente de suggestie bij hem een muziekinstrumentje te kopen. Zo’n Irish whisle of een panfluitje, desnoods een tongfluitje. Ik koop een tongfluitje. Voor vijftig cent het stuk en drie voor een gulden.

     

    Ze zijn er nog. Enkele jaren geleden zag ik op een zomerse braderie bij ons in het dorp een koopman mooi houten kinderspeelgoed verkopen. Hij maakte er prachtige vogelgeluiden bij. Ik zag ze liggen: flinterdunne plakjes plastic, gevouwen tussen rood of wit karton in de vorm van een halve maan en daar weer omheen een metalen stripje om het geheel bij elkaar te houden. Leg het gevalletje op je tong, blaas er lucht langs vanuit je luchtpijp via het plastic op je tong en dan tussen je tanden door naar buiten. Je kunt nu de mooiste vogelmuziek maken. Voor één euro het stuk en drie voor twee. Zwaluwgekwetter of een vinkenslag. Bijna net zo mooi als de hemelse tonen van onze echte zanglijster thuis.






    19-04-2013, 17:44 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Tags:tongfluitje,muziek,meimarkt,
    11-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koffiegeleuter

    In deze voor mijn doen korte bijdrage gaat onze aandacht uit naar het ouderwetse kopje koffie. Ik presenteer u op een dienblaadje in vier taferelen enkele koffietradities die anders in de vergetelheid dreigen te belanden. Bij elk tafereel hoort natuurlijk een plaatje dat u onderaan deze bijdrage aantreft. Even naar beneden scrollen, het passende plaatje bestuderen en u begrijpt wat ik bedoel.

    Tafereel 1. Dit is het koffieservies van mijn vrouws oma, althans wat er nog van over is (van het servies bedoel ik). Bouwjaar 1896 of daaromtrent. In Duitsland heet het: Säcksisches Steingut, bij ons: blauw sacks. In de familie gaat nog altijd het verhaal dat oma het servies 's winters, in een wilgentenen draagmand, verborgen onder een theedoek, meenam naar de buurtvisites, omdat men anders geen kopjes genoeg had. Het servies bestaat uit een aantal koppen en schotels, een melkkannetje, een suikerpot, voor deze gelegenheid aangevuld met een bord met speculaasjes of wat oma zou zeggen ‘sinterkläöskes’. Bij een echt kopje koffie hoort immers een versnapering: een biskwietje, kaakje of koekje.

    Tafereel 2. Een ouderwets kopje koffie. U als goed observator hebt ongetwijfeld al gezien dat het kopje nagenoeg boordevol is. Niet erg handig, want nu word je gedwongen het kopje op tafel te laten staan en met losse handen - je voorzichtig voorover buigend – enkele teugen te nippen. Een dergelijk tot aan de rand gevuld kopje noemen wij “Borkelose maote”. Genoemd naar het Oost-Nederlandse dorp Borculo waar men van oudsher geen maat kent en niet op iets meer of minder kijkt.

    Tafereel 3. Koffie wordt niet zo heet gedronken als ze wordt ingeschonken. Nee, en lieden voor wie de koffie dan nog te warm is gieten hun koffie uit hun kopje op het schoteltje. Dat pakken ze met twee handen aan en slurpen vervolgens de koffie naar binnen. Deze methode werd ook vaak toegepast door mensen die haast hadden – boeren in de juli-zon wanneer de rogge moest worden gemaaid! - en zich geen tijd gunden voor een ontspannend koffiekwartiertje.  

    Tafereel 4. Wat we hier zien, doen mensen die op de vraag van de gastvrouw: "Zal ik nog een keer inschenken?" geen zin hebben om te antwoorden. Zij draaien, nadat zij met smaak hun kopje leeggedronken hebben, eenvoudigweg hun kopje om en zetten het omgekeerd op hun schoteltje. Mijn eigen opa heb ik het vaak zien doen. Genoeg is genoeg, dacht hij. En ik met hem. Dat geldt voor koffie, dat geldt ook voor dit blogje.

     










    11-04-2013, 16:09 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:koffie,koffietraditie,koffieservies,koffie drinken
    01-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maandagmorgenvers

    Rituelen behoren tot de onmisbare elementen van iedere godsdienst. Daaronder zijn begrepen de officiële kerkelijke rituelen en sacramenten als de doop en de eucharistie, maar ook de min of meer religieuze huis- en keukengewoontes. Bijvoorbeeld het bidden. Bij ons thuis werd voor en na iedere maaltijd gebeden, behalve als we door de grote drukte geen tijd hadden fatsoenlijk aan tafel te gaan en een boterham-op-de-vuist aten. Wanneer we aan tafel gingen om smakelijk te eten, bad Pa, vóórdat we een mes, vork of lepel in de hand mochten nemen, hardop een zelf door hem samengesteld standaardgebed. Het duurde ongeveer een halve minuut. Nú nog ken ik hele stukken uit mijn hoofd. Hij mompelde snel, zacht en tamelijk onverstaanbaar woorden en zinnen, maar dat was voor de aanwezigen geen enkel probleem want iedereen wist toch wel wat hij zei. Als Pa eens afwezig was ging Ma voor in stil gebed. Ze vroeg om stilte, vouwde haar handen en sloot haar ogen. En wij met haar. Dat leverde dan wel een bijkomend probleem op. Je wist immers nooit wanneer het gebed over en uit was. Door een beetje tussen je wimpers door naar ma te gluren moest je er achter zien te komen.

    In sommige protestantse gezinnen werd graag en veel gezongen. En dan vooral geestelijke liederen, of, - vaak bij de afwas - liedjes die je op de lagere school had geleerd. Zo niet bij ons. Dat is inderdaad een beetje verrassend, want de meeste gezinsleden, Pa voorop, waren heel muzikaal. Je kunt hoogstens zeggen dat de vrouwelijke gezinsleden wel eens met Ma meezongen als zij samen de vaat deden. Hoog en helder schalde dan het Hoe zachtkens glijdt ons bootje door onze bijkeuken.

    Vóór het van tafel gaan, maar ná het eten werd er gelezen uit het boek der boeken. Wij hadden thuis twee bijbels, eentje voor Pa en eentje voor Ma. Die van Pa bevatte alleen een Nieuw Testament en Pa las bij voorkeur een spannend verhaal van Jezus die over het water liep. Ma deed het anders. Zij scheurde eerst een blaadje van de dagkalender. Want daar stond een bijbelrooster op dat aangaf welk bijbelgedeelte vandaag aan de beurt was. Dan vroeg Ma aan mij –  ik zat aan tafel altijd tussen Pa en Ma – om de dikke Bijbel te pakken, zocht het te lezen fragment op en las met haar heldere, zachte stem een psalm van David. Psalm 23, over de Heer die mijn herder is. Mij zal niets ontbreken. Ik ken het nog.

    Het bijbellezen was overigens wel een crime. Met name doordeweeks. Dat kwam doordat ik ’s middags bij het eten altijd op hete kolen zat. Ik wilde namelijk zo vlug mogelijk terug naar het schoolplein waar spannende spelletjes als bokspringen, tikkertje en knikkeren wachtten. Ik beschouwde dus elke minuut die thuis besteed werd aan bijbellezen als onnutte tijd en vroeg de bijbellezers altijd dringend om, als er toch gelezen moest worden, te volstaan met een heel kort stukje. Twee regels, dat moest toch genoeg zijn.

    Op zondag, na het avondeten, kon het gebeuren dat Ma je vroeg: ken je het versje al voor morgen? Tot de christelijke rituelen behoort immers ook het gaan naar een christelijke school. (De katholieke medechristenen laat ik even buiten beschouwing.) De school waar ik naartoe ging eiste van haar leerlingen dat zij per week minstens één couplet uit het psalm- en gezangboek uit hun hoofd leerden. Voor insiders is dit gesneden koek, maar anderen moeten weten dat er zangbundels zijn waaruit tijdens kerkdiensten en andere religieuze plechtigheden gezamenlijk gezongen wordt. Bij voorkeur met een dreunende kerkorgelbegeleiding. En hoe handig is het niet om niet telkens in je boekje te hoeven kijken! Daarom leerden wij elke week een versje uit ons bolle hoofd.

     Op maandagmorgen overhoorde de meester op school. Hij zette de klas aan de bordsommen (favoriet: moeilijke staartdelingen die net niet of wel op nul uitkwamen) en gaf Jaap op de achterste bank van de tweede rij de eerste beurt. Deze werd rood, kreeg van zijn buurman de eerste woorden ingefluisterd en liet zijn herinnering aan het lied de vrije loop. Met een niet te overtreffen monotonie en met weglating van elke poging tot intonatie werd het eerste couplet van Gezang 112 opgedreund. Na de laatste dreun schreef de meester een aantekening in zijn boekje en gaf de beurt over aan Greetje uit de polder die voor mij zat. Zo kreeg iedereen een beurt. Kinderen zoals ik met een tamelijk goed geheugen hadden een behoorlijke voorsprong. Soms mompelde ik met gebogen hoofd, al (af)kijkend in het gezangenboekje op mijn knieën, de sacrale teksten de ruimte in. Als de rapportentijd daar was, prijkte op je rapport naast de waardering voor de vorderingen in lezen en taal ook een cijfer voor het vak ‘versje’.

    Meester Guttelink uit de vierde klas vond dat het, met de achtendertig leerlingen in zijn klas, te lang duurde om iedereen elke week een versjesbeurt te geven. Hij deed het daarom steekproefsgewijze, bijvoorbeeld vandaag rij twee en volgende week de derde. Omdat ik een keer zijn systeem ontsleuteld had, leerde ik alleen een vers als ik zeker wist dat ik de dag daarop aan de beurt zou komen.

    Dan hoorde je je naam noemen: Terra!

    Waarop ik luid en duidelijk, met kracht van overtuiging, met alle hoofdletters, maar zonder ook maar één woord te begrijpen, de volgende regels opdreunde:

    Rust mijn ziel, uw God is Koning,

    heel de wereld zijn gebied.

    Alles wisselt op Zijn wenken,

    maar Hij zelf verandert niet.

     






    01-04-2013, 20:06 Geschreven door terra38  
    Reageren (2)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:kerk,kerkelijke rituelen, bidden,psalmen, kerkgezang
    18-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Habemas Presentatore di Televisione!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een donkere schaduw viel over ons allen toen de geliefde Nederlandse journaalpresentatrice Sacha de Boer het televisiekijkend volk meedeelde dat zij - na bijna achttien jaar land en volk gediend te hebben als tv-journaliste en nieuwspresentatrice bij het 8-uur Journaal op Nederland 1 - van plan was er het bijltje bij neer te gooien. Eenvoudiger gezegd: zij kapt ermee en wijdt zich vanaf 1 mei aan haar échte hartstocht: de fotografie. Niet langer in het volle licht der publiciteit, maar werk in het verborgene. Niet langer de oogappel van nieuwsminnend Nederland, maar iemand die liggend op de aarde een macro-opname maakt van een biddende sprinkhaan. Het is even wennen: voor u, voor mij, en natuurlijk ook voor mevrouw de Boer zelf.

    Nu wil het geval dat uitgerekend in déze dagen nóg een wereldwijde persoonlijkheid afscheid heeft genomen van het (kerkelijk) toneel. Paus Benedictus XVI heeft bekend gemaakt om gezondheidsredenen te willen aftreden en ondertussen al de daad bij het woord gevoegd. Hij is vanaf nu emeritus, of zoals wij protestanten zeggen: hij is met emeritaat. Nog meer intussen is hij opgevolgd door de nieuwe paus Franciscus. De eerste, want vóór hem is er nog nooit een paus geweest die zich naar Franciscus heeft durven noemen.

    Zoals wij allen weten is de nieuwe paus met minimaal tweederde van de stemmen in een conclaaf gekozen door de stemgerechtigde kardinalen die zich inclusief hun roodkleurige gewaden, kalotjes en kazuifels hebben laten inmetselen in de Sixtijnse Kapel. Na slechts vijf rondjes stemmen is de Argentijnse kardinaal Bergoglio van Buenos Aires gekozen. Zijn eerste woorden tot het verzamelde kerkvolk waren van een sublieme eenvoud: Buena sera. Goeden avond. Daar was geen speld tussen te krijgen.


    Déze gedachte laat mij niet meer los. Namelijk: waarom zou het televisienieuwskijkend volk het voorbeeld van de kardinalen niet volgen en in een soort afgeleid conclaaf ook niet een nieuwe 8-uur-nieuwspresentatrice kiezen? Zegt u nou zelf: dit is toch een grandioos idee, nietwaar?

    We doen het op de volgende manier. Eerst kiezen wij, dat zijn alle Nederlandse en Vlaamse staatsburgers plus alle in Nederland wonende buitenlanders die zich geroepen voelen, uit ons midden een honderdtal EV's. (Een EV is een Échte Volksvertegenwoordiger.) Dat doen we al twitterend. Want de moderne massamedia staan voor niets.

    De honderd uitgekozenen trekken vervolgens op naar het Mediapark in Hilversum, alwaar zij hun intrek nemen in de NTR-bunker. Volkomen afgescheiden van de boze buitenwereld maken zij, namens ons, hun keuze.

    Overigens, de honderd uitverkorenen zijn een ideale doorsnede van de bevolking, zowel dwars als van boven naar beneden. Iedereen, elke groepering en iedere denominatie is vertegenwoordigd. Dus: kinderen en volwassenen; ouderen en jongeren; vrouwen en mannen. Hetero's en homo's; witte en zwarte medeburgers. Burgers en boeren, protestanten en katholieken. Sjiieten en soennieten, moslims en jehovagetuigen, domme stedelingen en intelligente dorpsbewoners. Profboksers en amateurwielrenners, enzovoort en enzovoort. Iedereen heeft binnen de honderd EV's een stem. Niemand kan later beweren dat naar haar of hem niet is geluisterd.

     

    Het eerste wat de honderd EV's daar in Hilversum doen is het etableren van een in het oog lopende EV-internetsite, compleet met een twitter-account, een facebook-account, een linkedline-account en een hyves-account. Op deze site stelt het honderdtal zich aan ons voor, zodat wij uit deze honderd allemaal onze eigen favoriet kunnen kiezen. Deze favoriet stemt plaatsvervangend voor ons. Het zijn dus getrapte verkiezingen, maar daar kan niemand bezwaar tegen hebben. Dat doen wij met onze Eerste Kamer ook en dat bevalt prima.

    Het wordt tijd om enkele favorieten te noemen. (Dat gebeurt immers bij een pausverkiezing ook.) Ik noem u enkele namen en onderaan deze verhandeling ziet u hun fraaie konterfeitsels oftewel hun aangezichten. Belangrijk, want daar moeten wij de komende jaren 's avonds om acht uur naar kijken. Uit een rijk aanbod noem ik u de volgende namen: Astrid Kersseboom, Gülden Ilmaz, Hella Hueck, Mariëlle Tweebeeke, Eva Jinek. Maar zoals zo vaak is het favoriet-zijn ook hier niet per sé een voordeel.

     

    Ik zie het al voor me. Duizenden en tienduizenden bestormen de EV-internetsite, klikken op hun favoriet en roepen hem of haar toe: "Stem asjeblieft op Hella!!"of "Ik raad je dringend je stem niet weg te gooien, maar die aan Astrid K. te geven!" Natuurlijk lezen we ook vandaalachtige berichten, zoals: "Als je niet op Eva Jinek stemt, zwaait er wat! We zullen je weten te vinden!" Maar onder de streep functioneert het systeem voortreffelijk. Dat is nog eens echte democratie!

    Op de grote dag, de dag van de waarheid, de verkiezingsdag, treedt de Voorzitter van het HEV (Honderdtal Echte Volksvertegenwoordigers) op de persconferentie naar voren en roept uit: "Habemus Presentatore di Televisione!" En uit een schoorsteentje van het radio-en televisiegebouw op het Mediapark in Hilversum kringelt witte rook.


    -----------------------------

    Naschrift dd. 3 april:  De teerling is geworpen: de keuze op de nieuwe anchorvrouw van het 8-uur Journaal op Nederland I is gevallen. Evenals bij de pauskeuze vielen alle favorieten uit de boot. Neen, onze nieuwe 'presentatore' heet Annechien Steenhuizen. Een voortreffelijke keuze, als was het alleen al maar om haar prachtige voornaam.















    18-03-2013, 00:00 Geschreven door terra38  
    Reageren (1)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    Tags:tv-presentatrice,nieuwslezer,nieuws,pausverkiezing,tv-nieuws
    04-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bomen over bomen


    Een aantal jaren geleden stonden de Story, de Privé en hoe al die van pulp gemaakte en met dezelfde substantie gevulde bladen ook mogen heten, vol van het bericht dat prinses Irene gesprekken voerde met bomen. De in vorsten en vorstenhuizen geïnteresseerde societyliefhebbers waren meteen in twee kampen verdeeld: aan de ene kant stonden zij die met Irene meevoelden en anderzijds zij die hoofdschuddend de pagina’s van het pulpen gossipblaadje omsloegen. Als men mij had gevraagd: wat vind jíj ervan? dan had ik als zo vaak geantwoord: ik weet het zo net nog niet. Want zo lang ik leef, heb ik iets met bomen. Niet met bossen met bomen als kuddedieren, maar met individuele, onafhankelijke, zelfbewuste, solitaire bomen. Ik voer er geen gesprekken mee, maar ze laten mij niet koud.

    Zeker, mijn hele leven al houd ik van bomen en maak foto’s van hen. Het bewijs lever ik u op de voet. Onder dit verhaal staat twee keer dezelfde boom, een eerbiedwaardige beuk. Hij staat met een stuk of vijf soortgenoten aan de rand van een groot bos, het Anholtse Broek genaamd, daar waar het beekje (de zogenoemde zwarte beek) stroomt en de fietser haar tocht kan vervolgen op de asfaltweg in plaats van op het smalle, rulle bospaadje. Tussen de zwartwitte en de kleurige foto van dezelfde magistrale boom ligt om en nabij veertig jaar. De eerste zwart-witte foto is gemaakt met mijn eenvoudige Adox-kleinbeeldcamera; de kleurige tweede met mijn digitale alleskunner.

    Bomen hebben niet het eeuwige leven. Het mag dan waar zijn dat sommige Wodanseiken eeuwen trotseren, maar onze fruitbomen in de kleine boomgaard hebben nu na tachtig jaar allemaal het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Ze zijn dood, ze zijn óp, hun tijd is definitief voorbij. Tachtig jaar is trouwens ook een mooie leeftijd voor een goudrenet of voor een stoofperenboom. Populieren (peppels zeggen wij) leven hoogstens veertig jaar. Dan is het over en uit. Maar geen enkele populier maakt dat stadium mee. Ze zijn eerder gekapt en verwerkt tot lage of hoge klompen.

    Toen wij noodgedwongen van onze oude fruitbomen afscheid hebben genomen, waren er al plannen voor vervanging. Want een boomgaard zonder bomen is onbestaanbaar. Dus heb ik bij een kweker in de buurt een aantal appel-, pruimen- en kersenbomen alsmede enkele perelaars uitgezocht en geplant. Om ze te behoeden voor omvallen in hevige herfststormen heb ik bij ieder een steunpaal gezet.

    Steunpalen bij pas geplante bomen hebben hun voor- en tegenstanders. Voorstanders betogen dat een steunpaal nodig is om te voorkomen dat door onverhoedse bewegingen de tere wortels schade lijden. Bovendien zou de paal het aanslaan bevorderen. Tegenstanders zeggen dat dit wel waar mag zijn, maar dat ieder jong levend wezen, dus ook een boom, vanaf het begin geoefend moet worden in het omgaan met tegenslagen en tegenwind. Dus geen pampering, geen in-de-watten-leggerij of vertroeteling.

    Prinses Irene schijnt dus gesprekken te voeren met bomen. Dat doe ik persoonlijk zelden, maar ik kan me er wel iets bij voorstellen. Zelf leg ik graag mijn hand op een beukenstam en verbeeld mij dat iets van de sapstroom op mij overgaat. En toen onze pas geplante fruitbomen in de droge zomer van 2005 dreigden te verdrogen, kregen ze van mij iedere avond elk een gieter water. Dan legde ik mijn hand teder om hun dunne stammetje en zei: kom op, recht je rug, er komen best wel weer andere tijden.

    Het wemelt van spreekwoorden en zegswijzen waarin over bomen gesproken wordt. Daaraan kun je zien hoe groot de plaats is van de boom in ’s mensen leven. Ter afsluiting noem ik er een die tegelijk het leed van de bomenplanter aangeeft: boompje groot, plantertje dood.

    Nee dan mijn grote favoriet Martin Luther. Die sprak immers de volgende onvergetelijke woorden: als ik wist dat ik morgen zou sterven, zou ik vandaag een kind verwekken en een boom planten. Zo mag ik het horen.





    04-03-2013, 00:00 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    Tags:boom,bomen,fruitbomen,beukeboom
    26-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eh .... dinges, koeienvla

    De bekende ex-voetballer Youri Mulder (FC Twente, Schalke 04), zoon van de even bekende ex-voetballer (Ajax, Anderlecht), excellent schrijver en sidekicker Jan Mulder, vertelt over zijn favoriete voorleesverhaal. Het is het verhaal van de kleine mol die wil weten wie er op zijn kop heeft gepoept.
    Oorspronkelijk geschreven in het Duits onder de titel Vom kleinen Maulwurf, der wissen wollte, wer ihm auf dem Kopf gemacht hat (1989). De Engelse versie van 1994 verraadt nog meer de humoristische lading: The Story of the Litlle Mole who knew it was None of his Business. Ik laat nog even een fragmentje zien:

    Heb jij op mijn kop gepoept? vroeg de kleine mol aan de koe.

    Ik nee, hoezo? Ik doe dat zó! antwoordde de koe.

    (En ffflatsss, daar kledderde een grote bruingroene koeienvla naast de kleine mol in het gras. Hij was blij dat hij die niet op zijn kop had gekregen.)


    Van dit stukje fraaie tekst staat een alinea verder naar beneden de (Zuid)Afrikaanse vertaling van 2002. Die is overgenomen uit een boekje dat ik tijdens een werkbezoek aldaar van een bevriende collega kreeg. Het toont voor de zoveelste keer aan hoe prachtig, beeldend en grappig tegelijk het Afrikaans zich leent voor een kinderboek (en vanzelfsprekend niet alleen daarvoor).


    Het jy op my kop gedinges? vra hy vir die koei wat besig is om te herkou.

    Ek? Nee, nog nooit. Myne lyk só! antwoord die koei.

    (En-sjloep-sjlap-plerts daar ’n groot bruingroen pannekoek vlak langs die molletjie in die gras neer. Sjoe! Was hy bly dat was toe nie die koei wat op sy kop gedinges het nie!)


    Het meest getroffen ben ik door het woord ‘gedinges’. In plaats van het alles verklarende Nederlandse ‘gepoept’ geeft de Afrikaanse bewerking de voorkeur aan een versluierend ‘gedinges’. Om het raadsel op te lossen moet je het hele verhaal lezen. De kleine mol wil precies weten wie er op zijn kop je weet wel, eh …dinges, gedinges heeft.

    Eh … dinges is trouwens een staande uitdrukking uit de koker van Marten Toonder. Deze heeft het als stopwoord meegegeven aan de fameuze kunstschilder Terpen Tijn toen deze een portret van Heer Ollie B. Bommel schilderde dat, toen het klaar was,  bij de afgebeelde niet bijzonder in de smaak viel.

    De moraal van dit verhaal? Geen, behalve de opvatting mijnerzijds dat je de waarde van voorlezen niet genoeg kunt beklemtonen. Dat vindt Yoeri Mulder ook. En niet alleen tijdens de Nationale Voorleesdagen of de Boekenweek.

     

    Bron: Werner Holzwarth/Wolf Erlbruch: Die storie van die molletjie wat wou weet wie op sy kop gedinges het. (Kaapstad: Human & Rousseau, 2002)

     






    26-02-2013, 00:00 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    Tags:voorlezen,voorleesverhaal,Afrikaans,Zuid-Afrikaans
    18-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinderboekfavoriet

    Natuurlijk weet ik nog wat mijn eerste leesboekje was. Hoe het heette, van wie ik het kreeg, wanneer, bij welke gelegenheid en wat ik ervan vond. Voordat ik u dat met alle respect aan uw neus ga hangen, moet ik zeggen dat ik, voor zover mijn geheugen reikt, altijd tussen boeken heb geleefd. En ook al kon ik nog niet lezen, ik herinner mij de klimpartijen in de boekenkast van mijn vader naar de tweede en derde plank waar de plaatjesboeken lagen. De kunstboeken met onbekende Duitse grootheden als Liebermann en Klimt, de boeken over de landen en volkeren van dit aardrijk (in zes delen bij elkaar geschreven en van plaatjes voorzien door een zekere J.A Hammerson) en natuurlijk de talrijke geschiedenisboeken, zoals daar was het tweedelig Huiselijk en Maatschappelijk Leven onzer Voorouders, door de hooggeleerde H. Brugmans en in 1915 bij Elsevier te Amsterdam uitgegeven. 1915! en tot op heden nauwelijks verouderd! (Maar dat kan natuurlijk ook aan het onderwerp liggen.)

    Maar laat ik mij terugbegeven naar de oorspronkelijke vraag en geen zijpaden bewandelen. Mijn eerste boek heette: Het avontuur van de wonderkippen en den bozen houthakker. De schrijver was een zekere K.B. Kok. Het boekje kwam van Bruna uit Utrecht. In welk jaar kan ik u niet meer zeggen omdat wij de harde voorkaft en enkele begeleidende eerste (titel)bladzijden zijn kwijtgeraakt. Het boek handelde over vier kippen, te weten Mie, Rie, Pie en Sophie (uit te spreken als Sop-hie) die slim voorkómen dat een boze buurman hen met een hakbijl een verder leven onmogelijk maakt. De beschrijving van de kippen vond ik zeer amusant. Die van de buurman met zijn hakbijltje minder.

    Mijn uitgesproken favoriet uit mijn eerste leesjaren was echter zonder enige twijfel de geschiedenis van Bolke de Beer. Geschreven door A.D. Hildebrand. Door het grote succes onder meer gevolgd door Bolke de Beer en Dorus Das en De zoon van Bolke de Beer. Ik heb het niet goed bijgehouden, maar ik denk dat het boekje Bolke en zijn betachteroverkleinzoon Bolletje nu aan zijn 23ste druk toe is. Hoe heb ik niet genoten van Bolke, woonachtig op de Veluwe, die zijn berenzusje ontvoert uit het circus dat toevallig Apeldoorn aandoet! En dan het meereizen met Bolke naar De Harz waar volgens iemand van de krant nog echte beren in het wild leefden! Hoe spannend was daar de eerste ontmoeting van Bolke met Katja, zijn latere eega!

    Bijna al mijn kinder- en jeugdboeken heb ik bewaard. Misschien vindt u het kinderachtig, maar ik mag er graag in bladeren en weer eens een paar bladzijden lezen. En dan maar denken wat je dacht toen je het boek voor de eerste keer las.

    Heeft het papieren (kinder)boek nog toekomst? Of zijn we binnenkort allemaal behalve aan de smartphone en de i-pad overgeleverd aan het e-book en de e-reader? Voor mij haalt niets het bij het papieren boek met de lekker ruikende drukinktletters en de prachtige kleurenplaten.

    Maar het gaat natuurlijk vooral om de inhoud. Die moet kloppen: spannend, ontroerend, ontregelend, interessant, leerzaam, opbeurend, wat u maar wilt, zijn. Dat geldt ook voor kinderboeken. Dat geldt vóóral voor kinderboeken. Want met lezen kun je niet vroeg genoeg beginnen.






    18-02-2013, 11:24 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:lezen,kinderboek,boeken
    03-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.glijIJZERS


    Vandaag, deze derde februari, regent het katten en honden (zoals de Engelsen zeggen). In plaats van dat het - gelet op de datum - vriest dat het kraakt, regent en mist het voortdurend. Sommige vogels komen niet meer buurten op mijn voederplankje, maar zijn bezig bij het plaatselijk reisbureau een nestplaats te reserveren waarna zij op zoek gaan naar een geschikte partner.

    Vandaag een week geleden maakte men zich op voor wéér een toertocht. Een reis per schaats over bevroren sloten, meren en kanalen, van de ene stempelplaats naar de volgende koek-en-zopietent. Je ziet goed ingepakte slierten van duizenden toertochtrijders door het landschap glijden, op hoge of lage noren, van enige spijs en drank voorzien, goed gemutst, met vrolijke ogen en rode neuzen. Je hoort de krassende schaatsgeluiden en hoort de mensen tegen elkaar zeggen: geniet van het ijs, maak een toertocht, benut nog vlug deze gelegenheid, want morgen dooit het.

    Schaatsen hebben we hier in de lage landen altijd gedaan. Zolang die lage landen bestaan en het door- en overstromende water bevriest. Aanvankelijk op benen botjes, later op Friese doorlopers met van die onmogelijke teen- en hakleren en dito linten om ze onder je schoenen te binden. Als kind - achter een stoel of gesteund door je vader - op wiebelende voeten lopend en glijdend. Tot je de slag te pakken had. En wanneer dat het geval was, was je voor je hele leven onder de pannen. Immers: wie eenmaal heeft leren schaatsen leert het nooit meer af.

    Dit jaar verliep alles iets anders. De winter duurde maar veertien dagen en voordat het ijs dik genoeg was om al die duizenden toertochtrijders te dragen waren er van die veertien al tien dagen voorbij. Iedereen zei dus: profiteer ervan nu het nog kan!

    Het gevolg was dat er zoveel toertochtrijders op kwamen draven dat er op de meren en plassen files ontstonden. En het gevolg dáárvan was weer dat mensen van het ijs weggestuurd moesten worden omdat het te gevaarlijk werd. Maar niet getreurd! Want daar komt over de dijk een tractor aangereden met een lange aanspan die je meeneemt naar de finish. Winter 2013.


    hieronder: ijspret anno 1677 (Avercamp), 1935 (Amsterdam-Noord) en 2013








    03-02-2013, 15:38 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Tags:ijs,schaatsen,toertocht,ijspret
    18-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HELDEN

    Situatie 1: Op een koude februari-avond fietst Jannes de Kluinder langs het kanaal wanneer plotseling de bestuurder van een auto die van de andere kant komt de macht over het stuur verliest waardoor de auto te water raakt. Jannes de Kluinder aarzelt geen moment: hij gooit zijn fiets aan de kant, springt in het ijskoude kanaal en bevrijdt de bestuurster (mevrouw Jansen-Grijsoord) uit haar hachelijke positie.

    Situatie 2: Op een koude februari-avond steekt Betty Jansen-Grijsoord al vroeg de open haard aan waarna zij zich voor de tv zet om naar haar favoriete programma Voice of South Holland te gaan kijken. Anderhalf uur en vijf reclame-onderbrekingen verder ziet zij dat haar favoriet Johnny the Clover (artistennaam voor Jannes de Kluinder) de finale wint.

     

    Sommige woorden verliezen in de loop van de tijd hun oorspronkelijke betekenis. Daar is op zichzelf niets op tegen: de taal is altijd in beweging. Nieuwe woorden komen en oude versleten uitdrukkingen verliezen hun betekenis en verdwijnen uit het gezichtsveld. Toen ik eens in Suriname iemand een bosje bloemen gaf, sprak zij over een 'ruiker bloemen'. Maar wie weet tegenwoordig nog wat een ruiker is?

    Sommige andere woorden verschuiven hun betekenis. Beter gezegd: zij verbreden hun betekenis. Neem bijvoorbeeld het woord 'held' Vroeger was een held iemand die met gevaar voor eigen leven het leven redde van iemand anders. Iemand die een oud vrouwtje uit een brandend perceel haalde was een held. En terecht. Tegenwoordig is iedereen die een beetje opvalt een held.

    Jannes de Kluinder uit situatie 1 is een echte held. Dit in tegenstelling tot zijn naamgenoot in situatie 2. Want wat die laatste doet heeft niets met gevaren voor eigen leven te maken. Dat hoop ik althans. Maar iedereen noemt hem wél een held!

    Zo is het: elkeen die maar een beetje (zeg maar rustig: een klein beetje) bijzonder is, noemen wij tegenwoordig een held. Zelfs de nationale figuren uit onze geschiedenisboekjes. Hieronder ziet u vijf nationale Nederlandse helden die zich voor deze gelegenheid in een batman-achtige uitrusting hebben gestoken. Aan u de eer (en voor de zeer geachte Vlaamse lezeressen en lezers een uitdaging) om deze geschiedenishelden met naam en toenaam te noemen. Als u meedoet moet u even de volgende alinea overslaan, want dáár staan de antwoorden.

     

    Prins Willem van Oranje - 1533-1584 (commentaar overbodig, want die kent iedereen)

    Willem Drees - bekend PvdA-staatsman en grondlegger van de AOW waarbij je van Drees trekt

    Thorbecke - beroemd Nederlands staatsman uit de negentiende eeuw

    Johan Cruijff - eminent voetballer en zakenman

    Michiel A. de Ruijter - admiraal en draaier aan een groot wiel

     

    Kijk, dat bedoel ik. Niemand zal ontkennen dat de vijf getoonde Nederlanders van eminent belang zijn geweest voor de samenleving in onze lage landen aan de zee. Maar noemen wij deze eerbiedwaardige personen 'helden'?

    U mag het zeggen want de Nederlandse taal richt zich naar degenen die haar uitspreken en gehoorzaamt hen. U hebt het voor het zeggen. En niet andersom.






    18-01-2013, 00:00 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:helden,vaderlandse geschiedenis,Nederland
    22-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pikkedonker

    Nu ik u dit schrijf, schrijven wij 21 december: de kortste dag van het jaar. En omdat het vandaag zwaarbewolkt is en miezert, blijft het praktisch de hele dag donker. Veel mensen hebben een hekel aan het donker. Ik niet.

    Bijna integendeel: het donker is mijn vriend. Lichtelijk overdreven natuurlijk, maar toch met een kern van waarheid. Als u mij op een koude, pikdonkere winteravond met nieuwe maan vraagt om de krant uit de brievenbus te halen, waarbij u moet weten dat deze bus tweehonderd meter verderop aan de grote weg staat, dan straft u mij daarmee niet. Althans niet met de duisternis an sich. Ik weet de weg en vind ook zonder een hand voor ogen te zien vlug en soepel het juiste pad. Sterker nog, ik geniet ervan zo in het donker mijn weg te gaan.

    Natuurlijk begrijp ik dat velen de duisternis associëren met zaken als angst, afschuw, schrik, bedreiging, leed en ellende, ziekte en dood. Even vanzelfsprekend vind ik het dat velen niet meer in het donker over straat durven gaan, omdat aan alle kanten onheil schijnt te dreigen. Toch is dit op mij persoonlijk minder van toepassing. Natuurlijk verkies ik het licht boven het donker. En ik ben ook wel eens erg bang geweest ín het duister, maar ik heb nooit geen angst gekend vóór het duister. Het heeft waarschijnlijk te maken met een karaktereigenschap die zich al in mijn vroege jeugd heeft ontwikkeld.  

    Ik denk dat ik om en nabij vijf, zes was. Ooit heb ik toen een flard van een gesprek opgevangen dat mijn moeder had met een bezoekende vriendin. Het ging over mij, daardoor staat het gebrand in mijn herinnering. ‘Het is een aardig kereltje,’ zei Ma, ‘jammer alleen dat hij zo ontzettend driftig kan worden.’

    U kent misschien ook wel de emotie die je overvalt wanneer je denkt dat jou onrecht wordt aangedaan, wanneer je je zin niet krijgt, wanneer anderen voor hun beurt gaan terwijl jij toch aan de beurt was, en u voelt al wat dan komt. Een laaiend gevoel dat vanuit je lendenwervels via je ruggenmerg opstijgt naar je hoofd en culmineert in je kleine hersenen waar de emoties zetelen. Je wordt tegelijk bloedrood en witheet, verblindt totaal, en slingert alles wat toevallig voor de hand ligt door je schootsveld, zodat iedereen dekking moet zoeken. Als het met mij weer eens zo ver was dat ik met vorken en lepels ging smijten of een kleerhanger doormidden brak, ging mijn moeder over op rigoureuze maatregelen. Zij schakelde de duisternis in. Ofwel: ze sloot me op in een pikdonkere kast.

    Het was een ingebouwde muurkast op de eerste verdieping, aan het eind van de overloop. Er hing een penetrante geur van mottenballen omdat de wintercollectie er werd bewaard. Her en der stonden zakken en dozen met spullen die elders in de weg lagen. Op de grond een stuk zeil, geen lap stof om een schip over het water te verplaatsen, maar een stuk vloerbedekking met die onmiskenbare boengeur. Vertel mij niets, ik weet er alles van. Bij een driftbui deponeerde Ma mij in de kast en sloot de deur. Potdicht, maar niet op slot. Een dikke duisternis overstelpte mij, want de kast had geen enkele relatie met de buitenwereld. Elke twee minuten kwam Ma vragen of het over was en na een keer of vier was dat zo. Dan werd je vrijgelaten met het verzoek om je in het vervolg beter te gedragen. Daar in die pikdonkere kast, zittend op het zeil, met mijn rug tegen de muur, werden het donker en ik vrienden.   

    Nu begrijpt U waarschijnlijk ook hoe het komt dat ik het wel eens jammer vind dat je bijna nooit meer kunt spreken van een  complete duisternis. Want er is, ook bij ons in de afgelegen plattelandsgebieden, geen minuutje in een etmaal dat het écht donker is, ongeacht het jaargetijde, de weersgesteldheid en de toevallige stand van de maan. Ergens is er altijd en overal wel een lichtpuntje dat met de beste bedoelingen de reiziger lichtend helpt om veilig en gezond weer thuis te komen.

    Soms kan ik ’s nachts de slaap niet vatten. Dan sta ik op, loop zonder een lampje op te steken naar beneden om daar mijn zonden te overdenken. Als ik door het keukenraam kijk, zie ik op hemelsbreed driehonderd meter afstand om drie uur in de nacht een heldere straatlantaarn die niemand bijlicht. (De kleine foto beneden.) Het licht is zo sterk dat je praktisch de krant kunt lezen en niet bij wijze van spreken. De enige manier om de vriendschap met het donker te onderhouden is je ogen te sluiten. Zo ver zijn we van het duister vervreemd.

    Na de kortste dag is het spoedig Kerstmis: het feest van het licht. Daarom sluit ik af  met u prettige kerstdagen te wensen. Met licht in de duisternis.

     






    22-12-2012, 21:34 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:licht,donker,duisternis,kerstmis,
    10-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Reptielenrondje

    Iedereen kent de beroemde graficus M.C. Escher. Iedereen kent ook Eschers meest beroemde driedelige houtsnede, die van de Metamorphose (II) uit 1939. Een summiere beschrijving volstaat om te zeggen: o die, ja natuurlijk ken ik die. Een lange (4 meter) houtsnede met aan de uiterste linker- en rechterkanten het woord METAMORPHOSE. Gaande van links naar rechts of omgekeerd zie je de vormen veranderen. Vissen worden vogels worden reptielachtige dieren worden bijenraten worden velden op een schaakbord worden huizenblokken worden …

    Als ik het moet zeggen, ik ben tamelijk dubbelhartig in mijn opvatting over Eschers werk. De ene ziel in mijn borst geniet van de sublieme, vernuftige en mysterieuze veranderingen in het spel van lijnen en vormen. Mijn andere kant wordt er kregel van. Het is te gezocht, te bedacht, te mooi om waar te zijn. Geef mij dan maar een simpel, eerlijk landschapje met grazende koeien waarnaar je alleen maar hoeft te kijken en waar je niets bij hoeft te denken.

    Onlangs zat ik een boekje te lezen met beschouwingen over het werk van Escher toen ik bedacht dat er ergens bij ons op zolder nog een grote reproductie van dezelfde hand moest liggen. Niet die lange, smalle metamorphose, maar een andere beroemde. De daad bij het woord voegend en gewapend met een zaklantaarn toog ik naar boven om te gaan zoeken tussen de talloze dozen en zakken met spullen die je goed beschouwd al lang met het vuilnis had moeten meegeven.

    Ergens onder het schuine afdak, overdekt met een stoflaagje dat glinsterde in het lamplicht vond ik mijn bewaarmap. Zo’n grote grijze waarin je al je verzamelde reproducties bewaart voor het nageslacht. Ik bukte mij om de map tevoorschijn te halen en open te doen. Wat er toen gebeurde tart ieder voorstellingsvermogen.

    Een klein sierlijk diertje (salamander, hagedis?) was bezig de reproductie van Eschers Reptielen binnen te wandelen. Op deze litho zie je reptielen zich losmaken van het papier waarop zij zijn getekend. In een lange rij bewandelen zij vervolgens een route via een dierkundeboek, een driehoekig plankje, een veelvlakkige bol, een koperen bakje met sigaren en een Zwaluw-lucifersdoosje met het waarschuwend opschrift ‘Säkerhets Tandstickör’ terug naar het papier waar zij tot stof wederkeren om even later een hernieuwd rondje te maken. Naar kenners beweren onovertroffen getekend, niet zonder humor in beeld gebracht, en voorzien van een aantal symbolische elementen waarover wij ons hoofd kunnen breken omtrent hun betekenis. Het was duidelijk wat het oogmerk van het bezoekende reptiel was: het wilde ook eens ervaren hoe het is om zo’n rondreis te maken.

    Drie mogelijkheden dienen zich aan.

    (1)   Een reptiel uit de rij zegt: “Ga je gang, ritsen toegestaan”, houdt in en maakt plaats in de rij.

    (2)   De dieren in de rij herhalen ter plekke hun belofte dat zij nooit en te nimmer een ander dier in hun rij zullen toelaten.

    (3)   Het bezoekende reptiel wacht rustig af  tot iemand uit de rij even niet goed oplet en per ongeluk een gat laat vallen dat hij vlug en handig al tussenwringend opvult.

    Hoe het afloopt, kan ik u helaas niet vertellen. Ik zou het wel kunnen, maar zoals bij iedere Escher moet er wat te raden overblijven.

     

    Bron : M.C. Escher: Reptielen (1943) Litho, 334*386

     








    10-12-2012, 14:55 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:Escher, reptielen, hagedis, lithografie
    20-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grote schoonmaak

    U mag het best weten: ik kijk weinig tv. Dat komt niet alleen omdat ik door al dat geschrijf weinig tijd en energie kan spenderen aan de publieken of commerciëlen, hoewel dat zeker een rol speelt. Het komt ook omdat ik in de tijd gezien mij steeds minder blijk te kunnen concentreren op één bepaald iets. Een reportage, een speelfilm, een documentaire. Zaken waar ik vroeger voor thuis bleef; waarbij de tijd scheen stil te staan. Tegenwoordig kan weinig mij meer echt en vooral langdurig boeien, zelfs bij een fantastische pot voetbal dwaal ik na een kwartier af en zap naar iets anders dat evenmin mijn aandacht kan vasthouden. Eerst dacht ik dat het aan het tv-aanbod lag, dat zou immers kunnen, maar hoe langer hoe meer moet ik toegeven dat ik zelf de schuldige ben. Ongedurig, dat is het woord. Er is echter één programma dat ik zelden oversla. Dat is het onvolprezen Kunst en Kitsch.

    Het meest geniet ik van de van het tv-scherm afdruipende hebzucht van iemand die een Delfsblauwe aardewerken kom met een Chinees tintje heeft meegebracht en nu alleen maar één ding wil horen, namelijk de onvervangbare waarde die op de erfgenamen (meestal het kinderengebroed) afkomt. Alle andere belangwekkende informatie die de ter zake deskundige prijsgeeft, kan mevrouw Clarisse gestolen worden. Zij wacht slechts op het ultieme, door Nelleke van der Krogt subliem opgebouwde spannende moment dat bekend gemaakt wordt voor hoeveel euro het kommetje verzekerd moet worden.

    Spannend is ook het advies van de vriendelijke meneer van de klassieke schilderkunst vanaf de Gouden Eeuw tot en met Louis Quinze die steevast oppert om eerst maar eens te beginnen met een schoonmaakbeurt. Het doek is namelijk vergeven van stof, roet, sigarenrook en overig CO2-vergif dat zich met graagte aan het vernis heeft vastgemaakt. Ziet u het vóór u? Hij pakt een wattenstaafje en strijkt daarmee, nadat hij het stokje bevochtigd heeft met een of andere terpentinale geheime vloeistof, over een hoekje van het schilderij. En zie daar: eeuwen geleden geschilderde details worden plotseling weer zichtbaar!

    Nu wil het geval dat mijn kunstzinnige jongste broer mij enkele jaren geleden een op een kunstveiling opgeduikeld schilderij liet zien. Ongesigneerd, bedekt met het stof der eeuwen en voorstellende een (dienst)meisje dat zich in de lommer van de klimroos, die zich zo mooi achteloos langs de muur naar boven begeeft, heeft neergezet teneinde even wat slaboontjes af te halen. Het kan nog net voor het donker wordt, schijnt ze te denken. Aan haar voeten scharrelt een toom kippen op zoek naar iets eetbaars, want zoals iedereen weet gaat een kip nooit met een lege krop naar bed. Het lijkt een lauwwarme zomeravond, maar de schijn kan bedriegen, want kronkelt daar niet een sprankje rook uit de schoorsteen? (Scroll voorzichtig even naar beneden, naar het bovenste plaatje van de twee, dan begrijpt u wat ik bedoel.)

    Met mijn lekenoog zie ik dat bijna alles aan dit schilderij aanleiding is om het bij het grof vuil te zetten. De lijst ontbreekt, en wat erger is, daar waar vroeger waarschijnlijk een lijst gezeten heeft is overal langs de rand de complete verflaag verdwenen. Met huid en haar afgebladderd. Ook elders in het beeld dreigen stukjes verf van het doek af te vallen, daarbij stukjes voorstelling meenemend.  De schaduwpartijen zijn bruin, grijs en grauw en het lijkt mij sterk dat dát vanaf het begin de bedoeling van de onbekende schilder is geweest.

    Maar kijk nou eens goed, zeg ik tegen mijzelf. Zie je niet dat hier een meester aan het werk is geweest? Je moet kijken naar de details die ertoe doen. Hoe fijn is niet het meisje geschilderd! En die klimroos: fabelachtig, om maar helemaal niet te spreken van de manier waarop de kippen en de haan zijn geschilderd. In mijn ogen is dit een klein meesterwerk, en wanneer u zegt dat dit dan een kwestie is van mijn slechte ogen, dan trek ik mij daar niets van aan.

    Laten we het advies van de vriendelijke Kunst &Kitsch-deskundige opvolgen en om te beginnen proberen het schilderij schoon te maken. Maar hoe doe je dat zonder iets te beschadigen? Begin er niet zelf aan, zegt de deskundige, maar laat dat tegen een kleine vergoeding (droog brood bijvoorbeeld) doen door een expert. Maar dat moet je niet tegen Terra zeggen, want dat is zijn eer te na.

    Dus zocht ik diverse bronnen (boeken, paperassen, internetsites) naar hulp. Over hoe je een klassiek olieverfschilderij moet schoonmaken blijken bibliotheken gevuld te kunnen worden. Sommige betweters zweren bij het wattenstaafje met spuug (spi-je zeggen wij in ons beeldend dialect), anderen gebruiken een halve doorgesneden rauwe aardappel. Een enkeling beweert bij hoog en bij laag dat niets beter helpt dan roggebrood dat je eerst tussen je vingers tot een soort stopverf hebt gekneed. Het schijnt de kunst te zijn de bovenste laag vernis, en daarmee alle in de tijd opgelopen viezenis te verwijderen. De moeilijkheid is uitsluitend de vernis en niet de verf zelf aan te pakken.

    Met gedenatureerde 96procents alcohol en een wattenstaafje heb ik een poging gewaagd. Het is helemaal niet onmogelijk dat er nu iemand in het land opstaat en mij toevoegt: dat had je nu juist níet moeten doen. Had maar (en dan volgt een ander huismiddeltje) gebruikt. Na het schoonmaken heb ik het schilderij weer voorzien van een vers vernislaagje dat de beeldschone beeltenis beschermt tegen weer en wind. Bovendien heb ik het schilderij voorzien van een nieuwe lijst. Helemaal beneden ziet u het resultaat. De bovenste afbeelding is een scan van het grootste gedeelte van het schilderij. Het tweede plaatje is een uit de hand genomen foto. Ik heb geprobeerd alles zo natuurgetrouw op uw computerscherm te projecteren, zodat u het verschil kunt zien.

    Het grote voordeel van zo’n grote schoonmaak is dat je iedere vierkante centimeter van een schilderij grondig leert kennen. Al onder het schoonmaken vallen je dingen op die je eerst helemaal niet bemerkt had. Zoals die mooie ronde hoepeltjes om de duigen van de Jan Huygen-ton. Het nadeel is dat je weer vijfentwintig jaar moet wennen aan de nieuwe aanblik.

    Het schilderij? Mooi is het en mooi blijft het. Net als K & K.

     

     





    20-11-2012, 17:30 Geschreven door terra38  
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:televisieprogramma, Kunst en Kitsch, schilderij, schoonmaak
    Archief per week
  • 05/04-11/04 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 23/11-29/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 25/11-01/12 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 11/12-17/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 07/12-13/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 31/12-06/01 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 26/12-01/01 2012
  • 12/12-18/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 20/12-26/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 14/12-20/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Zoeken in blog



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs