jij zegt mijn
tekenleraar
jij
zegt mijn tekenleraar -
de
derde klas van de kweekschool te D.
waar
je wordt opgeleid tot schoolmeester -
heeft
zich verzameld in het tekenlokaal
via
een witbetonnen trap naar de eerste verdieping
de
laatste twee lesuren
van
een troosteloze novemberdag
gemelijk
en balorig woorden vol onbegrip
zeggen
hoe wij ons voelen
op
een kluitje voor het raam
mijn
vriend P. duwt mij tegen een meisje aan
ik
voel haar zachte lichaam
vlammen
in mijn hoofd
vóór
en achter brede ramen die
uitzien
op straat en sportveld
regen
doet kinderkopjes glimmen
s
zomers lekker lui liggen in het gras
aan
de linkerkant een rij borden
borden
schoolborden schrijfborden nieuwe borden
niet
reinigen met water
staat
er geschreven
krijt
krijtstof knakkende brekende pijpjes
krijt
wie
ooit zo heeft leren schrijven heeft
voor
eeuwig een krijtsmaak in de mond
rechts
de kasten materialen
verf
tubes tubesverf plakkaat kwast penseel
wasco wasco wasco wasco wasco
wasco
stapels
tekenpapier wit wit wit wit
vóór
de kast een toonbank
jij
zegt mijn tekenleraar -
meneer
P. geeft les in tekenen en wiskunde
zijn
voornaam is ondenkbaar
hoe
noemt zijn vrouw hem
als
hij thuis komt als hij ooit thuis komt
meneer
P. strijkt behoedzaam langs zijn snor
een
snor zorgt voor raadsel en afstand
vandaag
een vrije opdracht schilderen
zegt
meneer P.
geef
maar een echte opdracht
denkt
mijn vriend P. (dezelfde die duwt)
gemakkelijker
te begrijpen gemakkelijker te doen
verf
komt tevoorschijn penselen spoelpotten
met
water dat steeds dezelfde kleur krijgt
wat
je ook schildert
vellen
wit papier verzetten zich
tegen
bedekkende verflagen
ik
schilder: lijnen wendingen lagen
kleur
naast kleur naast lijn naast vorm
het
is maar goed dat mijn hand de weg weet
mijn
hoofd is er niet bij
jij
zegt mijn tekenleraar -
wij
staan met ons allen voor het raam
regen
slaat tegen de ruiten
het
laatste halve uur gaat nooit voorbij
aan
de overkant steekt een vrouw de lamp aan
en
schuift het gordijn dicht
mijn
ogen volgen druppels die meanderen
van
boven naar beneden binnen en buiten
ik
denk aan de terugweg: twintig kilometer fietsen
met
regen en wind in de rug
tekeningen
op de toonbank al krullend drogend
wij
staan verzameld rond meneer P. hij
bespreekt
wat geschilderd is hij
hij
heeft voor ieder een goed woord hij
hij
kijkt naar mijn kleuren mijn lijnen mijn vormen en zegt
jij
jij
wordt nog eens een dichter
|