Tot de meest ingrijpende
jeugdherinneringen behoort naar mijn mening zeker zoiets als verdwalen.
Iedereen kent het; iedereen heeft er wel ervaringen mee gehad. Iemand is zelf
als kind verdwaald of iemands kind is verdwaald. De herinnering eraan neem je
je hele leven mee.
In mijn geval speelde het
verdwalen zich niet af in een dorre vlakte der woestijnen of in een groot,
ondoordringbaar woud. Nee, ik ben ooit verdwaald in een grote stad. Als je Den
Haag tenminste een stad wilt noemen, (wat ik zeker doe, vooral nadat ik er
verdwaald was,) maar u weet dat sommigen
nog altijd van mening zijn dat Den Haag een (groot) dorp is. Tot de voorsteden
van Den Haag behoren ook Loosduinen en Scheveningen.
In de oorlog werden veel
Scheveningers door de Duitse bezetter gedwongen te evacueren naar verre vreemde
streken. Op de boerderij van mijn oom (Rudolf) en tante (Dina) in de Gelderse
Achterhoek maakten wij toen kennis met de familie Kuiper, evacués uit
Scheveningen. Na de oorlog wilden de Scheveningers iets terug doen en nodigden
onze familie uit voor een bezoekje. Waarop de familie Terra Sr. de koffers
pakte en met bus en trein naar het verre westen trok.
Op zondag ging men naar de
kerk. Te voet, want het was blijkbaar niet ver en vervoer voor iedereen was er
blijkbaar niet. De jonge Terra, destijds zeven jaren jong, had zijn zondagse
pakje aangetrokken en huppelde vrolijk voor de anderen uit. De straat uit, het
plein oversteken en daarna de eerste weg links. Of was het rechts?
De kerkdienst verliep zoals
thuis: dezelfde prevelementen, dezelfde gezangen, dezelfde verveling voor
iemand van zeven. Na de kerkdienst hoorde ik mijn oudere broer tegen mijn
eveneens oudere zus zeggen dat hij gemakkelijk alleen de weg naar het
logeerhuis kon vinden. Die uitdaging durfde de kleine Terra ook wel aan. Hij
onttrok zich vlug aan de hoede van het gezelschap en sloeg al rennend de
terugweg in. Totdat hij zeker wist dat hij in een straat liep waar hij nog
nooit eerder gelopen had. En die winkel op de hoek zag hij ook voor het eerst
van zijn leven. Hij was de weg kwijt: verdwaald.
Hij was in een volstrekt
andere wereld terechtgekomen. En wist niets anders dan dat de familie Kuiper op
nummer 32 woonde en dat door de straat waarin zij woonde geen tramrails liepen.
Hoe de straat heette was hem totaal onbekend.
Veel Hagenezen moeten hem
hebben gezien: een verlegen Achterhoeks jongetje dat beschroomd langs de huizen
loopt en kijkt of hij ergens het huisnummer 32 kan vinden. Tevergeefs
natuurlijk. Er staan honderden huizen in Den Haag met het nummer 32, maar als
je ze nodig hebt, zijn ze er niet.
Ondertussen, het loopt
ondertussen tegen tweeën, is bij de families Terra Sr. en de familie Kuiper een
lichte vorm van paniek ingetreden. Waar zou die jongen zijn? En als hem maar
niets overkomen is! Totdat er gebeld wordt. Een kennis van de familie Kuiper
komt de verdwaalde Terra terugbrengen. Wij hadden hem in de kerk gezien en nu
liep hij overal de voordeuren af te zoeken, wat ons zeer verbaasde!
Groot was de opluchting.
Mevrouw Kuiper opperde voorzichtig of een kleine lijfstraf niet op zijn plaats
was, maar daar kwam niets van in. Mijn ouders waren veel te blij dat ik de
verdwaalsessie zonder kleerscheuren was doorgekomen.
En ikzelf? Tot op de dag van
vandaag weet ik het adres van de gastfamilie in Den Haag / Scheveningen.
Boreelstraat 32. Ik zal het nooit van mijn leven vergeten, ook al word ik 132.
|