Een
blokkendoos? Die kent u natuurlijk; dat hoef ik u dus niet meer uit te leggen.
Het
systeem is heel eenvoudig. Om te beginnen moet je ervoor zorgen dat alle
twintig blokken zó met hun bovenkanten naast elkaar liggen dat je een mooie
passende voorstelling ziet. Beroemd in dit verband zijn de sprookjes van de
gebroeders Grimm. Twintig bovenkanten van twintig kubusjes, netjes tegen elkaar
aan gelegd in vier rijen van vijf laten Roodkapje zien die toevallig op weg is
naar grootmoeder. De wolf naast haar, de tong uit de bek, heeft zo te zien
snode plannen.
Neem
nu de bovenste rij van vijf tussen de middelvingers en draai de hele rij een
slag naar achteren (of naar voren, as you
like it). Dan leg je de rij weg. Hetzelfde doe je met de tweede, de derde
en de vierde rij. Gedraaide rijen leg je voorzichtig tegen de vorige aan. En o
wonder, na vier keer draaien zie je een compleet nieuw sprookje. Bijvoorbeeld
iemand die de gevaren van de rijstebrijberg heeft bedwongen en zich nu in
Luilekkerland tegoed doet aan de gebraden eenden die ongevraagd in je mond
vliegen. Het raadsel wordt tot een mysterie-van-de-blokkendoos, wanneer je
merkt dat je kunt wenden en keren op heel veel verschillende manieren. Het is
de kunst om steeds weer een ander sprookje tevoorschijn te toveren. Niet elke
vorm van draaien en omkeren heeft een passend resultaat tot gevolg. Soms
verschijnt Sneeuwwitje in het sprookje van Hans & Grietje en dat is
natuurlijk nooit de bedoeling geweest van de Grimm Brothers.
Over draaien, wenden en keren gesproken, wij herinneren ons allen nog de
kubus van Rubic. Een handige Hongaar ontwikkelde een ingenieuze kubus met zes
zijden in verschillende kleuren. Elke laag kon apart, los van de andere, en
ongeacht welke kleur boven, links- of rechtsom draaien. De kunst was een geheel
in de war geraakte kubus met zo weinig mogelijk draaibewegingen en in zo min
mogelijk tijd weer een fatsoenlijk aanzien te geven, namelijk met éénkleurige zijden. Ikzelf
werd er altijd ontzettend kriebelig van, maar mijn oudste zoon was er een
meester in, ook al zat hij toentertijd nog maar in groep zeven van de
basisschool.
Net
als met de blokkendoos moest de sleutel worden ontdekt. Want je maakt mij niet
wijs dat er geen enkele systematiek in zit. Ik draaide tot ik een ons woog, met
soms een aanvaardbaar resultaat. Mijn zoon keek even, deed een aantal slagen en
klaar was kubus. Mijn zoon had er slag van, zei iemand treffend. Dat was waar,
want hij kon het ook met andere draai-, wend- of keerdingen. Of ze nu rond,
vierkant of driehoekig waren, het was hem om het even.


|