Laat ik u voor de verandering
eens iets vertellen over onze oude barometer. Die is ruim 80 jaar oud en
voorspelt nog altijd hondstrouw het weer dat ons te wachten staat. Meestal
staat zijn wijzer in de buurt van 760 (mm. kwikdruk). Bij mooi helder weer iets
daarboven, bij lage druk iets minder. Het kleinste getal dat hij bij mijn weten
ooit heeft aangewezen was 718. Ongelogen. Een dag met zware buien, loeiende stormen en een
buitenaards lage luchtdruk.
Hoe weet ik eigenlijk dat de
barometer meer dan 80 jaar oud is? Staat er een aanschafdatum op? Nee, maar de
barometer was een geschenk van de buurt toen achter de boerderij van mijn
schoongrootvader een nieuwe schuur is gebouwd. Dat was in 1927. De
bouwtekeningen hebben we nog steeds. Wat we ook bewaard hebben, is het
meiboomgedicht. Bij ieder nieuw bouwwerk werd (en wordt) volgens oud
Achterhoeks gebruik door de (jonge, ongetrouwde) buren een meiboom gezet. Dat
is een dennenboom uit het bos, zeker twaalf meter lang, want de onderste twee
meter worden verankerd in de grond, en de top bovenaan moet in ieder geval
boven het dak uitsteken. Aan die top, fraai versierd met slingers en papieren
roosjes, hangen traditioneel een krans
en enkele onnutte zaken zoals lege bierflessen. Op de stam wordt op ooghoogte
een gedicht bevestigd dat door een creatieve geest is bedacht.
Nu, in de eenentwintigste
eeuw hangt de barometer samen met zijn vriendje de thermometer in onze
voorkeuken. Op een vernieuwd plankje
omdat het originele door de houtworm ten dode was opgeschreven. Het gedicht
hangt daar waar het hoort: in de schuur, aan de muur.
Het originele meiboomgedicht
bij de nieuwbouw van de schuur is een toonbeeld van echte volkskunst.
Natuurlijk in de volkstaal, met hier en daar een woord dat wij hedentendage
niet meer gebruiken. Een vast rijmschema, maar geen domme rijmelarij. Zeer
waarschijnlijk is het gemaakt door Jan Willem uut t Goor, een pseudoniem van het
hoofd-der-school hier uit onze streek en zeer gewaardeerd als schoolmeester, dirigent
van de fanfare, schrijver van volksverhalen en dichter van
gelegenheidsliederen. Ik laat het hieronder volgen. Met behulp van enkele
toelichtingen kunt u de strekking vast en zeker wel volgen. Het laatste couplet
- dat enkele waarheden als koeien bevat - heb ik in z'n geheel voor u vertaald:
Toch doet de barometer
aan 't weer geen goed of kwaad.
Dát kunnen we beter overlaten (aan de
weergoden),
het ding geeft alleen wat raad.
Zoo
is de nije schure
dan
bijnao kant en klaor.
Daor
köj gemak van hebben,
aj
staot an t klompenboor1.
Daor
könt de varkens joechtern2
en
vretten dat ze stönt3,
daor
meugt de hoender kaaklen4,
haost
meerder dan ze könt.
Daor
köj de oogst in bargen
as
alles dreuge is.
As
t altied deur wol règenen,
dan
liep jô alles mis.
Um
ow now wat te helpen
bij
t ongestaödig5 weer,
hej
hier van ons een weerglas;
dan
wet ij toch wat meer.
Toch
duut de barometer
an
t weer gin goed of kwaod,
dat
köw maor aoverlaoten6;
t
dink gef alleen wat raod.
de
jonge naobers7
1: een afgesloten deel van de
schuur was een klompenmakerswerkplaats
2: knorren of schreeuwen
3: steunen of kreunen van
genot
4: een stuk van de schuur was
in gebruik als kippenhok
5: wisselvallig
6: dat kunnen we maar beter
(aan het lot) overlaten
7: de jonge, meestal nog
ongetrouwde, buren

|