Iedereen kent natuurlijk
het principe van de middelpuntvliedende kracht. Sta je op een draaiend wiel,
dan heb je grote kans er door de beweging afgeslingerd te worden. De kleinste
kans heb je als je op of heel dichtbij het middelpunt staat, de grootste kans
ligt aan de buitenkant.
Vroeger op school deden we
wel eens een spelletje dat van dit natuurkundig principe uitgaat. Het heet paaldraaien, of in ons dierbare dialect
paoldraejen. Hoe het ging, vertel ik
u in twee versies: de eerste in dialect, de tweede in algemeen beschaafd
Nederlands.
Heel sóms deie wi-j paoldraejen. Met bi-jveurbeeld
tien kinder miek i-j een ketting - met de hande goed vaste - den recht mós
blieven en niet los moch gaon. An t ene uutende stónd een jónge, t liefst een
helen sterken, den paol was. Hie bleef op zien de plaatse staon en draejen
rónd. Hie trok de ketting met. De kinder dichte bi-j um liepen met kleine
passen. De kinder aan de buutenkante van de ketting liepen vanzelf t hardste,
ze mósten wel. Zie zatten an t vliegènde. Deur de middelpuntvliedende kracht
wier i-j zo hard metetrokken da-j uut de bochte vloagen. De ketting draäien
net zo lang rónd tut dat e ergens, bi-j een zwakken schakel, losging. Of
eerder at tr weer s ene an t vliegènde met de kop tegen de mure was
evloagen. t Paoldraejen duurn nooit lange. Meestentieds kwam de juffrouw of
de meister en zei: Jóngens, laot dat. Daor komt óngelukken van.
Heel soms deden we
paaldraaien. Met bijvoorbeeld tien kinderen maakten we een ketting elkaars
handen stevig vast die zo recht mogelijk moest blijven en niet los mocht
gaan. Aan het ene uiteinde stond een jongen, t liefst een heel sterke, die als
paal fungeerde. Hij bleef op zijn plekje staan en draaide rond, daarbij de hele
ketting meetrekkend. De kinderen dicht bij hem liepen met kleine passen. Wie
aan de buitenkant van de ketting liep, moest vanzelf harder en met grote passen
meerennen. Het kind aan dat andere uiteinde van de ketting bevond zich aan het
zogenaamde vliegeinde. Door de middelpuntvliedende kracht werd je zo hard
meegetrokken dat je de bocht uitvloog.De ketting draaide zolang rond totdat hij ergens, bij een zwakke
schakel, brak. Of eerder wanneer er weer eens iemand van het vliegeinde met
zijn hoofd tegen de muur was geknald. Het paaldraaien duurde nooit lang.
Meestal kwam de leerkracht die pleinwacht had kijken en zei dan: O jongens,
paaldraaien. Wat leuk! Mag ik ook eens een keertje meedoen?
Je kunt het je nauwelijks
voorstellen, anno 2009, maar er is een tijd geweest dat mensen bij wijze van
spreken vochten om een plaats in de kerk. Katholiek of protestant, dat maakte
geen verschil. Want de vraag naar zitplaatsen was groter dan het aanbod en
zoiets vraagt natuurlijk om straffe maatregelen van hogerhand.
Bijna een eeuw geleden, in de
tijd van de mooie sepia fotos, werden de zitplaatsen bij ons in de kerk
verpacht. Om de zoveel jaar werd een pachtcontract gesloten tussen mensen die
geld hadden en graag in de kerk wilden kunnen zitten en de kerkmeesters die
voor de financiën zorgden. De plaatsen waren duur en daarom hadden de meeste
families hooguit twee zitplaatsen.
Op de sepia foto beneden ziet
u de typische ronde banken in onze kerk. Alle plaatsen waren genummerd. Mijn
familie van vaders kant had twee plaatsen op de vierde rij aan de rechterkant
en mijn moeders familie had er twee op de derde rij van links. Voor anderen dan
familieleden was het streng verboden daar tijdens een kerkdienst te gaan
zitten. Dat lijkt mij logisch, want je betaalt geen plaatsengeld om te kunnen
zien dat er iemand anders op jóuw plaats naar de predikant zit te luisteren.
Ik weet uit verhalen dat er
kerken waren waar vijf minuten voordat de dienst begon een rood lichtje begon
te branden om aan te geven dat vanaf nú alle plaatsen vrij waren. Je mocht in
dat geval niet mopperen dat je gepachte plaats door iemand anders werd bezet. Dan
had jij als rechthebbende eigenaar maar op tijd moeten komen.
Anno vandaag de dag zijn de
mooie rondlopende banken vervangen door stoelen. Kijkt u maar naar de
kleurenfoto. Ook voor de rest is er weinig dat aan vroeger herinnert. Het
pachten of kopen van zitplaatsen lijkt een ritueel uit een ver verleden.
Natuurlijk zijn nu alle plaatsen vrij. Een plaats in de kerk is immers voor
geen goud te koop?