In de Nederlandse grammatica
kennen wij het begrippenpaar ꞌmeervoudꞌ versus ꞌenkelvoudꞌ.
"Vandaag", zegt de vriendelijke schooljuffrouw, "ga ik jullie
het verschil leren tussen enkelvoud en meervoud." En na de les zegt ze,
nog even vriendelijk: "En wat hebben wij dit uur geleerd? Juist, het
verschil tussen enkel- en meervoud."
Als kind heb ik veel
nagedacht over de een-na-laatste zin. De juf zei: "Wat hebben wij geleerd?" En ik maar denken:
hoezo ꞌwijꞌ? De juf heeft toch niets geleerd! Zij wist alles immers al! Waarom
zegt ze dan ꞌwijꞌ?
Feit is dat er verschillende
meervoudsvormen bestaan, veel mogelijkheden om aan te duiden dat het niet om één
persoon gaat, maar dat er meer personen bij betrokken zijn, minstens twee.
Hoewel ik het Latijn niet machtig ben, noch sprekend, noch schrijvend, ken ik
de Latijnse vakuitdrukkingen voor de diverse meervoudsvormen. En als ik ze niet
ken, dan verzin ik ze wel. Als u zin hebt, kunt u mij corrigeren.
De meest eenvoudige en voor
de hand liggende meervoudsvorm is de pluralis realis. Als mijn buurvrouw Tanja
van plan is om morgen met haar dochter naar de Aldi te gaan om inkopen te doen,
zegt ze: wij gaan morgen een beetje
eerder dan anders. We begrijpen volkomen wat ze bedoelt. Ze gaat niet alleen; ze
gaan met zn tweeën.
Laten we aannemen dat genoemde
Tanja, beroepsmatig, een zeer gewaardeerde verpleegster is in het aanpalende
streekziekenhuis. Soms zegt ze tegen een patiënt: "Nu gaan we even op de
andere zij liggen." Terwijl geen haar op haar hoofd eraan denkt naast de patiënt
op de brancard - en dan ook nog op de andere zij- te gaan liggen. Deze
meervoudsvorm, die in ziekenhuizen zeer geliefd is, noemen wij de pluralis
charitatis. Wanneer een
verpleegster ꞌwijꞌ zegt bedoelt ze altijd de ander, nooit zichzelf.
Koning Willem Alexander
gebruikt vaak de pluralis majestatis, bijvoorbeeld wanneer hij zegt dat ꞌwij, bij
de Gratie Gods Koning der Nederlanden, vandaag een wet hebben ondertekend die
ons verbiedt vaker dan één keer het woord ꞌwijꞌ te gebruiken.ꞌ Hij had ook
kunnen zeggen: "Vandaag heb ik een wet ondertekend en daarmee basta."
Eerlijk, oprecht en zonder een spoor van bijbedoeling of onnodige
bescheidenheid.
Een variatie op de pluralis
majestatis is de pluralis papam. Uitsluitend voorbehouden aan de Paus in Rome.
Die mag zeggen: "Wij hebben gehoord van het leed dat de bevolking van
Zuid-Spanje heeft getroffen." Weliswaar weet je dan nog niet veel, maar de
zin is grammaticaal correct.
Wereldverbeteraars en andere openluchtfanatici
gebruiken als het kan zo vaak en zoveel mogelijk de pluralis pastoralis. Dat
is een manier van spreken, bijvoorbeeld van een priester, een politicus of predikant,
die over anderen spreekt maar zichzelf met nadruk insluit. Hij zegt dan
bijvoorbeeld: "Door te veel te consumeren verwoesten wij het ons omringende milieu." (Terwijl hij zelf zich wat de
consumptie betreft grote beperkingen oplegt.)
Deze meervoudsvorm heeft iets
troostends: wij zijn niet de enigen die zondigen, zelfs de pastoor doet het.
Hij zegt het zelf.
Velen gebruiken met
voorliefde en opzet de pluralis modesticus, het
bescheidenheidsmeervoud. Ook ik maak mij er schuldig aan. Menigeen heeft een
hekel aan het woordje ꞌikꞌ. Het ruikt teveel naar egoïsme en
zelfgenoegzaamheid. Daarom vervangen wij het ꞌikꞌ door het zachtere ꞌwijꞌ. We
zeggen dan "We waren toch al van dit weekend tante Agatha in Scherpenzeel
op te zoeken." Terwijl we bedoelen: "Het werd langzamerhand de
hoogste tijd dat ik de eenzame tante Agaath in Scherpenzeel weer eens bezocht."
Terecht of en onrechte geven wij de voorkeur aan het ꞌwijꞌ. Maar we geven toe
dat (ik geef toe) dat het ꞌwijꞌ vriendelijker klinkt. Laat het maar zo.
Tenslotte bestaat er ook zo
iets als de pluralis terracidus. Dat is een meervoudsvorm die door een
zekere Terracidus (afgekort Terra) uitgevonden is. Die probeert daarmee zijn
onkunde van het Latijn en zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse grammatica
te camoufleren. Dat moest eigenlijk streng verboden zijn. Maar wij laten hier
genade voor recht gelden.
|