Uit mijn studententijd, die al ver achter mij ligt, achterhaalt
mij de laatste tijd af en toe een voorval dat sommigen van u misschien bekend
zal voorkomen. Het is een droom over een typische studentenactiviteit. Het is
geen prettige droom. Hij begint zelfs kenmerken van een nachtmerrie te
vertonen, maar nu overdrijf ik een beetje.
Het gaat over het doen van tentamens. In de zes jaar dat
mijn studie duurde, toentertijd achtereenvolgens één jaar propedeuse, twee jaar
kandidaats en drie jaar doctoraal, heb ik talloze tentamens moeten afleggen. (Zie de foto met het stapeltje tentamenbriefjes en mijn collegekaarten beneden.) De
docenten wilden weten of ik mij de verplichte studiestof eigen had gemaakt.
Aanvankelijk maakte je je zenuwachtig over wéér een tentamen. Later draaide je
er je hand niet voor om. Tentamens die een onvoldoende hadden opgeleverd,
moesten worden overgedaan, dat sprak in mijn studierichting vanzelf. Want
onvoldoendes werden niet geaccepteerd.
Hoeveel tentamens ik heb gedaan zou ik niet precies meer
weten. De meeste tentamenbriefjes uit de zes jaar studie heb ik weten te
bewaren. En toen ik onlangs het stapeltje telde, waren het er in de tachtig.
Tachtig (!) tentamens met een (tamelijk) gunstige uitslag! Sommige
tentamenbriefjes zaten nog vol bloed, zweet en tranen. Andere lagen er
volslagen ongebruikt bij. Fluitjes van een cent.
Je had vakken waarvan je het tentamen - vanwege de
moeilijkheidsgraad - zoveel mogelijk uitstelde. Niet op de lange baan
geschoven, maar met het idee dat het handiger was eerst alle gemákkelijke
tentamens te gaan doen. De moeilijke kwamen later wel. Bij mij was dat het
geval met tentamens waarvoor je gruwelijk veel en ingewikkelde wiskundige
kennis nodig had.
Met soms tamelijk veel moeite heb ik tenslotte alle
tentamens gehaald. Daarna volgde alleen nog het afstudeerproject.
Nu, na zoveel jaar, droom ik nog wel eens dat ik alle
tentamens heb gehaald, behalve één tentamen voor een buitengewoon moeilijk vak
waarvan ik zeker weet dat ik het nooit en te nimmer onder de knie zal krijgen.
Dat tentamen stel ik dus uit tot Sint Juttemis. Het is een geheim dat ik met me
meedraag. Niemand weet ervan. Totdat men op de dag van mijn afstuderen merkt
dat ik praktisch aan alle eisen heb voldaan, ruim tachtig tentamens met goed
gevolg heb afgelegd en een briljante afstudeerscriptie heb geschreven. Eén
tentamenbriefje ontbreekt echter. Van het vak dat ik niet beheers en nooit zal
beheersen. Daardoor zal ik nooit kunnen afstuderen. Mijn geheim wordt ontdekt
en iedereen spreekt erover.
Badend in het angstzweet word ik wakker. Ik ga rechtop
zitten en zie met grote opluchting dat mijn doctoraalbul die dertig jaar
geleden door de rector-magnificus aan mij is uitgereikt, nog steeds aan de muur
hangt. Boven mijn werktafel.
Merkwaardig, zo'n terugkerende droom. En nog merkwaardiger
is het te horen dat er meer mensen zijn die in hun dromen precies dezelfde
nachtmerrie ontmoeten. Ik ben blijkbaar niet de enige.

|