Dat lijkt een
contradictio-in-terminis, een ingebakken tegenstelling, en dat is het
natuurlijk ook. Werken doe je buiten de vakanties en vakanties heb je nu juist nodig
om een poosje van dat eeuwigdurende werken verlost te zijn.
Toch weet iedereen wat ik
bedoel. Je werkt in je (school)vakantie om een centje bij te verdienen dat je
daarna eventueel kunt gebruiken om gezellig mee op vakantie te kunnen gaan.
Zelf heb ik het geld dat ik
in mijn jonge jaren verdiende met vakantiewerk altijd gezien als een
mogelijkheid iets te kopen wat je anders niet kon betalen. Iets moois, iets
duurs, iets waarvan je ouders zeiden: wacht maar tot je volwassen bent en koop
het dan maar van je eerst verdiende geld. Maar wie heeft er nu geduld om zo
lang te wachten vooral als je moeilijke en langdurende scholen en opleidingen
volgt.
Dertien was ik toen ik met
mijn eerste vakantieklusje begon. Het was kerstvakantie en gloepers koud. Ik
kwam te werken op de bovenverdieping van het huis van een buurman, alwaar een leren
knopen- en idem riemenfabriek was gevestigd. U kent ze vast nog wel, die
houtje-touwtje-jassen met hun bijzonder grote en mooie leren knopen. Nou, die
maakten wij dus. Niet ik persoonlijk, want voor mij had de bedrijfsleider een
bijzonder klusje in petto. Omdat het tegen het nieuwe jaar liep, was de tijd
gekomen om de balans op te maken en de voorraden te inventariseren. Dus zette
men mij op de zolder van het pand om de voorraden aan knopen, leren riemen en
gespen te tellen. Iedere soort en maat apart vanzelfsprekend. En doe het secuur
en nauwkeurig, was de opdracht, want ieder knoopje telt. En zo zat ik de
ganselijke dag te tellen en te rekenen. Op die immens koude fabriekszolder,
zodat ik vaak een knoop uit mijn verkleumde vingers liet vallen. De eerste dag
deed ik alles heel serieus, maar later gooide ik er met de pet naar. Van tellen
stapte ik over naar het schattend rekenen. Zie je dat bakje met knopen? Dat
zijn er precies 324. Tel ze maar na als je mij niet gelooft. Iedereen geloofde
mij.
Na twee weken vakantiewerk kreeg
ik mijn loonzakje met welgeteld acht en twintig Nederlandse guldens. Dat loon
heb ik toen wel heel goed nageteld. Ik kocht er een echt fototoestelletje voor.
Een Kodak Brownie boxje voor fl. 28.00, dat kon toen nog in 1953 of daaromtrent.
Van mijn vader kreeg ik het geld voor mijn eerste filmpje. Een Ilford FP-3
rolfilm waarop je zegge en schrijve acht (zegge 8) fotos van het formaat 6 bij
9 kon maken. Voor het ontwikkelen en afdrukken moest ik een kleine lening
afsluiten bij mijn moeder. Want mijn vakantiegeld was op en de zomervakantie
met nieuw vakantiewerk liet nog zeven maanden op zich wachten.