Verslag van een niet helemaal serieus te nemen ietwat
uit de hand gelopen interview.
Ik stond net op het punt om C
& A uit te lopen, toen ik aangesproken werd door iemand die zich voorstelde
als zijnde Els-Katrien Laatinhetbosch. Zij gaf aan de vervangster te zijn van
de muziekredacteur François Hoogebomen Veelwind die ik nog moest kennen van een
vroegere ontmoeting, zei ze. Els-Katrien troonde mij mee naar het bekende
etablissement Jaccuse aan de
Geweidegracht en nadat een vriendelijk bijklussende studente haar een rooibos
en mij een verkeerde koffie had gebracht, ging zij terstond over tot de orde
van de dag. Een interview, compleet met vragen en antwoorden.
Els-Katrien: Beste Terra, mag
ik je een paar vragen stellen in je functie als deskundige op het gebied van de
blaasmuziek en de koperen blaasmuziek in het bijzonder? Wat is er zo bijzonder
aan de schuiftrompet?
Terra: Het bijzondere ervan
is dat er niets bijzonders aan is. Behalve dat jij, met permissie opgemerkt,
een complete muzikale bevolkingsgroep gruwelijk beledigt door te spreken van
een schuiftrompet. De enige en correcte naam is trombone, eventueel
schuiftrombone, knoop dat in jouw zelfs nú van een dopje voorziene sierlijke oren.
O, je luistert onderwijl via je ipod naar het tromboneconcert van Hummel (dat
in Bes-klein)?, dan heb ik niets gezegd.
E-K: Hoe zit dat nou precies
met dat schuiven? Is schuiven toch synoniem met het produceren van klanken, met
musiceren dus? Of is het inderdaad alleen maar wat franje om op te vallen?
T.: Ik sla nu twee vliegen in
één klap door te refereren aan de twee belangrijkste technische aspecten van het trombonespel, te weten (1) het
schuifprincipe en (2) de intrigerende kwestie van de lipspanning. Als je iets
van deze twee zaken onder de knie hebt gekregen, is de eerste stap op de
moeilijke weg naar kennis omtrent het trombonespel gezet. Ik begin, in
tegenstelling met wat je verwacht, met het tweede
aspect.
Voor ieder (hetzij koperen,
hetzij houten) blaasinstrument geldt dat een toon ontstaat door het in trilling
brengen van een in metaal of hout gevangen luchtkolom. Hoe langer en breder de
luchtkolom, hoe lager en dieper de toon, dat is de vuistregel en een handvat
voor verdere studie. Het in trilling brengen van de lucht doe je met je lippen
en een daartoe passend apparaatje: een mondstuk dat aan het ene eind van de
luchtkolom vastzit. Niet onafscheidelijk, want je kunt een mondstuk
verwijderen. En dat is maar goed ook: ik kom hier straks op terug. Op twee
manieren kun je de toonhoogte wijzigen. Door de lippenspanning die je aanbrengt
op het mondstuk en door het langer of korter maken van de luchtkolom. Hét woord
voor lipspanning is embouchure, maar
ik raad je dringend aan dat zo vlug mogelijk te vergeten. Doe als alle leden
van de plaatselijke fanfare en spreek uitsluitend van amazuur, dan weet iedereen wat je bedoelt. Voor hogere tonen heb je
meer lipspanning nodig dan voor lagere, je moet meer knijpen zoals de groten
onder de koperblazers zeggen (1). Terzijde, ben ik tot zover nog te
volgen, of dient er een aansluitende schriftelijke cursus te worden gevolgd?
E-K: Ik ben voorlopig niet
geïnteresseerd in amazuur of welk ander
zuur dan ook. Ik vroeg je iets over dat schuiven!
T: Rustig maar aan, anders
hou je straks helemaal geen adem meer over om te blazen. Trombonespelers kunnen
hun schuif in zeven verschillende versnellingen (posities) zetten. Bij iedere
versnelling-hóger wordt de luchtkolom een stukje langer en speelt de muzikant dus
een toontje lager. Een geoefend speler kan duizend verschillende tonen vlug
achter elkaar spelen, tussenversnellingen als het ware, die de illusie geven
van een sirene. Dit zogenoemde glissando maakt van de
schuiftrombone een uniek instrument, mits met mate toegepast zeg ik er meteen
bij. Bij iedere stand van de versnellingspook kun je bovendien een aantal natuurtonen spelen, zodat al
met al de trombone een toonomvang heeft van hier tot ginder. De menselijke stem
is er (qua omvang en bereik) niets bij.
E-K: Waarom heeft een
schuiftrompet een schuif en een trompet niet? Die heeft van die rare
drukknoppen bovenop.
T: Het woord schuiftrompet
wil ik absoluut niet meer horen. Een trompet heeft inderdaad drukdingen
(ventielen of pistonnetjes) om de lengte van de luchtkolom en dus de toonhoogte
te veranderen. Een trompet heeft geen schuif omdat anders de trompettisten hun
voorgangers (musici die in een optocht vóór hen lopen) voortdurend in de nek
zouden prikken. Bij trombonisten heb je daar geen last van, want die lopen toch
al helemaal vooraan in de stoet. Hun voorwaarts gerichte schuiven hebben de
ruimte. (2)
E-K: Nog één vraag. Eigenlijk
twee. Hoe kom je aan een goede lippenspanning en wat moet je doen om goed en
trefzeker te schuiven zodat je niet vals speelt?
T: Eindelijk twee relevante
en tot-het-puntje-vragen. Een goed amazuur krijg je uitsluitend door dagelijks
te oefenen. Minstens anderhalf uur. Als je niet oefent, ben je al moe na de
eerste acht maten van het tromboneconcert van Hummel. Na drie minuten dus. Hoe
spannend het stuk verder ook is, zonder adequate lipspanning breng je geen even
adequate toon meer voort. Dat kun je Hummel natuurlijk niet aandoen.
Goed schuiven leer je
eveneens door een dagelijkse oefening. Een soepele pols is een eerste vereiste.
Ik vraag beginners altijd om eerst maar eens even goed naar Glenn Miller te
kijken. Naar zijn magistrale rechterpols. Niet luisteren, dat komt later wel.
Trouwens, voor
tromboneblazers die het principe van het schuiven niet onder de knie weten te
krijgen, zelfs niet na talloze uren oefening en training tussen de schuifdeuren,
is er de mogelijkheid van het overstappen naar de ventieltrombone. Want die
zijn er ook. Wel een beetje erg surrogaat, vind ik. Een trombone zonder schuif
is een devaluatie en een degradatie. Je stuurt een contrabassist ook niet op
tournee zonder strijkstok. In meneer Beethoven zijn vijfde symfonie treedt voor
het eerst een aantal trombonisten op bij de overgang van het schertsende derde
naar het triomferende vierde deel. Een dergelijke dramatiek is met
niet-schuivende ventieltrombones uitgesloten.
Mag ik nog even voor een
laatste advies? Alle trombonisten, ook de bastrombonisten die nog wel eens
eigenwijs willen zijn, zou ik willen toeroepen: koester je mondstuk als je
oogappel. Bewaar het los van je instrument in een veilige en goed verwarmde
omgeving. En leen nooit je mondstuk uit aan iemand anders. Zelfs niet aan je
geliefde waardoor die altijd je kussende lippen bij zich heeft. Een goed
mondstuk hecht zich namelijk maar aan één persoon en brengt alleen in
combinatie met die persoon hemelse klanken voort.
Nootjes:
(1) Dit heb ik uit de eerste
hand van Håkon Hardangerfjord, tweede solotrombonist van het Bergens Symfonie
Orkest te Bergen (NH) en vooral beroemd geworden door zijn onovertroffen spel
met de demper.
(2) Onder ons gezegd en dus
niet voor verdere verspreiding geschikt: ook een schuiftrombone heeft een
ventieltje. Eentje aan het eind van de buisronding. Door het te openen geef je
het overtollige spuug dat zich daar heeft opgehoopt de gelegenheid te ontsnappen.
(3) Een bevriende
hoofdredacteur vroeg mij later wat ik vond van mevrouw Els-Katrien
Laatinhetbosch. Ik antwoordde: "Laat die maar schuiven!"
|