Wij schrijven het jaar 1949
en ik zit in de vierde klas van de lagere school. Het is vrijdagmiddag: zonder
twijfel de fijnste middag van de schoolweek.
Zon vrijdagmiddag begint met
tekenen. Niet op losse vellen, maar in een tekenschrift. Meester K. heeft
geconstateerd dat mijn tekenschrift witte bladzijden met zon doorschijnend
velletje er tussen - tot op de laatste bladzijde en tevens tot in alle hoeken
gevuld is en overhandigt mij een nieuw, nadat hij er op de voorkant met vulpen mijn
naam op heeft gezet.
Nadat de klas een half uurtje
ijverig heeft getekend, wordt er gezongen. Geestelijke en vaderlandse liederen.
Soms een liedje over de winter of over varen met een bootje. De betekenis van
de gezongen woorden en zinnen ontgaat ons volkomen, maar daar gaat het ook niet
om. Wij zitten rechtop met de armen over elkaar en overtreffen elkaar in
toonhoogte en volume. Ik kijk gefascineerd naar meester K. die ons begeleidt op
zijn viool. Maar pas op! Kinderen op de eerste banken die van plan zijn uit de
band te springen, kunnen een mep met de strijkstok tegemoet zien, want meester
K. is bij vlagen kort aangebonden. Mijn buurman A. bromt maar wat mee, maar ook
voor hem is dit een geslaagd uur. Want meester K. zegt nooit dat hij er niets
van kan, wat hij met rekenen en schrijven wel doet.
Plotseling is het zanguurtje
voorbij. Meester K. draait de haren van zijn strijkstok losser en legt viool en
strijkstok in een zwarte doek en vervolgens in een kist. Dan pakt hij zijn
voorleesboek.
Meester K. heefteen voorliefde voor de boeken van W.G. van
der Hulst. Bijvoorbeeld Willem Wijcherts of Jaap Holm en zijn
vrienden. Onvergetelijk voel je mee met de arme Jaap wiens vader in deze
strenge winter een centje bijverdient als baanveger. Favoriet is de serie In
de Soete Suikerbol. Zeven boekjes die het verhaal vertellen van de dikke
bollenbakker en zijn magere, dunne vrouw die behept is met een recht-fobie.
Alles wat maar een beetje scheef hangt of staat, zet zij recht. Zelfs het wapen
van de koning uit het Noorderland dat juist bedoeld is om scheef te hangen.
Sonoor klinkt meester Ks
stem door de klas. O, die heerlijke voorleesuren! Zonder twijfel het hoogtepunt
van de week: niets te hoeven doen dan te luisteren. En zelfs dan kun je altijd
nog je gedachten laten gaan en je eigen verhaal bedenken. Wij laten ons de
verhalen van de bakker aanleunen en genieten met volle teugen. Ook de meester
geniet. Dat kun je horen aan zijn stem. Hij hoeft ook niet rond te kijken of
iedereen wel bij de les is.
Vandaag horen we dat de
bakker honderd suikerbollen moet bakken voor de koning. Zijn bolle wangen
glommen van de warmte en van de pret . En de bollen moesten lekker zijn, zó
lekker als hij ze nog nooit gebakken had .En hij maakte mooie balletjes deeg klaar, met boter en rozijnen en
amandelen en sukade en vanille en nog veel meer lekkers.
Langzamerhand, na diverse
vrijdagmiddagen, ben ik er achter gekomen wat bollen zijn. Het zijn dingen om
te eten. Maar in onze streek is het woord bol als iets om te etenonbekend. Bossche bollen kennen wij niet. Bollen zijn voor ons kleine ronde
stammetjes hout. Of mannelijke koeien. Bollen die je kunt eten noemen wij pufferkes.
De bollenbakker bakt één bol
extra. Daarin kneedt de bakker een grote denappel. Die is voor zijn knechtje
Louw die een tijdje geleden een hond een stukje worst gegeven heeft waar een
steentje in zat. Louw, we zullen je krijgen! denkt de bakker. En wij met hem.
Meester K. kijkt even op zijn
horloge. Tien voor half vier. Hij merkt dat er net tijd is om dit hoofdstuk uit
te lezen. Van der Hulst Sr. is een begenadigd kinderboekenschrijver die precies
weet hoe je een hoofdstuk spannend moet afsluiten. Als hij weer een hoofdstuk
uit heeft, slaat de meester heel langzaam het voorleesboek dicht. Hij zucht en
hetzelfde doen wij. Van spijt. Want nu duurt het weer een volle week tot we
weten hoe het verhaal verder gaat.