In de streek waar ik woon
zijn de grootschalige bruiloften (van koper, zilver, goud en andere edele en onedele metalen) uit
de mode geraakt. Bruiloften met enkele honderd genode gasten en dito bruiloften
met een polonaise.
Ik haat de polonaise. Tot in
het diepst van mijn hart. Op het gevaar af dat u mij een spelbederver of een zeurpiet
noemt, ik blijf er bij. Zelfs als u mij ervan beschuldigt een blaaskaak en een
snob te zijn, u brengt mij niet van mijn a
propos af. De polonaise was met
afstand het meest onplezierige onderdeel van wat ooit zo prettig begon: een feestelijke
gebeurtenis. Op een teken van iemand die zich ceremoniemeester noemde, verzamelde
oud en jong zich op de dansvloer, vormde met de handen op elkaars schouders, in
paren of eenpersoons, een langwerpige rij en marcheerde onder de meest
afschuwelijke marsmuziek die u zich maar kunt bedenken stampvoetend van
genoegen door de zaal, waarbij af en toe kunstzinnig gedachte figuren werden
gevormd. Zoals een poortje waar ik met mijn partner geacht werd vrolijk onder
door te lopen. Het hoogtepunt kwam aan het einde van de rit wanneer het
bruidspaar op een paar stoelen werd gezet en - omringd door een kring bruisende
feestgangers zich hoog liet leven. Lang zullen ze leven, zij wel, maar mij
niet gezien, niet op déze manier.
Stel je niet aan! zegt u. Maar
om aan te tonen dat het nog veel erger is dan u op het eerste gezicht denkt,
laat ik hier nu een potpourri (een
typisch polonaise-woord waar mijn maag van opspeelt, ook dat nog!) volgen van
teksten die onder het marcheren meegebruld werden. Wij beginnen, zei het
vijfmans-orkestje voor bruiloften en politieke partijen, dat zijn kunnen vooral
baseerde op meegebrachte ingeblikte polonaisemuziek-op-cd-rom, met een mars. Alte Kameraden, het zal toch niet waar
zijn! Gevolgd door:
en dat-te-we toffe jongens zijn, dat willen we weten
ouwe taaie, jippie, jippie, jé, hé, hé,
laat nu de klok maar luiden, laat nu de klok maar
slaan,
en hoeperdepoep zat op de stoep en laten we vrolijk
wezen
op een slof en een ouwe voetbalschoen
geef mijn maar Amsterdam (voor de enkele Rotterdammer gevolgd
door)
hand in hand, kameraden,
mijn sariemareis die zakte door het ijs
waar in t bronsgroen eikenhout t nachtegaaltje
zingt,
nachten in Brabant zijn lang
olé, olé, olé, olé, wie aar ze sjempions, wie aar ze
sjempions
en de bruigom durreft zijn bruidje niet te kussen,
falderalderiere!
Lang zullen ze leven! In de gloria!
Hieperdepiep HOERA!
En zoiets maakt deel uit van
de een-of-andere canon van de Nederlandse
volkscultuur! Als ik ingeburgerd moest worden, zou ik absoluut weigeren het zelfs
maar mee te neuriën. Tot aan de Hoge Raad zou ik gaan om mijn gelijk te halen.
Het ligt niet aan de
polonaise an-sich of aan het woord.
Een polonaise is van oorsprong een statige Poolse dans die een modieuze Franstalige
naam heeft aangenomen. Ziet u het voor u? In prachtige volksdracht getooid
loopt het gezelschap in den ronde, de mannen aan de binnenkant, de inner circle, de vrouwen lopen de
buitenbocht. Af en toe staat men stil. Dan maakt de man een buiginkje en de vrouw een knicksje. Voor de vele musici
onder de lezers laat ik hieronder even de grondritmes zien waarop rondgeschreden wordt. Een beetje
hortend en stotend, dat wel, maar dat zou ook aan de Polen kunnen liggen.
Toegift: Het bovenste
van Wikipedia geleende fotootje laat enigszins zien wat ik bedoel. Een rij
vrolijk hossende heren die om wat voor reden dan ook (carnaval? opheffen van de taalgrens? voetbalkampioen?) een
polonaise proberen.

|