Nu ik u dit schrijf,
schrijven wij 21 december: de kortste dag van het jaar. En omdat het vandaag
zwaarbewolkt is en miezert, blijft het praktisch de hele dag donker. Veel
mensen hebben een hekel aan het donker. Ik niet.
Bijna integendeel: het donker
is mijn vriend. Lichtelijk overdreven natuurlijk, maar toch met een kern van
waarheid. Als u mij op een koude, pikdonkere winteravond met nieuwe maan vraagt
om de krant uit de brievenbus te halen, waarbij u moet weten dat deze bus tweehonderd
meter verderop aan de grote weg staat, dan straft u mij daarmee niet. Althans
niet met de duisternis an sich. Ik
weet de weg en vind ook zonder een hand voor ogen te zien vlug en soepel het
juiste pad. Sterker nog, ik geniet ervan zo in het donker mijn weg te gaan.
Natuurlijk begrijp ik dat
velen de duisternis associëren met zaken als angst, afschuw, schrik,
bedreiging, leed en ellende, ziekte en dood. Even vanzelfsprekend vind ik het
dat velen niet meer in het donker over straat durven gaan, omdat aan alle
kanten onheil schijnt te dreigen. Toch is dit op mij persoonlijk minder van
toepassing. Natuurlijk verkies ik het licht boven het donker. En ik ben ook wel
eens erg bang geweest ín het duister,
maar ik heb nooit geen angst gekend vóór
het duister. Het heeft waarschijnlijk te maken met een karaktereigenschap die
zich al in mijn vroege jeugd heeft ontwikkeld.
Ik denk dat ik om en nabij
vijf, zes was. Ooit heb ik toen een flard van een gesprek opgevangen dat mijn
moeder had met een bezoekende vriendin. Het ging over mij, daardoor staat het
gebrand in mijn herinnering. Het is een aardig kereltje, zei Ma, jammer
alleen dat hij zo ontzettend driftig kan worden.
U kent misschien ook wel de
emotie die je overvalt wanneer je denkt dat jou onrecht wordt aangedaan, wanneer
je je zin niet krijgt, wanneer anderen voor hun beurt gaan terwijl jij toch aan
de beurt was, en u voelt al wat dan komt. Een laaiend gevoel dat vanuit je
lendenwervels via je ruggenmerg opstijgt naar je hoofd en culmineert in je
kleine hersenen waar de emoties zetelen. Je wordt tegelijk bloedrood en
witheet, verblindt totaal, en slingert alles wat toevallig voor de hand ligt
door je schootsveld, zodat iedereen dekking moet zoeken. Als het met mij weer
eens zo ver was dat ik met vorken en lepels ging smijten of een kleerhanger
doormidden brak, ging mijn moeder over op rigoureuze maatregelen. Zij schakelde
de duisternis in. Ofwel: ze sloot me op in een pikdonkere kast.
Het was een ingebouwde
muurkast op de eerste verdieping, aan het eind van de overloop. Er hing een
penetrante geur van mottenballen omdat de wintercollectie er werd bewaard. Her
en der stonden zakken en dozen met spullen die elders in de weg lagen. Op de
grond een stuk zeil, geen lap stof om een schip over het water te verplaatsen,
maar een stuk vloerbedekking met die onmiskenbare boengeur. Vertel mij niets,
ik weet er alles van. Bij een driftbui deponeerde Ma mij in de kast en sloot de
deur. Potdicht, maar niet op slot. Een dikke duisternis overstelpte mij, want
de kast had geen enkele relatie met de buitenwereld. Elke twee minuten kwam Ma
vragen of het over was en na een keer of vier was dat zo. Dan werd je
vrijgelaten met het verzoek om je in het vervolg beter te gedragen. Daar in die
pikdonkere kast, zittend op het zeil, met mijn rug tegen de muur, werden het
donker en ik vrienden.
Nu begrijpt U waarschijnlijk
ook hoe het komt dat ik het wel eens jammer vind dat je bijna nooit meer kunt
spreken van een complete duisternis. Want er is, ook bij ons in de afgelegen plattelandsgebieden,
geen minuutje in een etmaal dat het écht donker is, ongeacht het jaargetijde,
de weersgesteldheid en de toevallige stand van de maan. Ergens is er altijd en
overal wel een lichtpuntje dat met de beste bedoelingen de reiziger lichtend
helpt om veilig en gezond weer thuis te komen.
Soms kan ik s nachts de
slaap niet vatten. Dan sta ik op, loop zonder een lampje op te steken naar
beneden om daar mijn zonden te overdenken. Als ik door het keukenraam kijk, zie
ik op hemelsbreed driehonderd meter afstand om drie uur in de nacht een heldere
straatlantaarn die niemand bijlicht. (De kleine foto beneden.) Het licht is zo sterk dat je praktisch de
krant kunt lezen en niet bij wijze van spreken. De enige manier om de
vriendschap met het donker te onderhouden is je ogen te sluiten. Zo ver zijn we
van het duister vervreemd.
Na de kortste dag is het
spoedig Kerstmis: het feest van het licht. Daarom sluit ik af met u prettige kerstdagen te wensen. Met
licht in de duisternis.

|