Vanmiddag gaan we met zijn
allen naar de fotograaf zei mijn moeder. Iedere oom en tante in de familie
heeft een prachtig familieportret laten maken. Wij nogniet, maar vanmiddag is het zover. Hier heb
je twee kwartjes voor de kapper en zeg tegen hem dat hij je haar mooi kort
knipt.
Op de eerste foto ziet u het
middaglijke resultaat. Pa en Ma en hun vijf kinderen, variërend in de leeftijd
van 16 (oudste zus) tot 3 jaar (jongste broer). Ikzelf zit in mijn zwart/wit
gestreepte linnen boevenpakje links beneden tussen Pa en hond Johnny. Aan de andere kant van Johnny zit mijn jongere broer.
Lang geleden. Van de zeven
mensen op de foto zijn er op het moment dat ik dit schrijf nog drie in leven.
Behalve ikzelf mijn jongste broer en mijn jongste zus. Het is een van de
weinige fotos waar we allemaal samen op staan. Zowel mijn vader als ik
waren/zijn fanatieke amateurfotografen, maar zoals wel vaker hielden/houden ze
er niet zo van zelf gefotografeerd te
worden.
De kinderen op de foto
verschilden onderling ongeveer drie tot vier jaar in leeftijd. Weinig, maar u
weet dat zoiets in je kinderjaren een mensenleven betekent. Met mijn broers en
zussen had ik relatief weinig contact, simpel omdat ze zoveel ouder of jonger
waren en hun eigen vriendenkringetje hadden. We konden heel goed met elkaar
overweg, maar een hechte broer/zus of broer/broer-relatie was er niet.
Soms werd je wel gedwongen
met elkaar contact te hebben en met elkaar op te trekken. Bijvoorbeeld in het
laatste jaar van de oorlog toen ons dorp een tijdje in de vuurlinie kwam te
liggen en wij s nachts in de kelder sliepen. Wij sliepen gevieren mijn pas
geboren jongste broertje was ondergebracht bij de buurvrouw omdat ma ernstig
ziek was enkele nachten in de aardappelkist. Twee aan twee met de benen naar
elkaar toe.
Later hadden we elk een eigen
slaapplek. Een eigen kamer met een eigen bed. Maar soms sliepen mijn broertje
en ik samen in een groot tweepersoonsbed. Dan kwam Ma ons s avonds instoppen.
Soms vertelde ze een verhaaltje dat wij, omdat ze het zo vaak vertelde, bijna
van buiten kenden. Dan liet ze ons een avondgebed bidden Heer, o houd ook deze nacht over mij getrouw de wacht en streek
ons over onze bol. Ze deed het licht uit en sloot de deur achter zich.
Dan kwam het uur van de
bedspelletjes die mijn broer en ik speelden. We gaven elkaar raadsels op. Het
is hier in de kamer en het begint met de letter K. Ra, ra, wat is dat? We
reciteerden liedjes en gezangen die we van de juffrouw op school uit ons hoofd
moesten leren. Of we vertelden elkaar wat we die dag bij aardrijkskunde hadden
geleerd. Ik leerde mijn broer welke plaatsen je allemaal in Zeeuws Vlaanderen
kon tegenkomen: Oostburg, Sluis, Terneuzen, Hulst, Axel. Dat soort
bedspelletjes.
Het favoriete bedspelletje
was het noemen van alle kinderen die bij jou in de klas zaten. Zij zaten in
houten tweepersoonsbanken, vijf of zes achter elkaar, in drie of vier rijen. De
klassen waren erg groot in die dagen.
En dan begon het noemen van
de namen. Tweede rij: vooraan Jan de Braam en Kees Weiland. Daarachter Marietje
van de Reisakker en Karla Wetering, daarachter . Mijn broer probeerde de namen
en zitplaatsen van alle kinderen uit mijn klas te noemen en ik deed hetzelfde
met zijn klasgenoten. Soms maakten we het erg moeilijk: wie zit er in mijn klas
in de derde rij in de vierde bank? Dat was Jan Balijn. Naast hem zat niemand.
Hij zat alleen. Die kinderen had je ook.
-----------
De tweede foto - technisch niet erg fraai, maar daar gaat het niet om - toont de twee broers enkele jaren later. Wie is wie? U raadt het wel.