De directeur van de kweekschool
waar ik mijn beroepsopleiding kreeg heette F. Roosjen. Waar de F. voor stond
wisten wij niet precies. (Frederik, Frits, Frans-Ferdinand?) In elk geval was
het een aimabel man. Hij was een broer van A.B. Roosjen die toentertijd landelijk en internationaal
enige bekendheid genoot doordat hij voorzitter was van de omroepvereniging NCRV
te Hilversum. Een beetje van die roem straalde op ons, leerlingen, af omdat wij
tegen onze vrienden en kennissen thuis konden zeggen dat de directeur van onze
school de broer was van de voorzitter van de NCRV en daar had niemand van
terug.
Ieder jaar, op een zonnige
dag in mei, zo rond de klok van half tien in de ochtend, kon men de heer F.
Roosjen door de gangen van zijn school zien lopen en bij ieder leslokaal naar
binnen gaan om daar het zich afspelende onderwijsleerproces te blokkeren met de
volgende toespraak. Vandaag wordt in onze mooie stad, Doetinchem, de grote
meimarkt gehouden. En jullie weten dat het traditie is dat op die dag iedereen,
de leraren en de leerlingen, vanaf half tien vrij krijgen om de markt met hun
bezoek te vereren. Zo ook deze morgen. Vanaf nu schors ik het onderwijs op deze
school tot heden namiddag. Ik wens jullie veel plezier! Waarop de docenten hun
tas inpakten en nog vlug even hun onzin van het bord veegden en wij onze
hopeloos volgepropte tassen voor het gemak zo lang even in een hoek smeten.
Binnen vijf minuten was de
conciërge, de heer Schimmel, de enige die op school rondliep om de boel
enigszins in de gaten te houden. Wij verzamelden ons in deze minuten vóór de
school, op de kruising van de Wilhelminastraat met het Julianaplein, om vervolgens
in groepen naar het marktterrein te vertrekken. Binnendoor langs de paadjes bij
de RK-kerk een afstand van vijf minuten. Behalve de oudste jongens uit de
vijfde klas die net als alle andere jaren meteen naar Café Dimmedaal aan de
Terborgseweg trokken om daar op het terrasje om te beginnen enkele glazen
Grolsch-van-de-tap te nuttigen.
Eerst kom je op de veemarkt.
Daar is het op deze ochtend gezellig druk, maar als je werkelijk wat beleven
wilt moet je vroeger opstaan. De veehandelaren met hun kaki stofjassen, petten,
sigaren-in-de-mond, portefeuilles-aan-kettingen en rotan stokjes zijn al vanaf
vijf uur in de weer met hun handel en wandel. Achter de veemarkt is de lapjes-
en groentemarkt. Op deze meimarkt kun je over de koppen lopen en alles kopen
wat een mens nodig heeft of eigenlijk best kan missen.
Omdat ik niet zo goed tegen
een verblijf in een drukke menigte kan, verdwijn ik stiekem even naar de
zijkanten van markt, daar waar het rustig is, ook vandaag, en daar waar de
handelaren op hun vaste klanten wachten, meimarkt of niet.
Ergens heeft iemand een
simpele marktkraam ingericht, bestaande uit een paar schragen met een tafelblad
erop. Links en rechts staat de koopwaar in zijn ingepakte vorm, in het midden
staat een ouderwetse koffergrammofoon. Zo eentje waar een grote hoorn bij
hoort, hier verborgen in een resonantiekist, met daarboven het draaiplateau met
de slinger. Aanvankelijk ben ik de enige die stil blijft staan om te zien wat
voor wonderlijks hier nu weer gebeurt. De uitbater van de negotie schijnt dat
niet te deren. Het is een enigszins artistiek uitziende vijftiger met een dito
hoed. Hij wacht tot er drie mensen naar hem staan te kijken.
Dan begint het wonder. De
man-met-hoed haalt een 78-toeren schellakplaat uit diens bruine papieren His Masters Voice-hoes en legt die voorzichtig
- met je vingers tegen de rand - op de
speeltafel. Hij maakt een aantal slagen met de slinger, waarschijnlijk om
ergens een veer op te winden. Met een bedachtzame beweging zet hij de naald op
de begingroef. Wij horen muziek! Van een Weens salonorkest, of van een of
andere Amsterdamse Politiekapel, of van The
Ramblers met Theo Uden Masman, ik ben het vergeten.
Plotseling pakt de
marktvirtuoos ergens uit een doos een fluitje en begint met de grammofoon mee
te spelen. Zon klein driehoekig bamboe panfluitje is het en de man blijkt een
ware meester te zijn. Hoe vrolijk klinkt plotseling de muziek nu er ergens
hoge, zuivere, doordringende tonen aan worden toegevoegd! Bij het volgende
nummer bespeelt de muzikant zon Ierse metalen blokfluit, maar even virtuoos en
artistiek. Bij het derde nummer legt hij een plakje plastic op zijn tong en begint
fantastische vogelgeluiden te maken die subliem bij de muziek passen.
Van de wind kan niemand leven
en van gratis vogelgeluiden evenmin. Daarom stopt de muzikant zijn
grammofoonspel en doet de inmiddels samengekomen goegemeente de suggestie bij
hem een muziekinstrumentje te kopen. Zon Irish
whisle of een panfluitje, desnoods een tongfluitje. Ik koop een
tongfluitje. Voor vijftig cent het stuk en drie voor een gulden.
Ze zijn er nog. Enkele jaren
geleden zag ik op een zomerse braderie bij ons in het dorp een koopman mooi
houten kinderspeelgoed verkopen. Hij maakte er prachtige vogelgeluiden bij. Ik
zag ze liggen: flinterdunne plakjes plastic, gevouwen tussen rood of wit karton
in de vorm van een halve maan en daar weer omheen een metalen stripje om het
geheel bij elkaar te houden. Leg het gevalletje op je tong, blaas er lucht
langs vanuit je luchtpijp via het plastic op je tong en dan tussen je tanden
door naar buiten. Je kunt nu de mooiste vogelmuziek maken. Voor één euro het
stuk en drie voor twee. Zwaluwgekwetter of een vinkenslag. Bijna net zo mooi
als de hemelse tonen van onze echte zanglijster thuis.

|