Het stond met rood omcirkeld in de agenda: Donderdag Bloed Geven. Met drie hoofdletters. Eén van Zapnimfs jaarlijkse uitstapjes. Geen probleem voor mij, ik zou wel een DVD'tje zien, een horrorfilmpje of zo. Gaat er altijd wel in. Gordijnen dicht, lampen uit en lekker huiveren onder een dekentje, terwijl op het scherm de afgehakte ledematen in het rond vliegen. Mmmm. Heerlijk.
En toen werd het donderdag en toen zei zij: - Komaan, wij moeten er ten laatste om kwart na acht zijn.
- WIJ? HOE WIJ?
- Jij en ik, wij.
- IK OOK? HOE KOM JE ERBIJ? Ik ben allergisch aan bloed! Ik val flauw als ik nog maar het woord "ader" hoor. Geen volkslied kan ik aanhoren of ik krijg duizelingen! Dat kun je niet menen?
Ze probeerde mij slinks te overtuigen door in te spelen op mijn zwakheden: Mensenlevens redden, blablabla, arme zielige kindertjes met anemie, blablabla, anders slapjanus, nobele taak aan de maatschappij, blablabla, eindelijk eens iets nuttigs in je leven...
Ik gaf niet toe, en hield het been stijf. Ze zou mij eens leren kennen!
Een kwartier later reden we de parking op. En weer af. Want hij was vol. Bomvol. Heel Zapdorp was gemobiliseerd om twee pinten levenssappen af te staan. Okee, het gaat niet! jubelde ik, en toen vond zij plotsklaps nog een klein gaatje ergens drie kilometer van die menselijke muggenplaag. Niets gekort, ik moest dit ondergaan, het bloed kruipt waar het niet kan gaan.
Zij beende met stevige pas naar het lokaaltje en ik slingerde aan haar arm mee. Hoog tijd voor mijn laatste troefkaart: ik trachtte op mijn beurt op háár gemoed te spelen:
Belachelijk maken, flauwvallen, schedelbreuk hebben, schaamte, pispaal van 't dorp.
't Hielp allemaal geen fluit, dat mens heeft geen gemoed. De hardvochtige!
- Als ik omval, en ik zál omvallen, dan moeten ze zich met mij bezig houden, en dan is er opstopping en kunnen de anderen geen bloed geven en dan hebben ze groot bloedtekort en er zullen onschuldige kindjes sterven en dat wil jíj ( ik kan smerig worden) niet op jouw (!) geweten hebben en...
- Er zijn heus wel genoeg bedden om de massa aan te kunnen...
- Hoezo, bedden, is dat dan niet elk in een kamertje apart? - Gekkie!
- IK WIL NIET PUBLIEK IN EEN ZAAL FLAUWVALLEN!!!
- Dat gebeurt ommes niet.
Ja, ik weet ook niet wat ommes betekent, maar ze zei het wel.
Ondertussen waren we al op de parking van de stadsfeestzaal (geweldig, dacht ik nog, nooit meer naar het theater zonder flashbacks vol ranzige bloedgeur). Wel vier (!) ambulances stonden er. Vanuit een ooghoek dacht ik zelfs een tankwagen te onderscheiden met een rood kruis erop. Allemaal waren ze om ter reklaamst bestickerd met huizenhoge slogans als "bloedgevendoetlevengeven" of iets dergelijks. Hoe waar, dacht ik. Ik geef bloed en meteen mijn leven terwijl ik sterf van de angst.
Ik kreeg mijn eerste duizelingetje maar mijn lief trok mij krachtig de drempel over.
Links was de administratie, een drietal dametjes die zich over de papierwinkel heen bogen. Achteraan in de zaal stonden drie kottekes met dokters erin, en driekwart van de polyvalente zaal stond vol met bedden en driftig heen en weer spurtende verpleegsters (geen enkele vent meneer!).
Ik zag rode lampen flikkeren, alarmen afgaan en dat allemaal in een walm van ziekenhuisdoemp.
Mijn vriendin mocht meteen door, habituée, maar ik moest aanschuiven bij de rij nieuwelingen. Voor mij allemaal hübsche mädels in teensletsen (hou toch op met tetteren truttebollen!) en ik moest mij inschrijven bij een madammeke met vuurrode krullen als had ze een pruik van bloedkoraal op haar kop. Eventjes viel het geluid weg, maar ik kon het terughalen door zeer diep en rustig te ademen. Waardoor ik dan weer zuurstofoverschot kreeg en plotsklap begon te zweten als een pakje boter in de microgolf op 750 watt.
Meneer, mag ik uw naam? Ronny Vanbever, probeerde ik nog, maar ze moest mijn identiteitskaart zien.
A-ha Hill McGraw, en niet Ronny? Euh neen, sorry, ik dacht dat je de naam van mijn vriendin vroeg...
Het was een vriendelijk kind, ze negeerde mijn hyperventileren straal.
Ze zat er al lang, je kon het zo zien aan haar vermoeide bloeddoorlopen ogen. Hup, daar ging ik weer. Ik hield me staande aan de tafel en wankelde van daar naar een geïmproviseerd bureautje waar ik allerlei formulieren moest invullen:
Vraag één: Voel je je ziek? Ja of neen. Hahaha. Humor bij het rode kruis. Rotzakken. Jarenlang heb ik ze uit de brand gesleept door mijn auto dicht te kleven met hun stickertjes van de Smurfen, Kuifje, Lucky Luke,... maar als je even een moeilijk momentje hebt, geven ze niet thuis.
Naar eer en geweten vulde ik hun lijst in, en liet de eerste vraag open. Nè, is hun adminstratie lekker naar de boeme.
Daarna mocht ik in een andere rij aanschuiven om tot bij de dokter te komen.
Het was ook een dame. Vriendelijk weer, het moet gezegd, maar ik moest haar wel zeggen dat ik mij niet ziek voelde. Ach ach ach. En geen aids had, noch tekenbeten of recentelijke piercings en zo.
En toen, zomaar ineens, pompte ze mijn arm aan frutsels om mijn bloeddruk te meten.
Kan ik ook niet tegen, ik voel dan gewoon het bloed door mijn aders gutsen, ik haal makkelijk het debiet van een vinnig vliedende vaart. 12-7, perfect, zei ze nog.
Ik mag dan wel dodelijk ziek zijn, naar zuurstof happen als een gerookte haring op de Meir, maar als het op bloeddruk aankomt ben ik niet te kloppen. Undestructible I am. Toch een beetje trots, speekmedolle voor mezelf.
En dan mocht ik weer in een rij gaan staan. Die naar de bloedbank. Negen waren er nog voor mij. Mijn lief, de schat, kwam vragen of alles nog goed met mij ging.
GA WEG! brulde ik. Weet ik veel waarom. Ik had al mijn aandacht nodig om te blijven ademen. In-Uit-In-Uit-In... En nu... euh... paniekpaniekpaniek. Nog eens 'In' of was het nu 'Uit' - Poefoefoef. In-uit-in-uit...
Ik zag in de wazige verte hoe iets wat op mijn teergeliefde leek zich lachebekkend neder vleide. Ik voelde mijn aorta kloppen, en toen draaide de parket plots een walske. Het bleek niet de parket te zijn maar ikzelf. In een laatste Straussiaanse heupbeweging gooide ik mij op een bekertje water en dat bracht weer kleur op mijn wangen.
Vier dagen en evenveel duizelingen daarna was het mijn beurt.
Een zestal verpleegsters liepen er rond en ik kreeg natuurlijk net die kenau. Die met die bloeddorstige gierenkop. Van die zou ik nog geen bloed willen krijgen, laat staan haar bloed geven.
Maar het was loos alarm. Ze moest het zelfs niet hebben.
- Oei, meneer, kraste ze, voelt meneer zich niet goed?
- Neen, madam. Maar het is niet erg (zei ik dat echt?) het zal alleen erger worden.
- Jammer meneer, dan is het misschien beter dat je dan geen bloed geeft...
Godverdomme. Ben ik nu zover geraakt, heb ik nu zo afgezien, dan wil ik wel all the way gaan. Waar is hier die naald, dat ik ze er zelf inram!
Maar dat mocht dan weer niet van de gier.
Neen, ze moest overleggen met haar collega-verpleegster. Die ook niet geselecteerd was op haar kordaarheid.
Dus ikke tussen die twee bloedzuigers naar de dokter. Die het ook niet wist. Dan maar naar de collega. Bon, om een lang verhaal kort te maken: ze hebben erover gestemd. Eentje voor, eentje tegen en een onthouding. Ik mocht zelf kiezen. Ik duizelde weg en dat hebben ze geïnterpreteerd als een ja.
Maar de roofvogel wou haar nagels niet meer aan mij vuil maken, dus duwde ze me maar in armen van een ander bloedeloos mensje. Hoe kun je er zo bloedeloos uitzien als je job aders prikken is, dacht ik nog.
Oeps... Hier draai ik weer even weg. Niet in het verhaal, in het echt, nu, terwijl ik dit intik. Manmanman, wat heb ik een rotleven. <Pieske gedaan> Okee, terug full force.
Om zeker te zijn dat ik niet ter plaatse zou overlijden kreeg ik eerst nog een glaasje cola. En dan nog één. En ik drink alleen de light variant, maar dat hadden ze natuurlijk weer niet.
Tappen ze een halve liter van mijn goede bloed af, gieten ze je bij met zure american junk.
Bon, ze prikten er wat op los en toen weet ik het niet goed meer. Eerst nog een kus, een blonde krullenbol, daarna nog een kus, een lange kus, een heel lange natte lik als van een demente koe, ik wou al protesteren dat de mensen keken en zo, maar het was die kenau van daarstraks die mijn voorhoofd bette met een natte vod. 't Is bijna klaar, zei ze, nog 20cc.
Toen ging een alarm af, een licht begon rood te gloeien en 't was af.
Blijf maar liggen, zei ze. Ze goot nog een cola in mij, en ik moest stilletjesaan bekomen. Schoon genoeg had ik ervan, maar ik kon niet van die tafel af geraken. Hij stond in hoogste stand en ik vond de hendel naar beneden niet.
Een kwartier later zat ik dan toch een beetje triestig te kijken in een kopje fletse koffie, terwijl Zapmadam er op los kwetterde.
Hoe voel je je nu?, vroeg ze in de auto op weg naar huis.
'k Weet niet, mijn arm doet zeer. Volgens mij zijn ze die naald erin vergeten...
Het heet dus hematofobie wat ik heb. De ergo-variante. En je kunt er niet van genezen. Alleen een pacemaker helpt soms.
En heel veel troost en liefde.
Dus niet: Wahahahahahahaha, flauwe bees! roepen.
08-08-2008, 21:26 geschreven door Hill
|