Hij stond achter zijn kookpotten als een alchemist achter zijn erlenmeyers. Een grimmige trek om de lippen, in opperste concentratie. Soms kon je een tongpuntje zien flitsen in zijn rechtermondhoek.
Met een houten lepel roerde hij door zijn sausje. Iets op basis van yoghurt was het, gekruid met muskaat, cayennepeper, suiker en nog een drietal andere ingrediënten, badend in een mooie zachte zalmrozekleur, doorspikkeld met donkeroranje stipjes.
Hij proefde een vorkpuntje, lekker, maar niet super, hij roerde extra cayennepeper onder de saus en proefde nogmaals. Met gesloten ogen. De saus welfde tegen zijn verhemelte aan, zijn smaakpapillen salsadansten zichzelf een weg naar iets orgasmisch en zijn tong trilde van genot. Dit was af. Als God een yoghurtsausje was, dan zweefde zijn Geest nu over mijn tupperwarepotje. (Mijn inderdaad, want hij is ik, wat had je anders gedacht).
Zo fier als een Antwerpse pauw liet hij zijn creatie proeven aan zijn wederhelft. Ze nam een hapje, liet het rondgaan in de mond en oordeelde : nogal flets. Met nauwelijks verholen minachting snoof hij twee keer en presenteerde het godendrankje aan een toevallig binnengewaaide vriendin. Ook zij nam een hapje en vond het nogal... peperig, iets te té, als je begrijpt wat ik bedoel. De wanhoop nabij over het fenomale plebejisch gehalte van zijn kennissenkring, verborg hij zijn potje diep in de ijskast, achter de blauwe komkommer en de groene jonge Gouda. Dat de zwijnen maar hun eigen parels zoeken.
Pas toen de gasten aanmeerden en al aan tafel zaten, haalde hij zijn tupperware potje met gele dekseltje opnieuw boven. Hij plaatste het strategisch, midden op de tafel, naast de cocktailsaus, de mayonaise light en de sojadressing. Dra daalt de Messias neder aan deze dis, dacht hij nog en hij bespiedde de gasten vanuit zijn eveneens strategisch geplaatste teakterrasstoel.
Het duurde wel even vooraleer de eerste overstag ging en een lepeltje Heavenly McGraw probeerde. In spanning zag hij haar het mengsel over haar notensla druppelen. Eeuwen vervlogen vooraleer zij er een hapje van nam en. En. En niets. Ze vertrok geen spier en nam een lepeltje cocktailsaus.
Ik kan hier nu nog een tijdje mee doorgaan, maar ieder aan de volle feestdis, die hij vanuit zijn schuilhoek volgde, schakelde met uitgestreken gezicht over van de artisanale yoghurtsaus op de zielloze dressing light, een rode bol met 'Min 30 cent" op het ondertussen vettige flesje gekleefd.
Terwijl de gasten lachten, zich vrolijk maakten en grapten onder de zoele zachte avondzon, zat hij in een hoekje weggedoken, diep in zijn tuinstoel. In zijn hand een koffielepeltje en een tupperware potje met geel dekseltje. In zijn oog een traan. God is een mislukking.
16-04-2007, 23:32 geschreven door Hill
|