Parijs het Paradijs. Amai mijn oor.
Paradijs voor masochisten misschien, of voor die rijke stinkers die winkelen gaan in Les Galeries Lafayette, daar waar het gajes hun Mercedes 600 half op de stoep achterlaten, met de vier pinkers op, een Mercedes of Bentley met gele CD-nummerplaat met draaiende motor en gehandschoende chauffeur.
Voor die mensen is Parijs misschien het paradijs. Voor die Chinees ja die op de op een na hoogste etage zijn persoonlijke verkoper de opdracht geeft die Mingvaas uit de Rue Mogador, Paris aan te kopen en naar China te exporteren.
Parijs, paradijs voor wie geld heeft. En voor wie de Parijzenaar in arrogantie kloppen kan.
We waren nochtans gewaarschuwd, het stond in mijn Trotter. De doorsnee Parisien ziet de doorsnee toerist als een noodzakelijk kwaad dat met de wortel uitgeroeid moet worden, niet alvorens er zoveel mogelijk geld uit te kloppen. Dat is de doorsnee Parisien. Er zijn er dus ook ergere. Wij, de naiëvelingen, dachten dat het wel zou meevallen. Driewerf hélas!
Het viel eigenlijk nog mee, tot we op de stoep van het station aangeklampt werden om een aalmoes te schenken. En daarna nog eens, en dan nog eens, en dan nog eens, en nog en nog en nog... Hiermee valt te leven, kom op, die mensen kunnen daar ook niet aan doen. Met die mtv-rapklonen die ons de toegang versperden naar de Sacre Coeur en ons persé een kleurig lintje willen aansmeren al heel wat minder.
Maar dat is allemaal kinderspel, vergeleken bij de bediening die de buitenlander naar zijn hoofd geslingerd krijgt in de bistrots en restaurants. Lees verder en huiver.
Na een uurtje of drie ronddwalen door het pittoreske Montmartre met zijn Sacre Coeur als blikvanger, begon iets links van mij doordringend te brommen, een zwaar geloei bijna, alsof een vrachtwagen uit de vroege jaren veertig zijn zware dieselmotor tevergeefs trachtte te starten. Het bleek mijn vrouwliefs maag te zijn. Om verder onheil te voorkomen, we werden al aangestaard door miljoenen japanners, zochten we een eethuisje. We vonden een gezellige Crêperie, met een interieur dat zo uit Le Fabuleux Destin d'Amélie Poulain gejat kon zijn.
De ober kwam, we bestelden en binnen het kwartiertje werden we bediend. Zij een hartige pannenkoek met hesp en kaas en ik er eentje met gebakken aardappeltjes bij. Het smaakte. Zoveel zelfs dat we besloten er een dessertje bij te nemen, een zoete pannenkoek.
De kaart werd er bij gehaald en we vonden een menuutje bestaande uit hartige pannenkoek, watertje, zoete pannenkoek en koffie. We bestelden en plots kon dit niet meer. Ja, apart wel, maar niet meer tegen de combiné prijs. Ik probeerde even aan te dringen, heel beleefd, en prompt werd de menukaart uit onze handen getrokken : C'est la même chose en Allemand, en Anglais en Espagnol : on n'est pas de marchand de tapis ici. De rekening werd naar ons hoofd gegooid et voilà, de eerste ontmoeting met de Parijse horeca was een feit. We waren te perplex om te gaan lopen. Waar kwam die plotse woedeuitbarsting vandaan ? Het restaurantje was te nauw om er snel weg te komen, dus we hebben maar betaald. Dit was de eerste keer, het werd jammer genoeg niet de laatste keer.
Een volgende keer werden we afgeblaft toen we niet snel genoeg (we hadden drie tiende seconde geaarzeld) reageerden bij het aanvaarden van de chocolat chaud, en de bestelling werd ons letterlijk op de tafel gegooid. Het Hollands koppel dat net na ons plaats nam konden we nog waarschuwen en wegjagen. Ze namen het prettig gelaten op : Nou, wij laten ons niet ssjjagrijnig maken! Het leedvermaak was geheel aan onze zijde toen we de afrekening (briefjes en muntjes, lekker veel en kleine) in onze nog niet helemaal lege tas koffie sopten en de plaat poetsten.
Parijs een paradijs, ja misschien wel, alleen jammer dat er Parijzenaars wonen.
Voilà, het moest er even uit, waarmee dan meteen de enige ergernis over de vakantie uit de weg geruimd is. Claire et nette.
23-11-2007, 19:22 geschreven door Hill
|