Vrijdagavond, de voorbije werkweek eiste zijn slachtoffers.
Man komt thuis. Vrouw is er al, ze ligt in de zetel. Languit.
- Ik ben kapot. - Ik ben ook kapot. - Jaja, maar ik ben toch kapotter. - Neen, toch niet, ík ben kappotter, ik ben zeker het kapotst. - Maar ik ben kapotter dan kapot. Ik ben zo kapot dat ik bij het uit de auto stappen door mijn knieën ben gegaan. - En ik ben zo kapot dat ik vanmorgen uit een vergadering ben opgestapt omdat ik van vermoeidheid begon te duizelen. - Jaja, kan wel zijn, maar ik ben zo kapot als... als... als zo'n tsjoepseltje dat je bovenop het soepapke draait, je weet wel zo'n hoedje voor het ventiel. Wel ik ben zo kapot als een kapot tsjoepseltje. Nè, da's pas heeeeeeeeel erg kapot, niet?
- Okee okee, maar ik dan! Ik! Ik ben begot zo kapot dat je op mijn voorhoofd al kleine barstjes kunt zien, kijk maar! - Maar ik ben zo kapot dat ik niet eens meer kapot kan zeggen. Hoor : kapppptt.
- Okee, je hebt gewonnen jij bent het kapotst. Dus jij rijdt naar de frituur ?
02-10-2007, 19:10 geschreven door Hill
|