Redactie
Medjugorje België en Nederland
Chris De Bodt
(1958 - 2012)

medjugorjebn@gmail.com

Patty De Vos
Kasteelstraat 81
9180 Temse
België
patty.de.vos@hotmail.com

Dr. Guy Claes
Platanendreef 40
8790 Waregem
België
gclaes@scarlet.be

Henk
Twan Vereecken
Geertrui Schonken
Veerle De Caluwé
Anne Van Der Sloten
p. Alfons J. Smet
Broeder Joseph
Zoeken in blog

Medjugorje 2015 Medjugorje 2014 Medjugorje 2013 Medjugorje 2012 Medjugorje 2011 Medjugorje 2010

 

Voorlopig worden enkel de boodschappen gepubliceerd.
09-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het sacrament van het Priesterschap
Het sacrament van het Priesterschap

We besluiten de reeks van de sacramenten met het sacrament van het priesterschap.

Dit sacrament wordt in deze tijd, meer nog dan de andere sacramenten, in vraag gesteld.

  • Is dit nog wel nodig, de mensen geloven toch niet meer?
  • De priester mag niet trouwen, is dit wel werkelijk noodzakelijk en zijn al de nu gekende gevallen van misbruik er geen gevolg van?
  • Is het priesterschap geen beroep zoals een ander?
  • Vele priesters zijn al uitgetreden, hebben hun roeping oneer aangedaan, wat blijft er nog over van dit ‘heilige priesterschap’?
  • Waarom worden vrouwen niet toegelaten tot dit ambt in deze tijd van emancipatie?

Deze en nog veel meer vragen zijn actueel.

Als we ons verdiepen in wat de Kerk ons leert over het priesterschap, kunnen we beter intreden in deze ‘roeping van Godswege’, dit mysterie. Dan kunnen we respect opbrengen voor het standpunt van de Kerk.

Het betreft een ‘mysterie’ waar wij mensen alleen maar kunnen voor open staan en ‘ja’ zeggen of het volledig afwijzen. Het is het één of het ander. Het kan niet opgedeeld worden.

Overal waar moeder Maria verschijnt, spreekt ze met veel liefde over haar zonen, de priesters. Ze roept ons steeds weer op om voor hen te bidden.

Als velen gefaald hebben, zijn wij daar dan niet mede verantwoordelijk voor? Hebben wij genoeg voor hen gebeden, gevast, offers gebracht?

satan heeft niet liever dan dat de priesters in discrediet gebracht worden bij de mensen, dan hebben ze een reden om niet meer te geloven of alleszins om niet naar de kerk te gaan. Zijn aanvallen zijn daarom des te meer gericht op de priesters, religieuzen en leken die echt christen proberen te zijn.

Laten we voortaan minstens één keer per dag, al is het maar een schietgebedje, bidden voor de priesters in het biezonder, opdat zij zouden mogen beschermd worden tegen de aanvallen van de duivel en staande zouden blijven.

Ik nodig u uit om u de volgende dagen en weken te verdiepen in dit sacrament waarmee onze Kerk staat of valt en het lot van onze priesters mee te nemen in uw gebed zoals ook Maria van ons vraagt:

Maandelijkse boodschap van Maria aan Mirjana Dragicevic op 2 juni 2012 voor hen die Gods liefde nog niet kennen:

"Lieve kinderen, Ik ben ononderbroken onder u omdat Ik, door Mijn eindeloze liefde, wens om u de deur van de Hemel te tonen. Ik wens u te zeggen hoe ze wordt geopend: door goedheid, vergeving, liefde en vrede, langs Mijn Zoon. Daarom, Mijn kinderen, verlies geen tijd aan ijdelheden. Enkel de kennis van de liefde van Mijn Zoon kan u redden. Door deze heilzame liefde en de Heilige Geest koos Hij Mij en Ik, samen met Hem, kies u om apostelen van Zijn liefde en wil te zijn. Mijn kinderen, groot is de verantwoordelijk die op u rust. Ik wens dat u, door uw voorbeeld, helpt om de zondaars hun zicht terug te vinden, hun arme zielen te verrijken en hen terug te brengen in Mijn omhelzing. Daarom, bid, bid, vast en biecht regelmatig. Als het ontvangen van Mijn Zoon in de Eucharistie het middelpunt van uw leven is, wees dan niet bevreesd, u kunt alles doen. Elke dag bid Ik voor de herders en Ik verwacht van u hetzelfde. Omdat u het, Mijn kinderen, zonder hun begeleiding en versterking door hun zegen, niet kunt doen. Dank u."

1. Waarom spreekt men in het Latijn over sacramentum ordinis?

Met het woord ordo werd in de Romeinse oudheid een college in burgerlijke zin aangeduid, met name het college van bestuurders. Ordinatio duidt op de opname in een ordo. In de kerk zijn er colleges die de Overlevering, niet zonder grondslag in de heilige Schrift, van oudsher met de naam taxeis (in het Grieks) of ordines aanduidt: zo spreekt de liturgie over de ordo episcoporum, de ordo presbyterorum, de ordo diaconorum. Er zijn ook andere groepen die de naam ordo krijgen: de geloofsleerlingen, de maagden, de echtparen, de weduwen...

De opname in een van deze colleges van de Kerk geschiedde door een ritus die ordinatio genoemd werd, een godsdienstige en liturgische handeling die een wijding, een zegening of een sacrament was. Tegenwoordig wordt het woord ordinatio voorbehouden aan de sacramentele handeling waardoor iemand in de orde der bisschoppen, presbyters of diakens opgenomen wordt. Deze handeling stijgt uit boven een gewone verkiezing, aanwijzing of aanstelling door de gemeenschap, daar ze een gave van de heilige Geest verleent, die het mogelijk maakt een "gewijde macht" of sacra potestas uit te oefenen die slechts van Christus zelf kan komen via zijn kerk. De wijding wordt ook consecratio genoemd, want ze houdt een afzondering in en een bekleding met het ambt door Christus zelf, ten bate van zijn kerk. De handoplegging door de bisschop, samen met het wijdingsgebed, is het zichtbare teken van deze wijding.

2. Het Wijdingssacrament in de heilsgeschiedenis

Het priesterschap in het Oude Verbond

Het uitverkoren volk werd door God tot "een koninkrijk van priesters en een heilig volk" gemaakt [Ex. 19: 6]. Maar uit het volk Israël kiest God één van de twaalf stammen uit, de stem van Levi, die voor de liturgische dienst afgezonderd wordt. God zelf is zijn erfdeel. Een eigen ritus heeft de oorsprong van het priesterschap van het Oude Verbond geheiligd. De priesters worden er "aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God en om gaven en offers op te dragen voor hun zonden."

Ingesteld om het woord van God te verkondigen en om door offers en gebed de gemeenschap met God te herstellen, is dit priesterschap toch niet bij machte het heil te bewerken. Bij dit priesterschap moeten deze offers steeds weer worden herhaald, zonder dat dit leidt tot een definitieve heiliging, die enkel door het offer van Christus bewerkt zal worden.

Toch ziet de kerk in het priesterschap van Aäron en de dienst van de levieten, evenals in de aanstelling van de zeventig "oudsten", voorafbeeldingen van het gewijde ambt van het nieuwe verbond.

Zo bidt de kerk, volgens de Latijnse ritus, in het wijdingsgebed van de bisschopswijding: God, Vader van onze Heer Jezus Christus, (...) Gij leidt uw kerk door uw genadevol woord. Vanaf het begin hebt Gij alles vastgesteld: Gij hebt Abraham tot het geloof geroepen; en over de velen die na hem geloofd hebben, hebt Gij [leiders en priesters aangesteld; nooit liet Gij uw heiligdom zonder bediening (...).

Bij de wijding van priesters bidt de kerk: Heer, heilige Vader, (...) reeds in het Oude Verbond ontstonden bepaalde ambten als voorafbeelding van de sacramenten: nadat Gij Mozes en Aäron aan het hoofd van uw volk had gesteld om het te leiden en te heiligen, hebt Gij ook naar rang en waardigheid mannen uitgekozen om hen in hun werk bij te staan. Tijdens het verblijf van het joodse volk in de woestijn hebt Gij zeventig wijze mannen bezield met de geest van Mozes en door hun hulp was het hem mogelijk uw talrijk volk te besturen. Aärons zonen hebt Gij laten delen in het priesterschap van hun vader.

En in het wijdingsgebed voor diakens belijdt de kerk: Almachtige God (...), uw kerk bouwt Gij tot uw temper en daarin roept Gij uw dienaars tot het drieledig ambt om de dienst te verzorgen van uw naam. Reeds in het Oude Verbond hebt Gij de dienst in uw heiligdom aan de zonen van Levi toevertrouwd.

Het ene priesterschap van Jezus

Alle voorafbeeldingen van het priesterschap in het Oude Verbond vinden hun vervulling in Christus Jezus, "de ene middelaar tussen God en de mensen" (1 Tim. 2,5). In Melchisedek, "priester van God de Allerhoogste" (Gen. 14,18), ziet de christelijke Overlevering de voorafbeelding van het priesterschap van Christus: Hij is de enige "hogepriester op de wijze van Melchisedek" (Heb. 5,10; 6,20), "heilig, schuldeloos, onbesmet" (Heb. 7,26), die "door één offer voor altijd hen die zich laten heiligen tot heiligheid heeft gebracht" [Heb. 10,14]. Hiermee wordt het ene offer van zijn kruis bedoeld.

Het verlossend offer van Christus is uniek en werd eens voor altijd opgedragen. Desondanks wordt het in het eucharistisch offer van de kerk tegenwoordig gesteld. Dit is ook het geval voor het ene priesterschap van Christus: het wordt tegenwoordig gesteld door het ambtelijke priesterschap zonder dat het unieke karakter van het priesterschap van Christus wordt aangetast: "Christus is dus de enige echte priester, de anderen zijn slechts zijn dienaars".

Twee wijzen voor deelname aan het ene priesterschap van Jezus

Christus, hogepriester en enige middelaar, heeft de kerk gemaakt "tot een koninklijk geslacht van priesters voor zijn God en Vader" [Openb. 1: 6]. Heel de gemeenschap van de gelovigen als zodanig is priesterlijk. De gelovigen oefenen het priesterschap dat hun door het doopsel verleend is, uit door middel van hun deelname, ieder volgens zijn eigen roeping, aan de zending van Christus, priester, profeet en koning. De gelovigen worden "gewijd tot een heilig Priesterschap door de sacramenten van het Doopsel en het Vormsel."

Hoewel het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap van bisschoppen en priesters en het gemeenschappelijk priesterschap van alle gelovigen beide "op hun eigen bijzondere wijze deelhebben aan het ene priesterschap van Christus," verschillen zij toch wezenlijk van elkaar, terwijl zij tevens "op elkaar aangewezen zijn."

In welke zin? Terwijl het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen zich verwezenlijkt door de ontplooiing van de doopgenade in een leven van geloof, hoop en liefde, een leven volgens de Geest, staat het ambtelijk priesterschap ten dienste van het gemeenschappelijk priesterschap en heeft het betrekking op de ontplooiing van de doopgenade van alle christenen. Het is één van de middelen waardoor Christus onophoudelijk zijn kerk opbouwt en bestuurt. Daarom ook wordt het overgedragen door een eigen sacrament, het Wijdingssacrament.

In de persoon van Christus als hoofd...

In het kerkelijk dienstwerk van de gewijde bedienaar is Christus zelf bij zijn Kerk, als hoofd van zijn lichaam, herder van zijn kudde, hogepriester van het verlossend offer, meester van de waarheid. Dit bedoelt de Kerk wanneer zij zegt dat de priester krachtens het wijdingssacrament in persona Christi capiti handelt:

(Bij het kruisoffer en in het misoffer) gaat het om dezelfde priester: Christus Jezus, wiens heilige persoon vertegenwoordigd wordt door zijn bedienaar. Vanwege de priesterwijding die de bedienaar ontvangen heeft, wordt hij aan deze Hogepriester gelijk gemaakt en bezit hij ook de macht om in de kracht en in de persoon van Christus zelf te handelen (virtute ac persona ipsius Christi)

Christus is de bron van elk priesterschap, want de priester van het Oude Verbond was de voorafbeelding van Christus en die van het Nieuwe Verbond handelt in de persoon van Christus.

Door de gewijde bedienaars, in het bijzonder de bisschoppen en de priesters, wordt de aanwezigheid van Christus als hoofd van de Kerk zichtbaar gemaakt in de gemeenschap van de gelovigen. De bisschop is, naar de mooie uitdrukking van de heilige Ignatius van Antiochië, typos tou Patros, het levende beeld van God de Vader.

Deze aanwezigheid van Christus in de bedienaar mag niet tot het misverstand 896 leiden dat deze bedienaar nu niet onderhevig zou zijn aan menselijke zwakheid, heerszucht, dwalingen, of zelfs zonde. De kracht van de heilige Geest is niet op dezelfde wijze waarborg voor alle handelingen van de bedienaars. In de sacramenten is deze waarborg gegeven, zodat zelfs de zonde van de bedienaar geen belemmering is voor de vrucht van de genade. Er bestaan echter vele andere handelingen die het menselijk stempel van de bedienaar dragen. De sporen daarvan zijn niet altijd teken van trouw aan het evangelie en kunnen bijgevolg schadelijk zijn voor de apostolische vruchtbaarheid van de kerk.

Het Priesterschap is een dienstwerk.

"Dit ambt, dat de Heer aan de herders van zijn volk heeft toevertrouwd, is een waarachtige dienst". Het is geheel en al betrokken op Christus en op de mensen. Van Christus en zijn uniek priesterschap is het helemaal afhankelijk en het werd ingesteld ten gunste van de mensen en de gemeenschap van de Kerk. Het wijdingssacrament verleent "een gewijde macht" die geen andere is den die van Christus. De uitoefening van dit gezag moet dus afgestemd worden op het voorbeeld van Christus, Hij die uit liefde de laatste is geworden en dienaar van allen. "De Heer heeft duidelijk gezegd dat de zorg voor zijn kudde een bewijs is van liefde voor Hem"

..."In naam van heel de Kerk"

De taak van het ambtelijk priesterschap beperkt zich niet tot het vertegenwoordigen van Christus [hoofd van de Kerk] ten overstaan van de vergadering van de gelovigen. De priester handelt tevens in naam van heel de Kerk, wanneer hij God het gebed van de kerk aanbiedt en vooral wanneer hij het eucharistisch offer opdraagt.

"In naam van heel de Kerk": deze uitdrukking betekent niet dat de priesters de afgevaardigden van de gemeenschap zouden zijn. Het gebed en het offer van de Kerk zijn niet te scheiden van het gebed en het offer van Christus, haar hoofd. Het gaat altijd om de eredienst van Christus, in en door zijn Kerk. Het is heel de Kerk, lichaam van Christus, die bidt en zichzelf aan God de Vader opdraagt, "door Hem en met Hem en in Hem", in de eenheid van de heilige Geest. Heel het lichaam, caput et membra, bidt en draagt zichzelf op, en daarom worden zij die in het lichaam op bijzondere wijze de bedienaars ervan zijn, niet alleen dienaars van Christus, maar ook bedienaren van de Kerk genoemd. Het ambtelijk priesterschap kan de Kerk vertegenwoordigen, omdat het Christus vertegenwoordigt.

3. De drie graden van het sacrament

Het kerkelijk ambt, door God ingesteld, wordt in verschillende wijdingsorden uitgeoefend door hen die reeds van oudsher bisschoppen, priesters en diakens genoemd worden. De katholieke leer, zoals die tot uitdrukking komt in de liturgie, het kerkelijk leergezag en het bestendige gebruik van de Kerk, kent twee graden in de ambtelijke deelname aan het priesterschap van Christus: het episcopaat en het presbyteraat. Het diaconaat is bedoeld om het episcopaat en het presbyteraat te ondersteunen en te dienen. Daarom worden met het Latijnse woord sacerdos ['priester' of 'hogepriester'] volgens het huidige taalgebruik de bisschoppen en de priesters, maar niet de diakens aangeduid. Toch houdt de katholieke leer in, dat de graden van de priesterlijke deelname [episcopaat en presbyteraat] en de graad van de dienst [diaconaat] alle drie verleend worden door een sacramentele handeling die "wijding [ordinatio]" genoemd wordt, dit is het wijdingssacrament:

Allen moeten voor de diakens eerbied hebben als voor Jezus Christus, zoals ook voor de bisschop als het beeld van de Vader, en voor de presbyters als de raad van God en de vergadering van de apostelen: zonder hen is er geen sprake van Kerk.

De bisschopswijding: volheid van het wijdingsacrament

Onder de verschillende ambten die vanaf het begin in de Kerk worden uitgeoefend. komt, naar het getuigenis van de Overlevering, op de voornaamste plaats het ambt van hen die, in het episcopaat opgenomen, dank zij een opvolging vanaf het begin, de ranken dragen van de apostolische wortel.

Om hun verheven zending te vervullen zijn de apostelen door Christus bedeeld met een bijzondere uitstorting van de heilige Geest die over hen neerdaalde; op hun beurt hebben zij aan hun medewerkers door de handoplegging de geestelijke gave meegedeeld, die tot in onze tijd in de bisschopswijding is overgedragen.

Het Tweede Vaticaans Concilie leert dat door de bisschopswijding "de volheid van het Wijdingssacrament" verleend wordt, een volheid die met name in de liturgische traditie van de Kerk en bij monde van de heilige Kerkvaders het hogepriesterschap en de samenvatting [summa] van het gewijde ambt wordt genoemd".

"De bisschopswijding geeft, samen met de heiligingstaak, ook de taak om te onderrichten en te besturen. [...] Inderdaad, [...] de handoplegging en de wijdingswoorden verlenen de genade van de heilige Geest en drukken een heilig merkteken in, en wel zo dat de bisschoppen op eminente en zichtbare wijze de rol van Christus zelf, als leraar, herder en hogepriester, vervullen en in zijn persoon optreden [in Eius persona agant]. Daarom zijn de bisschoppen door de heilige Geest die hun geschonken is, ware en authentieke leraren van het geloof, priesters en herders.

Tot lid van het bisschoppencollege wordt iemand aangesteld krachtens de sacramentele wijding en door de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college. Het karakter en de collegiale aard van de orde der bisschoppen komt onder andere tot uitdrukking in het aloude kerkelijke gebruik om meerdere bisschoppen te laten deelnemen aan de wijding van een nieuwe bisschop. Voor een wettige bisschopswijding is heden een bijzondere tussenkomst van de bisschop van Rome vereist, aangezien hij de hoogste zichtbare band is van de gemeenschap van de particuliere kerken in de ene Kerk en de waarborg voor hun vrijheid.

Elke bisschop heeft als plaatsvervanger van Christus de pastorale zorg voor de particuliere Kerk die hem is toevertrouwd. Tegelijkertijd draagt hij echter op collegiale wijze, samen met al zijn broeders in het bisschopsambt, de zorg voor alle kerken, maar al is iedere bisschop slechts de geestelijke herder van dat deel van de kudde dat aan hem is toevertrouwd, toch staat hij, als wettige opvolger van de apostelen, krachtens de instelling en het bevel van God, samen met de andere bisschoppen borg voor de apostolische zending van de Kerk.

Wat tot hiertoe gezegd werd, toont aan waarom de eucharistie die door de bisschop gevierd wordt een heel bijzondere betekenis heeft: zij is de uitdrukking van de kerk die verenigd is rond het altaar onder het voorzitterschap van hem die Christus, de goede herder en het hoofd van zijn kerk, zichtbaar tegenwoordig stelt.

De wijding van de presbyters: medewerkers van de bisschop

Christus, die de Vader heeft geheiligd en naar de wereld heeft gezonden, maakte via zijn apostelen hun opvolgers [namelijk de bisschoppen] zijn wijding en zending deelachtig. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graden aan verschillende personen in de kerk op wettige wijze doorgegeven. Hun diensttaak is in ondergeschikte graad overgedragen aan de priesters, opdat dezen in de rang van het presbyteraat opgenomen, medewerkers van de bisschop zouden zijn, om op een juiste wijze de door Christus toevertrouwde apostolische zending ten uitvoer te brengen.

Omdat het priesterlijk ambt in verbinding staat met het bisschopsambt, deelt het ook in het gezag waarmee Christus zelf zijn lichaam opbouwt, heiligt en bestuurt. Daarom vooronderstelt het priesterschap van de priesters weliswaar de sacramenten van de christelijke initiatie, maar wordt het toch overgedragen door dat speciale sacrament dat de priesters door de zalving van de heilige Geest tekent met een bijzonder merkteken. Aldus worden zij aan Christus Priester gelijkvormig gemaakt, zodat zij in de persoon van Christus-Hoofd kunnen optreden.

De priesters zijn, hoewel zij het hogepriesterschap niet bezitten en in de uitoefening van hun macht van de bisschoppen afhankelijk zijn, niettemin met hen verenigd in de priesterlijke waardigheid. Door het wijdingssacrament gelijkvormig gemaakt aan het beeld van Christus, de hoogste en eeuwige priester, worden zij gewijd om het evangelie te preken, de herders van hun gelovigen te zijn en de goddelijke eredienst te vieren als waarachtige priesters van het Nieuwe Verbond.

Krachtens het wijdingssacrament hebben de priesters deel aan de universele dimensies van de zending die Christus aan de apostelen toevertrouwde. De geestelijke gave die zij in de wijding ontvangen hebben, rust hen niet toe voor een begrensde en beperkte zending, maar voor een zeer ruime en universele heilszending tot aan het uiteinde der aarde. Zij zijn van harte bereid om het evangelie overal te verkondigen.

Hun gewijde taak vervullen zij vooral in de eucharistische dienst of synaxis, waarbij zij in de persoon van Christus handelend optreden, zijn mysterie verkondigen en de smeekbeden van de gelovigen verbinden met het offer van hun hoofd. Inderdaad. het unieke offer van het Nieuwe Verbond, namelijk dat van Christus, die zich eens voor altijd als onbevlekt offerlam aan de Vader opdroeg, stellen zij tegenwoordig en passen zij toe in het offer van de mis, tot aan de komst van de Heer. Uit dit ene offer put heel hun priesterlijk dienstwerk zijn kracht.

De priesters, zorgzame medewerkers van de orde der bisschoppen, waarvan zij de hulp en het instrument zijn, geroepen om het Volk van God te dienen, vormen met hun bisschop één enkel presbyterium, dat met verschillende functies belast is. Overal waar zich een gemeenschap van gelovigen bevindt, vertegenwoordigen zij in zekere zin de bisschop, met wie zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn. Zij nemen voor hun deel zijn taken en zorgen over, om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren. De priesters mogen hun ambt slechts uitoefenen in afhankelijkheid van hun bisschop en in gemeenschap met hem. De belofte van gehoorzaamheid die zij tijdens de wijding voor de bisschop afleggen en de vredeskus van de bisschop op het einde van de wijdingsplechtigheid duiden aan, dat de bisschop hen als zijn medewerkers, zijn zonen, zijn broeders en vrienden beschouwt en dat zij hem van hun kant liefde en gehoorzaamheid verschuldigd zijn.

Alle priesters die door de wijding in de rang van het presbyteraat zijn opgenomen, zijn in sacramentele broederschap nauw met elkaar verbonden. Vooral echter in het bisdom, waar zij voor de uitoefening van hun dienstwerk onder een eigen bisschop zijn aangesteld, vormen zij één presbyterium". Wanneer tijdens de wijdingsritus na de bisschop de presbyters op hun beurt de wijdeling de handen opleggen, dan wordt hiermee op liturgische wijze de eenheid van het presbyterium uitgedrukt.

De diakenwijding: voor het dienstbetoon

"Op een lagere hiërarchische rang staan de diakens, wie de handen worden opgelegd 'niet voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon"'. Voor de wijding tot het diaconaat legt enkel de bisschop de handen op, waarmee hij aanduidt dat de diaken op bijzondere wijze met de bisschop verbonden is in de taken van zijn "diakonia."

De diakens hebben op een bijzondere wijze deel aan de zending en de genade van Christus. Het wijdingssacrament tekent hen met een merkteken ("character") dat niemand kan uitwissen en dat hen gelijkvormig maakt aan Christus, die de "diaken", dit is de dienaar, van allen geworden is. Het komt aan de diakens toe om onder andere de bisschop en de priesters bij te staan in de viering van de heilige mysteriën, vooral de Eucharistie, de communie uit te reiken, te assisteren bij een Huwelijk en het in te zegenen, het Evangelie te verkondigen en te preken, kerkelijke uitvaarten te leiden en zich te wijden aan liefdewerken van allerlei aard.

Sinds het Tweede Vaticaans Concilie heeft de Latijnse Kerk het diaconaat "als een eigen en blijvende hiërarchische rang" hersteld, terwijl de oosterse kerken het steeds gehandhaafd hadden. Dit permanente diaconaat, dat ook aan gehuwde mannen verleend kan worden, is een belangrijke verrijking ten dienste van de zending van de kerk. Het is inderdaad gepast en nuttig dat mannen, die in de kerk een echt diaconale bediening uitoefenen - hetzij in het liturgische en pastorale leven, hetzij in sociale en caritatieve werken - "door de handoplegging, die vanaf de apostelen is overgeleverd, versterkt en nauwer aan het altaar gebonden worden, opdat zij hun bediening door de sacramentele genade van het diaconaat doeltreffender vervullen."

4. De viering van het sacrament

De wezenlijke ritus van het wijdingssacrament bestaat voor de drie graden uit de handoplegging door de bisschop op het hoofd van de wijdeling en het specifieke wijdingsgebed, waarin God gevraagd wordt om de uitstorting van de heilige Geest en de gaven die eigen zijn aan het ambt waartoe de kandidaat gewijd wordt.

Zoals dit voor alle sacramenten het geval is, zo wordt ook deze viering omringd door verklarende riten. Terwijl ze in de verschillende liturgische tradities onderling sterk van elkaar afwijken, hebben ze met elkaar gemeen dat ze de veelvoudige aspecten van de sacramentele genade tot uitdrukking brengen. Zo laten de inleidingriten in de Latijnse ritus -de voordracht en uitverkiezing van de wijdeling, de toespraak van de bisschop, de ondervraging van de wijdeling, de litanie van de heiligen- zien dat de keuze van de kandidaat is geschied overeenkomstig het gebruik van de kerk en bereiden zij de plechtige handeling van de wijding voor. Na de wijding volgen verschillende riten die op symbolische wijze het voltrokken mysterie uitdrukken en voltooien: de bisschop of de priester wordt gezalfd met het heilig chrisma, als teken van de bijzondere zalving van de heilige Geest die hun dienstwerk vruchtbaar maakt; aan de bisschop wordt het evangelieboek, de ring, de mijter en de staf overhandigd; het zijn tekens van zijn apostolische zending om het woord van God te verkondigen, van zijn trouw aan de kerk, bruid van Christus, en van zijn herderstaak over de kudde van de Heer; aan de priester wordt de pateen en de kelk overhandigd, "de offergave van het heilig volk", die hij aan God dient op te dragen; aan de diaken, die zojuist de zending heeft ontvangen om het evangelie van Christus te verkondigen, wordt het evangelieboek overhandigd.

5. Wie kan dit sacrament toedienen?

Christus heeft de apostelen uitgekozen en hen laten delen in zijn zending en zijn gezag. Verheven aan de rechterhand van de Vader, laat hij zijn kudde niet in de steek, maar hij blijft haar zonder onderbreking beschermen door zijn apostelen en leidt haar nu nog door middel van de herders die tegenwoordig zijn werk voortzetten. Sommigen "maakte" Christus tot apostelen, anderen tot herders. Hij blijft handelen door middel van de bisschoppen.

Aangezien het Wijdingssacrament het sacrament van het apostolisch ambt is, komt het de bisschoppen toe, als opvolgers van de apostelen, de "geestelijke gave", het "apostolische zaad" over te dragen. De bisschoppen die geldig gewijd zijn, dit wil zeggen die zich in de lijn van de apostolische opvolging bevinden, dienen op geldige wijze de drie graden van het wijdingssacrament toe.

6. Wie kan het sacrament ontvangen?

"Alleen een gedoopte man ontvangt geldig de heilige wijding".

De Heer Jezus heeft mannen uitgekozen om het college van de twaalf apostelen te vormen, en de apostelen hebben op dezelfde wijze gehandeld, toen ze medewerkers uitkozen die hen in hun taak zouden opvolgen. Het college van bisschoppen, met wie de priesters in hun priesterschap verenigd zijn, stelt tot de wederkomst van Christus het college van de twaalf tegenwoordig en actualiseert het. De kerk erkent dat zij gebonden is door de keuze van de Heer zelf. Daarom is de wijding van vrouwen niet mogelijk.

Niemand kan rechten laten gelden om het wijdingssacrament te ontvangen. Niemand kan zich inderdaad deze taak aanmatigen. Men wordt ertoe geroepen door God. Hij die meent de tekenen van een roeping door God tot het gewijde ambt te onderkennen, moet in alle nederigheid zijn verlangen voorleggen aan het gezag van de kerk, waaraan de verantwoordelijkheid en het recht toekomt iemand te roepen de wijding te ontvangen. Zoals elke genadegave kan ook dit sacrament slechts als een onverdiende gave ontvangen worden.

Behalve de permanente diakens worden alle gewijde bedienaars van de Latijnse kerk gewoonlijk gekozen onder gelovige mannen die celibatair leven en de wil hebben het te onderhouden "omwille van het rijk der hemelen" [Mt. 19, 12]. Geroepen om zich onverdeeld te wijden aan de Heer en aan "zijn zaak", geven zij zich geheel aan God en de mensen. Het celibaat is een teken van dit nieuwe leven waaraan de bedienaar van de kerk zich wijdt. Met een blij hart aanvaard, straalt het de boodschap van het rijk Gods uit.

Sinds eeuwen is in de oosterse kerken een andere discipline van kracht: terwijl bisschoppen enkel onder celibatairen gekozen worden, kunnen daar gehuwde mannen wel tot diaken of priester gewijd worden. Deze praktijk wordt sinds lang als wettig beschouwd. Deze priesters oefenen een vruchtbaar dienstwerk uit in hun gemeenschappen. Het priestercelibaat wordt overigens in de oosterse kerken hoog in ere gehouden en de priesters die er vrij voor gekozen hebben omwille van het rijk der hemelen, zijn talrijk. Zowel in het oosten als in het westen mag hij die het wijdingssacrament ontvangen heeft, niet meer trouwen.

6. De vruchten van dit wijdingssacrament

Het onuitwisbare teken

Dit sacrament maakt de wijdeling door een bijzondere genadegave van de heilige Geest gelijkvormig aan Christus, om zo als instrument van Christus ten dienste van de kerk te staan. Door de wijding wordt men bevoegd om te handelen als vertegenwoordiger van Christus, het hoofd van de kerk, in zijn drieledige taak van priester, profeet en koning.

Deze deelname aan de taak van Christus wordt, zoals in het Doopsel en het Vormsel, eens voor altijd gegeven. Ook het wijdingssacrament verleent een onuitwisbaar geestelijk merkteken en kan noch herhaald noch tijdelijk verleend worden.

Iemand die geldig gewijd is, kan weliswaar om zwaarwegende redenen ontslagen worden van de verplichtingen en functies die hij bij de wijding op zich genomen heeft of het verbod krijgen ze uit te oefenen, maar hij kan niet meer in de eigenlijke betekenis van het woord leek worden. Het merkteken dat hij bij de wijding ontvangen heeft, is immers onuitwisbaar. De roeping en zending die hij op de dag van zijn wijding ontvangen heeft, tekenen hem blijvend.

Omdat het uiteindelijk Christus zelf is die door de gewijde bedienaar handelt en heil schenkt, belet de onwaardigheid van de bedienaar Christus niet te handelen. De heilige Augustinus zegt het met kracht: "De trotse bedienaar staat aan de kant van de duivel. Toch wordt de gave van Christus niet door hem vertroebeld: deze stroomt helder door hem heen, deze gaat zuiver door hem heen en komt terecht op de vruchtbare aarde. (... ) De geestelijke kracht van het sacrament is immers als een licht: door hen die verlicht moeten worden, wordt het zuiver ontvangen, en het wordt niet verontreinigd, ook al gaat het door onreinen heen.

De genade van de Heilige Geest

De genade van de heilige Geest die eigen is aan dit sacrament, maakt de wijdeling gelijkvormig aan Christus, de priester, leraar en herder, van wie hij de bedienaar wordt.

Voor de bisschop is dit allereerst een genade van kracht ("de Geest van leiderschap": wijdingsgebed voor een bisschop in de Latijnse ritus): de genade om zijn kerk met kracht en wijsheid te leiden en te verdedigen, als een vader en herder, met onbaatzuchtige liefde voor allen en een voorliefde voor armen, zieken en noodlijdenden. Deze genade zet hem aan, het evangelie te verkondigen aan allen, het voorbeeld te zijn voor zijn kudde, haar voor te gaan op de weg naar de heiligheid door zich in de eucharistie te vereenzelvigen met Christus, priester en slachtoffer, zonder te vrezen dat hij zijn leven moet geven voor zijn schapen:

Verleen, Vader die de harten kent, aan uw dienaar die Gij tot het bisschopsambt hebt uitverkoren, dat hij uw heilige kudde weidt en dat hij onberispelijk uw hoogste priesterschap uitoefent en U dient dag en nacht; dat hij voortdurend uw aanschijn mild mag stemmen en U de gaven offert van uw heilige kerk. Geef hem de macht, uit kracht van de Geest van het hogepriesterschap de zonden te vergeven overeenkomstig uw opdracht, ambten te verlenen naar uw bedoeling en ook alle banden te ontbinden krachtens de macht die Gij aan uw apostelen gegeven hebt. Moge hij U welgevallig zijn door zijn zachtmoedigheid en zijn zuiver hart, wanneer hij U het aangenaam reukoffer opdraagt door uw Zoon Jezus Christus...

De geestelijke gave die door de priesterwijding wordt verleend, wordt uitgedrukt in het volgende gebed dat eigen is aan de Byzantijnse ritus. Tijdens de handoplegging zegt de bisschop: "Heer, vervul hem die Gij U gewaardigd hebt tot de rang van het priesterschap te verheffen, met de gave van de heilige Geest, opdat hij waardig bevonden mag worden onberispelijk voor uw altaar te staan, het evangelie van uw rijk te verkondigen, de dienst van uw woord van waarheid te vervullen, U geestelijke gaven en offers op te dragen, uw volk nieuw te maken door het bad van de wedergeboorte; zodat ook hijzelf onze grote God en Heiland Jezus Christus, uw enige Zoon, tegemoet mag gaan op de dag van diens tweede komst, en dat hij van uw oneindige goedheid de beloning voor een trouwe vervulling van zijn ambt mag ontvangen."

Wat de diakens betreft: "zij staan, gesterkt door de sacramentele genade, in dienst van het Volk van God door de 'diaconie' van de liturgie, van het woord en van de liefdewerken, in gemeenschap met de bisschop en zijn presbyterium."

Door de verhevenheid van de priesterlijke genade en taak voelden de heilige leermeesters zich dringend tot bekering opgeroepen, opdat heel hun leven zou beantwoorden aan Hem, wiens dienaars zij werden door het sacrament. Toen hij nog een jong priester was, riep bijvoorbeeld de heilige Gregorius van Nazianze uit:

Men moet eerst gereinigd zijn, voordat men anderen reinigt; men moet onderricht zijn, om anderen te kunnen onderrichten; men moet licht worden, om te verlichten; tot God naderen, om anderen tot Hem te doen naderen; geheiligd zijn, om te heiligen, om hen bij de hand te nemen en te leiden en een verstandige raadsman voor hen te zijn. Ik weet van wie wij dienaar zijn, op welk niveau wij ons bevinden en wie Hij is tot wie wij de mensen geleiden. Ik ken de verhevenheid van God en de zwakheid van de mens, maar ook zijn kracht.Wie is dus de priester? Hij is de verdediger van de waarheid, hij neemt plaats tussen de engelen, hij spreekt de lofzang uit samen met de aartsengelen, hij doet de offers opstijgen naar het altaar in den hoge, hij deelt in het priesterschap van Christus, hij geeft het schepsel een nieuwe vorm, hij herstelt (in het schepsel) het beeld (van God), hij herschept het voor de wereld van boven, en, om het allergrootste te noemen, hij is vergoddelijkt en vergoddelijkt op zijn beurt.

En de heilige pastoor van Ars: "De priester zet het verlossingswerk op aarde voort ... Als men enig begrip had van wat de priester op aarde betekent, dan zou men sterven, niet van vrees, maar van liefde...... Het priesterschap, dat is de liefde van het hart van Jezus."

In het kort

De heilige Paulus zei tot zijn leerling Timóteüs: "Vergeet niet het vuur aan te wakkeren van Gods genade die in u is door de oplegging van mijn handen " [2 Tm. 1, 6] en "streeft iemand naar het bisschopsambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak" [i Tm. 3,1]. Tot Titus zet' hij: "Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling dat gij de resterende zaken zoudt regelen door in elke stad presbyters, aan te stellen volgens de richtlijnen die ik u heb gegeven" [Tit. 1,5].

Heel de kerk is een priesterlijk volk. Dankzij het doopsel hebben alle gelovigen deel aan het priesterschap van Christus. Deze deelname noemt men "het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen". Op basis en ten dienste hiervan bestaat er een andere deelname aan de zending van Christus: die van het ambt dat door het wijdingssacrament wordt verleend. Deze taak bestaat uit het dienstwerk in naam en in de persoon van Christus als hoofd, te midden van de gemeenschap.

Het ambtelijk priesterschap verschilt wezenlijk van het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen, omdat het een gewijde macht verleent ten dienste van de gelovigen. De gewijde bedienaars oefenen hun dienstwerk ten aanzien van het Volk van God uit door het onderricht [munus docendi], de goddelijke eredienst [munus liturgicum] en het pastoraal bestuur [munus regendi].

Vanaf het begin werd het gewijde ambt in drie graden verleend en uitgeoefend: die van de bisschoppen, de presbyters en de diakens. De ambten die door de wijding worden verleend, zijn onvervangbaar voor de organische structuur van de kerk: zonder bisschop, presbyters en diakens kan men niet van kerk spreken.

De bisschop ontvangt de volheid van het wijdingssacrament, dat hem invoegt in het bisschoppencollege en dat hem maakt tot zichtbaar hoofd van de particuliere kerk die hem werd toevertrouwd. Aangezien de bisschoppen opvolgers van de apostelen en leden van het college zijn, hebben zij deel aan de apostolische verantwoordelijkheid en de zending van heel de kerk, onder het gezag van de paus, opvolger van de heilige Petrus.

De presbyters zijn in hun priesterlijke waardigheid met de bisschoppen verenigd en zijn tegelijkertijd in hun pastorale functies van hen afhankelijk; zij zijn geroepen om de zorgzame medewerkers van de bisschoppen te zijn; zij vormen rondom de bisschop het presbyterium dat, samen met hem, de verantwoordelijkheid draagt voor de particuliere kerk. Zij worden door de bisschop met een parochiegemeenschap of met een welomschreven kerkelijke functie belast.

De diakens zijn bedienaars die gewijd zijn om in de kerk taken van dienstbetoon te verrichten; zij ontvangen niet het ambtelijk priesterschap, maar de wijding verleent hun belangrijke functies in de bediening van het woord, de goddelijke eredienst, het pastorale bestuur en de liefdadigheid, taken die z onder het pastoraal gezag van hun bisschop moeten vervullen.

Het wijdingssacrament wordt toegediend door de handoplegging gevolgd door een plechtig wijdingsgebed waarin aan God voor de wijdeling de genadegaven van de heilige Geest gevraagd worden, gaven die voor zijn ambt vereist zijn. De wijding drukt een onuitwisbaar sacramenteel merkteken in.

De kerk dient het wijdingssacrament enkel toe aan mannen, van wie grondig werd nagegaan of ze bekwaam zijn het ambt uit te oefenen. Aan het kerkelijk gezag komt de verantwoordelijkheid en het recht toe iemand te roepen tot het ontvangen van de wijdingen.

In de Latijnse kerk wordt voor het priesterschap het wijdingssacrament gewoonlijk slechts toegediend aan kandidaten die bereid zijn in vrijheid het celibaat te aanvaarden en die publiek te kennen geven het te willen onderhouden uit liefde voor het rijk Gods en ten dienste van de mensen.

Het komt de bisschoppen toe het wijdingssacrament in zijn drie graden toe te dienen.

Anne Van Der Sloten


08-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van de Ziekenzalving
Het Sacrament de Ziekenzalving

Voorwoord

De ziekenzalving is een sacrament waarvan de betekenis en de vruchten ervan minder goed gekend zijn.

Ik heb al dikwijls gemerkt dat er aan het ziekbed van een zwaar zieke er niemand aan denkt om een priester te roepen om de ziekenzalving toe te dienen. Ook niet bij mensen waarvan men weet dat ze het wel zouden waarderen. Niet noodzakelijk uit kwade wil, maar men denkt er dikwijls gewoon niet aan.

Nochtans is dit één van de mooiste dingen die wij kunnen doen voor een zieke of een stervende: een priester roepen om dit prachtige sacrament toe te dienen.

Indien de zieke bewusteloos is, aarzel niet om er zelf om te vragen. Indien de zieke wel bij bewustzijn is: vraag het hem of haar. Ze zijn vaak te ziek en denken er niet aan om het te vragen. Ik heb het zelf in mijn familie ervaren. Ook als je denkt dat ze er niet voor openstaan, vraag het toch maar, je kan het nooit weten.

Na het lezen, de volgende weken van wat de Kerk ons zegt over dit sacrament, zal je het met mij eens zijn, dat dit een buitengewoon geschenk is.  Laat ons er dan ten volle gebruik van maken.

Volgende vragen komen aan bod:
  • Wat is de betekenis van ziekte en lijden?
  • Geneest Jezus nu nog?
  • Welke opdracht hebben wij als christen en de priester in het bijzonder?
  • Wie mag het sacrament toedienen?
  • Wanneer mag men dit toedienen?
  • Hoe dikwijls?
  • Is het noodzakelijk?
  • Welke vruchten zijn eraan verbonden?
Catechismus

Door de sacramenten van de christelijke initiatie ontvangen wij het nieuwe leven van Christus. Dit leven nu dragen wij 'in aarden potten' [2 Kor. 4,7]. Het is nog 'met Christus verborgen in God' [Kol. 3,3]. Wij zijn in 'onze aardse woning' [2 Kor. 5,1] nog onderworpen aan lijden, ziekte en dood. Dit nieuwe leven als kind van God kan door de zonde verzwakt worden en zelfs verloren gaan.

Onze Heer Jezus Christus, geneesheer van onze ziel en ons lichaam, die de lamme zijn zonden vergeven heeft en hem zijn lichamelijke gezondheid heeft teruggegeven, wilde dat zijn kerk, in de kracht van de heilige Geest, zijn werk van genezing en heil zou voortzetten, zelfs jegens haar eigen leden. Dit is het doel van de twee sacramenten van genezing: het boetesacrament en de ziekenzalving.

De ziekenzalving

'Door de heilige ziekenzalving en het gebed van de priesters legt de gehele kerk de zieken in handen van de lijdende en verheerlijkte Heer, opdat Hij hen zou opbeuren en behouden. Meer nog, zij spoort hen aan zich vrijwillig bij het lijden en sterven van Christus aan te sluiten en aldus het hunne tot het welzijn van het Volk van God bij te dragen'.

1. Haar grondslagen in de heilsgeschiedenis

Ziekte in het menselijk leven


Ziekte en lijden behoren van oudsher tot de ernstigste problemen waardoor het menselijk leven beproefd wordt. In de ziekte ervaart de mens zijn onmacht, beperktheid en eindigheid. Elke ziekte is een voorbode van de dood.

Ziekte kan leiden tot angst, tot terugval op zichzelf, soms zelfs tot wanhoop of opstandigheid tegenover God. Ze kan iemand ook tot een grotere rijpheid brengen, hem helpen te onderscheiden wat in zijn leven niet wezenlijk is, om zich te keren tot datgene wat dat wel is. Heel vaak leidt ziekte ertoe God te zoeken en naar Hem terug te keren.

Christus als geneesheer

Het medelijden van Christus voor de zieken en de talrijke genezingen van allerlei gebrekkigen zijn een schitterend teken van het feit dat 'God genadig heeft neergezien op zijn volk' [Lc. 7,16] en dat het rijk Gods heel nabij is. Christus heeft niet enkel de macht om te genezen, maar ook die om zonden te vergeven: Hij is gekomen om de gehele mens naar ziel en lichaam te genezen; Hij is de geneesheer die de zieken nodig hebben. Zijn medelijden met al wie lijden, gaat zo ver dat Hij zich met hen vereenzelvigt: 'Ik was ziek en gij hebt mij bezocht' [Mt. 25,36]. Zijn voorliefde voor alle noodlijdenden heeft in de loop der eeuwen zonder ophouden de bijzondere aandacht van de christenen gewekt voor allen die lichamelijk en geestelijk lijden. Zij staat aan de oorsprong van de onvermoeibare inspanningen om hen op te beuren.

Vaak vraagt Jezus van de zieken dat zij geloven. Om te genezen maakt Hij gebruik van tekens: speeksel en handoplegging, slijk en afwassing. De zieken willen Hem aanraken, 'want er ging van Hem een kracht uit die allen genas' [Lc. 6,19]. In de sacramenten houdt Christus niet op ons 'aan te raken' om ons te genezen.

Ontroerd door zoveel lijden laat Christus niet alleen toe dat de zieken Hem aanraken. Hij maakt hun ellende tot de zijne: 'Hij heeft onze zwakheden weggenomen en onze ziekten heeft Hij gedragen' [Mt. 8,17]. Hij heeft niet alle zieken genezen. Zijn genezingen waren tekens van de komst van het rijk Gods. Zij kondigen een diepere genezing aan: de overwinning op zonde en dood door zijn Pasen. Op het kruis heeft Christus heel het gewicht van het kwaad op zich genomen en de 'zonde van de wereld' weggenomen [Joh. 1,29], waarvan de ziekte slechts een gevolg is. Door zijn lijden en dood op het kruis heeft Christus aan het lijden een nieuwe zin gegeven: het geeft ons voortaan de mogelijkheid met Hem gelijkvormig te worden en ons met zijn verlossend lijden te verenigen.

'Geneest de zieken...'

Christus nodigt zijn leerlingen uit Hem te volgen door op hun beurt hun kruis op te nemen. Door Hem te volgen, verwerven zij een nieuw zicht op ziekte en op zieken. Jezus verbindt hen met zijn leven van onthechting en dienstbaarheid. Hij laat hen delen in zijn dienstwerk van medelijden en genezing: "Zij vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren. Zij dreven veel duivels uit, zalfden zieken met olie en genazen hen." [Mc. 6,12-13].

De verrezen Heer vernieuwt deze opdracht: "In mijn naam [...] zullen zij aan zieken de handen opleggen en dezen zullen genezen zijn" [Mc. 16,17-18] en bevestigd die door de tekens die de kerk verricht onder aanroeping van zijn naam. Deze tekens laten op bijzondere wijze zien dat Jezus waarlijk "God is die redt." Aan sommigen geeft de heilige Geest een speciale gave om ziekten te genezen, waarmee de kracht van de genade van de Verrezene getoond wordt. Niet altijd echter verkrijgt het gebed, hoe intens ook, genezing van ziekten. Zo krijgt de heilige Paulus van de Heer te horen: 'Je hebt genoeg aan mijn genade. Kracht wordt juist in zwakheid volkomen' [2 Kor. 12,9]. Het lijden dat ik te verduren krijg, kan als zin hebben 'dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus ten bate van zijn lichaam dat de kerk is' [Kol. 1,24], zo leert ons de heilige Schrift. 'Geneest zieken!' [Mt. 10,8]. Dit is de taak die de kerk van de Heer heeft ontvangen en zij tracht die zowel door haar zorg voor de zieken als door haar voorbede, waarmee zij hen bijstaat, te verwezenlijken. Zij gelooft in de levenwekkende aanwezigheid van Christus, geneesheer van ziel en lichaam. Deze aanwezigheid is bijzonder werkzaam door de sacramenten, en heel speciaal door de eucharistie, brood dat eeuwig leven geeft en waarvan de heilige Paulus aangeeft dat het in verband staat met de lichamelijke gezondheid.

De apostolische kerk kent echter een specifieke ritus ten gunste van de zieken, waarover de heilige Dakobus getuigt: 'Is iemand onder u ziek? Laat hij de presbyters van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden' [Jak. 5,14-15]. De Overlevering heeft in deze ritus één van de zeven sacramenten van de kerk erkend.

Een sacrament voor zieken

De kerk gelooft en belijdt dat één van de zeven sacramenten in het bijzonder bestemd is om hen te sterken die door ziekte beproefd worden: de ziekenzalving

De heilige ziekenzalving werd door Christus onze Heer ingesteld als een sacrament van het Nieuwe Verbond, een sacrament in de waarachtige en eigenlijke zin van het woord; door Marcus1 werd het bedekt aangeduid, maar door de apostel Dakobus, de broeder des Heren, is het aan de gelovigen aanbevolen en uitdrukkelijk verkondigd.

Zowel in het oosten als in het westen bestaan er van oudsher in de liturgische traditie getuigenissen over zalvingen van zieken met gezegende olie. In de loop der eeuwen werd de ziekenzalving steeds meer slechts toegediend aan hen die op het punt stonden te sterven. In navolging van het tweede Vaticaans concilie heeft de Apostolische constitutie 'Sacram unctionem infirmorum' van 30 november 1972 voor de Romeinse ritus het volgende vastgesteld: Vandaar dat men was gaan spreken van het 'laatste oliesel'. Ondanks deze ontwikkeling heeft de liturgie nooit nagelaten de Heer te bidden de zieke gezond te maken, indien dit hem tot heil strekt.

In navolging van het tweede Vaticaans concilie heeft de Apostolische constitutie 'Sacram unctionem infirmorum' van 30 november 1972 voor de Romeinse ritus het volgende vastgesteld:

Het sacrament van de ziekenzalving wordt toegediend aan zieken die in gevaar verkeren; zij worden op het voorhoofd en op de handen gezalfd met speciaal hiervoor gezegende olijfolie of, naargelang van de omstandigheden, met andere speciaal hiervoor gezegende olie, van plantaardige afkomst, waarbij slechts eenmaal deze woorden worden uitgesproken: 'Moge onze Heer Jezus Christus door deze heilige zalving en door zijn liefdevolle barmhartigheid u bijstaan met de genade van zijn heilige Geest. Moge Hij u van zonden bevrijden, u heil brengen en verlichting geven'.

2. Voor wie is het sacrament bestemt en wie dient het toe?

In geval iemand ernstig ziek is ...

De ziekenzalving 'is niet uitsluitend het sacrament van wie in het uiterste Levensgevaar verkeren. De geschikte tijd om het te ontvangen is ook reeds dan aanwezig, wanneer een gelovige tengevolge van ziekte of ouderdom in levensgevaar geraakt'.

Wanneer de zieke na de zalving weer beter wordt, kan hij in geval van een nieuwe ernstige ziekte het sacrament opnieuw ontvangen. Tijdens dezelfde ziekte kan dit sacrament herhaald worden, wanneer de toestand verergert. Het is gepast de ziekenzalving te ontvangen, voordat men een zware operatie ondergaat. Dit geldt ook voor oudere mensen, wanneer zij duidelijk zwakker worden. '

... Laat hij de presbyters van de gemeente roepen

Enkel de bisschoppen en presbyters zijn de bedienaars van de ziekenzalving. De zielzorgers hebben tot taak de gelovigen in te lichten over de weldadige werking van dit sacrament. Gelovigen moeten zieken aansporen beroep te doen op een priester om dit sacrament te ontvangen. Zieken dienen zich er in een goede gesteldheid op voor te bereiden, geholpen door hun zielzorger en door heel de kerkelijke gemeenschap, die uitgenodigd wordt de zieken op bijzondere wijze met haar gebed en broederlijke aandacht te omringen.

3. Hoe wordt dit sacrament gevierd?

Zoals alle sacramenten is de ziekenzalving een liturgische gemeenschapsviering, of zij nu in familieverband, in een ziekenhuis of in een kerk, voor een enkele zieke of voor een groep gehouden wordt. Het is heel passend dat zij plaatsvindt tijdens een eucharistieviering, die de gedachtenis van het Pasen van de Heer is. Indien de omstandigheden er aanleiding toe geven, kan de viering van het sacrament voorafgegaan worden door het boetesacrament en gevolgd worden door het sacrament van de eucharistie. Als sacrament van het Pasen van Christus zou de eucharistie altijd het laatste sacrament van de aardse pelgrimstocht moeten zijn in de vorm van het 'viaticum' [reisvoedsel] voor de 'overgang' naar het eeuwig leven.]

Woord en sacrament vormen een ondeelbaar geheel. De viering wordt geopend met een woorddienst, voorafgegaan door de schuldbelijdenis. De woorden van Christus en het getuigenis van de apostelen wekken het geloof van de zieke en van de gemeenschap op om de Heer de kracht van zijn Geest te vragen.

De viering van het sacrament behelst voornamelijk de volgende elementen: 'de presbyters van de gemeente' [Jak. 5,14] leggen de zieken in stilte de handen op. Zij spreken in het geloof van de kerk een gebed over de zieken uit. Dit is de epiklese die eigen is aan dit sacrament en vervolgens geven ze de zalving met de olie die, zo mogelijk, door de bisschop gezegend is. Deze liturgische handelingen geven aan, welke genade dit sacrament aan de zieken verleent.

4. De vruchten van dit sacrament

Een bijzondere gave van de heilige Geest. De eerste genade van dit sacrament is een genade van troost, van vrede en bemoediging om de moeilijkheden te overwinnen die eigen zijn aan een toestand van ernstige ziekte of aan de broosheid van de ouderdom. Deze genade is een gave van de heilige Geest die het vertrouwen en het geloof in God vernieuwt en wapent tegen de bekoringen van de duivel, een bekoring van ontmoediging en angst voor de dood. Deze bijstand van de Heer door de kracht van zijn Geest wil de zieke leiden tot de genezing van zijn ziel, maar ook van zijn lichaam, indien dit de wil van God is. Bovendien, 'als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden' [Jak. 5,15].

De vereniging met het lijden van Christus. Door de genade van dit sacrament ontvangt de zieke de kracht en de gave om zich inniger te verenigen met het lijden van Christus: hij wordt in zekere zin geconsacreerd om vrucht te dragen door de gelijkvormigheid met het verlossend lijden van de Heer. Het lijden, gevolg van de erfzonde, ontvangt een nieuwe zin: het wordt deelname aan het verlossingswerk van Jezus.

Een kerkelijke genade. De zieken die dit sacrament ontvangen, 'dragen bij tot het welzijn van het Volk van God' door 'zich vrijwillig aan te sluiten bij het lijden en sterven van Christus'. Door de viering van dit sacrament spreekt de kerk in de gemeenschap van de heiligen voor de zieke ten beste. Door de genade van dit sacrament draagt de zieke op zijn beurt bij tot de heiliging van de kerk en het welzijn van alle mensen, voor wie de kerk lijdt en zichzelf aan God de Vader opdraagt door Christus.

Een voorbereiding op de laatste overgang. Wordt het sacrament van de ziekenzalving toegediend aan allen die aan ernstige ziekten of gebreken lijden, in sterkere mate is zij bestemd voor wie op het punt staan dit leven te verlaten, zodat men het ook sacramentum exeuntium [sacrament van de stervenden] heeft genoemd. De ziekenzalving voltooit wat met het doopsel was begonnen: de gelijkvormigheid met de dood en verrijzenis van Christus. Zij voltooit de heilige zalvingen die als bakens heel het christelijk leven markeren. Die van het doopsel had in ons het nieuwe leven bezegeld; die van het vormsel had ons gesterkt voor de strijd van het leven. Deze laatste zalving omgeeft het einde van ons aardse leven met een stevig schild met het oog op de laatste strijd, voordat we het huis van de Vader binnentreden.

5. Het viaticum, laaste sacrament van de christen

Aan hen die dit leven gaan verlaten, geeft de kerk naast de ziekenzalving ook de eucharistie als viaticum. De gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus, ontvangen op het ogenblik van de overgang naar de Vader, heeft een bijzondere betekenis en een bijzonder belang. Zij is zaad van eeuwig leven en de kracht tot verrijzenis, naar de woorden van de Heer: 'Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag' (Joh. 6,54). Als sacrament van de gestorven en verrezen Christus is de eucharistie hier sacrament van de overgang van de dood naar het leven, van deze wereld naar de Vader.

Zoals de sacramenten van het doopsel, het vormsel en de eucharistie een eenheid vormen als 'sacramenten van de christelijke initiatie', zo kan men zeggen dat de biecht, de ziekenzalving en de eucharistie als viaticum op het einde van het christelijk leven 'de sacramenten zijn die voorbereiden op het vaderland' of de sacramenten die de pelgrimstocht voltooien.

In het kort

"Is iemand onder u ziek? Laat hij de presbyters van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden." [Jak. 5,14-15].

Het sacrament van de ziekenzalving heeft als doel een bijzondere genade te verlenen aan de christen die te kampen heeft met de moeilijkheden die verbonden zijn met een ernstige ziekte of met ouderdom.

Wanneer de gelovige ten gevolge van ziekte of ouderdom in levensgevaar begint te verkeren, is dit zeker het moment dat hij de heilige ziekenzalving ontvangt.

Wanneer een christen zwaar ziek is, kan hij de ziekenzalving ontvangen, en daarna telkens wanneer, na het ontvangen ervan, zijn toestand verergert.

Alleen de priesters, dit wil zeggen presbyters en bisschoppen, kunnen het sacrament van de ziekenzalving toedienen; hiervoor gebruikt hij olie die gezegend werd door de bisschop of, indien nodig, door de presbyter zelf die het,sacrament toedient.

Het wezen van de viering van dit sacrament bestaat in de zalving op het voorhoofd en de handen van de zieke (in de Romeinse ritus) of op nog andere lichaamsdelen (in het oosten, een zalving die gepaard gaat met het liturgisch gebed van de celebrant, waarin hij bidt om de bijzondere genade van dit sacrament.

De bijzondere genade van het sacrament van de ziekenzalving heeft als vruchten:

- de vereniging van de zieke met het lijden van Christus, tot zijn eigen welzijn en dat van heel de kerk
- troost, vrede en bemoediging om op christelijke wijze het lijden van de ziekte of de ouderdom te verdragen
- de vergeving van de zonden, indien de zieke die niet door het boetesacrament heeft kunnen verkrijgen
- het herstel van de gezondheid, indien dit aan het geestelijk heil ten goede komt
- de voorbereiding op de overgang naar het eeuwig leven .

Anne Van Der Sloten


07-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Sacramentalia
De Sacramentalia

Zoals we uit de boodschappen vanuit de hemel al dikwijls gehoord hebben zijn de sacramentalia [hieronder uitgelegd] goede instrumenten om ons te helpen standhouden in deze verworden wereld. Dikwijls worden deze onderschat in onze strijd tegen het kwaad. Laten we er zo veel mogelijk gebruik van maken.

Onze heilige moeder de Kerk heeft de sacramentalia ingesteld. Dit zijn heilige tekenen, waardoor, enigszins in navolging van de sacramenten, vooral vruchten van geestelijke aard aangeduid en uit kracht van het smeekgebed van de kerk verkregen worden. Door deze sacramentalia worden de mensen in de juiste gesteltenis gebracht om de eigenlijke vrucht van de sacramenten te ontvangen en worden allerlei levensomstandigheden geheiligd.

De kenmerken van de sacramentalia

Zij zijn door de kerk ingesteld om bepaalde kerkelijke ambten, levensstaten, allerlei omstandigheden van het christelijk leven te heiligen, evenals het gebruik van voorwerpen die van nut zijn voor de mens. Zij kunnen ook, naar de pastorale besluiten van de bisschoppen, beantwoorden aan de noden, de cultuur en de geschiedenis die eigen zijn aan het christenvolk van een bepaalde streek of tijd. Zij bevatten steeds een gebed, vaak vergezeld van een welomschreven teken, zoals de handoplegging, het kruisteken, de besprenkeling met wijwater [ter herinnering aan het doopsel].
Zij vallen onder het priesterschap zoals dit door het doopsel verleend wordt: elke gedoopte wordt geroepen een 'zegen' te zijn en te zegenen. Daarom kunnen leken bepaalde zegeningen verrichten; hoe meer een zegening het kerkelijke en sacramentele leven betreft, hoe meer het voorgaan in een viering aan de gewijde bedienaar [bisschoppen, priesters of diakens voorbehouden zal zijn].

De sacramentalia verlenen de genade van de heilige Geest niet op sacramentele wijze, maar door het gebed van de kerk maken zij ons ontvankelijk voor de genade en gereed tot medewerking. 'Bijna elke gebeurtenis in het leven van de gelovigen verkrijgt, als ze goed ingesteld zijn, een heiliging door de goddelijke genade die voortvloeit uit het paasmysterie van het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus, waaraan alle sacramenten en sacramentalia hun kracht ontlenen, en vrijwel elk eerzaam gebruik van de stoffelijke dingen kan gericht worden op dit doel: de heiliging van de mens en de verheerlijking van God'.

De verschillende vormen van sacramentalia

Tot de sacramentalia behoren allereerst de zegeningen [van personen, maaltijden, voorwerpen, plaatsen]. Elke zegening bestaat uit een lofprijzing van God en een gebed om zijn gaven te verkrijgen. In Christus zijn de christenen door God de Vader 'gezegend met elke geestelijke zegen' [Ef. 1: 3]. De kerk geeft daarom de zegen onder aanroeping van de naam van Jezus, hetgeen gewoonlijk gepaard gaat met het heilig teken van het kruis van Christus.

Bepaalde zegeningen hebben een werking van blijvende aard: zij wijden personen aan God toe of bestemmen voorwerpen of plaatsen voor het liturgisch gebruik. Onder de zegeningen die voor personen bestemd zijn [niet te verwarren met de sacramentele wijding] behoren de zegening van de abt of abdis van een klooster, de maagdenwijding, de ritus van de religieuze geloften en de aanstelling tot bepaalde ambten in de kerk [lectoren, akolieten, katechisten, enz.]. Als zegening van zaken is de wijding van een kerk of een altaar, de zegening van de heilige oliën, de zegening van liturgisch vaatwerk of gewaden, klokken, enz. te noemen.

Men spreekt van exorcisme, wanneer de kerk publiek en gezagvol in naam van Jezus Christus vraagt dat een persoon of een voorwerp beschermd mag worden tegen de greep van de Boze en aan zijn macht onttrokken zal zijn. Jezus zelf heeft het toegepast. Ook de macht en de taak van de kerk om exorcismes toe te passen, komen van Jezus zelf. In eenvoudige vorm wordt het exorcisme toegepast bij de viering van het doopsel. Het plechtige, zogenaamde 'grote exorcisme' mag alleen door een priester en met verlof van de bisschop worden uitgeoefend. Men moet hier met voorzichtigheid te werk gaan door de regels die door de kerk vastgelegd zijn, strikt te onderhouden. Het exorcisme is bedoeld om duivels uit te drijven of om iemand te bevrijden van demonische overheersing, uit kracht van het geestelijk gezag dat Jezus aan zijn Kerk heeft toevertrouwd. De situatie ligt heel anders wanneer er sprake is van een ziekte, vooral een psychische ziekte. De behandeling daarvan valt onder de medische wetenschap. Voordat men een exorsisme uitspreekt, is het dus belangrijk na te gaan of het wel om een aanweziheid van de duivel en niet om een ziekte gaat.

De volksvroomheid

Afgezien van de sacramentele liturgie en de sacramentalia moet de katechese ook rekening houden met de uitingen van volksdevotie en volksreligiositeit. In alle tijden heeft de godsdienstzin van het christenvolk haar uitdrukking gevonden in allerlei godvruchtige praktijken die het sacramentele leven van de kerk begeleiden, zoals de verering van relieken, het bezoek aan heiligdommen, bedevaarten, processies, de kruisweg, religieuze dansen, de rozenkrans, medailles, enz.

Deze praktijken liggen in het verlengde van het liturgisch leven van de kerk, maar ze zijn er geen vervanging van: 'Men moet rekening houden met de liturgische tijden en deze oefeningen zo inrichten dat zij in harmonie zijn met de heilige liturgie, in zekere zin uit de liturgie voortkomen en het volk de weg wijzen naar de liturgie, die immers door haar aard hoog boven deze oefeningen uitsteekt'.

Pastoraal onderscheidingsvermogen is nodig om de volksreligiositeit te begeleiden en te ondersteunen en, zo nodig, de godsdienstzin die aan deze devoties ten grondslag ligt uitzuiveren en bijsturen, zodat voortgang wordt geboekt in de kennis van het Christusmysterie. De praktijk van de volksvroomheid is onderworpen aan de zorg en het oordeel van de bisschoppen en aan de algemene normen van de kerk.

De volksvroomheid

De volksreligiositeit is in de kern een geheel van waarden dat, vanuit een christelijke wijsheid, antwoord geeft op de grote vragen van het bestaan. Het gezond verstand van het katholieke volk heeft een aangeboren talent tot het maken van een synthese van het menselijk bestaan. Zo bewerkt het op creatieve wijze een verbinding tussen het goddelijke en het menselijke, Christus en Maria, geest en lichaam, de kerk als gemeenschap en de kerk als instelling, tussen persoon en gemeenschap, geloof en vaderland, verstand en gevoel. Deze wijsheid is een christelijk humanisme dat radicaal de waardigheid van elk wezen als kind van God bevestigt, dat een fundamentele broederlijkheid sticht, dat met de natuur leert om te gaan en inzicht geeft in de arbeid, dat alle reden geeft om zelfs te midden van de harde kanten van het bestaan met vreugde en goed humeur te leven. Deze wijsheid geeft het volk ook een onderscheidingsvermogen, een evangelisch instinct waardoor het spontaan aanvoelt wanneer in de kerk het evangelie op de eerste plaats komt, of wanneer de inhoud ervan door andere belangen wordt uitgehold en verstikt.

In het kort

Sacramentalia zijn heilige tekens die door de kerk zijn ingesteld. Hun doel is de mensen erop voor te bereiden de vruchten van de sacramenten te ontvangen en de verschillende levenssituaties te heiligen.

Zonder de sacramentalia nemen de zegeningen een belangrijke plaats in.

Zij zijn zowel een lofprijzing van God voor zijn werken en zijn gaven, als een voorbede van de kerk, opdat de mensen volgens de geest van het evangelie van Gods gaven gebruik mogen maken.

Maria is de volmaakte Orante, zij staat model voor de Kerk.

Wanneer wij tot haar bidden, stemmen wij, samen met haar, in met het heilsplan van de Vader, die zijn Zoon gezonden heeft om alle mensen te redden.

Net als de welbeminde leerling, nemen ook wij de moeder van Jezus bij ons in huis; zij is immers de moeder van alle levenden geworden.

Wij kunnen samen met haar alsook tot haar bidden. Het gebed van de kerk wordt als het ware gedragen door het gebed van Maria. Het is met haar gebed in dezelfde hoop verenigd.

Het christelijk leven wordt niet alleen door de liturgie gevoed, maar ook door allerlei vormen van volksvroomheid, die geworteld zijn in de verschillende culturen. De kerk is erop bedacht er het licht van het geloof over te laten schijnen en begunstigt de vormen van volksvroomheid die een evangelisch instinct en een menselijke wijsheid uitdrukken en die het christelijk leven verrijken.

Anne Van Der Sloten

06-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van het Doopsel
Het Sacrament van het Doopsel

Inleiding

Het is nodig ons te verdiepen in de ware betekenis van het doopsel.

Meestal wordt dit sacrament gewoon begrepen als: 'je wordt een kind van God.'

Zijn niet-gedoopten dan geen kind van God?

Hoe staat het met mensen die het christelijk geloof nooit gekend hebben, die nooit de kans gehad hebben om zich te laten dopen?

Is de kinderdoop nu eigenlijk noodzakelijk of niet?

Wie mag er dopen?

Wat als je je laten dopen hebt in een andere Kerk? Is het dan nog noodzakelijk om je terug te laten dopen?

Hoe staat het met het populaire ‘ontdopen’? Kan dat?

Wat is de diepe betekenis van ons doopsel? Waarom is dit noodzakelijk?

Tijdens de volgende weken, zullen jullie op deze en waarschijnlijk op nog andere vragen antwoord krijgen.

Laten we ons onderrichten door onze Moeder, de Heilige Kerk.

Het is nodig, vooral in deze tijd van onwetendheid ondanks al de informatie, ons te gaan herbronnen aan de rijkdom van dit sacrament. Zo kunnen we ook anderen antwoord geven op hun vragen, indien ze gesteld worden.

Zo staan we ook sterker in onze schoenen als ons heikele vragen worden gesteld om ons in de val te lokken.

Open jullie hart!

Catechismus

Het heilig doopsel is het fundament van heel het christelijk leven, de toegangspoort tot het leven in de Geest [vitae spiritualis ianua] en de deur die toegang verleent tot de andere sacramenten.

Door het doopsel zijn wij van de zonde bevrijd en, herboren tot kinderen van God, worden wij ledematen van Christus, ingelijfd in de kerk en haar zending deelachtig gemaakt:

'Het doopsel is het sacrament van de wedergeboorte door het water in het woord'

1. Hoe wordt dit sacrament genoemd?

In het Latijn wordt dit sacrament baptisma genoemd, naar de centrale rite waardoor het tot stand komt: baptizare [in het Grieks baptizein] betekent 'duiken', 'onderdompelen'; de 'onderdompeling' in het water is het symbool van de begrafenis van de geloofsleerling in de dood van Christus, waaruit hij door de verrijzenis met Hem weer opstaat, als 'nieuwe schepping' [2 Kor. 5,17] en [Gal. 6,15]. Dit sacrament wordt ook 'het bad van wedergeboorte en vernieuwing door de heilige Geest' [Tit. 3,5] genoemd, omdat het de geboorte uit water en geest aanduidt en verwezenlijkt, zonder welke 'niemand het rijk Gods kan binnengaan' [Joh. 3,5].

'Dit waterbad wordt 'verlichting' genoemd, omdat zij die deze ervaring ondergaan, geestelijk worden verlicht'. De gedoopte heeft in het doopsel het Woord, 'het ware licht dat iedere mens verlicht' [Joh. 1,9], ontvangen. 'Na het licht ontvangen te hebben' [Heb. 10,32] is hij 'kind van het licht' [1 Tess. 5,5] en zelf 'licht' [Ef. 5,8] geworden:

"Deze verlichting is de mooiste en prachtigste van alle gaven Gods [...]. Wij noemen het gave, genade, onderdompeling, zalving, verlichting, kleed van onvergankelijkheid, bad van wedergeboorte, zegel en alles wat maar kostbaar is. Gave, omdat het toegediend wordt aan wie niets met zich meebrengen; genade, omdat het zelfs aan schuldigen gegeven wordt; onderdompeling, omdat de zonde in het water begraven wordt; zalving, omdat het heilig en koninklijk is [zoals ook de gezalfden het zijn]; verlichting, omdat het een schitterend licht is; kleed, omdat het onze schaamte bedekt; bad, omdat het schoonwast; zegel, omdat het ons behoedt en waarmerkt als bezit van God."

2. Het Doopsel in het Heilsbestel

De voorafbeeldingen van het Doopsel in het Oude Verbond

Bij de zegening van het doopwater in de liturgie van de paasnacht gedenkt de kerk op plechtige wijze de grote gebeurtenissen uit de heilsgeschiedenis die reeds een voorafbeelding waren van het mysterie van het doopsel:

God, met onzichtbare macht bewerkt Gij door de sacramenten wonderbare dingen en op velerlei wijzen hebt Gij het water, uw schepping, toebereid om de genade van het doopsel aan te duiden.

Sinds het ontstaan van de wereld is het water, dat nederig en wonderlijk schepsel, de bron van leven en vruchtbaarheid. Volgens de heilige Schrift 'bebroedt' de Geest van God het als het ware:

In het begin van de wereld zweefde uw Geest over de wateren, opdat zij toen reeds kracht zouden ontvangen om te heiligen.

De kerk heeft in de ark van Noach een voorafbeelding van het heil door het doopsel gezien. Door haar bleven inderdaad 'slechts enkelen, niet meer dan acht personen, behouden te midden van het water' [1 Petr. 3,20].

De zondvloed hebt Gij gemaakt tot beeld van de wedergeboorte, zodat hetzelfde water het einde der zonde en het begin van nieuw leven betekende.

De voorafbeeldingen van het Doopsel in het Oude Verbond

Terwijl bronwater symbool is voor het leven, is zeewater dat voor de dood. 

Daarom kon het water een beeld zijn van het mysterie van het kruis. 

Deze symboliek maakt dat het doopsel de gemeenschap met de dood van Christus aanduidt. Vooral de doortocht door de Rode Zee, de ware bevrijding van Israël uit de Egyptische slavernij, kondigt de bevrijding door het doopsel aan: 

Gij hebt de kinderen van Abraham droogvoets door de Rode Zee laten trekken, opdat zij die uit de slavernij van Farao waren bevrijd, een voorafbeelding zouden zijn van het volk der gedoopten. 

Tenslotte is ook de doortocht door de Jordaan een voorafbeelding van het doopsel. Toen verkreeg het Volk van God het land dat beloofd was aan het nageslacht van Abraham, beeld van het eeuwig leven. De belofte van dit gelukzalig erfdeel wordt vervuld in het Nieuwe Verbond.

Het Doopsel van Jezus

Alle voorafbeeldingen van het Oude Verbond worden in Jezus Christus tot vervulling gebracht.

Hij begint zijn openbaar leven nadat Hij zich door de heilige Johannes de Doper heeft laten dopen in de Jordaan en, na zijn verrijzenis, geeft Hij de volgende zending aan zijn apostelen:

'Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb' [Mt. 28,19-20].

Onze Heer heeft zich uit vrije wil aan het doopsel van de heilige Johannes, dat bestemd was voor de zondaars, ondergaan om 'de gerechtigheid volledig te vervullen' [Mt. 3,15]. Deze daad van Jezus is een uiting van zijn 'zelfontlediging' [Fil. 2,7].

De Geest die over de wateren van de eerste schepping zweefde, daalt dan neer over Christus, als voorspel van de nieuwe schepping, en de Vader openbaart Jezus als zijn 'veelgeliefde Zoon' [Mt. 3,16- 17]. In zijn Pasen heeft Christus de bronnen van het doopsel voor alle mensen geopend. Hij had inderdaad reeds gesproken over zijn lijden dat Hij te Jeruzalem zou ondergaan, als over een 'doopsel' waarmee Hij gedoopt moest worden [Mc. 10,38]. Het bloed en het water die uit de doorstoken zijde van de gekruisigde Jezus vloeiden [Joh. 19,34], zijn voorafbeeldingen van het doopsel en de eucharistie, sacramenten van het nieuwe leven: sindsdien is het mogelijk 'geboren te worden uit water en geest' om het rijk Gods binnen te gaan [Joh. 3,5].

Kijk waar gij gedoopt zijt. Waar komt het doopsel anders vandaan, dan van het kruis van Christus, van de dood van Christus. Heel het mysterie is hierin gelegen, dat Hij voor u geleden heeft. In Hem zijt gij vrijgekocht, in Hem zijt gij gered.

Het Doopsel in de Kerk

De kerk heeft vanaf de dag van Pinksteren het heilig doopsel gevierd en toegediend.

De heilige Petrus verklaart inderdaad aan het volk dat diep getroffen was door zijn prediking: 'Bekeert u, en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van zijn zonden. Dan zult gij de gave van de heilige Geest ontvangen' [Hand. 2,38].

De apostelen en hun medewerkers dienen het doopsel toe aan al wie in Jezus gelooft: joden, zij die God vrezen, heidenen.

Altijd blijkt het doopsel verbonden te zijn met het geloof:

'Geloof in de Heer Jezus, dan zult gij en uw huis gered worden', verklaart de heilige Paulus aan zijn gevangenbewaarder te Filippi. Het verhaal gaat verder: 'Terstond daarna werd hij met al de zijnen gedoopt' [Hand. 16,31-33].

Volgens de heilige apostel Paulus deelt de gelovige door het doopsel in de dood van Christus: hij wordt met Hem begraven en verrijst met Hem: "Gij weet toch dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, ons heeft doen delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden leiden." [Rom. 6,3-4] De gedoopten zijn 'met Christus bekleed.' [Gal. 3,27]. Door toedoen van de heilige Geest is het doopsel een bad dat zuivert, heiligt en rechtvaardigt. Het doopsel is dus een waterbad waarin 'het onvergankelijke zaad' van het woord van God zijn levenwekkende uitwerking heeft. De heilige Augustinus zegt over het doopsel: 'Het woord voegt zich bij het element en het wordt een sacrament'.

3. Hoe wordt het Sacrament van het Doopsel gevierd?

De Christelijke initiatie

Vanaf de apostolische tijd wordt men stapsgewijze christen door een initiatie in meerdere fasen. Men kan langer of korter over deze weg doen, maar altijd zullen enkele wezenlijke elementen aanwezig moeten zijn: de verkondiging van het woord, de aanvaarding van het evangelie, die een bekering met zich meebrengt, de belijdenis van het geloof, het doopsel, de uitstorting van de heilige Geest, de toegang tot de eucharistische communie.

Deze initiatie heeft in de loop der eeuwen en naargelang van de omstandigheden verschillende vormen gehad. In de eerste eeuwen van de kerk heeft de christelijke initiatie een grote ontplooiing gekend, met een lange periode voor het katechumenaat en een reeks voorbereidingsriten die liturgisch de weg uitstippelden van de katechumenale voorbereiding en die uitmondden in de viering van de initiatiesacramenten.

Waar het doopsel van kinderen de gebruikelijke vorm van de viering van dit sacrament is geworden, vindt hij in één enkele, doorlopende handeling plaats die op zeer verkorte wijze de aan de christelijke initiatie voorafgaande etappes in zich opneemt. De aard van het doopsel van kinderen zelf vereist een katechumenaat na het doopsel. Het gaat niet enkel om de noodzaak van een onderrichting na het doopsel, maar om de noodzakelijke ontplooiing van de doopgenade in de groei van de persoon. Hier heeft de katechese haar geëigende plaats.

Het tweede Vaticaans concilie heeft voor de Latijnse kerk 'het katechumenaat voor volwassenen hersteld; het is over een aantal etappes verdeeld'.

De riten hiervan vindt men in de Ordo inititationis christianae adultorum [1972]. Bovendien heeft het concilie toegestaan dat men in de missiegebieden, 'naast de initiatie-elementen die in de christelijke traditie liggen vervat, ook elementen opneemt die bij een bepaald volk in gebruik zijn, voor zover zij aan het christelijk ritueel kunnen worden aangepast'.

Tegenwoordig begint dus in alle Latijnse en oosterse riten de christelijke initiatie van de volwassenen op het ogenblik dat zij het catechumenaat binnentreden, om haar hoogtepunt te bereiken in één enkele viering van de drie sacramenten van het doopsel, het vormsel en de eucharistie. In de oosterse ritussen begint de christelijke initiatie van de kinderen met het doopsel, waarop onmiddellijk het vormsel en de eucharistie volgen, terwijl in de Romeinse ritus de initiatie wordt gevolgd door verschillende jaren van katechese en pas later haar voltooiing vindt in het vormsel en de eucharistie, het hoogtepunt van de christelijke initiatie.

De Viering als inwijding in het mysterie

De zin en de genade van het sacrament van het doopsel komen duidelijk naar voren in de riten van de viering. Door de handelingen en de woorden van deze viering te volgen en er met aandacht aan deel te nemen, worden de gelovigen ingewijd in de rijkdom die dit sacrament in elke pasgedoopte uitbeeldt en verwezenlijkt.

Het kruisteken, waarmee de viering begint, drukt het stempel van Christus op degene die Hem zal toebehoren, en duidt de genade van de verlossing aan die Christus door zijn kruis voor ons heeft verworven.

De verkondiging van het woord van God verlicht de kandidaten en de verzamelde gelovigen met de geopenbaarde waarheid en wekt het geloofsantwoord op, onafscheidelijk verbonden met het doopsel.

Het doopsel is inderdaad op bijzondere wijze 'het sacrament van het geloof', omdat het de sacramentele toegang is tot het geloofsleven.

Aangezien het doopsel de bevrijding betekent van de zonde en van de duivel die ertoe aanzet, spreekt men over de dopeling een [of verschillende] exorcisme[n] uit.

Hij wordt gezalfd met de olie van de geloofsleerlingen of de celebrant legt hem de handen op, en hij verzaakt uitdrukkelijk aan de satan.

Na deze voorbereiding kan hij het geloof van de kerk belijden waaraan hij zal worden 'toevertrouwd' door het doopsel.

Vervolgens wordt het doopwater gezegend door een epiklesegebed [hetzij op dat moment zelf, hetzij in de paasnacht].

De kerk vraagt God dat, door zijn Zoon, de kracht van de heilige Geest over dit water mag neerdalen, opdat zij die erin worden gedoopt, 'geboren worden uit water en geest' [Joh. 3,5].

Dan volgt de wezenlijke ritus van het sacrament: het doopsel in de eigenlijke zin van het woord.

Het duidt aan en verwezenlijkt de dood aan de zonde en het binnentreden in het leven van de allerheiligste Drieëenheid door de gelijkvormigheid met het paasmysterie van Christus.

Het doopsel wordt op de meest sprekende wijze voltrokken door de drievoudige onderdompeling in het doopwater. Maar vanaf de oudheid kan het ook toegediend worden door driemaal water uit te gieten over het hoofd van de dopeling.

In de Latijnse kerk laat de bedienaar driemaal water over het hoofd vloeien, terwijl hij zegt: 'N., ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.'

'In de oosterse liturgieën zegt de priester, terwijl de geloofsleerling naar het oosten gekeerd staat: 'De dienaar Gods N. wordt gedoopt in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.'

En bij de aanroeping van elke persoon van de allerheiligste Drieëenheid, dompelt hij hem onder in het water en richt hem weer op.

De zalving met het heilig chrisma, welriekende olie gewijd door de bisschop, duidt de gave van de heilige Geest aan de pasgedoopte aan. Hij is christen geworden, dit wil zeggen 'gezalfd' met de heilige Geest, ingelijfd in Christus die tot priester, profeet en koning gezalfd werd.

In de liturgie van de oosterse kerken wordt de zalving na het dopen beschouwd als het sacrament van de zalving met het chrisma [het vormsel].

In de Latijnse liturgie kondigt zij een tweede zalving met het heilig chrisma aan, die door de bisschop toegediend zal worden: het sacrament van het vormsel, het sacrament dat als het ware de zalving na het dopen 'bevestigt' en voltooit. 'Vormsel' komt van het Middelnederlandse 'virmen' of 'vermen', dat afkomstig is van het Latijnse 'firmare', wat 'bevestigen, verstevigen' betekent.

Het witte doopkleed drukt symbolisch uit dat de gedoopte zich 'met Christus bekleed' heeft [Gal. 3,27]: hij is met Christus verrezen.

De kaars die aan de paaskaars ontstoken wordt, duidt aan dat Christus de pasgedoopte [neofiet] heeft verlicht. In Christus zijn de gedoopten 'het licht der wereld' [Mt. 5,14].

De pasgedoopte is nu kind van God in de eniggeboren Zoon. Hij kan nu het gebed van de kinderen van God zeggen: het Onze Vader. De eerste eucharistische communie.

Kind van God geworden en 'met het bruidskleed getooid', wordt de pasgedoopte toegelaten 'tot de bruiloft van het Lam' en ontvangt hij het voedsel van het nieuwe leven, het lichaam en bloed van Christus.

Vanuit een levend bewustzijn van de eenheid van de christelijke initiatie wordt in de oosterse kerken de heilige communie gegeven aan allen die pas gedoopt en gevormd zijn, zelfs aan kleine kinderen, het woord van de Heer indachtig: 'Laat de kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen' [Mc. 10,14].

In de Latijnse kerk, waar het deelnemen aan de heilige communie voorbehouden wordt aan hen die de jaren van verstand bereikt hebben, wordt de samenhang tussen doopsel en eucharistie uitgedrukt door het pasgedoopte kind bij het altaar te brengen alwaar het Onze Vader gebeden wordt.

De viering van het doopsel wordt afgesloten met de plechtige zegen. Bij het doopsel van pasgeborenen neemt de zegen van de moeder een bijzondere plaats in.

4. Wie kan het Doopsel ontvangen?

'Bekwaam tot het ontvangen van het doopsel is ieder mens die nog niet gedoopt is, en alleen deze'.

Het doopsel van volwassenen

Sinds het ontstaan van de kerk is in die streken waar nog niet lang geleden het evangelie verkondigd is, het doopsel van volwassenen de meest voorkomende situatie. Aan het katechumenaat [voorbereiding op het doopsel] is dan een belangrijke plaats voorbehouden. Het is een inwijding in het geloof en het christelijk leven en het moet de kandidaten ontvankelijk maken voor de gave Gods in het doopsel, het vormsel en de eucharistie. Het katechumenaat of de vorming van de geloofsleerlingen heeft tot doel hen, als antwoord op het goddelijk initiatief en in vereniging met een kerkelijke gemeenschap, de mogelijkheid te bieden hun bekering en hun geloof tot rijpheid te laten komen. Het gaat om 'een oefenschool voor het algehele christelijke leven waardoor de leerlingen met Christus, hun Leraar, worden verbonden. De geloofsleerlingen moeten daarom op passende wijze worden ingewijd in het heilsmysterie en de beoefening van de evangelische leefwijze en door heilige riten, op achtereenvolgende tijden te vieren, worden ingeleid in het leven van', geloof, liturgie en liefde van het Volk van God'. De geloofsleerlingen 'zijn al met de kerk verbonden, zijn reeds huisgenoten van Christus en leiden niet zelden een leven van geloof, hoop en liefde'. 'Hun moeder de kerk omringt hen reeds als haar kinderen met liefdevolle zorg'.

Het doopsel van kinderen

Aangezien kinderen geboren worden met een gevallen natuur en besmet met de erfzonde, hebben ook zij de nieuwe geboorte in het doopsel nodig, om aan de machten van de duisternis ontrukt te worden en overgebracht te worden naar het domein van de vrijheid van de kinderen Gods, waartoe alle mensen geroepen zijn. Het doopsel van kinderen laat heel duidelijk zien dat de genade van het heil louter om niet gegeven wordt. De kerk en de ouders zouden het, kind dan ook de onschatbare genade om kind van God te worden ontzeggen, indien zij het niet kort na de geboorte zouden laten dopen. Christelijke ouders zullen erkennen dat deze praktijk ook overeenstemt met hun rol als verzorgers van het leven, dat God hun heeft toevertrouwd. De doop van kleine kinderen is sinds onheuglijke tijden een traditie in de kerk. Sinds de tweede eeuw wordt er uitdrukkelijk van getuigd. Het is echter goed mogelijk dat reeds vanaf het begin van de apostolische prediking er ook kinderen gedoopt werden1, toen hele gezinnen het doopsel ontvingen.

Geloof en Doopsel

Het doopsel is het sacrament van het geloof. Om te geloven heeft men echter de gemeenschap van gelovigen nodig. Enkel binnen het geloof van de kerk kan iemand gelovig zijn. Het geloof dat voor het doopsel vereist wordt, is niet een volmaakt en rijp geloof, maar een beginnend geloof dat geroepen is zich te ontwikkelen. Men vraagt aan de geloofsleerling of aan zijn peter: 'Wat vraagt u van de kerk Van God?' En hij antwoordt: 'Het geloof!' Bij alle gedoopten, zowel kinderen als volwassenen, moet het geloof na het doopsel groeien. Daarom ook viert de kerk elk jaar in de paasnacht de vernieuwing van de doopbeloften. De voorbereiding op het doopsel voert enkel tot de drempel van het nieuwe leven. Het doopsel is de bron van het nieuwe leven in Christus, waaruit heel het christelijk leven ontspringt. Voor de ontplooiing van de doopgenade is de hulp van de ouders belangrijk. Hier ook ligt de rol van de peter of de meter, die overtuigde gelovigen moeten zijn, in staat en bereid om de pasgedoopte, kind of volwassene, te helpen op de weg van het christelijk leven. Hun taak is werkelijk een kerkelijke functie [Officium]. Heel de kerkelijke gemeenschap draagt een deel van de verantwoordelijkheid voor de ontplooiing en het behoud van de doopgenade.

5. Wie mag dopen?

De gewone bedienaars van het doopsel zijn de bisschop en de priester, en in de Latijnse kerk ook de diaken. In geval van nood mag iedereen die met de vereiste intentie bezield is, zelfs een niet- gedoopte, het doopsel toedienen. De vereiste intentie bestaat hierin, dat men wil doen wat de kerk doet als ze het doopsel toedient, en dat men de trinitaire doopformule gebruikt. De reden voor deze mogelijkheid ziet de kerk in de universele heilswil van God en in de noodzaak van het doopsel voor het heil.

6. De noodzaak van het doopsel

De Heer zelf bevestigt dat het doopsel noodzakelijk is voor het heil. Hij heeft dan ook aan zijn leerlingen bevolen het evangelie te verkondigen en alle volkeren te dopen.

Het doopsel is heilsnoodzakelijk voor hen aan wie het evangelie verkondigd werd en die de mogelijkheid hebben gehad dit sacrament te vragen.

De kerk kent geen ander middel dan het doopsel om de toegang tot de eeuwige gelukzaligheid te verzekeren. Daarom hoedt zij zich ervoor de zending te verwaarlozen die zij van de Heer ontvangen heeft om al wie het doopsel kan ontvangen te doen 'herboren worden uit water en geest'.

God heeft het heil verbonden met bet sacrament van het doopsel; Hijzelf is echter niet aan zijn sacramenten gebonden.

Altijd heeft de kerk de vaste overtuiging gehad dat zij, die omwille van het geloof de dood ondergaan zonder het doopsel ontvangen te hebben, gedoopt worden door hun dood voor en met Christus.

Dit doopsel van bloed levert evenals het doopsel van begeerte de vruchten van het doopsel op zonder evenwel sacrament te zijn.

Voor de geloofsleerlingen die sterven voordat zij het doopsel ontvangen hebben, geldt dat hun uitdrukkelijk verlangen om het doopsel te ontvangen, het berouw over hun zonden en hun liefde, hun het heil verzekert dat zij niet door middel van het sacrament hebben kunnen verkrijgen. 'Omdat Christus voor allen gestorven is en omdat de mens slechts één uiteindelijke roeping heeft, namelijk een goddelijke, moeten wij eraan vasthouden dat de heilige Geest allen in staat stelt om, op een wijze die God kent, aan het paasmysterie deel te hebben'.

Ieder die zonder het evangelie van Christus en zijn kerk te kennen, de waarheid zoekt en de wil van God doet, in de mate waarin deze hem bekend is, kan gered worden.

Men mag veronderstellen dat zulke mensen het doopsel uitdrukkelijk verlangd zouden hebben, indien zij er de noodzakelijkheid van hadden gekend.

Wat betreft de kinderen die zonder doopsel gestorven zijn: die kan de kerk enkel aan de barmhartigheid van God toevertrouwen, zoals zij dit ook doet in de uitvaartliturgie voor hen. De grote barmhartigheid van God die wil dat alle mensen gered worden1, en de genegenheid van Jezus voor de kinderen, die blijkt uit zijn woorden: 'Laat de kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen' [Mc. 10,14], staan ons toe te hopen dat er voor de kinderen die zonder doopsel gestorven zijn, inderdaad een weg ten heil bestaat. Des te dringender is dan ook de oproep van de kerk om kleine kinderen niet te verhinderen tot Christus te komen en hun het heilig doopsel te geven.

7. De genade van het Doopsel

De verschillende vruchten of uitwerkingen van het doopsel worden aangeduid door de zintuiglijke elementen van de sacramentele ritus.

De onderdompeling in het water roept de symboliek van de dood en de zuivering op, maar ook van de wedergeboorte en de vernieuwing.

De twee voornaamste vruchten zijn dus de zuivering van de zonden en de nieuwe geboorte in de heilige Geest.

Ter vergeving van de zonden

Door het doopsel worden alle zonden vergeven, de erfzonde en alle persoonlijke zonden, evenals alle zondestraffen. In allen die opnieuw geboren zijn, blijft inderdaad niets over van wat hen zou kunnen verhinderen het rijk Gods binnen te gaan, noch de zonde van Adam, noch de persoonlijke zonde, noch de gevolgen van de zonde, waarvan de scheiding van God het ergste is.

Wel blijven er in de gedoopte nog enkele tijdelijke gevolgen van de zonde, zoals lijden, ziekte, dood, of de broosheden eigen aan het leven, zoals karakterzwakheden enz., evenals een neiging tot de zonde, door de Overlevering in het Latijn concupiscentia genoemd, of overdrachtelijk 'fomes peccati' [zondehaard]: 'Omdat deze begeerlijkheid in de mens achtergebleven is met het oog op de strijd, is zij niet bij machte mensen te schaden die er niet mee instemmen en er zich moedig tegen verzetten met behulp van de genade van Christus Jezus. Sterker nog, 'hij die zich in de strijd aan de regels houdt, zal gekroond worden' [2 Tim. 2,5].

Een nieuwe Schepping

Het doopsel zuivert niet enkel van alle zonden, het maakt van de pas gedoopte ook 'een nieuwe schepping' [2 Kor. 5,17], een aangenomen kind van God die 'deel heeft gekregen aan Gods eigen wezen' [2 Petr. 1,4], lidmaat van Christus en erfgenaam tezamen met Hem [Rom. 8,17], tempel van de heilige Geest. De allerheiligste Drieëenheid geeft aan de gedoopte de heiligmakende genade, de genade van de rechtvaardiging die: - hem in staat stelt in God te geloven, op Hem te hopen en Hem te beminnen door de theologale deugden; - het hem mogelijk maakt te leven onder de leiding van de heilige Geest en te handelen door de gaven van de heilige Geest; - hem in staat stelt te groeien in het goede door de morele deugden. Heel het organisme van het bovennatuurlijk leven van de christen heeft dus zijn wortels in het heilig doopsel.

Ingelijfd in de Kerk, het Lichaam van Christus

Door het doopsel zijn wij ledematen van het lichaam van Christus geworden. 'Daarom [...] zijn wij elkanders ledematen' [Ef. 4,25]. Door het doopsel worden wij in de kerk ingelijfd. Uit de doopvont wordt het ene Volk van God van het Nieuwe Verbond geboren, dat alle natuurlijke of menselijke grenzen van de volken, culturen, rassen en geslachten overschrijdt: 'Wij zijn immers in de kracht van een en dezelfde Geest door de doop één enkel lichaam geworden' [1 Kor. 12,13].

De gedoopten zijn 'levende stenen' geworden voor 'de bouw van een geestelijke tempel', voor 'een heilig priesterschap' [1 Petr. 2,5].

Door het doopsel hebben zij deel aan het priesterschap van Christus, aan zijn profetische en koninklijke zending.

Zij zijn 'een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen Volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die [hen] uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht' [1 Petr. 2,9].

Het doopsel maakt de gedoopte het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen deelachtig. Als lidmaat van de kerk behoort de gedoopte niet meer zichzelf toe [1 Kor. 6,19]1, maar Hem die voor ons gestorven en verrezen is. Hij is nu geroepen om aan anderen onderdanig te zijn, hen te dienen in de gemeenschap van de kerk, 'gehoorzaam en volgzaam' te zijn jegens de kerkelijke leiders [Heb. 12,17]5, hen met eerbied en genegenheid te bejegenen.

Zoals uit het doopsel verantwoordelijkheden en plichten voortkomen, zo geniet de gedoopte ook rechten in de kerk: hij heeft het recht de sacramenten te ontvangen, gevoed te worden met het woord van God en steun te ondervinden van de andere geestelijke hulpmiddelen van de kerk.

'Tot kinderen Gods herboren, moeten [de gedoopten] het geloof dat zij van God door de kerk verkregen hebben tegenover de mensen belijden'
en deelnemen aan de apostolische en missionaire activiteit van het Volk van God.

De sacramentele band van de eenheid der Christenen

Het doopsel vormt de grondslag voor de eenheid onder alle christenen, ook met hen die nog niet ten volle in gemeenschap met de katholieke kerk leven

'Want zij die in Christus geloven en geldig gedoopt zijn, treden in een zekere, zij het niet volkomen gemeenschap met de katholieke kerk. (...)

In het doopsel, gerechtvaardigd door het geloof, worden zij in Christus ingelijfd.

Zij voeren daarom met recht de naam van christenen en door de zonen en dochters van de katholieke kerk worden zij terecht als broeders en zusters in de Heer erkend."

'Het doopsel vormt daarom de sacramentele band van de eenheid tussen allen die erdoor zijn wedergeboren.'

Een onuitwisbaar geestelijk merkteken

Door het doopsel ingelijfd in Christus, is de gedoopte gelijkvormig geworden met Christus. Het doopsel tekent de christen met het onuitwisbaar geestelijk merkteken (character) van zijn toebehoren aan Christus.

Dit merkteken wordt door geen enkele zonde uitgewist, zelfs als de zonde het doopsel verhindert heilzame vruchten te dragen.

Het doopsel wordt eens voor altijd gegeven en kan dus niet herhaald worden. Door het doopsel ingelijfd in de kerk, hebben de gelovigen het sacramentele merkteken gekregen dat hen heiligt voor de christelijke eredienst.

>Het zegel van het doopsel maakt het de christenen mogelijk en verplicht hen ertoe, God te dienen door van harte aan de heilige liturgie van de kerk deel te nemen en hun gemeenschappelijk priesterschap uit te oefenen door het getuigenis van een heilig leven en daadwerkelijke liefde.

Het 'zegel van de Heer' ('dominicus character') is het zegel waarmee de heilige Geest ons getekend heeft 'voor de dag der verlossing' (Ef. 4,30).

Het doopsel is inderdaad het zegel van het eeuwige leven.'

De gelovige die 'het zegel bewaard zal hebben' tot op het einde, dit wil zeggen: die trouw zal zijn gebleven aan de eisen van zijn doopsel, zal heen kunnen gaan 'gemerkt met het teken van het geloof', met het geloof van zijn doopsel, in afwachting van de zalige aanschouwing van God - de voltooiing van het geloof - en in de hoop op de verrijzenis.

Het sacrament van het doopsel in het kort

De christelijke initiatie bestaat uit een geheel van drie sacramenten:
  • het doopsel dat het begin is van het nieuwe leven
  • het vormsel dat er de bevestiging van is
  • en de eucharistie die de leerling voedt met het lichaam en bloed van Christus met het oog op zijn omvorming in Christus. 'Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb' (Mt. 28,19-20)
Het doopsel is de geboorte tot het nieuwe leven in Christus. Het is naar de wil van de Heer noodzakelijk voor het heil, net zoals de kerk, waarvan het doopsel de poort is.

De wezenlijke rite van het doopsel bestaat in het onderdompelen van de dopeling in het water of in het gieten van water over zijn hoofd, onder aanroeping van de allerheiligste Drieëenheid, dit wil zeggen van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.

De vrucht van het doopsel of de doopgenade is een rijke werkelijkheid met als inhoud:
  • de vergeving van de erfzonde en van alle persoonlijke zonden
  • de geboorte tot het nieuwe leven waardoor de mens een aangenomen kind van de Vader, een lidmaat van Christus, een tempel van de heilige Geest wordt.
  • Door het feit zelf wordt de gedoopte ingelijfd in de kerk, het lichaam van Christus, en wordt hij het priesterschap van Christus deelachtig.
Het doopsel drukt in de ziel een onuitwisbaar geestelijk merkteken, dat de gedoopte heiligt voor de christelijke eredienst. Vanwege het merkteken kan het doopsel niet herhaald worden.

Zij die omwille van het geloofde dood ondergaan, de geloofsleerlingen en alle mensen die, onder stuwkracht van de genade, zonder de kerk te kennen, in alle eerlijkheid God zoeken en er zich op toeleggen zijn wil te doen, worden gered, zelfs als zij het doopsel niet ontvangen hebben.

Sinds de vroegste tijden wordt het doopsel aan kinderen toegediend, want het is een genade en gave van God die geen menselijke verdiensten veronderstelt:
  • de kinderen worden gedoopt in het geloof van de kerk.
  • Het binnentreden in het christelijk leven geeft toegang tot de ware vrijheid.
  • Wat betreft de kinderen die zonder doopsel gestorven zijn, nodigt de liturgie van de kerk ons uit te vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid en te bidden voor hun heil.
In geval van nood kan iedereen dopen, als hij maar de intentie heeft te doen wat de kerk doet en water giet over het hoofd van de dopeling met de woorden: "Ik doop u in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest."

Anne Van Der Sloten


05-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van de Eucharistie [1]
Het Sacrament van de Eucharistie [1]

Biecht en eucharistie

De biecht is het sacrament van de vergeving. God vergeeft de zonden van de mens die Hij geschapen heeft, zodra hij daar maar berouwvol om vraagt.

God geeft ons door Christus echter ook een bijzonder sacrament, waardoor Hij de zonden en de ziel van de wonden, die door de zonden zijn ontstaan, geneest, de eucharistie.

De eucharistie is een feestmaal. De eerste voorwaarde om eraan deel te nemen is de vergeving van de zonden door de kracht van de goddelijke Liefde die zich bijzonder in de biecht openbaart. [vgl.Mt 22, 1-14]

Maar het is niet voldoende vrij van zonden te zijn, de gelovige moet ook vast geloven dat Christus in de Eucharistie tegenwoordig is.

De H. Paulus veroordeelde twee eigenschappen van christenen die de eucharistie vieren:

Enerzijds gedragen zij zich tov anderen egoïstisch, anderzijds zijn zij zich helemaal niet bewust dat zich achter het eucharistisch Brood het LICHAAM VAN CHRISTUS verbergt. [1 Kor. 11,23]

Hierdoor is voor een leven in de zin van de Eucharistie de regelmatige biecht noodzakelijk.

[...]

Wie tot het geheim van de Eucharistie doordringt, diens ziel wordt steeds gevoeliger en kan steeds gemakkelijker onderscheiden wat goed en niet goed is. Deze mens zal het kwaad weerstaan, de eucharistische liefde wordt een vast bestanddeel van zijn leven en hij zal de belichaming worden van de levende Eucharistie.’

[Uit Eucharistie door Pater Slavko Barbaric]

Wat Maria ons vraagt

Op 16 mei 1986 vraagt Moeder Maria ons: "Lieve kinderen! Ik roep jullie op tot een actievere deelname aan de H.Mis. Ik zou willen, dat jullie H. Mis een Godsbelevenis wordt. Ik zou voor alles de jeugd willen zeggen: Weest open tegenover de H. Geest, want God wil, in deze dagen, waarin satan zo sterk is, jullie naar Zich toe trekken. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven!"

Laten we dit ongelooflijke sacrament waartoe Maria ons oproept eens van naderbij bekijken. Nu in de tijd waar vele kinderen hun Eerste communie gedaan hebben of misschien nog moeten doen, waar er ongelooflijk veel tijd en energie gestoken wordt in de uiterlijkheden bij het toedienen van dit sacrament, maar waar de werkelijke betekenis aan velen voorbij gaat.

Wie gelooft er nog in de werkelijke aanwezigheid van Jezus in dit Heilig Sacrament?

En toch is dit wat Jezus werkelijk wilde: op deze stoffelijke wijze onder ons aanwezig zijn.

Zoals "de ark van het verbond" een teken was van Gods aanwezigheid die meegedragen werd met de Israëlieten door de woestijn, zo wil Jezus onder de gedaante van Brood steeds bij ons zijn in het H. Sacrament des Altaars.

Waarom wilde Jezus onder deze gedaante onder ons aanwezig zijn?

Waarom vraagt Moeder Maria ons om zoveel mogelijk de eucharistie mee te maken en zegt ze ons dat dit de belangrijkste vorm van gebed is?

Waarom vraagt ze ons om te vasten op water en brood?

Dit vraagt enige overweging:

Brood des Levens

Brood! Loopt u soms ook het water in de mond bij het ruiken van versgebakken brood?

Vooral als je grote honger hebt kan een korst van het verse brood bijzonder goed smaken.

Nochtans heeft het gewone brood veel aan glans verloren. We zijn zo verwend met koffiekoeken en ander gebak dat er wel eens wordt neergekeken op een simpele boterham.

Tijdens de oorlog werd brood wel naar waarde geschat, er werden schatten voor neergeteld voor een brood zonder zaagsel. Mensen die de oorlog hebben meegemaakt weten het nog zeer goed, brood kunnen eten was een zegen en de dankbaarheid voor een snee brood was zeer groot.

Zijn wij nog dankbaar voor ons brood? [Dit kunnen we leren door te vasten op water en brood]

Jezus vergelijkt zich in het evangelie met brood, Hij zegt: "Ik ben het Brood des levens." [Joh. 6, 41-51] [Door te vasten op water en brood bereiden we ons voor op de H. Communie]

Toen Hij deze uitspraak deed, had brood nog grote waarde. Brood was het eten van de arme mens. Brood was een kwestie van overleven of niet.

Jezus zegt ook vandaag tot ons: "Ik ben het Brood des levens."

Welke betekenis heeft dit voor ons? Voor u persoonlijk?

Is het een simpele boterham die zonder beleg niet gelust wordt of is het brood dat zo kostbaar is, dat we er schatten voor zouden uitgeven om het te kunnen eten?

Als Jezus zegt: Ik ben het Brood des levens en daarna bij het Laatste Avondmaal de eucharistie heeft ingesteld, zich daar als brood voor ons gegeven heeft, dan meent Hij oprecht dat dit voor ons levensnoodzakelijk is.

Hij wil dus voor ons het levensnoodzakelijke zijn.

Uniek

Hebt u er al eens bij stilgestaan dat de katholieke godsdienst één van de weinige godsdiensten is waar Jezus als brood vereerd, aanbeden en gegeten wordt?

In sommige godsdiensten moeten de goden gunstig gestemd worden om één en ander te verkrijgen.

Hier geeft Jezus/God zichzelf als voedsel. Deze gedachte is voor ons gewoon, maar is dit zo gewoon?

Dit is uniek in de geschiedenis: God die mens wordt en die zich geeft als voedsel voor de mens.

Als wij samen komen om eucharistie te vieren, gaan wij als één familie aan tafel en nemen Jezus als voedsel tot ons.

Wij kunnen ons nu de vraag stellen: Waarom wil Hij als brood tot ons komen?

Het antwoord ligt volgens mij in het eerste boek Koningen waar de profeet Elia op de vlucht is voor het ongelovige volk en totaal uitgeput. Een engel staat hem bij: de engel biedt hem brood en water aan en zegt tot Elia: "Sta op en eet, anders gaat de reis uw krachten te boven." [1 Kon.19, 4-8]

Hebt u ook wel eens het gevoel dat de beproevingen van het leven uw krachten te boven gaan?

Jezus is voedsel willen worden voor ons opdat wij, door ons met Hem te voeden, sterk zouden staan in het leven, mensen zouden kunnen zijn of worden die anderen gelukkig maken [dwz heilig zouden kunnen worden].

Als je naar de gebeurtenissen in de wereld kijkt, zie je dat er zoveel miserie is die mensen elkaar aandoen: Oorlog, geweld, machtsmisbruik...

Maar ook in ons eigen leven zijn er de dingen die Paulus aanhaalt in zijn brief aan de Efesiërs [4,30]: Wrok [niet kunnen of willen vergeven of vergeving vragen ...], gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek...

Jezus geeft zichzelf aan ons in de eucharistie opdat we in staat zouden zijn meer op Hem te lijken. Niet uit eigen kracht, maar door Hem.

Moeder Theresa, gekend door ons allen, ging iedere morgen naar de Mis. Ze zei dat ze anders onmogelijk de kracht en de liefde zou hebben om de dag door te komen en te doen wat ze deed: stervende mensen van straat oprapen en hen met liefde verzorgen.

Opdracht

Als wij de geconsacreerde hostie ontvangen, zegt diegene die ze uitreikt: "Lichaam van Christus."

Dit heeft twee betekenissen: "je ontvangt het lichaam van Christus," maar het houdt ook een opdracht in: "word het lichaam van Christus."

Aangezien dit Brood een kracht bezit, die machtiger is dan degenen die ervan eten, worden wij omgevormd in dit Brood, in Jezus.

Laat ons dan iedere keer als we te communie gaan van deze gedachte doordrongen zijn: Telkens ik het lichaam van Christus ontvang, word ik meer en meer lichaam van Christus... als ik dit toelaat en daaraan meewerk.

De kerk is de tempel van God

Het is ook niet meer dan natuurlijk dat we ons naar dit geloof gedragen, zowel binnen als buiten de kerk.

In haar boodschap vraagt Maria in de kerk eerbied, verantwoordelijkheidsgevoel, goed gedrag en passende kleding. Dat kan alleen een Moeder van ons verlangen. Alleen een Moeder kan ons, haar kinderen, leren, hoe men zich in de kerk, de tempel van God, op de juiste manier moet gedragen. Op heilige plaatsen is het gepast, zich heilig te gedragen. Zoals Gods tegenwoordigheid de kerk heiligt, zo zal zij ook door het streven van de enkeling en van de gemeente naar heiligheid tot een heilige plaats worden. Iedere gelovige draagt door woord en daad deze heiligheid in de wereld uit. Als wij ons daarvan bewust worden, zullen wij in iedereen de heiligheid herkennen en een diepe achting voor de mensen en de natuur ondervinden.

De mens heeft door zijn gedrag de wereld ontheiligd.

De naar heiligheid strevende gelovige geeft de wereld zijn waardigheid terug en schept een nieuw wereldbeeld en een nieuwe orde. De H. Paulus zegt ons dat eenmaal alle schepselen en alle mensen Christus’ onderdanen zullen zijn, de dood zal overwonnen zijn en Christus zich aan Zijn Vader zal onderwerpen. Dan is God alles in allen. [vgl. Kor 15: 23-28]

[uit Eucharistie door Pater Slavko]

Mensen moeten aan ons kunnen zien dat we in Jezus’ werkelijke aanwezigheid geloven en daarvan leven.

Groeten we Jezus met een kniebuiging bij het binnenkomen en buitengaan van de kerk? Geen vlug knikje, maar met het hart?

Zitten we minstens een tijdje geknield tijdens de Aanbidding?

Hoe komen we buiten na de eucharistieviering? Laten we ons veranderen door Hem?

Zijn we hoopvollere, liefdevollere, gelovigere mensen als we de kerk verlaten?

Liefde tot Jezus in het H. Sacrament

Ik wil jullie het volgende verhaal dat ik las in een boek van Zr.Emmanuel: "Het verborgen kind" niet onthouden [ik heb het met mijn eigen woorden verteld]. Bij het lezen ervan rolden de tranen mij uit de ogen.

In China hadden de communisten de macht overgenomen en overal hielden ze zuiveringen dwz alles wat naar godsdienst rook of te maken had met het buitenland werd vernietigd, missionarissen werden het land uitgezet of vermoord, christenen werden vervolgd en gevangen gezet...

Op een dag waren ze ook binnengedrongen in de school van de kleine Li.

Het kruisbeeld hadden ze van de muur gehaald en op de grond gegooid en vertrapt, de kinderen moesten al hun religieuze afbeeldingen die ze zelf geschilderd hadden afgeven.

Li probeerde de afbeelding van de goede herder te verbergen onder haar kleren, maar met een slag in het gezicht werd ze daarvoor gestraft terwijl haar vader vernederd werd en vastgebonden omwille van de daad van zijn dochter.

Daarna waren ze in de kerk binnengedrongen en onder het oog van de gelovigen hadden ze het tabernakel vernield en de ciborie met de hosties op de grond geworpen.

De gelovigen werden gewaarschuwd zich niet meer in het kerkgebouw te begeven of ze zouden het bekopen met hun leven.

De priester van de parochie werd verborgen gehouden door de gelovigen in de kerk en moest bij dit alles lijdzaam toekijken. Als hij zich zou verraden dan zouden diegenen die hem verborgen hadden het moeten uitboeten.

's Avonds wordt de drukkende stilte in de kerk plotseling doorbroken door de deur die knarsend opengaat.

Het is de kleine Li van nog geen tien jaar oud. Met kleine pasjes nadert ze het altaar.

Ze bezorgt vader Luc doodsangsten: ze kan elk moment worden gedood.

Hij kan geen contact met haar hebben, hij kan alleen maar toekijken en alle heiligen in de hemel smeken om dit kind te sparen.

Eerbiedig buigt de kleine voorover en begint in stilte te aanbidden, zoals de zuster het haar heeft geleerd. Ze weet dat ze eerst haar hart moet voorbereiden, voordat ze Jezus kan ontvangen.

Met gevouwen handen bidt ze op een mysterieuze manier tot haar dierbare, in de steek gelaten en mishandelde Jezus.

Dan ziet vader Luc hoe ze nog dieper voorover buigt en op handen en voeten met haar tong een hostie opraapt.. Elke seconde telt, vader Luc vreest het ergste... Als hij maar iets tegen haar zou kunnen zeggen. Maar het kind vertrekt weer zachtjes, zoals ze gekomen is, bijna huppelend.

Elke morgen weet onze kleine Li te ontsnappen om haar Levende Brood in de kerk terug te vinden. Daar speelt zich dan precies dezelfde scène af als op die beruchte avond, ze pakt een hostie op met haar tong en verdwijnt.

Vader Luc vraagt zich af waarom ze ze niet allemaal tegelijk neemt, weet ze dan niet dat dat mag. Maar de zuster had gezegd: "Eén hostie per dag volstaat" en ze houdt zich dan daar ook aan.

Op een dag is er nog maar één hostie over.

Bij het krieken van de dag sluipt het kind zoals gewoonlijk de kerk binnen en nadert het altaar. Ze knielt neer en bidt vlakbij de hostie.

De toekijkende priester verstijft:

Bij de ingang van de kerk staat een soldaat en hij richt zijn revolver. Een doffe knal klinkt en het kind zakt meteen in elkaar.

Vader Luc denkt dat ze dood is, maar met haar laatste krachten kruipt ze in de richting van de hostie en plakt haar lippen erop, dan sterft ze.

Ze heeft alle hosties gered. Het waren er tweeëndertig.

Kleine Li, geef ons iets van jouw onverdeelde liefde voor Jezus, deze diepgewortelde en tedere liefde van je onschuldige hart... Amen.’

Catechismus

Artikel 3
: Het sacrament van de eucharistie

De heilige eucharistie voltooit de christelijke initiatie. Zij die door het doopsel tot de waardigheid van het koninklijk priesterschap verheven zijn en door het vormsel nog meer gelijkvormig zijn geworden aan Christus, hebben door de eucharistie deel aan het offer zelf van de Heer, samen met heel de gemeenschap.

"Tijdens het laatste avondmaal, in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, heeft onze Verlosser het eucharistisch offer van zijn lichaam en bloed ingesteld, om het kruisoffer door de eeuwen heen te bestendigen tot aan zijn wederkomst en zo aan zijn geliefde bruid, de kerk, een gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen: sacrament van goedheid, teken van eenheid, band van liefde, paasmaaltijd, waarbij Christus genuttigd, het hart met genade vervuld en ons een onderpand van de toekomstige heerlijkheid wordt gegeven."

1. De Eucharistie: oorsprong en hoogtepunt van het Kerkelijk Leven

De eucharistie is 'de oorsprong en het hoogtepunt van heel het christelijk leven'. 'De overige sacramenten, evenals alle kerkelijke ambten en apostolaatswerken, hangen samen met de heilige eucharistie en zijn erop gericht. Want in de heilige eucharistie ligt heel het geestelijk goed van de kerk vervat, namelijk Christus zelf, ons paaslam'.

'De levensgemeenschap met God en de eenheid van het Volk van God, die de grondslag vormen van de kerk, worden door de eucharistie op passende wijze tot uitdrukking en op wonderbare wijze tot stand gebracht. In haar vinden wij het hoogtepunt, zowel van de handeling waardoor God de wereld in Christus heiligt, als van de eredienst die de mensen aan Christus en door Hem aan de Vader betuigen in de heilige Geest'.

Tenslotte verenigen wij ons door de eucharistieviering nu reeds met de hemelse liturgie en lopen wij vooruit op het eeuwig leven, wanneer God alles in allen zal zijn.

Kortom, de eucharistie is de samenvatting van ons geloof: 'Onze manier van denken stemt overeen met de eucharistie, en omgekeerd bevestigt de eucharistie onze manier van denken'.

2. Hoe wordt dit sacrament genoemd?

De onuitputtelijke rijkdom van dit sacrament vindt zijn uitdrukking in de verschillende namen die eraan gegeven worden. Elk van die namen belicht bepaalde aspecten ervan. Men noemt het: Eucharistie, omdat het een dankzegging is aan God. De woorden euchariste in [Lc. 22: 19 en 1 Kor. 11: 24] en eulogein [Mt. 26: 26; Mc. 14: 22] doen denken aan de joodse zegeningen die, vooral tijdens de maaltijd, de werken Gods verkondigen: de schepping, de verlossing en de heiliging.]

Maaltijd des Heren, omdat het gaat om het avondmaal dat de Heer met zijn leerlingen op de avond voor zijn lijden genuttigd heeft, en om de anticipatie van het bruiloftsmaal van het Lam in het hemelse Jeruzalem.

Breken van het brood, omdat deze ritus, die eigen is aan de joodse maaltijd, door Jezus gevolgd werd toen Hij als gastheer het brood zegende en uitdeelde, vooral tijdens het laatste avondmaal. Aan deze handeling zullen de leerlingen Hem herkennen na de verrijzenis, en met deze uitdrukking zullen de eerste christenen hun eucharistische bijeenkomsten aanduiden. Hiermee willen ze aangeven dat al wie het ene gebroken brood, Christus, nuttigt, met Hem verenigd wordt en één lichaam met Hem vormt.

Eucharistische bijeenkomst [synaxis], omdat de eucharistie gevierd wordt in de bijeenkomst van de gelovigen, de zichtbare uitdrukking van de kerk.

Gedachtenis van het lijden en de verrijzenis van de Heer.

Heilig offer, omdat dit sacrament het ene offer van Christus, onze Verlosser, tegenwoordig stelt en de offergave van de kerk insluit, of ook heilig misoffer, 'offer van lof' [Heb. 13,15], een geestelijk zuiver en heilig offer, aangezien het alle offers van het Oude Verbond voltooit en overstijgt.

Heilige en goddelijke liturgie, omdat heel de liturgie van de kerk in de viering van dit sacrament haar centrum en meest verdichte uitdrukking vindt. In dezelfde zin noemt men het ook viering van de heilige mysteriën. Men spreekt ook over allerheiligste sacrament, omdat het het sacrament der sacramenten is. Met deze naam duidt men ook de eucharistische gedaanten aan die in het tabernakel bewaard worden.

Communie, omdat wij ons door dit sacrament verenigen met Christus, die ons deelachtig maakt aan zijn lichaam en bloed om één enkel lichaam te vormen, of ook de heilige dingen, ta hagia, sancta of dit is de eerste betekenis van de 'communio sanctorum' [die zowel 'de gemeenschap met de heilige dingen' als 'de gemeenschap van de heiligen' is waarover de apostolische geloofsbelijdenis spreekt] brood van de engelen, brood uit de hemel, geneesmiddel dat onsterfelijk maakt, viaticum [reisvoedsel]

Heilige mis, omdat de liturgie waarin het heilsmysterie zich voltrokken heeft, eindigt met de uitzending [Missio] van de gelovigen, opdat zij de wil van God vervullen in hun dagelijks leven.

3. De Eucharistie in de Heilsgeschiedenis

De tekenen van brood en wijn

Tot de kern van de eucharistieviering behoren brood en wijn, die door de woorden van Christus en de aanroeping van de heilige Geest het lichaam en bloed van Christus worden. Trouw aan het gebod van de Heer blijft de kerk, tot aan zijn wederkomst in heerlijkheid, tot zijn gedachtenis doen wat Hij op de avond voor zijn lijden gedaan heeft: 'Hij nam het brood...'; 'Hij nam de beker met wijn...'. Terwijl ze op geheimnisvolle wijze het lichaam en bloed van Christus worden, blijven de tekens van brood en wijn ook de goedheid van de schepping aanduiden. Zo brengen wij tijdens de offerande dank aan de Schepper voor het brood en de wijn, 'het werk van onze handen', maar ze waren eerst 'de vrucht van de aarde' en 'van de wijngaard', gaven van de Schepper. De kerk ziet in de daad van Melchisedek, koning en priester, die 'brood en wijn aanbood' [Gen. 14,18], een voorafbeelding van haar eigen offergave.

In het Oude Verbond worden brood en wijn samen met de eerste vruchten van de aarde uit dankbaarheid aan de Schepper geofferd. Zij krijgen echter ook een nieuwe betekenis in het kader van de uittocht: door het ongedesemde brood dat Israël jaarlijks met Pasen eet, is het zijn haastig vertrek bij de bevrijding uit Egypte indachtig; het manna in de woestijn zal Israël er steeds aan herinneren dat het leeft van het brood van Gods woord. Tenslotte is het dagelijks brood de vrucht van het beloofde land, onderpand voor de trouw van God aan zijn beloften. De 'beker der zegening' [Kor. 10,16], aan het einde van het joodse paasmaal, voegt aan de feestelijke vreugde van de wijn de eschatologische dimensie toe van de messiaanse verwachting van het herstel van Jeruzalem. Jezus heeft zijn eucharistie ingesteld door aan de zegening van het brood en de beker een nieuwe en definitieve betekenis te geven.

De wonderbare broodvermenigvuldiging, waarbij de Heer de zegen uitsprak, de broden brak en aan zijn leerlingen gaf als voedsel voor de menigte, is een voorafbeelding van de overvloed van het ene brood van zijn eucharistie. Het teken van het water dat te Kana in wijn veranderd werd, kondigt reeds het uur van de verheerlijking van Jezus aan. Het toont de vervulling van het bruiloftsmaal in het rijk van de Vader, waar de gelovigen de nieuwe wijn zullen drinken die bloed van Christus is geworden.

De eerste aankondiging van de eucharistie heeft verdeeldheid gezaaid onder de leerlingen, zoals zij ook aanstoot hadden genomen aan de aankondiging van het lijden: 'Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren?' [Joh. 6,60]. De eucharistie en het kruis zijn stenen des aanstoots. Het gaat om hetzelfde mysterie dat niet ophoudt aanleiding te geven tot verdeeldheid. 'Wilt ook gij soms weggaan?' [Joh. 6,67]: deze vraag van de Heer weerklinkt door alle tijden heen. Het is een uitnodiging van zijn liefde om te ontdekken dat alleen Hij 'woorden van eeuwig leven' bezit [Joh. 6,68] en dat wie in geloof de gave van de eucharistie ontvangt, Hemzelf ontvangt.

De instelling van de Eucharistie

De Heer, die de zijnen bemind had, gaf hun het bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe. Hij die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan naar zijn Vader, waste hen tijdens een maaltijd de voeten en gaf hun het gebod van de liefde. Om hen een onderpand van deze liefde na te laten, om zich nooit van de zijnen te verwijderen en om ze deelgenoot te maken aan zijn paasmysterie, stelde Hij de eucharistie in als de gedachtenis aan zijn dood en verrijzenis, en Hij beval zijn apostelen deze gedachtenis te vieren totdat Hij zou wederkomen, 'waardoor Hij hen toen als priesters van het Nieuwe Verbond aanstelde'.

De drie synoptische evangeliën en de heilige Paulus hebben ons het verhaal van de instelling van de eucharistie overgeleverd: de heilige Johannes van zijn kant verhaalt ons de woorden van Jezus in de synagoge van Kafarnaum, woorden die de instelling van de eucharistie voorbereiden: Christus duidt zichzelf aan als het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.

Jezus koos de tijd van het paasfeest om zoals Hij te Kafarnaüm aangekondigd had, zijn lichaam en bloed aan zijn leerlingen te geven:

Toen de dag van het ongedesemde brood gekomen was, waarop men het paaslam moest slachten, stuurde [Jezus] Petrus en Johannes uit met de opdracht: 'Gaat voor ons voorbereidselen treffen opdat wij het paasmaal kunnen eten.' [...] Zij vertrokken [...] en maakten het paasmaal gereed. Toen het uur gekomen was, ging Hij met de apostelen aan tafel aanliggen. Hij sprak tot hen: 'Vurig heb ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Want Ik zeg u: Ik zal het niet meer eten, totdat het, zijn vervulling vindt in het rijk Gods.' [...] Daarop nam Hij het brood, sprak een dankgebed uit, brak het en gaf het hun met de woorden: 'Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot een gedachtenis aan Mij.' Evenzo gaf Hij de beker, na de maaltijd, terwijl Hij sprak: 'Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten' [Lc. 22,7-20].

Jezus vierde tijdens het paasmaal met zijn apostelen het laatste avondmaal en zo gaf Hij aan het joodse paasfeest zijn definitieve zin. Door zijn dood en verrijzenis, het nieuwe Pasen, loopt het avondmaal inderdaad vooruit op de overgang van Jezus naar zijn Vader. Dit wordt gevierd in de eucharistie die het joodse paasfeest tot vervulling brengt en vooruitgrijpt op het uiteindelijke paasfeest van de kerk in de heerlijkheid van het Koninkrijk.

Doe dit tot Mijn gedachtenis

Het gebod van Jezus om zijn handelingen en woorden te herhalen 'totdat Hij komt' is niet enkel een verzoek, zich Jezus opnieuw voor de geest te halen en te denken aan wat Hij gedaan heeft. Het gaat om de liturgische viering, door de apostelen en hun opvolgers, van de gedachtenis van Christus, van zijn leven, zijn dood, zijn verrijzenis en zijn voorspraak bij de Vader.

Vanaf het begin is de kerk trouw gebleven aan het gebod van de Heer. Over de kerk van Jeruzalem wordt gezegd: "Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan de onderlinge gemeenschap en ijverig in het breken van het brood en in het gebed. [...] Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart." [Hand. 2,42.46]

Vooral op "de eerste dag van de week," dit wil zeggen op zondag, de dag van de verrijzenis van Jezus, kwamen de christenen samen "voor het breken van het brood." [Hand. 20,7] Sindsdien is de eucharistie voortdurend gevierd, tot op de dag van vandaag, zodat men haar nu overal in de kerk aantreft, met dezelfde fundamentele structuur. Zij blijft het centrum van het leven van de kerk.

Terwijl het Volk van God op deze wijze, van viering tot viering, het paasmysterie van Jezus verkondigt "totdat Hij komt" [1 Kor. 11,26], is het "langs de smalle weg van het kruis" op tocht naar het hemels gastmaal, waar alle uitverkorenen aan de tafel van het Koninkrijk zullen aanzitten.

4. De Liturgische viering van de Eucharistie

De Mis van alle Eeuwen

Hoe de eucharistieviering in grote lijnen verloopt, daarover getuigt al in de tweede eeuw de heilige martelaar Justinus. Deze grote lijnen zijn tot op de dag van vandaag voor alle grote liturgische families dezelfde gebleven. Om uit te leggen wat de Christenen doen, schrijft hij rond 155 het volgende aan de heidense keizer Antoninus Pius [138-161]: Op de dag die 'dag van de zon' genoemd wordt, komen alle bewoners zowel van de steden als van het platteland op eenzelfde plaats bijeen.

Er wordt gelezen uit de gedenkschriften van de apostelen of de geschriften van de profeten, voor zover de tijd het toelaat.

Wanneer dan de lector de lezing beëindigd heeft, spreekt hij die voorgaat, een woord van vermaning en aansporing om al dat goede in praktijk te brengen.

Vervolgens staan wij allen gezamenlijk op en spreken onze gebeden uit voor onszelf [...] en voor allen die elders zijn. Wij bidden dat wij waardig bevonden zullen worden, nu wij de waarheid hebben leren kennen, door onze goede daden te tonen, dat wij goede burgers zijn, die de wetten gehoorzamen en wij zo de eeuwige zaligheid ontvangen.

Nadat het gebed beëindigd is, groetten wij elkaar met een kus.

Dan wordt aan de celebrant brood en een beker water en wijn gebracht. Nadat hij deze ontvangen heeft, brengt hij lof en eer aan de Vader van het al door de naam van de Zoon en de heilige Geest en hij spreekt een lange dankzegging (gr. eucharistia) uit voor hetgeen wij van Hem mochten ontvangen. Wanneer hij de gebeden en dankzegging heeft beëindigd, zegt heel het aanwezige volk: Amen. [...]

En wanneer de celebrant de dankzegging heeft beëindigd en heel het volk heeft ingestemd, dan geven zij die bij ons diaken worden genoemd, aan ieder die aanwezig is, van het eucharistische brood en de wijn en het water. Zij brengen het ook aan de afwezigen.

De liturgie van de eucharistie verloopt volgens een fundamentele structuur die door de eeuwen heen tot op vandaag bewaard gebleven is. Ze ontvouwt zich in twee grote delen die een wezenlijke eenheid vormen: de samenkomst, de dienst van het woord, met de lezingen, de homilie en de voorbede. De dienst van de eucharistie, met de aanbieding van brood en wijn, de consecratorische dankzegging en de communie.

De dienst van het woord en de dienst van de eucharistie vormen samen 'één daad van eredienst'. De tafel die in de eucharistie voor ons wordt ingericht, is inderdaad tegelijk die van het woord van God als die van het lichaam van de Heer.

Is dit trouwens ook niet het verloop van het paasmaal dat de verrezen Jezus met zijn leerlingen nuttigde? Onderweg verklaarde Hij hun de Schriften en toen Hij met hen aanlag, nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe'.

Het verloop van de Viering

Allen verzamelen zich. De christenen komen op eenzelfde plaats samen voor de eucharistieviering. Aan het hoofd staat Christus zelf die de voornaamste handelende persoon van de eucharistie is. Hij is de hogepriester van het Nieuwe Verbond. Op onzichtbare wijze zit Hij zelf elke eucharistieviering voor. Als diens vertegenwoordiger zit de bisschop of priester [handelend in de persoon van Christus als hoofd] de vergadering van de gelovigen voor, hij neemt het woord na de lezingen, ontvangt de offergaven en zegt het eucharistisch gebed. Allen hebben een actief aandeel in de viering, ieder op zijn manier: de lectoren, zij die de offergaven aandragen, zij die de communie uitreiken, en heel het volk dat zijn deelname uitzegt in het Amen.

De woorddienst bevat 'de werken van de profeten', dit is het Oude Testament, en 'de gedenkschriften van de apostelen', dit zijn hun brieven en de evangelies. Na de homilie, die ertoe aanspoort het woord te aanvaarden als het woord van God, wat het in werkelijkheid is, en het in praktijk te brengen, volgen de voorbeden voor alle mensen volgens het woord van de apostel: 'Allereerst vraag ik u gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen te verrichten voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten' [1 Tim. 2,1-2].

De aanbieding van de offergaven [de offerande]: men brengt dan, soms in processie, het brood en de wijn naar het altaar, die door de priester, in naam van Christus, opgedragen zullen worden in het eucharistisch offer waar zij tot zijn lichaam en bloed zullen worden. Het is dezelfde handeling als die Christus verrichtte tijdens het laatste avondmaal, 'waar Hij het brood en de beker nam'. 'Alleen de kerk brengt deze offergave aan de Schepper in een zuivere vorm, doordat zij onder dankzegging aanbiedt wat uit Gods schepping voortkomt'. Met het aandragen van de offergaven naar het altaar wordt het gebaar van Melchisedek hernomen; hiermee worden de gaven van de Schepper in de handen van Christus gelegd. Hij is het die in zijn offer alle menselijke pogingen om offers te brengen vervolmaakt.

Van oudsher dragen de christenen, samen met het brood en de wijn voor de eucharistie, ook hun gaven aan, om ze te verdelen onder de behoeftigen. Deze nog steeds gebruikelijke gewoonte van de collecte vindt haar inspiratie in het voorbeeld van Christus, die arm is geworden opdat wij rijk zouden worden:

Zij die vermogend zijn en zij die het wensen, geven naar believen wat zij willen. Wat ingezameld wordt, wordt neergelegd bij hem die voorgaat. Hij zorgt dan voor de wezen en de weduwen en voor hen die door ziekte of om een andere reden hulpbehoevend zijn, en ook voor hen die in de gevangenis verblijven en voor de gasten die uit den vreemde aangekomen zijn. In één woord: hij zorgt voor allen die in nood zijn.

De anafora: met het eucharistisch gebed, een gebed van dankzegging en consecratie, bereiken we het hart en het hoogtepunt van de viering.

In de prefatie brengt de kerk door Christus in de heilige Geest dank aan de Vader voor al zijn werken, voor de schepping, de verlossing en de heiliging. Heel de gemeenschap sluit zich vervolgens aan bij de onophoudelijke lofzang die de hemelse kerk, de engelen en alle heiligen, de driewerf heilige God toezingt.

In de epiklese vraagt zij de Vader zijn heilige Geest of de kracht van zijn zegen te zenden over het brood en de wijn, opdat zij door zijn kracht worden tot lichaam en bloed van Jezus Christus, en opdat zij die aan de eucharistie deelnemen één lichaam en één geest mogen zijn [sommige liturgische tradities plaatsen de epiklese na de anamnese].

In het instellingsverhaal stellen de kracht van de woorden en van de handeling van Christus en de kracht van de heilige Geest, zijn lichaam en bloed onder de gedaanten van brood en wijn, zijn offer dat eens voor altijd op het kruis gebracht werd, sacramenteel tegenwoordig.

Vervolgens gedenkt de kerk in de anamnese het lijden, de verrijzenis en de glorievolle wederkomst van Christus Jezus; zij draagt aan de Vader het offer van zijn Zoon op, dat ons met Hem verzoent.

In de intercessiegebeden brengt de kerk tot uitdrukking dat de eucharistie gevierd wordt in gemeenschap met heel de hemelse en aardse kerk, levenden en doden; in gemeenschap met de herders van de kerk, de paus, de plaatselijke bisschop, zijn priesters en diakens, en alle bisschoppen van de gehele wereld met hun kerken.

Op het Gebed des Heren en het breken van het brood volgt de communie, waarin de gelovigen 'het brood uit de hemel' en 'de beker van het heil' ontvangen, het lichaam en bloed van Christus die zich heeft overgeleverd 'ten bate van het leven der wereld' [Joh. 6,51]:

Omdat dit brood en deze wijn, volgens de aloude uitdrukking, 'tot eucharistie gemaakt' [eucharisteithentos] zijn, 'draagt dit voedsel bij ons de naam eucharistie. Niemand anders mag hieraan deelhebben dan hij die gelooft dat onze leer waar is, die gedompeld is in het bad tot vergeving van de zonden en tot wedergeboorte, en die leeft volgens de voorschriften van Christus'.

Anne Van Der Sloten

In orde gebracht tot en met 2 juli 2011


04-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van de Eucharistie [2]
Het Sacrament van de Eucharistie [2]

Catechismus [vervolg]

5. Het sacramentele offer: dankzegging, gedachtenis, tegenwoordigheid

Vanaf het allereerste begin vieren de christenen de eucharistie in een vorm die, in de loop der tijden en door de verscheidene liturgieën heen, niet wezenlijk veranderd is. Dit komt doordat wij ons gebonden weten door het gebod dat de Heer ons op de avond voor zijn lijden gegeven heeft: "Doet dit tot gedachtenis aan Mij." [1 Kor. 11,24-25]

Dit gebod van de Heer onderhouden wij door de gedachtenis van zijn offer te vieren. Hierdoor dragen wij aan de Vader op wat Hijzelf ons gegeven heeft met de gaven van zijn schepping, brood en wijn, die door de macht van de heilige Geest en door de woorden van Christus, lichaam en bloed van Christus geworden zijn: zodoende is Christus werkelijk en op mysterievolle wijze tegenwoordig gesteld.

Men moet dus de eucharistie beschouwen:
  • als dankzegging aan en lofprijzing van de Vader
  • als gedachtenis van het offer van Christus en van zijn lichaam, de kerk
  • als tegenwoordigheid van Christus door de macht van zijn woord en van zijn Geest

De dankzegging en lofprijzing van de Vader

De eucharistie, sacrament van ons heil dat Christus op het kruis heeft bewerkt, is ook een offer van lof als dank voor het werk van de schepping. In het eucharistisch offer wordt heel de schepping, die door God bemind wordt, aan de Vader opgedragen door de dood en de verrijzenis van Christus. Door Christus kan de kerk het offer van lofprijzing opdragen als dank voor al het goede, het schone en het rechtvaardige dat God in de schepping en in de mensheid tot stand heeft gebracht.

De eucharistie is een dankoffer aan de Vader, zij is een zegening waardoor de kerk haar erkentelijkheid uitdrukt jegens God voor al zijn weldaden, voor alles wat Hij bewerkt heeft door de schepping, de verlossing en de heiliging. Eucharistie betekent allereerst 'dankzegging.'

De eucharistie is ook het offer van lofprijzing, waardoor de kerk in naam van heel de schepping Gods heerlijkheid bezingt. Dit offer van lofprijzing is slechts mogelijk door Christus: Hij verenigt de gelovigen met zijn persoon, met zijn lofprijzing en zijn smeekgebed, zodat het offer van lofprijzing aan de Vader wordt opgedragen door Hem en met Hem om in Hem aangenomen te worden.

De gedachtenis van het offer van Christus en van Zijn Lichaam, de Kerk

De eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus, waarin het ene offer van Christus tegenwoordig gesteld wordt en op sacramentele wijze wordt opgedragen in de liturgie van de kerk die zijn lichaam is. In alle eucharistische gebeden vinden we na de instellingswoorden een gebed dat anamnese of gedachtenis genoemd wordt.

De heilige Schrift vat gedachtenis niet alleen op als de herinnering aan de gebeurtenissen uit het verleden, maar ook als de verkondiging van de wonderdaden die God voor de mensen verricht heeft. In de liturgische viering worden deze gebeurtenissen in zekere zin tegenwoordig gesteld en geactualiseerd. Aldus verstaat Israël zijn bevrijding uit Egypte: telkens wanneer het paasfeest gevierd wordt, worden de gelovigen weer aan de gebeurtenissen van de uittocht herinnerd, opdat zij ernaar gaan leven.

De gedachtenis krijgt in het Nieuwe Testament een nieuwe betekenis. Wanneer de kerk de eucharistie viert, gedenkt zij het Pasen van Christus dat tegenwoordig gesteld wordt: het offer dat Christus eens en voor altijd op het kruis gebracht heeft, blijft een altijd levende werkelijkheid: "Telkens wanneer wij het kruisoffer, waardoor ons paaslam Christus is geslacht, op het altaar vieren, wordt het werk van onze verlossing voltrokken."

Omdat zij de gedachtenis is van het paasmysterie van Christus, is de eucharistie ook een offer. Het offerkarakter van de eucharistie komt in de instellingswoorden zelf tot uiting: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt' en 'Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten' [Lc. 22: 19-20]. In de eucharistie geeft Christus hetzelfde lichaam dat Hij voor ons op het kruis gegeven heeft, hetzelfde bloed dat 'voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden' [Mt. 26: 28].

De eucharistie is dus een offer, omdat zij het kruisoffer tegenwoordig stelt, omdat zij er de gedachtenis van is en er de vruchten van toepast: [Christus], onze God en Heer, heeft zich eens voor altijd aan God de Vader opgedragen door voor ons te sterven op het altaar van het kruis, om voor hen [de mensen] eeuwige verlossing te bewerken. Daar echter zijn dood niet het einde van zijn priesterschap mocht betekenen [Heb. 7: 24-27], wilde Hij tijdens het laatste avondmaal, 'in de nacht waarin Hij werd overgeleverd' [1 Kor. 11: 23], aan de kerk, zijn geliefde bruid, een zichtbaar [zoals de menselijke natuur het vereist] offer nalaten. Hierdoor wordt het bloedige offer, dat Hij eens en voor goed op het kruis moest brengen, tegenwoordig gesteld, blijft de gedachtenis ervan tot aan het einde van de tijden bewaard en wordt de heilzame werking ervan toegepast op de vergeving van de zonden, die wij dagelijks begaan.

Het offer van Christus vormt met het offer van de eucharistie één enkel offer: 'De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijke dienstwerk offert nu dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg, alleen de wijze van offeren is verschillend': 'In dit goddelijk offer dat tijdens de mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd.'

De eucharistie is ook het offer van de kerk. De kerk is het lichaam van Christus en heeft deel aan de offerande van haar hoofd. Met Hem wordt zijzelf geheel geofferd. Zij verenigt zich met zijn voorbede bij de Vader voor alle mensen. In de eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus en met zijn totale offerande. Zij krijgen op deze wijze een nieuwe waarde. Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van christenen de mogelijkheid zich met zijn offerande te verenigen.

In de catacomben wordt de kerk vaak voorgesteld als een biddende vrouw, de armen wijd uitgestrekt in de orantehouding. Zoals Christus die zijn armen op het kruis heeft uitgestrekt, offert zij zich door Hem, met Hem en in Hem en spreekt zij voor alle mensen ten beste.

Heel de kerk is verenigd met de offerande en de voorbede van Christus. De paus, belast met het ambt van Petrus in de kerk, is betrokken bij elke eucharistieviering, waarin hij genoemd wordt als teken en dienaar van de eenheid van de universele kerk. De plaatselijke bisschop is altijd verantwoordelijk voor de eucharistie, zelfs wanneer een priester erin voorgaat. Zijn naam wordt erin uitgesproken om aan te duiden dat hij het hoofd is van de particuliere kerk, te midden van de priesters en met de steun van de diakens. De gemeenschap spreekt ook ten beste voor alle bedienaars die voor en met haar het eucharistisch offer opdragen: enkel die eucharistie moet als wettig beschouwd worden, die gevierd wordt met als voorganger de bisschop of degene die hij met deze taak belast heeft.

Door de bediening van de priesters wordt het geestelijk offer van de gelovigen tot voltooiing gebracht in vereniging met het offer van Christus, de enige middelaar, dat door handen van de priesters, in naam van heel de kerk, in de eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, totdat de Heer zelf wederkomt.

Met de offerande van Christus verenigen zich niet enkel de leden die nog hier beneden zijn, maar ook zij die reeds in de heerlijkheid van de hemel verblijven: in gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en tot gedachtenis aan haar en aan alle heiligen draagt de kerk het eucharistisch offer op. In de eucharistie staat de kerk met Maria als het ware aan de voet van het kruis, verenigd met de offerande en de voorbede van Christus.

Het eucharistisch offer wordt ook opgedragen voor alle overleden gelovigen "die in Christus gestorven en nog niet geheel gezuiverd zijn," opdat zij het licht en de vrede van Christus kunnen binnentreden:

Begraaft gij dit lichaam waar het u uitkomt, laat de zorg daarover u niet hinderen. Eén ding vraag ik u slechts: dat gij aan het altaar van de Heer mij gedachtig zijt, waar gij ook zijn zult.

Dan bidden wij [in de anafora] ook voor onze overleden heilige vaders en bisschoppen en voor allen zonder onderscheid die ons zijn voorgegaan in de dood, in het vertrouwen dat de zielen voor wie deze bede wordt opgedragen, terwijl daar het heilige en ontzagwekkende offer voor ons ligt, er in hoge mate baat bij mogen vinden. [...] Terwijl wij God bidden voor de overledenen, ook al waren zij zondaars, [...] bieden wij Christus aan, die voor onze zonden is geslacht. En zo verzoenen wij de goede God met hen en met onszelf.

Op schitterende wijze heeft de heilige Augustinus deze leer samengevat, die ons aanspoort tot een steeds vollediger deelname aan het offer van onze Verlosser, dat wij in de eucharistie vieren:

De gehele vrijgekochte stad, dat wil zeggen de verzamelde gemeenschap van de heiligen, wordt aan God als een alomvattend offer aangeboden door de hogepriester die ook zichzelf voor ons heeft geofferd in zijn lijden, waardoor wij het lichaam konden zijn van een zo verheven hoofd. [...] Dit is het offer van de christenen: 'Zij vormen allen tezamen in Christus één lichaam' [Rom. 12: 5]. Dat viert de kerk ook steeds weer in het aan de gelovigen welbekende sacrament van het altaar: daar wordt haar getoond dat zijzelf wordt geofferd in datgene wat zij offert.

De aanwezigheid van Christus door de kracht van Zijn woord en van de Heilige Geest

'Christus Jezus, die gestorven is, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit' [Rom. 8,34], is op verscheidene wijzen bij zijn kerk aanwezig: in zijn woord, in het gebed van zijn kerk, 'daar waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam' [Mt. 18,20], in de armen, de zieken, de gevangenen [Mt. 25,31-46], in de sacramenten waarvan Hij de bewerker is, in het misoffer en in de persoon van de bedienaar. Hij is echter 'heel bijzonder' aanwezig 'onder de eucharistische gedaanten'.

De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de eucharistie boven alle sacramenten uitgetild en wordt zij 'als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle sacramenten gericht zijn'. In het allerheiligste sacrament van de eucharistie zijn 'het lichaam en bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk tegenwoordig'. 'Deze tegenwoordigheid wordt 'werkelijk' genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' waren, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt'.

Het is door de verandering van het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Christus dat Christus tegenwoordig gesteld wordt in dit sacrament. De Kerkvaders hebben het geloof van de kerk in de doeltreffendheid van het woord van Christus en van de werkzaamheid van de heilige Geest om deze verandering te voltrekken met klem bevestigd. Zo verklaart de heilige Johannes Chrysostomus: "Niet de mens is het die de offergaven tot lichaam en bloed van Christus maakt, maar de Heer zelf, Hij die voor ons gekruisigd is. De priester, vertegenwoordiger van Christus, spreekt de woorden uit, maar hun genadevolle kracht komt van God. Dit is mijn lichaam, zegt Hij. Dit woord transformeert de offergaven."

En de heilige Ambrosius zegt over deze verandering: "Laten we er toch van overtuigd zijn dat dit niet is wat de natuur heeft gevormd, maar wat de zegening heeft geconsacreerd, en dat de kracht van de zegening sterker is dan de kracht van de natuur, want door de zegening is de natuur zelf veranderd [...]. Zou dan het woord van Christus dat uit het niets kon maken wat niet bestond, ook niet bij machte zijn dat wat bestaat, te veranderen in wat het niet was? Het is toch geen kleinere zaak geheel nieuwe dingen tot bestaan te brengen dan de natuur van bestaande dingen te veranderen!"

Het concilie van Trente geeft de volgende samenvatting van het katholieke geloof: 'Omdat onze verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn lichaam was, is dit ook altijd de overtuiging geweest van de kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concilie het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn bloed. Deze verandering nu is door de katholieke kerk gepast en treffend wezensverandering (transsubstantiatie) genoemd'.

De eucharistische tegenwoordigheid van Christus begint op het ogenblik van de consecratie en duurt zolang de eucharistische gedaanten blijven bestaan. Christus is geheel aanwezig in elk van beide gedaanten en geheel in elk deel ervan, zodat door het breken van het brood Christus niet opgedeeld wordt.

De verering van de eucharistie. In de misliturgie drukken wij ons geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn onder andere uit door te knielen of door een diepe buiging te maken als teken van aanbidding. 'De katholieke kerk kent deze eredienst van aanbidding toe aan het sacrament van de eucharistie, niet alleen gedurende de mis, maar ook buiten deze viering. Met de grootste zorg bewaart zij de geconsacreerde hosties, biedt zij ze de christengelovigen ter plechtige verering aan en draagt zij ze in processie rond'.

De heilige reserve [het tabernakel] was eerst bedoeld om op waardige wijze de eucharistie te bewaren opdat zij, buiten de mis, gebracht zou kunnen worden naar de zieken en afwezigen. Door de verdieping van het geloof in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in zijn eucharistie heeft de kerk de zin ontdekt van de stilzwijgende aanbidding van de Heer, aanwezig onder de eucharistische gedaanten. Daarom moet het tabernakel een bijzonder waardige plaats krijgen in het kerkgebouw; het moet zodanig gemaakt zijn dat het de waarheid van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig sacrament onderstreept en zichtbaar maakt.

Het is uitermate passend dat Christus op deze unieke wijze aanwezig wilde blijven voor zijn kerk. Omdat Christus in zichtbare gestalte de zijnen zou verlaten, wilde Hij ons zijn sacramentele tegenwoordigheid geven; daar Hij zichzelf zou opofferen aan het kruis om ons te redden, wilde Hij ons de gedachtenis toevertrouwen van zijn liefde, waarmee Hij ons heeft bemind 'tot het uiterste toe' [Joh. 13,1], tot het geven van zijn leven. In zijn eucharistische aanwezigheid blijft Hij inderdaad op mysterievolle wijze onder ons als Degene die ons bemind heeft en zich voor ons heeft overgeleverd, en Hij blijft het onder de tekenen welke deze liefde uitdrukken en meedelen:

De kerk en de wereld hebben de verering van de eucharistie hard nodig. Jezus wacht op ons in dit sacrament van de liefde. Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het 2715 erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed vol geloof en erop gericht de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Dat onze aanbidding toch nooit ophoude.

'Dat in dit sacrament het echte lichaam en het echte bloed van Christus tegenwoordig zijn, 'kan men niet te weten komen met de zintuigen', zegt de heilige Thomas, 'maar alleen door het geloof dat steunt op het gezag van God'. En daarom zegt de heilige Cyrillus in zijn commentaar op Lucas 22,19: 'Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt': 'Vraag u niet af of dit wel waar is, maar neem liever gelovig de woorden van de Verlosser aan; want omdat Hij de waar is, liegt Hij niet:

U bid ik aan in overgave, Godheid ongezien
die waarachtig onder deze tekenen schuilt;
u geeft zich mijn harte over heel en al,
immers u aanschouwend schiet het al te kort.
Zien, smaken en tasten falen hier bij u,
veilig brengt hier enkel 't horen tot geloof;
ik geloof in al wat Gods zoon heeft gezegd:
niets is meer waarachtig dan der waarheid woord.


6. Het Paasmaal

De mis is tegelijk en onafscheidelijk de gedachtenis van het offer, waarin het kruisoffer vereeuwigd wordt, en van het heilig gastmaal dat bestaat in de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Heer. De viering van het eucharistisch offer is echter volledig gericht op de intieme vereniging van de gelovigen met Christus door de communie. Door te communiceren ontvangt men Christus zelf die zich voor ons geofferd heeft.

Het altaar waaromheen de kerk bij de viering van de eucharistie verzameld wordt, vertegenwoordigt de twee aspecten van een zelfde mysterie: het offeraltaar en de tafel van de Heer; te meer omdat het christelijk altaar het symbool is van Christus zelf te midden van de vergadering van de gelovigen, tegelijk aanwezig als slachtoffer dat opgedragen wordt voor onze verzoening, en als hemels voedsel dat ons gegeven wordt. "Wat is immers het altaar van Christus anders dan het beeld van het lichaam van Christus?' zegt de heilige Ambrosius en elders: "Het altaar stelt het lichaam [van Christus] voor, en het lichaam van Christus bevindt zich op het altaar". De liturgie drukt deze eenheid van het offer en de communie in tal van gebeden uit. Zo bidt de kerk van Rome in haar anafora:

Zend dan uw engel, machtige God,
om deze gaven en gebeden op te draègbehn
naar het altaar van uw heerlijkheid
wij bidden U,dat wij die gemeenschap vieren van deze tafel
en delen in het Lichaam van uw Zoon
en in zijn Bloed
van U gezegend zullen zijnvol van genade.

Neemt en eet hiervan, gij allen: De Communie

De Heer nodigt ons dringend uit om Hem in het sacrament van de eucharistie te ontvangen: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u' [Joh. 6,53].

Willen wij op deze uitnodiging ingaan, dan moeten wij ons voorbereiden op dit groots en heilig moment. De heilige Paulus spoort ons aan tot een gewetensonderzoek: 'Wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren. Wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis' [1Kor. 11,27-29. Hij die zich van een zware zonde bewust is, moet het sacrament van de verzoening ontvangen voordat hij te communie gaat.

Voor de verhevenheid van dit sacrament kan de gelovige slechts nederig en met een vurig geloof de woorden van de honderdman tot de zijne maken: 'Domine, non sum dignus, ut intres sub tectum meum, sed tantum dic verbum, et sanabitur anima mea' ['Heer, ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden']. En in de goddelijke liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus bidden de gelovigen in dezelfde geest:

Laat mij vandaag, o Zoon van God, communiceren aan uw mystiek avondmaal. Ik zal immers het geheim niet aan uw vijanden vertellen, noch zal ik U de judaskus geven. Als de goede moordenaar roep ik U echter toe: Denk aan mij, Heer, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.

Om zich op passende wijze voor te bereiden op het ontvangen van dit sacrament, dienen de gelovigen de voorgeschreven onthouding [nuchterheid] van hun kerk in acht te nemen. Hun lichaamshouding [bewegingen, kleding] drukt de eerbied, de plechtigheid en de vreugde uit die past bij het ogenblik waarop Christus onze gast wordt.

Het ligt in de bedoeling van de eucharistie dat de gelovigen, wanneer zij de vereiste gesteltenis hebben, telkens communiceren, wanneer zij aan de mis deelnemen: 'De meer volmaakte deelneming aan de mis die hierin bestaat, dat de gelovigen na de communie van de priester het lichaam des Heren uit hetzelfde offer ontvangen, wordt bijzonder aanbevolen'.

De kerk verplicht de gelovigen ertoe 'op zon- en feestdagen de goddelijke liturgie mee te vieren' en ten minste eenmaal per jaar, indien mogelijk in de paastijd, de eucharistie te ontvangen, na zich door het sacrament van de verzoening te hebben voorbereid. De kerk beveelt echter de gelovigen ook ten zeerste aan op alle zon- en feestdagen de heilige eucharistie te ontvangen, of nog vaker, zelfs iedere dag.

De sacramentele tegenwoordigheid van Christus onder elk van beide gedaanten maakt het mogelijk dat men door de communie onder de gedaante van het brood alleen heel de vrucht van de genade van de eucharistie ontvangt. Om pastorale redenen is deze manier van communiceren in de Latijnse ritus op rechtmatige wijze de meest gewone geworden. 'Omwille van haar tekenwaarde is de communie onder beide gedaanten een volmaaktere vorm van communiceren. Door deze vorm immers komt het teken van de eucharistische maaltijd vollediger tot uitdrukking.' Dit is de gebruikelijke wijze van communiceren in de oosterse ritussen.

De vruchten van de Communie

De communie doet onze vereniging met Christus groeien. De voornaamste vrucht van het ontvangen van de eucharistie in de communie is de intieme vereniging met Christus Jezus. De Heer zegt inderdaad: 'Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem' [Joh. 6,56]. Het leven in Christus heeft zijn grondslag in het eucharistisch gastmaal: 'Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij' [Joh. 6,57]:

Wanneer de gelovigen tijdens de feesten van de Heer het lichaam van de Zoon ontvangen, verkondigen zij aan elkaar het goede nieuws dat het onderpand van het leven werd gegeven, zoals toen de engel tot Maria Magdalena zei: 'Christus is verrezen!' Ook nu worden het leven en de verrijzenis gegeven aan wie Christus ontvangt.

Wat het materiële voedsel voor ons lichamelijk leven betekent, verwezenlijkt de communie op wonderbare wijze in ons geestelijk leven. Het deelgenootschap aan het vlees van de verrezen Christus, 'dat in de heilige Geest tot leven is gebracht en tot leven wekt', bewaart het genadeleven dat in het doopsel ontvangen werd, doet het groeien en vernieuwt het. Deze groei van het christelijk leven moet gevoed worden door de eucharistische communie, brood voor onze pelgrimstocht, tot op het ogenblik van onze dood, wanneer zij ons als viaticum [teerspijze of reisvoedsel] gegeven zal worden.

De communie verwijdert ons van de zonde. Het lichaam van Christus dat wij in de communie ontvangen, werd 'voor ons overgeleverd', en het bloed dat wij drinken, werd 'vergoten voor velen tot vergeving van de zonden'. Daarom kan de eucharistie ons niet met Christus verenigen zonder ons tegelijk ook te zuiveren van bedreven zonden en ons te behoeden voor toekomstige zonden:

'Telkens wanneer wij Hem ontvangen, verkondigen wij de dood van de Heer' [1 Kor. 11,26]. Wanneer wij de dood van de Heer verkondigen, verkondigen wij ook de vergeving van de zonden. Wanneer zijn bloed, telkens als het vergoten wordt, vergoten wordt voor de vergeving van de zonden, dan moet ik het altijd ontvangen, opdat mijn zonden altijd vergeven worden. Daar ik altijd zondig, moet ik altijd een redmiddel hebben.

De eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: Om in waarheid het lichaam en bloed van Christus te ontvangen, dat voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters:

Gij hebt geproefd van het bloed van de Heer en gij herkent niet eens uw broeder. Gij onteert deze tafel wanneer gij het u onwaardig acht uw voedsel te delen met wie waardig geacht werd aan deze tafel aan te zitten. God heeft u van al uw zonden bevrijd en heeft u uitgenodigd. En zelfs dan zijt gij niet barmhartiger geworden.

De eucharistie en de eenheid van de christenen. De verhevenheid van dit sacrament doet de heilige Augustinus uitroepen: 'O sacrament van goedheid! O teken van eenheid! O band van liefde!' Hoe pijnlijker we de kerkelijke verdeeldheid voelen, waardoor de gemeenschap aan de tafel van de Heer verbroken wordt, des te vuriger klinkt tot de Heer het gebed, dat de dagen van volledige eenheid onder allen die in Hem geloven, mogen terugkeren.

De oosterse kerken die niet in volledige gemeenschap zijn met de katholieke kerk, vieren de eucharistie met grote liefde. 'Deze kerken hebben ondanks de scheiding ware sacramenten, vooral echter, op grond van de apostolische opvolging, het priesterschap en de eucharistie, waardoor zij met ons nog steeds in zeer nauwe verbinding staan'. Een zekere gemeenschap in sacris, in de eucharistie dus, 'is daarom in geschikte omstandigheden en met toestemming van het kerkelijk gezag niet alleen mogelijk, maar wordt zelfs aangeraden'.

De kerkelijke gemeenschappen uit de hervorming die van de katholieke kerk afgescheiden zijn, hebben 'vooral door het ontbreken van het wijdingssacrament, niet het oorspronkelijke en gehele wezen van het eucharistisch mysterie bewaard'. Daarom is voor de katholieke kerk een eucharistische intercommunie met deze gemeenschappen niet mogelijk. Wanneer echter deze kerkelijke gemeenschappen 'bij het heilig avondmaal de dood en verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden zij, dat het leven bestaat in de gemeenschap met Christus en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst'.

Wanneer naar het oordeel van de ordinaris een ernstige nood ertoe dwingt, kunnen katholieke bedienaars de sacramenten [eucharistie, boete, ziekenzalving] toedienen aan andere christenen die niet in volledige gemeenschap met de katholieke kerk leven, als zij er uit eigen beweging om vragen: zij moeten het katholieke geloof betreffende deze sacramenten beamen en de juiste gesteltenis bezitten.

7. De Eucharistie: Onderpand van de toekomstige Heerlijkheid

Een oud gebed bezingt het mysterie van de eucharistie als volgt: 'O heilig gastmaal, waar Christus ons voedsel is, waar de herinnering aan zijn lijden wordt opgewekt, waar de genade onze ziel vervult, waar ons het onderpand van het toekomstige leven gegeven wordt'. Als de eucharistie de gedachtenis van het paasmysterie van de Heer is, als wij door onze communie aan het altaar 'met hemelse zegen en genade verzadigd worden', dan is de eucharistie ook een vooruitlopen op de hemelse heerlijkheid.

Tijdens het laatste avondmaal heeft de Heer zelf de aandacht van de leerlingen gericht op de voltooiing van het paasmysterie in het rijk Gods: 'Ik zeg u : van nu af zal Ik niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het met u, nieuw, zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader' [Mt. 26,29]. Telkens wanneer de kerk de eucharistie viert, herinnert zij zich deze belofte en keert zij haar blik naar 'Hem die komt' [Apok. 1,4]. In haar gebed vraagt zij om zijn komst: 'Maranatha' [1 Kor. 16,22], 'Kom, Heer Jezus' [Apok. 22,20], 'moge de genade komen en deze wereld Voorbijgaan!'

De kerk weet dat de Heer nu reeds tot. ons komt in de eucharistie en dat Hij daar is, midden onder ons. Deze aanwezigheid is echter versluierd. Daarom vieren wij de eucharistie 'hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias' en bidden wij: 'Ook wijzelf hopen daar [in uw rijk] eens te mogen zijn, om met hen [de overledenen] samen voor altijd te mogen genieten van uw heerlijkheid. Dan wist Gij alle tranen uit onze ogen: wij zullen U zien, God van ons, zoals Gij zijt; voor eeuwig op U gelijkend, zullen wij eindeloos U prijzen, door Christus onze Heer'.

Van deze grote verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen, hebben we geen betrouwbaarder onderpand, geen duidelijker teken dan de eucharistie. Telkens wanneer dit mysterie wordt gevierd, wordt inderdaad 'het werk van onze verlossing voltrokken' en 'breken wij het ene brood, middel dat onsterfelijk maakt, tegengif om niet te sterven, maar om voor altijd te leven in Christus'.

In het kort

Jezus zegt: 'Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid [..]. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven [..], hij blijft in Mij en Ik in hem' [Joh. 6,51.54.56].

De eucharistie is het hart en het hoogtepunt van het leven van de kerk, want in haar doet Christus zijn kerk en al haar ledematen delen in zijn offer van lofprijzing en dankzegging dat Hij eens en voor altijd op het kruis aan zijn Vader heeft opgedragen; door dit offer stort Hij zijn heilsgaven uit over zijn lichaam dat de kerk is.

De eucharistieviering bestaat steeds uit: de verkondiging van het woord van God, de dankzegging aan God de Vader voor al zijn weldaden, vooral voor de gave van zijn Zoon, de consecratie van het brood en de wijn en de deelname aan het liturgisch gastmaal door het ontvangen van het lichaam en het bloed van de Heer. Deze elementen vormen één en dezelfde daad van eredienst.

De eucharistie is de gedachtenis van het Pasen van Christus: dit wil zeggen van het heilswerk dat voltrokken werd door het leven, de dood en de verrijzenis van Christus, een werk dat tegenwoordig gesteld wordt door de liturgische handeling.

Het is Christus zelf, eeuwige hogepriester van het Nieuwe Verbond, die door het dienstwerk van de priesters het eucharistisch offer opdraagt. En het is ook dezelfde Christus die de offergave is van het eucharistisch offer, werkelijk tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn.

Slechts de priesters die geldig gewijd zijn, kunnen de eucharistie voorzitten en het brood en de wijn consacreren, opdat deze het lichaam en bloed van de Heer worden.

De wezenlijke tekenen van het sacrament van de eucharistie zijn brood van tarwemeel en druivenwijn, waarover de zegen van de heilige Geest wordt afgeroepen en waarover de priester de woorden van de consecratie uitspreekt die Jezus sprak tijdens het laatste avondmaal: 'Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. [..] Dit is de beker van mijn Bloed... '

Door de consecratie geschiedt de transsubstantiatie van het brood en de wijn in het lichaam en het bloed van Christus. Onder de geconsacreerde gedaanten van brood en wijn is de levende en verheerlijkte Christus zelf aanwezig op waarachtige, werkelijke en wezenlijke wijze, zijn lichaam en zijn bloed, met zijn ziel en zijn godheid.

De eucharistie als offer wordt ook opgedragen als eerherstel voor de zonden van de levenden en de doden, en om van God geestelijke of tijdelijke gunsten te verkrijgen.

Wie in de eucharistische communie Christus wil ontvangen, moet in staat van genade zijn. Wie zich van een doodzonde bewust is, mag niet tot de eucharistie naderen zonder eerst de absolutie ontvangen te hebben in het sacrament van de boete.

De heilige communie van Christus' lichaam en bloed verenigt degene die de heilige communie ontvangt nauwer met de Heer, ontslaat hem van dagelijkse zonden en behoedt hem voor zware zonden. Omdat de banden van liefde tussen degene die heeft gecommuniceerd en Christus versterkt worden, versterkt het ontvangen van dit sacrament de eenheid van de kerk, het mystiek lichaam van Christus.

De kerk beveelt de gelovigen ten zeerste aan, telkens wanneer zij deelnemen aan de eucharistieviering, de heilige communie te ontvangen; minstens eenmaal per jaar zijn zij ertoe verplicht.

Omdat Christus zelf in het sacrament van het altaar aanwezig is, moeten wij Hem met een eredienst van aanbidding eren. 'Het bezoek aan het allerheiligste sacrament is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding jegens Christus onze Heer':

Nu Christus van deze wereld is overgegaan naar de Vader, geeft Hij ons in de eucharistie het onderpand van de heerlijkheid die wij bij Hem zullen genieten: de deelname aan het heilig offer vereenzelvigt ons met zijn hart, ondersteunt onze krachten op onze aardse pelgrimstocht, doet ons verlangen naar het eeuwig leven en verenigt ons nu reeds met de kerk in de hemel, met de heilige Maagd Maria en met alle heiligen.

Biecht en eucharistie

‘De biecht is het sacrament van de vergeving. God vergeeft de zonden van de mens die Hij geschapen heeft, zodra hij daar maar berouwvol om vraagt.

God geeft ons door Christus echter ook een bijzonder sacrament, waardoor Hij de zonden en de ziel van de wonden, die door de zonden zijn ontstaan, geneest, de eucharistie.

De eucharistie is een feestmaal. De eerste voorwaarde om eraan deel te nemen is de vergeving van de zonden door de kracht van de goddelijke Liefde die zich bijzonder in de biecht openbaart. [vgl.Mt 22, 1-14]

Maar het is niet voldoende vrij van zonden te zijn, de gelovige moet ook vast geloven dat Christus in de Eucharistie tegenwoordig is.

De H. Paulus veroordeelde twee eigenschappen van christenen die de eucharistie vieren:

Enerzijds gedragen zij zich tov anderen egoïstisch, anderzijds zijn zij zich helemaal niet bewust dat zich achter het eucharistisch Brood het LICHAAM VAN CHRISTUS verbergt. [1 Kor. 11,23]

Hierdoor is voor een leven in de zin van de Eucharistie de regelmatige biecht noodzakelijk.

[…]

Wie tot het geheim van de Eucharistie doordringt, diens ziel wordt steeds gevoeliger en kan steeds gemakkelijker onderscheiden wat goed en niet goed is. Deze mens zal het kwaad weerstaan, de eucharistische liefde wordt een vast bestanddeel van zijn leven en hij zal de belichaming worden van de levende Eucharistie.’

[Uit Eucharistie door Pater Slavko Barbaric]

Wat Maria ons vraagt

Op 16 mei 1986 vraagt Moeder Maria ons:

“Lieve kinderen!

Ik roep jullie op tot een actievere deelname aan de H.Mis. Ik zou willen, dat jullie H.Mis een Godsbelevenis wordt. Ik zou voor alles de jeugd willen zeggen: Weest open tegenover de H. Geest, want God wil, in deze dagen, waarin satan zo sterk is, jullie naar Zich toe trekken. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven!”

Laten we dit ongelooflijke sacrament waartoe Maria ons oproept eens van naderbij bekijken. Nu in de tijd waar vele kinderen hun Eerste communie gedaan hebben of misschien nog moeten doen, waar er ongelooflijk veel tijd en energie gestoken wordt in de uiterlijkheden bij het toedienen van dit sacrament, maar waar de werkelijke betekenis aan velen voorbij gaat.

Wie gelooft er nog in de werkelijke aanwezigheid van Jezus in dit Heilig Sacrament?

En toch is dit wat Jezus werkelijk wilde: op deze stoffelijke wijze onder ons aanwezig zijn,

Zoals ‘de ark van het verbond’ een teken was van Gods aanwezigheid die meegedragen werd met de Israëlieten door de woestijn, zo wil Jezus onder de gedaante van Brood steeds bij ons zijn in het H. Sacrament des Altaars .

Waarom wilde Jezus onder deze gedaante onder ons aanwezig zijn?

Waarom vraagt Moeder Maria ons om zoveel mogelijk de eucharistie mee te maken en zegt ze ons dat dit de belangrijkste vorm van gebed is?

Waarom vraagt ze ons om te vasten op water en brood?

Dit vraagt enige overweging:

Brood des Levens

Brood! Loopt u soms ook het water in de mond bij het ruiken van versgebakken brood?

Vooral als je grote honger hebt kan een korst van het verse brood bijzonder goed smaken.

Nochtans heeft het gewone brood veel aan glans verloren. We zijn zo verwend met koffiekoeken en ander gebak dat er wel eens wordt neergekeken op een simpele boterham.

Tijdens de oorlog werd brood wel naar waarde geschat, er werden schatten voor neergeteld voor een brood zonder zaagsel. Mensen die de oorlog hebben meegemaakt weten het nog zeer goed, brood kunnen eten was een zegen en de dankbaarheid voor een snee brood was zeer groot .

Zijn wij nog dankbaar voor ons brood? [Dit kunnen we leren door te vasten op water en brood.]

Jezus vergelijkt zich in het evangelie met brood, Hij zegt: Ik ben het Brood des levens .[Joh. 6, 41-51] [Door te vasten op water en brood bereiden we ons voor op de H. Communie.]

Toen Hij deze uitspraak deed, had brood nog grote waarde. Brood was het eten van de arme mens. Brood was een kwestie van overleven of niet.

Jezus zegt ook vandaag tot ons: Ik ben het Brood des levens.

Welke betekenis heeft dit voor ons? Voor u persoonlijk?

Is het een simpele boterham die zonder beleg niet gelust wordt of is het brood dat zo kostbaar is, dat we er schatten voor zouden uitgeven om het te kunnen eten?

Als Jezus zegt: Ik ben het Brood des levens en daarna bij het Laatste Avondmaal de eucharistie heeft ingesteld, zich daar als brood voor ons gegeven heeft, dan meent Hij oprecht dat dit voor ons levensnoodzakelijk is.

Hij wil dus voor ons het levensnoodzakelijke zijn.

Uniek

Hebt u er al eens bij stilgestaan dat de katholieke godsdienst één van de weinige godsdiensten is waar Jezus als brood vereerd, aanbeden en gegeten wordt?

In sommige godsdiensten moeten de goden gunstig gestemd worden om één en ander te verkrijgen. Hier geeft Jezus/God zichzelf als voedsel. Deze gedachte is voor ons gewoon, maar is dit zo gewoon? Dit is uniek in de geschiedenis: God die mens wordt en die zich geeft als voedsel voor de mens. Als wij samen komen om eucharistie te vieren, gaan wij als één familie aan tafel en nemen Jezus als voedsel tot ons.

Wij kunnen ons nu de vraag stellen: Waarom wil Hij als brood tot ons komen?

Het antwoord ligt volgens mij in het eerste boek Koningen waar de profeet Elia op de vlucht is voor het ongelovige volk en totaal uitgeput. Een engel staat hem bij: de engel biedt hem brood en water aan en zegt tot Elia: "Sta op en eet, anders gaat de reis uw krachten te boven." [1 Kon.19, 4-8]

Hebt u ook wel eens het gevoel dat de beproevingen van het leven uw krachten te boven gaan?

Jezus is voedsel willen worden voor ons opdat wij, door ons met Hem te voeden, sterk zouden staan in het leven, mensen zouden kunnen zijn of worden die anderen gelukkig maken [dwz heilig zouden kunnen worden].

Als je naar de gebeurtenissen in de wereld kijkt, zie je dat er zoveel miserie is die mensen elkaar aandoen: Oorlog, geweld, machtsmisbruik... Maar ook in ons eigen leven zijn er de dingen die Paulus aanhaalt in zijn brief aan de Efesiërs [4: 30]: wrok [niet kunnen of willen vergeven of vergeving vragen ...], gramschap, toorn, geschreeuw en gevloek...

Jezus geeft zichzelf aan ons in de eucharistie opdat we in staat zouden zijn meer op Hem te lijken. Niet uit eigen kracht, maar door Hem. Moeder Theresa, gekend door ons allen, ging iedere morgen naar de Mis. Ze zei dat ze anders onmogelijk de kracht en de liefde zou hebben om de dag door te komen en te doen wat ze deed: stervende mensen van straat oprapen en hen met liefde verzorgen.

Opdracht

Als wij de geconsacreerde hostie ontvangen, zegt diegene die ze uitreikt: "Lichaam van Christus." Dit heeft twee betekenissen: je ontvangt het lichaam van Christus, maar het houdt ook een opdracht in: word het lichaam van Christus. Aangezien dit Brood een kracht bezit, die machtiger is dan degenen die ervan eten, worden wij omgevormd in dit Brood, in Jezus.

Laat ons dan iedere keer als we te communie gaan van deze gedachte doordrongen zijn: Telkens ik het lichaam van Christus ontvang, word ik meer en meer lichaam van Christus" als ik dit toelaat en daaraan meewerk.

De kerk is de tempel van God

Het is ook niet meer dan natuurlijk dat we ons naar dit geloof gedragen, zowel binnen als buiten de kerk.

‘In haar boodschap vraagt Maria in de kerk eerbied, verantwoordelijkheidsgevoel, goed gedrag en passende kleding. Dat kan alleen een Moeder van ons verlangen. Alleen een Moeder kan ons, haar kinderen, leren, hoe men zich in de kerk, de tempel van God, op de juiste manier moet gedragen. Op heilige plaatsen is het gepast, zich heilig te gedragen. Zoals Gods tegenwoordigheid de kerk heiligt, zo zal zij ook door het streven van de enkeling en van de gemeente naar heiligheid tot een heilige plaats worden. Iedere gelovige draagt door woord en daad deze heiligheid in de wereld uit. Als wij ons daarvan bewust worden, zullen wij in iedereen de heiligheid herkennen en een diepe achting voor de mensen en de natuur ondervinden.

De mens heeft door zijn gedrag de wereld ontheiligd.

De naar heiligheid strevende gelovige geeft de wereld zijn waardigheid terug en schept een nieuw wereldbeeld en een nieuwe orde. De H.Paulus zegt ons dat eenmaal alle schepselen en alle mensen Christus’ onderdanen zullen zijn. De dood zal overwonnen zijn en Christus zal zich aan Zijn Vader onderwerpen. Dan is God alles in allen. [vgl. Kor 15,23-28]’

[uit Eucharistie door Pater Slavko]

Mensen moeten aan ons kunnen zien dat we in Jezus’ werkelijke aanwezigheid geloven en daarvan leven.

Groeten we Jezus met een kniebuiging bij het binnenkomen en buitengaan van de kerk? Geen vlug knikje, maar met het hart?

Zitten we minstens een tijdje geknield tijdens de Aanbidding?

Hoe komen we buiten na de eucharistieviering? Laten we ons veranderen door Hem?

Zijn we hoopvollere, liefdevollere, gelovigere mensen als we de kerk verlaten?

Liefde tot Jezus in het H. Sacrament

Ik wil jullie het volgende verhaal dat ik las in een boek van Zr.Emmanuel: "Het verborgen kind" niet onthouden [ik heb het met mijn eigen woorden verteld]. Bij het lezen ervan rolden de tranen mij uit de ogen.

Dragen wij Jezus zulk een grote liefde toe?

In China hadden de communisten de macht overgenomen en overal hielden ze zuiveringen dwz alles wat naar godsdienst rook of te maken had met het buitenland werd vernietigd, missionarissen werden het land uitgezet of vermoord, christenen werden vervolgd en gevangen gezet...

Op een dag waren ze ook binnengedrongen in de school van de kleine Li. Het kruisbeeld hadden ze van de muur gehaald en op de grond gegooid en vertrapt, de kinderen moesten al hun religieuze afbeeldingen die ze zelf geschilderd hadden afgeven. Li probeerde de afbeelding van de goede herder te verbergen onder haar kleren, maar met een slag in het gezicht werd ze daarvoor gestraft terwijl haar vader vernederd werd en vastgebonden omwille van de daad van zijn dochter. Daarna waren ze in de kerk binnengedrongen en onder het oog van de gelovigen hadden ze het tabernakel vernield en de ciborie met de hosties op de grond geworpen. De gelovigen werden gewaarschuwd zich niet meer in het kerkgebouw te begeven of ze zouden het bekopen met hun leven. De priester van de parochie werd verborgen gehouden door de gelovigen in de kerk en moest bij dit alles lijdzaam toekijken. Als hij zich zou verraden dan zouden diegenen die hem verborgen hadden het moeten uitboeten.

's Avonds wordt de drukkende stilte in de kerk plotseling doorbroken door de deur die knarsend opengaat. Het is de kleine Li van nog geen tien jaar oud. Met kleine pasjes nadert ze het altaar. Ze bezorgt vader Luc doodsangsten: ze kan elk moment worden gedood. Hij kan geen contact met haar hebben, hij kan alleen maar toekijken en alle heiligen in de hemel smeken om dit kind te sparen.

Eerbiedig buigt de kleine voorover en begint in stilte te bidden, zoals de zuster het haar heeft geleerd. Ze weet dat ze eerst haar hart moet voorbereiden, voordat ze Jezus kan ontvangen. Met gevouwen handen bidt ze op een mysterieuze manier tot haar dierbare, in de steek gelaten en mishandelde Jezus. Dan ziet vader Luc hoe ze nog dieper voorover buigt en op handen en voeten met haar tong een hostie opraapt... Elke seconde telt en vader Luc vreest het ergste... Als hij maar iets tegen haar zou kunnen zeggen. Maar het kind vertrekt weer zachtjes, zoals ze gekomen is, bijna huppelend. Elke morgen weet onze kleine Li te ontsnappen om haar Levende Brood in de kerk terug te vinden. Daar speelt zich dan precies dezelfde scène af als op die beruchte avond, ze pakt een hostie op met haar tong en verdwijnt. Vader Luc vraagt zich af waarom ze ze niet allemaal tegelijk neemt, weet ze dan niet dat dat mag? Maar de zuster had gezegd: "Eén hostie per dag volstaat." Ze houdt er zich dan ook aan.

Op een dag is er nog maar één hostie over. Bij het krieken van de dag sluipt het kind zoals gewoonlijk de kerk binnen en nadert het altaar. Ze knielt neer en bidt vlakbij de hostie. De toekijkende priester verstijft. Bij de ingang van de kerk staat een soldaat en hij richt zijn revolver. Een doffe knal klinkt en het kind zakt meteen in elkaar. Vader Luc denkt dat ze dood is, maar met haar laatste krachten kruipt ze in de richting van de hostie en plakt haar lippen erop, dan sterft ze. Ze heeft alle hosties gered: het waren er tweeëndertig.

Kleine Li, geef ons iets van jouw onverdeelde liefde voor Jezus, deze diepgewortelde en tedere liefde van je onschuldige hart... Amen.’



Anne Van Der Sloten


03-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van de Eucharistie [3]
De Heilige Mis

1. Een getuigenis van Catalina Rivas

Opgedragen aan Zijne Heiligheid Johannes Paulus II, eerste apostel van de nieuwe evangelisatie, die aan de leken een getuigenis geeft van Geloof, Moed en Barmhartigheid, met onmetelijke dankbaarheid en liefde.

Ook aan alle Priesters: Levensader tussen God en de mensen, die de goddelijke barmhartigheid overbrengen door het sacrament van de Verzoening en de Eucharistie

Imprimatur

Met aandacht heb ik de brochure "De Heilige Mis", Getuigenis van Catalina Rivas, Lekenmissionaris van het Eucharistisch Hart van Jezus, gelezen en ik vind niets dat ingaat tegen de Heilige Schrift of de kerkelijke geloofsleer. Geheel in tegendeel geloof ik oprecht, dat het getuigt van een diepgaande leer over het Mysterie van de Heilige Mis. Ik beveel heel bijzonder de Priesters en de Leken aan het te lezen en te overwegen, om zo tot een beter begrijpen en inniger beleven van het Heilig Altaaroffer te komen.

San Vicente, 2 Maart 2004.
Mons. José Barahona C.
Bisschop van San Vicente
El Salvador, C.A.

De Heilige Mis



Ze zeiden tot Jezus: "Heer, geef ons altijd dat brood." Jezus sprak tot hen: "Ik ben het brood van het leven. Wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen" [Joh 6,3].

Jezus sprak daarop tot hen: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg U, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft het eeuwige leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, woont in Mij en Ik in hem. Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven." [Joh 6, 53-57, 58c].

Dank zij het wondermooi onderricht van de Heer en Onze Lieve Vrouw [namelijk de manier om de rozenkrans te bidden, om met het hart te bidden, om de ogenblikken die we met God en Maria gedeeld hebben te overwegen en te beleven, een uitzonderlijke getuigenis] kunnen we de Heilige Mis echt beleven en ook werkelijk met het hart beleven.

Ziehier het getuigenis dat ik moet en wens te geven aan de hele wereld, tot allerhoogste glorie van God en tot verlossing van allen die hun hart voor de Heer wensen te openen. Dit vooral opdat talrijke godgewijde zielen het vuur van hun liefde voor Christus zouden aanwakkeren, vooral zij die met hun gezalfde handen de opdracht ontvingen Hem aan de hele wereld mee te delen, opdat Hij ons voedsel zou worden.

Ook aan de anderen, opdat zij Hem niet meer "uit gewoonte" zouden ontvangen, maar de verrukking beleven van een dagelijkse liefdevolle ontmoeting. Aan U leken van de hele wereld, mijn broeders en zusters, om het allerhoogste wonder: de viering van de Heilige Eucharistie, met het hart te kunnen beleven.

Het was op de vooravond van de Aankondiging en de leden van onze groep waren gaan biechten. Enkele van de dames van de gebedsgroep hadden niet kunnen biechten en voorzagen hun biecht voor de volgende dag, voor de Heilige Mis. Toen ik ’s anderendaags wat laat in de kerk aankwam, traden de Aartsbisschop en de priesters de kerk binnen. Onze Lieve Vrouw zei toen met een heel zachte en vrouwelijke stem die de ziel vertedert: "Vandaag is de vormingsdag en ik zou willen dat je bijzondere aandacht geeft aan alles waarvan je getuige zult zijn. Alles wat je vandaag beleeft, zal je aan de mensheid moeten meedelen". Ik was met verstomming geslagen, maar vol verwachting en heb geprobeerd aandachtig te zijn.

Schuldbelijdenis

In het begin heb ik een koor van hele mooie stemmen waargenomen die van op een afstand zongen, maar sommige ogenblikken dichterbij kwamen en daarna zich weer verder verwijderden als een door de wind gedragen klank. Monseigneur de Aartsbisschop begon de Heilige Mis en op het ogenblik van de schuldbelijdenis zei Onze Lieve Vrouw: "Vraag aan de Heer uit de grond van je hart vergiffenis voor al je fouten, om Hem beledigd te hebben. Zo zal je waardig kunnen deelnemen aan het voorrecht de Heilige Mis te kunnen bijwonen."

Ik moet zeker een moment gedacht hebben: "Maar ik ben in Gods genade, ik ben gisterenavond pas te biechten geweest." Zij antwoordde: "En jij denkt dat je sedert gisterenavond de Heer niet hebt beledigd? Laat mij je aan enkele feiten herinneren. Toen je buiten ging om naar hier te komen, kwam het jong meisje dat je helpt je iets vragen, en omdat je te laat was, heb je op een nogal weinig beleefde manier geantwoord aan het ontredderde meisje. Dat was van jouw kant een gebrek aan liefde, en je zegt God niet beledigd te hebben.

Op je weg heb je een autobus gekruist die je bijna aanreed, en je hebt nogal een aantal woorden naar de arme man geslingerd, in plaats van je gebed te komen doen en je voor te bereiden op de Heilige Mis. Je bent tekort geschoten in liefde en de vrede verloren door gebrek aan geduld. En je zegt de Heer niet beledigd te hebben?

Je bent op het laatste ogenblik toegekomen, toen de priesterprocessie reeds naar voren ging om de Heilige Mis te vieren. Je begint eraan deel te nemen zonder u vooraf voor te bereiden".

"O Moeder, zeg er niets meer over, zeg me niet nog meer, want ik zou sterven van spijt en schaamte," protesteerde ik.

"Waarom kom je op het laatste ogenblik? Je zou er een tijd vooraf moeten zijn om een gebed te kunnen doen en aan de Heer te vragen om Zijn Heilige Geest te zenden, zodat Hij je een geest van vrede kan geven, die geest die de wereldse geest, de zorgen, de problemen en de verwarring doet vluchten, om in staat te zijn dit zo heilig moment te beleven. Maar je komt pas tegen het begin van de viering, en je neemt er aan deel alsof je aan een gewoon evenement zou deelnemen zonder enige geestelijke voorbereiding. Waarom? Het is een groot Mirakel. Je gaat op deze ogenblikken het allergrootste geschenk beleven dat de Allerhoogste U toekent en je apprecieert het niet."

Nu was het genoeg..Ik voelde me zo slecht dat het voldoende was om vergiffenis te vragen aan God, niet alleen voor mijn fouten van die dag, maar voor alle keren dat ik gehoopt heb, en met mij vele anderen, dat de homilie zou eindigen om deel te nemen aan het offer van de hele Kerk. Voor al de keren dat ik niet kon begrijpen of niet trachtte te begrijpen wat het betekende hier te zijn. Voor al de keren dat ik het aandurfde deel te nemen aan de Heilige Mis, alhoewel mijn ziel met zware zonden beladen was.

Gloria


Het was een feestdag en we gingen het Gloria bidden. Onze-Lieve-Vrouw zei vervolgens: "Verheerlijk en zegen met al je liefde de Heilige Drie-eenheid door je te erkennen als Zijn schepsel."

Hoe gedenkwaardig was die Gloria. Opeens bevond ik me op een vreemde plaats, vervuld met licht, voor de Troon van de Goddelijke en Koninklijke Aanwezigheid, gans van licht vervuld. Met welk een liefde heb ik blij herhaald: Wij loven U, wij prijzen en aanbidden U, wij zeggen U dank voor Uw grote heerlijkheid, Heer God, Hemelse Koning, God Almachtige Vader en ik stelde mij het Vaderlijke gezicht voor, vol van goedheid Heer God, enig geboren zoon, Jezus Christus, Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader, Gij die wegneemt de zonden der wereld...

En Jezus was daar, voor mij, Zijn gezicht vol tederheid en barmhartigheid... Want Gij alleen zijt Heilig, Gij alleen de Heer, Gij alleen de Allerhoogste Jezus Christus, met de Heilige Geest... Hij, de God van de Schone Liefde, Hij die gans mijn wezen vervulde.

En ik heb gevraagd: "Heer, bevrijd mij van elke slechte geest. Mijn hart behoort U toe. Heer, zend mij uw vrede om uit deze Eucharistie het beste voordeel te halen en opdat mijn leven de beste vruchten zou voortbrengen. Heilige Geest van God, omvorm mij, handel in mij, leid mij, o mijn God, geef me alle gaven die ik nodig heb om U beter te dienen."

Dienst van het Woord


Toen kwam het ogenblik van het voorlezen van de Schriften en de Heilige Maagd liet me herhalen: "Heer, vandaag verlang ik naar Uw woord te luisteren en overvloedig vruchten voort te brengen. Dat Uw Heilige Geest de plaats in mijn hart reinigt opdat Uw woord er in zou groeien en zich zou ontwikkelen. Zuiver mijn hart zodat ik voor U helemaal bereid zou zijn.

Ik wens dat je aandacht schenkt aan de lezingen en aan de volledige homilie van de priester. Herinner je dat de Bijbel zegt dat het Woord van God niet terugkomt zonder dat het vruchten heeft voortgebracht. Als je oplet, zal er in U iets blijven van alles wat je hoort. Je moet gedurende de hele dag trachten je die woorden te herinneren die sporen in jou zullen nalaten. Soms zullen het twee zinnen zijn, of dan eens de gehele lezing van het Evangelie. Soms zelfs één enkel woord, wat je gedurende de rest van de dag moet smaken, zodat het vlees wordt in U, vlees dat een bestaan omvormt, dat maakt dat het woord van God elk eenieder omvormt. Zeg nu aan de Heer dat je hier bent om te luisteren en dat je verlangt dat Hij tot je hart zou spreken."

Opnieuw bedankte ik God dat Hij me de kans gegeven had om naar Zijn Woord te luisteren. Ik vroeg Hem vergiffenis voor mijn liefdeloze hart gedurende jaren en dat ik mijn kinderen had geleerd om elke zondag naar de Mis te gaan omdat de Kerk het vroeg, en niet uit liefde, maar enkel om zich te voeden met God. Ik die al zo vele Eucharistievieringen had bijgewoond, eerder uit compromis [in de overtuiging zo gered te worden] zonder die Eucharistievieringen te beleven, zonder er zelfs aan te denken ze te beleven, zonder veel aandacht aan de Heilige Schrift, zonder te spreken over de homilie van de priester!

Welke pijn ging er door mijn hart, voor al die verloren jaren door onwetendheid! Welke oppervlakkigheid in al die Missen waaraan we deelnemen, zoals huwelijksmissen en begrafenissen of wanneer we ons willen laten gelden! Welke onwetendheid omtrent onze Kerk en haar Sacramenten! Wat een verwarring dat wij ons laten onderrichten en informeren over wereldse zaken die van het ene op het andere moment kunnen verdwijnen zonder zelfs maar één spoor na te laten, en die per slot van rekening geen enkele minuut aan ons bestaan zullen toevoegen! Waarden die ons integendeel zouden toestaan om een beetje hemel op aarde te krijgen, zonder maar te spreken over het Eeuwige Leven, daar weten we niets van! En we vinden onszelf beschaafde mannen en vrouwen!

Bereiding van de gaven

Enkele ogenblikken later begint de Offerande en de Heilige Maagd zegt: "Herhaal na mij: [en ik volgde haar] Heer, ik bied U mijzelf aan, alles wat ik ben, alles wat ik kan, en leg het allemaal in Uw handen. Bouw Uzelf op in mij, Heer, hoe klein ik ook ben. God in Den Hoge, door de verdiensten van Uw Zoon, vorm me om. Ik vraag het U voor mijn familie, mijn weldoeners, voor elk lid van ons apostolaat, voor allen die ons bestrijden, voor allen die op mijn armzalige gebeden rekenen. Leer mij mijn hart open te stellen, opdat hun weg minder moeizaam zou verlopen. Zo hebben de heiligen gebeden, zo verlang ik dat zij het doen."

Ziehier wat Jezus vraagt: dat we ons hart openstellen voor de wereld, opdat zij er de hardheid niet van aanvoelen en door van onszelf een opstapje te maken, ze troosten door onze pijn. Enkele jaren later heb ik een boek gelezen van een heilige waar ik veel van hou, namelijk José-Maria Ascrivà de Balaguer, en zo heb ik een gebed ontdekt dat goed lijkt op het gebed dat de Heilige Maagd me heeft aangeleerd. Deze heilige, aan wie ik me soms aanbeveel, was welgevallig aan de Heilige Maagd door zijn gebeden.

Plots begonnen personen die ik nog nooit gezien had op te staan. Het was alsof van naast elke persoon aanwezig in de kathedraal, andere individuen te voorschijn kwamen, wat haar [de kathedraal] toeliet zich te vullen met jonge bevallige personages. Ze waren in sneeuwwitte alben [tunieken] gekleed en richtten zich naar de middenbeuk terwijl ze naar het altaar gingen.

Onze Hemelse Moeder zegt vervolgens: "Kijk, het zijn de engelbewaarders van elk van de mensen die hier zijn. Het is het moment waarop uw engelbewaarder uw offers en vragen naar het Altaar van de Heer brengt."

Op het zelfde ogenblik was ik helemaal overweldigd, want die wezens hadden zo een mooi gezicht, zo stralend dat men het zich niet kan inbeelden. Sommige, heel mooie, eerder vrouwelijke gezichten, straalden. Hun lichaamsbouw, hun handen, hun gedaantes waren die van mannen. Hun blote voeten raakten de grond niet, maar het was alsof ze gleden, alsof ze schaatsten. Het was een heel mooie processie. Sommige onder hen droegen precies een gouden schaal met iets dat sterk schitterde als een witgouden licht.

De Heilige Maagd zei: "Het zijn de engelbewaarders van de mensen die deze Mis voor vele intenties aanbieden, van de mensen die er zich van bewust zijn wat deze viering betekent, van hen die iets aan de Heer aan te bieden hebben. Bied in deze omstandigheden uw zorgen, uw pijn, uw droefheid, uw vreugden en uw verzoeken aan. Denk er aan dat de Mis een onbegrensde waarde heeft. Wees dus op die manier vrijgevig door aan te bieden en te vragen."

Achter de eerste engelen kwamen anderen die niets in hun handen droegen. Zij boden ze leeg aan. Onze Lieve Vrouw zei: "Het zijn de engelen van de mensen die hier aanwezig zijn, die nooit iets aanbieden, die er geen enkel nut in zien van ook maar het minste liturgische moment van de Mis te beleven en die niets aan te bieden hebben voor het Altaar van de Heer."

Tenslotte kwamen er engelen die nogal droevig waren, de handen gevouwen in gebed, de blik naar de grond gericht. Onze Lieve Vrouw: "Het zijn de engelbewaarders van de mensen die, al zijn ze hier, niet ten volle aanwezig zijn, het is te zeggen, die uit gewoonte komen, of ander dwang, maar zonder de bedoeling om deel te nemen aan de Mis. Zo komt het dus dat de engelen droevig zijn, want zij hebben niets aan te bieden voor het Altaar, behalve hun eigen gebeden. Bedroef je engelbewaarder niet. Vraag veel. Vraag de bekering van de zondaars. Smeek om vrede in de wereld. Vraag voor uw gezinnen, uw buren, voor hen die vertrouwen op uw gebeden. Vraag, smeek niet alleen voor uzelf, maar ook voor de anderen. Herinner U dat de offerande die de Heer het meest welgevallig is, nog steeds diegene is waar jullie jezelf aanbieden als zoenoffer, opdat Jezus, wanneer hij nederdaalt, jullie omvormt door Zijn eigen verdiensten. Wat hebben jullie aan de Vader aan te bieden door jullie zelf? De nietigheid en de zonde. Maar zo een offerande, verenigd met Jezus’ verdiensten, wordt de Vader welgevallig."

Dit spektakel, deze processie was van zo een schoonheid dat ze met niets kan vergeleken worden. Al die hemelse schepselen die eerbied betuigden voor het Altaar, die hun offergaven op de grond zetten, die neerknielden met het gezicht bijna op de grond, gingen heen door uit mijn gezichtsveld te verdwijnen.

Sanctus

Toen het einde van deze offergang aanbrak, wanneer men het: "Heilig, heilig, heilig ..." bad, verdween plotseling alles wat er achter de celebrant stond.

Aan de rechterkant van Monseigneur de Aartsbisschop, en naar achteren toe, verschenen in diagonale richting duizenden engelen. Kleine, grote, engelen met enorme vleugels, engelen met kleine vleugels, engelen zonder vleugels, zoals de vorigen. Ze waren allemaal in tunieken gehuld, zoals de witte alben van de priesters of van de kinderen van het koor. Allen knielden zij neer in gebed, de handen gevouwen, en, bogen zij hun hoofd om hun eerbied te betuigen.

Men kon wondermooie muziek horen, alsof er een indrukwekkend aantal koren met verschillende stemmen waren en allen eenstemmig zongen, gelijktijdig met de aanwezigen: "Heilig, heilig, heilig ..."

Consecratie


Toen was het ogenblik van de consecratie aangebroken, het meest wonderbaarlijke moment van alle wonderen. Rechts van de Aartsbisschop gingen in diagonaal en naar achteren toe een groot aantal personen gekleed in identieke tunieken, maar in pastelkleuren: roze, groen, hemelsblauw, lila, geel, in het kort verschillende heel zachte kleuren. Hun gezichten straalden ook, vol van vreugde. Zij leken allen dezelfde leeftijd te hebben. Men kon opmerken [en ik weet niet waarom] dat er individuen waren van verschillende leeftijden, maar die er volgens hun gezichten allemaal hetzelfde uitzagen, zonder rimpels, gelukkig. Zij knielden ook neer tijdens het: "Heilig, heilig, heilig is de Heer ..."

Onze-Lieve-Vrouw zegt: "Het zijn de heiligen en de gelukzaligen van de hemel en tussen hen bevinden er zich ook enkelen van jullie naasten die reeds genieten van de aanwezigheid van God."

Het is dan dus dat ik Haar zag. Daar, rechts van Monseigneur de Aartsbisschop, op enkele stappen achter hem. Zij raakte net niet de grond, geknield op zeer fijn linnen, doorzichtig, maar tezelfdertijd helder als kristalhelder water. De Heilige Maagd hield de handen gevouwen, met haar blik op de celebrant, aandachtig en met eerbied.

Zij heeft mij verteld van waar Zij was, maar in stilte, en direct naar het hart gericht, zonder me aan te kijken, zei ze: "Het treft je van mij een beetje op de achtergrond van Monseigneur te zien, is het niet? Zo is het ... Met alle liefde die Mijn Zoon Mij toedraagt, heeft Hij Mij niet de waardigheid toegekend die Hij aan een priester toekent, om Hem in mijn handen te mogen houden, dagelijks, zoals de priesterlijke handen dat doen. Het is om Mijn diepe eerbied die ik heb voor de priester en voor de grootheid van het wonder dat God bewerkstelligt dank zij Hem, dat Ik Mij verplicht voel hier neer te knielen."

Mijn God, wat een waardigheid, wat een genade stort U uit over de priesterzielen. En noch wij, noch velen onder hen zijn er zich van bewust. Achter het altaar begonnen er grijze gedaanten van mensen te voorschijn te komen die hun handen in de lucht staken.

De Allerheiligste Maagd zei: "Het zijn de gezegende zielen van het Vagevuur die in de verwachting van jullie gebed zijn om zich te verfrissen. Houd niet op voor hen te bidden. Zij bidden voor jullie, maar zij kunnen niet bidden voor zichzelf. Jullie moeten voor hen bidden om hen te helpen eruit te komen en zo God te ontmoeten en daardoor eeuwig gelukkig te zijn. Zoals je ziet, ben Ik hier altijd. De mensen doen bedevaarten en zoeken Mijn verschijningsoorden op. Dat is goed voor alle genaden die men daar ontvangt, maar in geen enkele van die plaatsen ben Ik zo tegenwoordig als in de Heilige Mis. Aan de voet van het Altaar waar de Heilige Eucharistie gevierd wordt, kunnen zij Mij altijd vinden. Ik verblijf aan de voet van het tabernakel met de engelen, want Ik ben altijd bij Hem."

Zo een aangezicht aanschouwen als dat van de Hemelse Moeder, op zo een ogenblik als tijdens het Sanctus! In eenheid met alle anderen, met stralend gezicht, de handen gevouwen in de hoop dat dergelijk wonder niet ophoudt zich te hernieuwen, is in de Hemel zelf zijn. "Wie zou kunnen geloven dat er mensen zijn [en er zijn er] die op zo een ogenblik verstrooid kunnen zijn of aan het praten. Het is met pijn dat ik het zeg: talrijker zijn de jonge mannen dan de jonge vrouwen die rechtstaand de armen kruisen. Hoe kan men eer brengen aan de Heer, rechtstaand, van gelijke tot gelijke?" De Heilige Maagd zegt: "Laat weten aan de mens dat hij nooit méér mens is dan wanneer hij zijn knieën buigt voor God."

De celebrant sprak de woorden uit van de Consecratie. Hij was iemand met een gemiddelde lichaamsbouw, die plotseling in gestalte begon te vergroten, gans verlicht werd door een bovennatuurlijk licht, tussen wit en goud, dat hem gans omhulde en meer intens werd ter hoogte van het gezicht, op zo een manier dat men zijn gelaatstrekken niet kon zien.

Wanneer hij de Heilige Gedaanten (van brood en wijn) aanbracht, zag ik zijn handen die op de bovenzijde tekenen vertoonden van waaruit veel licht stroomde. Het was Jezus!... Het was Hij die met Zijn lichaam het lichaam van de celebrant omhulde en met een liefdevol gebaar één werd met de handen van Monseigneur de Aartsbisschop.

Op dat ogenblik begon de Hostie te vergroten tot ze enorm groot werd en het is dan dat het wonderbaarlijk aanschijn van Jezus zichtbaar werd, die Zijn volk aankeek. Bij wijze van reflex heb ik mijn hoofd gebogen, en Onze Lieve Vrouw zei: "Sla je ogen niet neer. Hef je hoofd omhoog, aanschouw Hem, laat je blik de Zijne kruisen en herhaal het gebed dat de Engel in Fatima aanleerde: Heer, ik geloof, ik aanbid, ik hoop en ik hou van U. ik vraag U om vergeving voor diegenen die niet geloven, die niet aanbidden, die geen hoop hebben en die niet van U houden, vergiffenis en barmhartigheid. Zeg Hem nu hoeveel, hoeveel je van Hem houdt. Breng eer aan de Koning der koningen."

Ik had de indruk dat Hij alleen naar mij keek vanuit die enorme Hostie, maar ik wist dat Hij iedereen met zo een liefde onderzoekend aankeek... Vervolgens heb ik mijn hoofd tot op de grond gebogen, net zoals al de Engelen en de Gelukzaligen van de Hemel dat deden. Op dat ogenblik kwam de gedachte in mij op dat het om diezelfde Jezus ging, die één geworden met het lichaam van de celebrant, zich aanbood in de Hostie en die, toen de celebrant de Hostie naar beneden bracht, terug zijn normale vorm aannam. Ik had tranen in de ogen en ik kon niet uit mijn extase komen.

Monseigneur sprak toen de heilige woorden uit over de wijn en op hetzelfde ogenblik dat hij de woorden uitsprak, kwamen bliksemschichten aan de hemel en achteraan in de kerk. Het dak van de kerk bestond niet meer, zelfs de muren waren er niet meer. Alles was donker, behalve de lichten die het Altaar verlichten.

Plots zag ik Jezus hangen, in de lucht, gekruisigd, van het hoofd tot aan het borstbeen. De dwarsliggende balk van het kruis werd door indrukwekkende handen ondersteund. Van het midden van die luister kwam er een straal, gelijkend op een duif, heel klein, heel stralend, die snel rond de hele kerk vloog en ging rusten op de linker schouder van Mgr. de Aartsbisschop, nog steeds door Jezus omkleed, want ik kon Zijn hoofdhaar en Zijn stralende wonden onderscheiden, alsook Zijn hoge gestalte, maar ik kon Zijn aanschijn niet zien.

In de hoogte, had de gekruisigde Jezus Zijn hoofd opzij gebogen, op de linker schouder, waarbij ik blauwe kneuzingen en van de armen losgerukt vlees kon opmerken. Aan de rechter zijde was ter hoogte van de romp een wonde waaruit aan de rechter kant ten overvloede bloed vloeide en aan de linker zijde wat ik water zou noemen, maar zeer schitterend. Daarenboven waren er lichtstralen die zich richtten naar de getrouwen, naar rechts en links. De hoeveelheid bloed die in de Kelk uitgestort werd onthutste me en ik dacht dat het over de rand zou vloeien en het gehele Altaar zou bevlekken. Maar er is geen druppel gevallen!

Het is op dit ogenblik dat de Heilige Maagd heeft gezegd: "Dit is het Wonder der wonderen. Ik herhaal het je, voor de Heer bestaat tijd noch ruimte en op het ogenblik van de Consecratie wordt de gehele gelovige gemeenschap naar de voet van de kalvarieberg gebracht, op het ogenblik van de kruisiging van Jezus."

Kunnen wij ons dat voorstellen? Onze ogen kunnen het niet zien, maar we zijn daar allemaal ter plaatse op het ogenblik dat men Hem gekruisigd heeft, en waar hij vergiffenis vroeg aan de Vader, niet enkel voor diegenen die Hem ter dood brachten, maar ook voor elk van onze zonden: "Vader, vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen!"

Vanaf die dag, en het kan me niet schelen of ze mij voor een gek aanzien, vraag ik aan allen dat ze neerknielen, dat ze proberen met gans hun hart en al de gevoeligheden waartoe ze in staat zijn, dit privilege dat de Heer hen toekent, te beleven.

Onze Vader

Toen we het Onze Vader gingen bidden, nam de Heer voor de eerste keer het woord tijdens deze viering en sprak: "Wees aandachtig, Ik verlang dat je zo intens bidt als je kan en dat je je ondertussen de persoon of de personen voor de geest haalt die U het meest heeft gekwetst in uw leven, zodat je die tegen je hart kan drukken en zo dat je hem of haar, van uit het diepste van je hart, zegt: in de naam van Jezus, vergeef ik je en schenk ik je vrede. In de naam van Jezus vraag ik U mij te vergeven en mij de vrede te schenken.

Als deze persoon de vrede verdient, zal die ze ontvangen en dat zal die persoon heel goed doen. Als deze persoon niet in de mogelijkheid is zich voor de vrede open te stellen, zal die vrede in jouw hart verblijven. Ik wil echter niet dat je de vrede krijgt of geeft als je niet in staat bent te vergeven en die vrede eerst in jouw hart te voelen."

"Let wel op de woorden die je uitspreekt," vervolgde de Heer, "Jullie herhalen in het Onze Vader: vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren. Als je in staat bent te vergeven, maar niet te vergeten, zoals sommigen zeggen, dan stellen jullie beperkingen aan de vergeving van God. Eigenlijk zeg je dan: vergeef mij in de mate dat ik aan anderen vergeef, zonder meer."

Vredeuitwisseling

Ik zou de pijn die ik voelde niet kunnen uitdrukken, te weten hoe zeer we de Heer kunnen kwetsen en hoe veel we ons zelf te kort doen door zo veel rancune, slechte gedachten, en gemene gedragingen die teruggaan op onze complexen en onze lichtgeraaktheid.

Ik heb vergeven. Ik heb vergeven en ik heb van uit de grond van mijn hart vergeving gevraagd voor al diegenen die mij ooit onrecht aandeden, om de vrede van de Heer te voelen.

De celebrant zegt: " ...geef vrede en maak ons één... [vervolgens] De Vrede van de Heer zij altijd met U..."

Vrij snel bemerkte ik tussen de mensen die elkaar de vrede wensten (niet allen) een zeer intens licht dat zich tussen hen kwam plaatsten en ik begreep dat het Jezus was. Ik heb mij dan gehaast de persoon naast mij de vrede te wensen. Ik kon echt de kus van Onze Lieve Heer in dat licht aanvoelen. Hij was het die mij omhelsde om mij Zijn Vrede te geven, want, op dit ogenblik was ik in staat om te vergeven en al mijn slechte gevoelens tegenover de anderen uit mijn hart te bannen. Dat is het wat Jezus verlangt: dat wij deze momenten van vreugde delen door elkaar te omarmen om ons Zijn Vrede te geven.

Communie


Toen kwam het moment dat de celebranten communiceerden en ik bemerkte op het ogenblik zelf, de aanwezigheid van alle priesters die zich bij Monseigneur voegden. Wanneer hij communiceerde, sprak de Heilige Maagd: "Dit is het ogenblik om te bidden voor de hoofdcelebrant en de priesters die hem vergezellen. Herhaal na Mij: Heer, zegen hen, heilig hen, help hen, zuiver hen, bemin hen, zorg voor hen, ondersteun hen met Uw Liefde... Herinner U alle priesters van de wereld, bid voor alle godgewijde zielen..."

Beste broeders, het is tijd om te bidden voor hen die Kerk zijn, zoals wij leken ook deel uitmaken van de Kerk. Nogal dikwijls verlangen wij leken veel van de priesters, maar wij zijn niet in staat voor hen te bidden, hen te begrijpen, te begrijpen hoe menselijk zij zijn, ons een idee te vormen hoe eenzaam een priester kan zijn. Laat het duidelijk zijn: de priesters zijn mensen zoals wij. Zij hebben het nodig om begrepen te worden, verzorgd te worden, zij hebben nood aan affectie en aandacht van onzentwege, want zij offeren hun leven op voor elk van ons, zoals Jezus, als zij zich aan Hem toewijden.

De Heer verlangt dat de leden van de kudde die God aan de priester heeft toevertrouwd, bidden en deelnemen aan de heiliging van hun herder. Eens, wanneer wij aan de andere kant zullen zijn, zullen wij begrijpen welk een wonderbaarlijke genade de Heer ons heeft geschonken door ons priesters te geven, zodat onze ziel kan gered worden.

De mensen begonnen in rijen naar voren te gaan om de communie te ontvangen. Het ogenblik van het wonderlijke rendez-vous dat de Communie is, was aangebroken. Toen zei de Heer me: "Wacht een ogenblik. Ik zou willen dat je je aandacht vestigt op iets." Ik kreeg de neiging mijn ogen naar de persoon te richten die de communie ging ontvangen op de tong, uit de handen van de priester. Ik moet verduidelijken dat het om één van de dames ging die er niet in gelukt was de vorige avond te biechten, en die het ’s morgens gedaan had, voor de Heilige Mis.

Toen de priester de Heilige Hostie op haar tong legde, was het als een bliksemschicht van een witgouden licht dat, op de eerste plaats, door haar borst ging om daarna de romp, de schouders en het hoofd met een stralenkrans te omringen. De Heer zei: "Zie hoe verheugd ik ben om een ziel te omarmen die Mij met een zuiver hart komt ontvangen."

Het timbre van de stem van Jezus was er een van iemand die tevreden is. Ik bleef verbaasd, toen ik die vriendin naar haar plaats zag teruggaan, gans omgeven door licht, in vuur gezet door de Heer en ik dacht aan het wonderlijke dat wij missen telkens wij ons aanbieden met onze banale, ja zelfs met onze zeer grote fouten, om Jezus te ontvangen, daar waar onze zielen zouden moeten getooid zijn als voor een feestelijke dag.

Nogal dikwijls wenden we voor dat er geen priester is om op een behoorlijke manier biechten, maar het probleem schuilt niet in de manier, gemakkelijk of niet, van te biechten, maar eerder in de gemakkelijkheid waarmee wij in de zonde hervallen.

Net zoals we voor feestdagen een schoonheidssalon weten te vinden, of voor de heren een kapper, zouden we de inspanning moeten leveren om een priester te zoeken, zo hard is het nodig ons van al onze onwaardigheden te bevrijden, om nooit Jezus te beledigen door Hem te ontvangen met een hart vol van onzuiverheden.

Toen ik naar de Communie ging herhaalde Jezus: "Het laatste Avondmaal was het moment van de grootste intimiteit met de Mijnen. Op die ogenblikken van liefde heb Ik ingesteld wat in de ogen van de mensen als pure waanzin zou beschouwd worden: Mijzelf de gevangene van de Liefde te maken. Ik heb dus de Eucharistie ingesteld. Ik verlangde bij U te blijven tot het einde der tijden, want Mijn Liefde kon het niet verdragen om hen, die Ik meer beminde dan Mijn leven, als wezen achter te laten..."

Ik heb deze Hostie, die een bijzondere smaak had, ontvangen. Het was een mengeling van bloed en wierook die mij helemaal doordrong. Ik voelde toen zo een liefde dat ik tranen in de ogen kreeg zonder ze te kunnen weerhouden. Toen ik mijn plaats terug innam en neerknielde zei de Heer tot mij: "Luister ..."

Vanaf dat ogenblik begon ik in mijzelf de gebeden te horen van de vrouw die voor me zat en die net te communie was geweest. Wat zij zei zonder haar mond te moeten bewegen was ongeveer het volgende: "Heer, herinner U dat we op het einde van de maand zijn en ik geen geld heb om de huur, de autolening, de school van de kinderen te betalen U moet iets doen om me te helpen... Alstublieft, zorg dat mijn man stopt met zoveel te drinken, want ik kan zijn dronkenschap niet meer aan en mijn jongste kind zal nogmaals een jaar moeten overdoen op school, als U ons niet helpt... hij heeft examens deze week.... en vergeet niet de buurvrouw die moet verhuizen, dat zij het eens en voorgoed goed doet, want ik kan haar niet meer verdragen, enz., enz."

Het is dan dat Monseigneur de Aartsbisschop zei: Laat ons bidden... en gans de geloofsgemeenschap ging recht staan voor het slotgebed. Jezus sprak op een droevige toon: "Ben je je er van bewust? Niet één keer heeft ze gezegd dat ze van me houdt. Niet één keer heeft ze mij bedankt voor de gave die zij van Mij ontvangt: Mijn Godheid te vernederen tot haar armzalig mens-zijn om haar op te tillen tot bij Mij. Niet één keer heeft zij gezegd: Dank U Heer. Het was niets anders dan een litanie van vragen... en zo zijn bijna allen die Mij komen ontvangen. Ik ben uit Liefde gestorven en uit Liefde verrezen. Ik verwacht elk van u en Ik blijf bij u uit Liefde. Maar jullie geven er zich geen rekenschap van dat Ik uw liefde nodig heb. Herinner je dat Ik in deze sublieme ogenblikken voor de ziel, de Bedelaar van de Liefde ben."

Zijn jullie er zich van bewust dat de Liefde onze liefde vraagt zonder dat wij ze aan Hem geven? Erger nog, wij vermijden naar de afspraak te gaan met de Liefde, die alle Liefde overstijgt, de Liefde die zich geeft in een permanente offergave.

Conclusie

Terwijl de Aartsbisschop zich klaar maakte om de zegen te geven, sprak de Heilige Maagd:

"Let op, wees aandachtig, ... Jullie doen bij wijze van spreken goocheltoeren met jullie kruisteken. Herinner je dat deze zegen de laatste kan zijn die je in je leven ontvangt uit de handen van een priester. Je weet niet of je, wanneer je van hier weggaat, zal sterven of niet, noch of je nog de kans zal hebben de zegen van een priester te ontvangen. Zijn gezegende handen geven U de zegen in de naam van de zeer Heilige Drie-eenheid. Maak dus het kruisteken met eerbied, alsof het de laatste keer van je leven was."

Wat verliezen we door niet dagelijks te proberen de Heilige Mis te begrijpen en er aan deel te nemen? Waarom doen wij geen moeite om een half uur voor het begin van de Heilige Mis aanwezig te zijn, en zelfs om er naar toe te lopen, teneinde de zegeningen te ontvangen die de Heer aan onze ziel verlangt te geven?

Ik ben er mij van bewust dat niet allen dagelijks kunnen deelnemen aan de Mis, tengevolge van diverse verplichtingen, maar tenminste toch twee of drie keer per week, en zonder diegenen te vergeten die de zondagsmis laten voorbijgaan met als louter voorwendsel de zorg over één of twee kinderen, al ware het er zelfs tien... Hoe organiseren de mensen zich wanneer ze een of andere belangrijke verplichting hebben: Ze nemen al hun kinderen mee of ze gaan elk op beurt naar de mis, de man op een uur en de vrouw op een ander uur. Zo vervullen ze hun plicht tegenover God.

Maar wat doen zij dan wanneer ze "belangrijker" zaken te regelen hebben? Wij vinden de tijd om te studeren, om te werken, om ons te verstrooien, om ons te ontspannen, maar wij vinden niet de tijd om naar de Heilige Mis te gaan, zelfs niet op zondag.

Jezus vroeg mij om, eens de Heilige Mis beëindigd, nog enkele minuten bij Hem te blijven. Hij zegt: "Ga niet naar uw bezigheden, eens de Mis gedaan is. Blijf in Mijn gezelschap, geniet er van en laat mij genieten van uw gezelschap." Ik had van een kind gehoord dat de Heer in ons nog vijf à tien minuten verblijft na de communie. Ik heb dus van de gelegenheid gebruik gemaakt om aan Hem te vragen: Heer, hoe lang verblijft U in werkelijkheid in ons na de Communie?

Ik denk dat de Heer heeft moeten lachen om deze onzin, want Hij antwoordde: "Zolang als je Mij bij u wenst te houden. Als je met Mij spreekt gedurende de dag, als je me enkele woorden gunt tijdens uw bezigheden, zal ik naar je luisteren. Ik ben altijd bij u. U bent het die Mij verlaat. Van zodra u de Mis verlaat, is het gedaan met uw dag van verplichting. Uw verplichtingen tegenover de Heer zijn vervuld, en dan is het gedaan. U denkt er zelfs niet aan dat het Mij zou behagen om tenminste deze dag te mogen delen in uw gezinsleven. Je hebt thuis een plaats voor alle dingen en een plaats voor elke activiteit: een plaats om te slapen, een andere om te koken, een andere voor het eten, enz.. Welke is de plaats die je voor Mij hebt voorbehouden? Het moet geen plaats zijn waar er zich voor het grootste deel van de tijd een bestofte afbeelding bevindt, maar een plaats waar het gezin bijeenkomt voor tenminste vijf minuten per dag, om de dag aan Mij toe te wijden, om Mij te bedanken voor de gave van het leven, om Mij de noodwendigheden van de dag voor te leggen, om zegen te vragen, bescherming, gezondheid... Alles heeft bij U een plaats, behalve Ik.

De mensen plannen hun dag, hun week, hun semester, hun vakantie, enz. Zij maken plannen om zich te ontspannen, om naar de film te gaan of naar een feest, om op bezoek te gaan bij grootmoeder, bij de kinderen of bij de kleinkinderen, bij vrienden... om zich te gaan vermaken. Maar hoeveel gezinnen zeggen minstens één keer per maand: ‘Vandaag is het de dag om een bezoek te brengen aan Jezus in het Tabernakel’ en om zo met gans het gezin bij Mij te komen en Mij te vertellen hoe het is geweest sedert de laatste keer, met Mij te praten over de problemen, de moeilijkheden die men heeft ondervonden, over de noden... Om Mij te laten deelnemen aan dat alles? Hoeveel keer?

Ik weet alles. Ik lees in het diepste van de harten en van de gedachten, maar het verheugt Mij om al die dingen te horen, dat ge Mij eraan laten deelnemen, zoals aan een lid van het gezin, zoals aan uw beste vrienden. Hoeveel genaden verspilt de mens niet door Mij geen plaats te geven in zijn leven!"

Deze dag die ik met Hem doorbracht, zoals vele andere dagen, werden wij onderricht en vandaag wens ik de zending die mij is opgedragen met U te delen.

Jezus zegt: "Ik zou Mijn schepsels willen redden, want de toelating voor het openen van de Hemelpoort begint met een pijnlijke bevalling. Herinner je dat geen enkele moeder haar kind te eten gegeven heeft met haar eigen vlees. Ik ben tot deze uiterste Liefde gegaan, om U te begunstigen met mijn verdiensten. De Heilige Mis, dat ben Ik die Mijn Leven en Mijn Offer op het Kruis voor u voortzet. Wat hebt je de Vader aan te bieden, zonder de verdiensten van Mijn Leven en van Mijn Bloed? Nietigheid, problemen, zonden... Je zou in deugdzaamheid de Engelen en Aartsengelen moeten overtreffen, want zij genieten niet het privilege Mij te ontvangen als Manna. Jij wel. Zij hebben enkel recht op een druppel van de bron, maar Jij, voor wie de genade is verworven om Mij te ontvangen, beschikt over de gehele oceaan."

Een ander punt waarover de Heer zich met droefheid uitdrukte, blijft het volgende: "Voor sommigen wordt de ontmoeting met Hem een gewoonte. Er zijn Mensen die elke wil voor een dergelijk ontmoeten verloren hebben. Het is een soort gewoonte waar sommigen aan vasthouden en die maakt dat zij niets meer aan Jezus te zeggen hebben wanneer ze Hem ontvangen. Er zijn ook een aantal Godgewijde zielen die hun enthousiaste liefde voor de Heer verliezen en van hun roeping een eenvoudige functie maken, een carrière waaraan ze zich wijden, zonder al te veel geestdrift."

Vervolgens heeft de Heer me gesproken over de vruchten die elke Communie zou moeten voortbrengen. Het gebeurt dat we de Heer dagelijks ontvangen zonder dat ons leven echt verandert; dat we uren in gebed doorbrengen en ons op verschillende taken toeleggen, enz., maar ons leven niet echt veranderd is, en een leven dat niet verandert, kan, volgens de Heer, geen echte vruchten voortbrengen. De verdiensten die we door de Eucharistie ontvangen moeten vruchten van bekering in ons voortbrengen en vruchten van naastenliefde tegenover onze broeders.

De leken hebben een belangrijke rol in de schoot van de Kerk. Wij hebben niet het recht om de zending die de Heer ons heeft toevertrouwd, zoals aan elke gedoopte, en die er in bestaat om de Blijde Boodschap te verkondigen, naast ons neer te leggen. Wij hebben niet het recht om zoveel informatie te vergaren en ze niet aan onze geloofsgenoten door te geven, in die zin dat zij van honger sterven, terwijl onze handen zo rijkelijk van brood voorzien zijn.

Wij mogen onze Kerk niet tot een ruïne laten verworden, terwijl wij rustig in onze parochies en in onze huizen verblijven, en wij ten overvloede van de Heer ontvangen: Zijn Woord, de homilie van de priester, de bedevaarten, de Barmhartigheid van God in het Sacrament van de Verzoening, de wonderbaarlijke vereniging in het Sacrament van de Eucharistie, de conferenties van deze of gene predikant.

Met andere woorden, wij ontvangen veel, maar wij zijn niet bereid ons welzijn te offeren. We zouden gevangenen kunnen bezoeken, praten met mensen in nood, hen moed inspreken, dat zij katholiek geboren zijn en de Kerk hen nodig heeft, zoals ze zijn, dat hun lijden zin heeft, omdat het verlossende waarde heeft voor anderen, terwijl dit offer voor henzelf, het eeuwig leven garandeert.

Wij zijn niet in staat naar de ziekenhuizen te gaan en aan het bed van de terminaal zieken te staan om hen met onze gebeden te ondersteunen, de rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid in de handen, op deze ogenblikken van strijd tussen het goede en het kwade, om hen te verlossen van de valstrikken en verleidingen van de Satan. Elke stervende verkeert in angst en enkel zijn hand vasthouden, hem spreken over de liefde van God, over de wonderen die hem te wachten staan in de Hemel bij Jezus en Maria en bij al de zijnen die daar reeds aanwezig zijn, zou hem versterken en vertroosting brengen.

De tijd waarin wij leven duldt geen enkele onverschilligheid van onzentwege. Wij moeten de verlenging zijn van de priesterlijke armen en ons daar manifesteren waar zij het niet kunnen. Maar opdat dit mogelijk zou zijn, om hiertoe bekwaam te zijn, moeten wij Jezus ontvangen, leven met Jezus en ons voeden met Jezus.

Wij zijn bevreesd ons steeds meer te engageren en wanneer de Heer zegt: "Zoek op de eerste plaats het Koninkrijk Gods en de rest zal er U bovenop gegeven worden," is daaraan niets aan toe te voegen, mijn broeders. Ziedaar waarin het bestaat het Koninkrijk van God te zoeken op de eerste plaats, met alle middelen, zodat, wanneer wij onze handen uitstrekken, wij er alles bovenop krijgen. Want als Meester hebben wij Diegene die de beste prijs betaalt, Diegene die de minste van onze behoeften nauwkeurig in het oog houdt!



Broer, zuster, dank U dat je me hebt toegelaten om de taak te volbrengen die aan mij is toevertrouwd, de taak die erin bestaat U deze bladzijden voor te leggen. De volgende keer dat je aan de Heilige Mis zult deelnemen, beleef ze! Ik weet dat de Heer zich aan deze belofte tegenover u zal houden en dat "de Mis nooit meer zal zijn als voordien."

Wanneer je Hem ontvangt, bemin Hem! Beleef het gevoel van zachtheid door te rusten in het diepst van Zijn Hart, dat geopend is voor U, om zijn Kerk aan U te geven, Zijn Moeder, om voor U de poorten van het huis van Zijn Vader te openen opdat je Zijn barmhartige Liefde zou kunnen ondervinden dank zij dit getuigenis en opdat je zou proberen Zijn Liefde te beantwoorden met uw broze liefde.

Moge de Heer U zegenen in deze Verrijzenis van Pasen. Uw zus in Jezus-Christus, de altijd levende. Catalina Lekenmissie van het Eucharistisch Hart van Jezus.

Catalina Rivas van Cochabamba, in Bolivië, werd in de eerste helft van 1990 door Jezus verkozen om aan de wereld Zijn boodschappen van liefde en barmhartigheid mede te delen. In 1994 ontving ze de stigmata. Al de boodschappen die ze van Jezus ontving werden verzameld in 8 delen, waarvan de eerste twee op 2 april 1998 het imprimatur ontvingen van Mons. René Fernandez Apaza, Aartsbisschop van Cochabamba [Bolivië].

The Great Crusade of Love and Mercy, inc. P.O. Box 857, Lithonia, Georgia 30058 USA

Aanroep de Heilige Geest dat Hij tot u zou spreken terwijl ge deze woorden leest, wat uw leven en dat van anderen kan veranderen.

Nederlandse bewerking: A.J. Smet, cp
Mechelsesteenweg 82
1970 Wezembek-Oppen

2. Vijftien tips om aandachtig te zijn tijdens de Eucharistie

Ik heb nooit de diagnose gekregen dat ik leed aan ADD [Attention Deficient Disorder] en ik denk echt niet dat ik dat heb. Ik geloof dat mijn kenmerk om twee of drie dingen tegelijkertijd te doen een aangeleerd gedrag is. Ik denk dat in de huidige wereld waar verschillende taken vaak voorkomen we onszelf getraind hebben om daar op verschillende niveaus mee om te gaan en onze geest wordt verveeld en zwerft gemakkelijk rond.Daarom is het dat ik een gesprek met u kan hebben terwijl ik een tekt schrijf naar iemand anders terwijl ik terzelfdertijd denk aan wat ik morgen ga doen. Dus neem eens iemand met die mentaliteit naar de katholieke kerk met standbeelden en schilderijen en bevuilde glazen vensters omgeven met mensen en verwacht jij dan dat die zich zal concentreren op de mis? Het is zelfs slechter als de mis in een hedendaagse kerk vol van doodgewone muren en nieuwe kunst en het is zelfs nog moeilijker om zich te concentreren want gedurende een uur vraagt deze arme mens zich af, Wat in ’s hemelsnaam dachten zij?? Waar is het tabernakel?? Waar zijn de knielbankjes??

Met dat in het achterhoofd, heb ik beslist om 15 manieren te geven om de aandacht tijdens de eucharistieviering te verhogen.


Tip 1

Bereid u voor: Ga niet naar de mis en wacht op wat komen gaat. Zoek vóóraf welke lezingen er zullen zijn en lees ze. Men kan deze teksten gemakkelijk op verschillende plaatsen vinden. Je kunt ze vinden in "Kerk en Leven" of op het internet. Lees ze op voorhand en overweeg de inhoud ervan. Laat de geschriften tot u spreken.

Tip 2

Kom vroeg aan. Een zekere manier om onthutst en verbouwereerd te zijn is in de middenbeuk juist voor of achter de processie te stappen. Mensen zouden zich niet moeten afvragen waarom je geen albe draagt.

Tip 3

Wat zou je met die extra tijd moeten doen?? Ok, praten met de parochianen is tof maar ga 5 à 10 minuten vooraleer de mis begint naar je plaats en besteed die tijd aan gebed.

Tip 4

Zing gedurende de processie, het Gloria en al de andere delen van de mis. Het wordt gezegd dat als je zingt, je feitelijk twee keer bidt. Je hoeft geen Pavarotti te zijn om een mis te zingen [kijk maar eens naar het gezang van sommige koorleden]. Wees niet beschaamd! Niemand van ons is een goede zanger maar we zingen Gods lof en dat is een goede daad. Dat betekent ook niet dat je moet overdrijven en iedereen met een luide stem moet overstemmen.

Tip 5

Volg mee. Ik heb pro’s en contra’s gehoord om te volgen via de tekstboeken. Er wordt gezegd dat als de lector het woord van God verkondigt, we daarnaar zouden moeten luisteren en niet lezen. Wel, dat is een terechte opmerking maar er zijn sommigen die alles beter kunnen begrijpen door te lezen dan door te luisteren. Als dit voor jou het geval is, volg dan mee in het tekstboek. Sommige kerken hebben de lezingen in de rug van het gezangenboek.Of je kunt je eigen boek meebrengen.

Tip 6

Luister naar de homilie!! De priester heeft werkelijk iets te zeggen!! Hij is misschien geen geïnspireerd spreker. Hij is misschien druk bezig geweest de voorbije week of heeft niet de beste preek voorbereid. Je kunt altijd wel wat kritiek hebben op wat de priester te zeggen heeft. Soms kan je een "Ah-ha!"-moment hebben en je afvragen of de pastoor dit persoonlijk in je geest heeft gegrift. Je zult bij jezelf denken, "Neen, dat zou niet kunnen. Ik heb met hem over dit probleem niet gesproken, trouwens, ik ben van een andere stad of parochie en ik heb deze man nooit ontmoet."

Tip 7

Luister naar de gebeden van de gelovigen. Om één of andere reden heb ik altijd een moment van verstrooidheid. Het is na de homilie. Het is na de geloofsbelijdenis. Luister naar elke intentie en als je zegt: "Wij bidden u, verhoor ons, Heer," weet dan wat je vraagt. Misschien zul je je de naam van een zieke persoon herinneren of van iemand die onlangs overleden is en je kunt die meenemen naar huis om die in je gebeden te gedenken.

Tip 8

Mediteer: Als je nog altijd te beschaamd bent om te zingen gedurende de omhaling, breng deze tijd dan door al mediterend. Denk terug aan de lezingen. Denk aan de preek van de priester. Of bereid je voor op het volgende onderdeel van de mis.

Tip 9

Herhaal voor jezelf wat de priester zegt tijdens de eucharistische gebeden. Ik geef toe dat ik vertrooid geraak tijdens de eucharistische gebeden. Er wordt immers zo veel gezegd. Nadat de priester iets zegt, herhaal dan wat hij zei gewoonweg in je hoofd. Dit is een eenvoudige manier om een actievere participant te worden.

Tip 10

Breng je voor de ogen wat er wordt gezegd tijdens de consecratie. Beeld je in dat je Jezus ziet tijdens het Laatste Avondmaal. Hij bevindt zich recht voor jou en zegt: "Dit is mijn lichaam."

Tip 11

Apprecieer wat er gebeurt met je spiritualiteit. Ok, ok, je bevindt je in de kerk en je bent wellicht omgeven door vrienden en familieleden maar op spiritueel gebied is er meer aan de hand. De mis is een éénwording van de Hemel met de aarde. Je bent in de Hemel terwijl je in de mis aanwezig bent. Het betekent meer dan dat je daar bent met de kinderen en je vrouw. Er is daar een grote menigte van heiligen aanwezig met jou. Jouw dierbaren die gestorven zijn, zijn daar met jou. Zelfs meer dan dat jij bent werkelijk één met de universele kerk en je bent daar met de kerk van het dorp als met de kerk van de andere kant van de wereld.

Tip 12

Realiseer je wat er gebeurt als je te communie gaat. Je staat op het punt Jezus Christus in je handen te houden. De schepper van het universum wordt in jouw handen gegeven en jij, het schepsel neemt de schepper tot jezelf.

Tip 13

Bid! De tijd nadat je het geheiligd sacrament ontvangen hebt is één van de beste momenten om te bidden. Denk daaraan. Jezus is je nooit dichterbij dan op dat moment. Jezus bevindt zich letterlijk in jou. Bedank hem. Loof hem. Bied hem jouw verzoeken aan.

Tip 14

Blijf! De mis is niet voorbij na de communie! Er bestaat nog een slotgebed!! Wees niet zoals Judas die het laatste avondmaal verliet alvorens het gedaan was!! Zing dat laatste lied.

Tip 15

Hier is nu waarschijnlijk het gekste voorstel. Blijf na de mis en bid voort!! Waarom zo gehaast?? Op de parking is het druk!! Je zult de parking de eerste 10 minuten toch niet kunnen verlaten.

Vertaling: Henk


02-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van de Verzoening [1]
Het Sacrament van de Verzoening [1]

Inleiding

De komende twee pastorale jaren werd er vanuit Rome voorgesteld om te werken rond de sacramenten. Graag zouden we op dit blog daaraan meewerken en verdiepen we ons vanaf vandaag daarin. De paastijd is een geschikte tijd op daarmee te beginnen.

Waarom zijn er sacramenten?

De woorden en daden van Jezus gedurende zijn verborgen en zijn openbaar leven waren al heel heilzaam. Zij liepen vooruit op de kracht van zijn paasmysterie. Zij kondigden aan wat Hij aan de Kerk zou schenken, wanneer alles volbracht was, en zij bereidden hierop voor. De mysteries van het leven van Christus zijn de fundamenten van wat Christus voortaan door de bedienaars van zijn Kerk in zijn sacramenten verleent. Want "wat zichtbaar was in onze Verlosser is overgegaan in zijn sacramenten."

De sacramenten zijn ‘krachten die uitgaan’ van het lichaam van Christus die altijd leeft en leven schenkt. Het zijn handelingen van de Heilige Geest die werkzaam is in het lichaam dat de Kerk is. Zij zijn de "meesterwerken van God’ in het Nieuwe en Eeuwige Verbond." [katholieke catechismus]

Laten we ons na Barmhartigheidszondag eens verdiepen in het sacrament van de biecht. Een sacrament waar de heiligen, van de eerste tot de laatste, veel belang aan hechtten. Denk maar aan de overvolle kerk bij de heilige pater Pio, allemaal mensen die bij hem wensten te biechten.

Biechten hoort bij voortdurende bekering. Iets waartoe Moeder Maria ons steeds weer oproept in al haar boodschappen, zoals die van 2 mei 2011: "... omdat Ik u met Mijn moederlijke liefde wens te helpen om vrij te zijn van alle smetten uit het verleden en te beginnen met een nieuw en ander leven. Ik roep u op om te verrijzen in Mijn Zoon."

Een sacrament dat in deze tijd meewarig bekeken wordt en zeker niet gegeerd is. Nochtans is het één van de twee sacramenten van genezing dat ons door de Kerk aangeboden wordt. En is genezing nu niet net iets dat onze wereld zo nodig heeft.

Onze aartsbisschop Mgr. Léonard helpt ons om ons beter in deze sacramenten kunnen in te leven. Hier volgt de tekst die hij schreef over de biecht.

Anne Van Der Sloten

Alle sacramenten hebben hun oorsprong en hun toonbeeld in Christus. Het eerste doopsel is dat van Jezus zelf toen Hij werd ondergedompeld in de dood en herrees in een nieuw leven. Het eerste vormsel is de zalving die de Zoon heeft gekregen van de Heilige Geest bij zijn ontvangenis in de schoot van Maria, vervolgens bij zijn doopsel in de Jordaan, en ten slotte op de dag van zijn opstanding en zijn verheerlijking door de H. Geest van Pinksteren. En zo verder voor alle sacramenten, met inbegrip van het sacrament van de verzoening, hoe verrassend dit ook kan lijken.


Pietro Longhi

De belijdenis van de zoon

Het eerste boetesacrament heeft Jezus zelf ingesteld op het kruis door de zonden van de wereld op zich te nemen en dit te bekennen voor het aanschijn van de Vader en het gehele universum. De ‘belijdenis van Christus’ is dus net zoals de onze begonnen met de erkenning van de zonden. Opdat de Vader ons zou kunnen herkennen in zijn Zoon, ons onze fouten zou kunnen vergeven en ons aldus weer zou kunnen binnenleiden in de gemeenschap met Hem, is Christus begonnen met op het kruis uiting te geven aan de volle ernst van onze zonde. Hij is het Lam Gods geworden dat de zonden van de wereld draagt [cf. Joh. 1, 29], de ware bronzen gifslang die opgericht alle gif van de zonde in zich draagt om de wereld van haar beet te verlossen [cf. Joh. 3, 14-15; Num. 21, 4-9], de Rechtvaardige die de verdiende vloek van de zondaars op zich neemt [cf. Gal. 3, 13; Deut. 21, 23], de Onschuldige voor de mensen tot zonde gemaakt [cf. 2 Kor. 5,21] en [innig met de Vader verbonden] deelgenoot werd van hun verwijdering van God: "Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?" [Mar. 15, 34]. Het is de eerste belijdenis van de mensheid. Het is het eerste Confiteor in naam van het hele mensdom door de Zoon uitgesproken. Voortaan zullen de zondaars, wanneer ze hun schuldbelijdenis willen plaatsen binnen deze van de Kerk, enkel hun persoonlijke bekentenis hoeven in te passen in de grote belijdenis van Jezus namens allen.

Na de belijdenis komt het wachten. Nadat Hij de geest [of de Geest] had gegeven, belandt Jezus in de toestand van de doden vóór Pasen, in de onmacht van wie geen vat meer heeft op deze wereld en, nog verstoken van de vreugde van de nieuwe wereld, de gevangene is van het dodenrijk: "Hij is neergedaald ter helle," zoals het Symbolum van de Apostelen het uitdrukt [cf. 1 Petr. 3, 19]. Misschien bereikt zijn zelfontlediging, zijn "kenosis" [cf. Fil. 2, 7] hier wel zijn hoogtepunt. Deze passieve ervaring van solidariteit met de verloren mensheid vormt de tussentijd tussen de actieve belijdenis van de zonde van de wereld op het kruis en de "absolutie van Pasen." Tijdens deze "pauze" van Stille Zaterdag vermag Christus niets meer. Hij kan enkel afwachten dat de Vader Hem opwekt ... We bevinden ons in de diepste diepte van het paasmysterie: in de hel, in de passiviteit van de dood "wacht" Christus op de welwillendheid van de Vader.

Na de belijdenis en het wachten volgt de absolutie. Allereerst voor Jezus. Want in de verlatenheid van het kruis en de eenzaamheid van het graf was de voelbare gemeenschap van Jezus met de Vader opgeheven. En kijk, met de glorierijke verrijzenis wordt de gemeenschapsband hersteld en de eenzaamheid van Goede Vrijdag en Stille Zaterdag herschapen. Op paaszondag zien we de Zoon, bevrijd van de angst waarin het gewicht van de zonde Hem had gestort, verlost van de ketens des doods, in de strikte zin van het woord ‘vrijgesproken’, bevrijd van de macht van zonde en dood die de hele wereld gevangen hield. In deze zin spreek ik over de verrijzenis als de ‘absolutie van Pasen’: Jezus krijgt er voor heel de mensheid vergeving van de zonde die Hij in onze plaats heeft gedragen. Sinds de dag dat de Vader tot Jezus sprak: ‘Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u verwekt’, sinds deze nieuwe en definitieve geboorte van de Zoon, is voor Jezus en voor ons alles nieuw. In de grote vreugde van Pasen is de hemel voor eeuwig toegankelijk. Want Diegene die verrezen weer is opgevaren ten hemel, is ook Diegene die alle menselijke ellende heeft gedragen en doorstaan. ‘Etiam peccata!’ riep Augustinus uit. Nu ‘zelfs de zonden’ door het smetteloze Lam gedragen en weggenomen zijn, vormen zij niet langer een onoverkomelijke hinderpaal en worden zij, door de genade van de vergiffenis, de gelegenheid voor de meest volkomen gave van allemaal, namelijk deze van de barmhartigheid.

Onze belijdenis in Christus' voetspoor

Na de ‘schuldbelijdenis’ van alle zonden ter wereld die Christus uitspreekt in de plaats van de gehele mensheid te hebben beschouwd, moeten we ons voorbereiden op onze eigen belijdenis in zijn voetspoor en ‘in Hem’.
  • De eerste voorwaarde om de absolutie te ontvangen is het berouw over onze zonden. De beste manier om dit uit te diepen is niet zozeer zelf in zijn geweten te kijken, maar wel zich te laten bekijken door Jezus. Net zoals Petrus die zich niet door een gewetensonderzoek bewust wordt van zijn verloochening, maar door getroffen te worden door de blik van Jezus tijdens zijn passie [cf. Luc. 22, 61-62]. Een gewetensonderzoek kan nuttig zijn, maar het zal des te meer vruchten dragen wanneer Jezus zelf ons onze diepe duistere roerselen zal hebben geopenbaard.
  • Na het berouw moet de bekentenis volgen. Hier volstaat het onze belijdenis in te passen in deze van Jezus, door dewelke elke zonde eens en voor altijd is beleden. De bekentenis kan ons zwaar vallen, maar hoezeer wordt deze niet verlicht door het feit dat Jezus ze met ons doet! Zoals Simon van Cyrene dragen wij soms zijn kruis, maar Hij heeft zichzelf voor altijd tot onze Simon van Cyrene gemaakt. En telkens wij onze zonden biechten, is Hij ons nabij, niet enkel van de kant van de priester die Hem vertegenwoordigt, maar ook aan onze zijde, door zelf onze zonden te dragen en onze bekentenis te begrijpen in de grote belijdenis die Hij namens allen op Goede Vrijdag heeft uitgesproken.
  • Vervolgens komt er, tussen de bekentenis en de absolutie, het wachten. Men heeft zijn zonden opgebiecht, maar men is niet bij machte zichzelf vergiffenis te schenken en zichzelf de absolutie te geven. Men moet zich in gehoorzaamheid laten doen en geduldig wachten op het licht van het heil, de zuivere genadegave. Het is een kostbaar stiltemoment dat volgt op de belijdenis, alsook een poos van luisterbereidheid waarbij we de priester enkele woorden tot ons laten richten. Tijdens deze tussentijd worden we uitgenodigd om ons te verenigen met de gestorven Christus die in de hel het opflakkerend paaslicht afwacht. Laten we, verenigd met Hem, hier enkel de blik richten op onze ellendige individuele zonden, maar laten we ons solidair voelen met het mysterie van zondige ongerechtigheid, dat in de wereld aan het werk is. Onze belijdenis mondt aldus uit in een zwijgende gehoorzaamheid en een stille solidariteit, waardoor we ons sacramenteel aansluiten bij de onmacht van Christus in het mysterie van Stille Zaterdag.
  • Dan volgt het moment van de absolutie. Hierbij worden we deelgenoot aan de grote absolutie van Paasdag. Want doorheen Jezus’ opstanding zegt de Vader allen toe: ‘Ongeacht de ernst van uw zonde, mijn barmhartige liefde is de sterkere, want mijn Zoon is vereenzelvigd met uw zonde. Voor uw heil is Hij ver van mij verwijderd en verlaten geweest, en kijk: nu is Hij vrij en opnieuw in volle vreugde-eenheid met Mij; verzoen u in Hem met Mij’ [cf 2 Kor. 5, 18-21]. We dienen de absolutie dus in vreugde te ontvangen, als een nederig deelhebben aan Jezus’ paasvreugde op het moment dat de Vader Hem opwekt als zijn glorierijke Zoon: ‘Gij zijt mijn Zoon, heden heb ik u verwekt’.
  • Tenslotte blijft er wat men de genoegdoening noemt. In de vroege Kerk ging de boetedoening vooraf aan de verzoening. Tegenwoordig voorziet de Kerk na de absolutie in een te leveren inspanning, gericht op het ‘voldoen’ aan de permanente vereiste van boetedoening. Daarbij is het doel niet de ontvangen vergiffenis te verdienen, maar concreet uitdrukking te geven aan de vruchten ervan.
Een kostbare schat

De vergiffenis van zonden is een onschatbare genade die tegelijk de diepte van het mensenhart en de onpeilbaarheid van de goddelijke barmhartigheid openbaart. Jezus brengt daarbij het goddelijk oordeel in beeld [cf. Joh. 3, 19], dat ons tegelijkertijd én onze zonde én onze vergiffenis onthult. Kijk naar Jezus op het kruis en in dezelfde oogopslag zul je begrijpen dat je een zondaar bent en dat je kunt vergeven worden. We verliezen er veel bij wanneer we dit sacrament verwaarlozen. Veel van onze actuele narigheden spruiten voort uit het feit dat we niet langer onze toevlucht nemen tot Gods vergiffenis, die nochtans onafgebroken wordt aangeboden. Deze te mogen ontvangen is het hele paastridium van Goede Vrijdag tot Paaszondag in het klein maar tot onze grootste vreugde herbeleven.

Het sacrament van de vergeving is volkomen geijkt op het hart van God en het hart van de mens. Het is concreet, belichaamd. God heeft ons zijn barmhartigheid niet betoond door een eenvoudige verklaring vanuit de hemel. Het kostte Hem de gave van de Welbeminde, uitgeleverd in deze wereld. Zo belijden ook wij onze schulden niet op een louter geestelijke manier, in een eenvoudige verticale communicatie met God. Onze bekentenis gebeurt door een concrete stap die van ons een inspanning vraagt, zeker, maar deze inspanning is onooglijk in vergelijking met de inspanning van de Vader om zich bij ons, mensen, te voegen. Het is dus een sacrament dat in het hart van de Kerk beleefd wordt. Alle genade van Christus bereikt ons immers altijd door de Kerk. Daarenboven bekent de Kerk trouwe Echtgenote van de Heer, maar samengesteld uit ontrouwe leden altijd schuld vóór ons. Tijdens elke mis, bij het uitspreken van het Confiteor, kijkt ze naar Christus aan het kruis en smeekt ze om de voorspraak van Maria voor al haar kinderen. Per slot van rekening betoont God steeds barmhartigheid doorheen zijn Kerk. Het is dus door zich met haar te verzoenen, dat we verzoend worden met God.

Het is niet door de vermenigvuldiging van de gemeenschappelijke absolutie dat men zal bijdragen tot de herontdekking van de schoonheid van dit sacrament. Integendeel. De algemene belijdenis en absolutie zijn voorbehouden voor gevallen van ernstige noodzaak, bepaald door de bisschop. Verkeerdelijk aangewend benadrukken ze enkel de oppervlakkigheid van het geweten en moedigen ze de anonimiteit van onze cultuur aan. Ter bevordering van dit sacrament moeten we starten vanuit de ervaring van de plaatsen waar het goed loopt. Voorzie in een stad in een permanentie waar zeer regelmatig op geschikte tijdstippen een priester in albe met stola klaar staat om de gelovigen te verwelkomen; na enige tijd zal hij niet werkloos blijven. Vrij vaak zijn ook de gemeenschapsvieringen maar dan met persoonlijke belijdenis en absolutie, met Kerstmis en Pasen druk bezocht. Ten slotte, houd bij een grote samenkomst, een voettocht van jongeren of in een bedevaartskerk enkele priesters ter beschikking van het godsvolk; zij zullen uren biecht horen. Misschien gaan de mensen minder regelmatig te biechten dan in het verleden, maar ook vandaag de dag heeft het sacrament van de barmhartigheid een toekomst; als men er maar in gelooft en blijk geeft van enige verbeelding. Want noch Gods hart, noch het mensenhart is veranderd. En deze twee zijn erop gericht om elkaar in de barmhartigheid te ontmoeten.

André-Jozef Léonard,
aartsbisschop van Mechelen-Brussel


Anne Van Der Sloten

Bisschop Mark Davies over de biecht

Terwijl we verder de vasten ingaan, is Bisschop Mark Davies’ laatste pastorale brief een geschikte gelegenheid voor ons om over onszelf na te denken hoe wij het beste baat kunnen hebben bij het sacrament van de biecht: Ik ben maar één keer in de woestenij van Judea geweest. Het Evangelie beschrijft de streek als een landschap vol met rotsen en onvruchtbare aarde, dat meer op een andere planeet lijkt dan de aarde. Dat is ook zo. Enkel was er vandaag de ongewone hevige regenval die mij deed herinneren mij aan thuis, en nog meer dat u en ik nu geroepen zijn om in diezelfde plaats van het innerlijke gevecht te verblijven tijdens deze dagen van de vasten.

Op aswoensdag begon de vasten met de uitnodiging om zich af te wenden van de zonde en trouw te zijn aan het Evangelie. Het is nooit gemakkelijk om onszelf te confronteren met onze eigen zonden, om aan onze eigen misleidingen te weerstaan, met een duivel die zich onophoudelijk ergens in de omgeving rondom u schuilhoudt. Dit is waarom de Kerk ons dringend vraagt om onze zonden op te biechten tijdens deze veertigdagentijd, die ons naar het Paasfeest leidt.

We leven in een maatschappij waarin we gewend zijn om "openbare biechten" te aanhoren van politiekers, kerkleiders en andere bekenden die in een of ander schandaal zijn betrokken. Het wordt ons allemaal op het scherm gebracht. We vragen zelfs naar dergelijke biechten van hen die een openbaar leven leiden. We hebben niet liever dat zij hun meest gore verhalen naar boven brengen, zodat we in het beste geval onze eigen zonden vergeten, maar in het slechtste geval anderen nog meer als zondaars gaan aanzien.

Echter, als het op onszelf aankomt, vinden we de biecht zo enorm moeilijk, ook al vertegenwoordigt de priester de Enige die ons kan redden van onze zonden. Het christelijk geloof is anders dan het publiek dat om gerechtigheid schreeuwt en niet kan vergeven. Ik ben tijdens mijn leven meerdere malen te biechten gegaan, maar ik heb nooit een meer eenvoudige weg gevonden dan met deze woorden te beginnen: "Vader, dit zijn mijn zonden." Op iets eenvoudiger hoop ik niet, want anders zou ik nooit die heel mooi woorden kunnen horen: "de Heer heeft u bevrijd van uw zonden, ga in vrede."

"Opdat de Heer ons kan bevrijden van onze zonden dienen we eerlijk alles op te biechten wat ooit onze relatie met Hem ernstig heeft ontwricht, alsook elke doodzonde die deze relatie heeft vernietigd. Alinea 1446 van de catechismus zegt: "Christus heeft het boetesacrament ingesteld ten behoeve van alle zondige leden van zijn kerk, allereerst voor hen die na het doopsel zwaar gezondigd hebben en die zo de doopgenade verloren zijn en de kerkelijke gemeenschap geschaad hebben." En om onze relatie met Hem te verdiepen, wat groeien in heiligheid betekent, helpt het biechten van onze dagelijkse zonden en tekortkomingen. Het helpt ons om de zonde te vermijden en om te groeien in het Christelijke leven, of zoals de catechismus zegt: "De regelmatige belijdenis van onze dagelijkse zonden helpt ons ook werkelijk ons geweten te vormen, te strijden tegen onze slechte neigingen, ons te laten helen door Christus en voortgang te boeken in het geestelijk leven." [Alinea 1458]

Aan dit Sacrament worden vele namen gegeven in de Catechismus van de Katholieke Kerk: verzoening, boetvaardigheid, vergevingsgezindheid. De naam die ik in het bijzonder naar voor breng is het "Sacrament van Bekering." Omdat bekering een levensproces is, vanaf onze kinderjaren tot de hoge ouderdom en dit door dit Sacrament; waarbij Jezus Christus zelf Zijn genade en vergevingsgezindheid belooft. Doorheen de loop van ons leven en onze strijd zullen we altijd in dit Sacrament terugvinden dat "Zijn geduld op ons wacht," zoals de Heilige Jean-Marie Vianney het zo mooi heeft uitgedrukt.

Het gaat inderdaad tegen de draad in om toe te geven waar we verkeerd zijn gegaan. Het druist in tegen onze trots en onze inbeelding, om onszelf voor een priester te vernederen bij de biecht van onze zonden. De priester vertegenwoordigt zowel Christus als het hele lichaam van de Kerk, die gewond is door onze zonden, en in dit Sacrament worden we genezen en verzoend met Christus en Zijn Kerk. En het is door een dergelijke oprechte biecht van onze zonden dat alle onze zinsbegoochelingen over onszelf worden opzij geschoven. En dan kunnen we zien waarom de Kerk de biecht ziet als "de enige gewone manier waarop de gelovigen zich met God en de kerk verzoenen." [Alinea 1484]. Het is door de biecht, die met berouw en met een stellig doel tot verbetering [wat betekent: een eerlijke wil om dezelfde zonden te vermijden en wat ons ook tot de zonde verleidt] dat we elk een van de grootste vreugden die op aarde bestaan ervaren: de vreugde dat onze zonden vergeven zijn en dat we andermaal door de genade rechtop kunnen staan.

Het is mijn wens in mijn gebed dat we elk de Biecht kunnen herontdekken in deze veertigdagentijd. In feite hoop ik nog ietsje meer dan enkel het herontdekken van dit Sacrament. Laat ons dit sacrament in dank aanvaarden als een geschenk, laat het ons liefhebben en onze innerlijke band met Christus, de Heer versterken, zodat we in onze strijd tegen de zonde en de verleiding, zouden deel uitmaken van Zijn overwinning in de woestijn, de overwinning die Pasen ons belooft.

20 tips

Terwijl we nadenken over het onderricht van Onze Gezegende Heer en de uitnodiging van Bisschop Mark Davies, zijn er nog wat hindernissen te overwinnen alvorens de knoop door te hakken en te biechten gaan. De meesten zullen het er mee eens zijn dat het biechten van de zonden een last kan zijn, vooral als er een aanzienlijke tijd verlopen is sinds we onze laatste absolutie kregen. Daarom is er het volgende advies van Vr. Zuhldorf:

20 tips van Vr. Zuhldorf voor het maken van een goede biecht
  • Ons geweten regelmatig en grondig onderzoeken
  • Kom op tijd, wanneer de biecht is voorzien, niet enkel een paar minuten voor de biechtsessies eindigen en wacht uw beurt geduldig af. Tijdens het wachten kunt u tot de Heer bidden om u bij te staan voor een ondubbelzinnige biecht.
  • Spreek stellig maar nooit zo luid dat anderen u kunnen horen.
  • Biecht uw zonden klaar en duidelijk op. Rammel niet zomaar iets af.
  • Biecht uw doodzonden op in aantal en aard.
  • Luister aandachtig naar het advies die de priester u geeft.
  • Biecht uw eigen zonden op en spreek niet over andermans zonden.
  • Aanhoor aandachtig en herinner duidelijk uw penitentie en wees zeker dat u deze begrijpt.
  • Doe een daad van boetvaardigheid uit eigen beweging. Hiermee behaagt u God ten zeerste.
  • Maak gebruik van een regelmatige formulering van uw zonde, zodat het u aangenaam en vertrouwd is.
  • Wees niet bevreesd om uzelf in verlegenheid te brengen ... zeg zoals het is.
  • Maak u niet bezorgd dat priesters zouden denken dat u een schurk zou zijn. Het tegendeel is het geval. De priester zal onder de indruk zijn van uw moed.
  • Vrees nooit dat de priester het biechtgeheim zal schenden. Hij is gebonden door zijn priestergelofte.
  • Biecht nooit "neigingen" of "moeilijkheden" op ... enkel uw zonden.
  • Verlaat nooit de biechtstoel alvorens de priester u de absolutie heeft gegeven.
  • Studeer uw akte van berouw in.
  • Beantwoord de vragen van de priester bondig, als hij u vraagt om verduidelijking.
  • Stel vragen als u niet begrijpt wat hij bedoelt wanneer hij u iets zegt.
  • Houdt in gedachten dat een priester ook mindere dagen kan hebben, zoals ieder onder ons.
  • Onthoud dat ook een priester moet te biechten gaan. Zij weten wat u moet doorstaan.
Tot slot, vergeet niet dat Onze Lieve Vrouw, onze engelbewaarders en de heiligen steeds begerig zijn om u bijstand te verlenen en nog meer aan gewonde zielen die nood hebben aan genezing. Bid om hun tussenkomt, zodat we niet zouden twijfelen om de biechtstoel, de fontein van de Goddelijke Barmhartigheid te benaderen.

Benedictus XVI: De biechtstoel is ook een plaats om iets te leren

Vaticaanstad, 25 maart 2011. Volgens Benedictus XVI is er een bijzondere opvoedkundige waarde verbonden aan het sacrament van de biecht. Dit bevestigde de Paus vandaag toen hij zich richtte tot de deelnemers van een vijfdaagse cursus bij een intern forum. Het seminarie, gesponsord door een apostolische organisatie voor rehabilitatie, sloot vandaag af.

De Heilige Vader zei dat het onderricht/leren aspect van de biecht niet voldoende wordt overwogen, ondanks het geestelijke en pastorale belang ervan.

"Op welke wijze doet het sacrament van de boete aan opvoeding?" vroeg hij. "Op welke wijze heeft het een opvoedkundige waarde, in de eerste plaats voor de geestelijken?" Om op deze vragen te antwoorden, voerde hij aan om de beginnen met het herkennen "dat de priesterlijke taak een enig en bevoordeelde observatiepost vormt, van waaruit we dagelijks kunnen nadenken op de pracht van de goddelijke barmhartigheid.

"Fundamenteel," zegt de Heilige Vader, "betekent de biecht het bijstaan in zoveel "professiones fidei" als er boetelingen zijn, om de daden van de genadevolle God in de geschiedenis te overdenken en het reddende resultaat aan te raken van het kruis en de verrijzenis van Christus, ten allen tijde voor iedereen.

De Paus zei hoe een priester in de biechtstoel op een bepaalde wijze de "afgrond van het menselijk hart, zeker in de duistere aangelegenheden, bezoekt, en dit," zei hij "test ook de mens en het geloof van de priester zelf. Aan de andere kant," vervolgde hij, "voedt het in hem de zekerheid dat het laatste woord, over het slechte van de mens en van de geschiedenis, steeds bij God ligt, in Zijn barmhartigheid die het mogelijk maakt om alle dingen als nieuw te maken."

"In feite kan de priester heel veel leren uit de biecht," zei de Paus, "en boven alles over het spirituele leven van voorbeeldige boetelingen, door de ernst waarmee zij omgaan met het onderzoek van hun geweten, door de doorzichtigheid in het herkennen van hun zonde en door hun volgzaamheid aan de leer van de Kerk en aan de kenmerken van de biechteling."

"Uit het sacrament van de boete kunnen we diepe lessen leren van nederigheid en geloof," verzekerde hij. De biecht is een "heel sterke roep voor iedere priester om zich bewust te worden van zijn eigen identiteit. Indien het enkel van de kracht van de mensheid zou afhangen, zouden we er nooit toe in staat zijn om de biecht van onze broers te horen," vervolgde de Paus. "Als ze ons benaderen, is dit enkel omdat we priesters zijn, naar de vorm van Christus, de Hoogste en Eeuwige Priester, en bekwaam gemaakt worden om in Zijn Naam en Persoon te handelen, om de ware aanwezige God te vertegenwoordigen, die vergeeft, hernieuwt en hervormt."

Met betrekking tot de pedagogische waarde voor de biechtelingen, zegt de Heilige Vader dat dit "eerst en vooral afhangt van de werking van de genade en de objectieve invloed van het sacrament in de ziel van de gelovige. Een sacramentele verzoening is een van de ogenblikken waarin de persoonlijke vrijheid en het zelfbewustzijn worden geroepen om zich uit te drukken op een bijzonder duidelijke wijze," zei de Paus. "Dit is misschien ook omdat dit in een tijdperk van relativisme en van een voortdurende vermindering van het bewustzijn van een persoon, de praktijk van dit sacrament ook afneemt.

In deze context heeft het onderzoek van het geweten een belangrijke opvoedkundige waarde, daar het ons leert hoe men met oprechtheid een kijk moet nemen op ons eigen bestaan, om het te tegenover de waarheid van het Evangelie te plaatsen en om de waarde ervan te bepalen, niet allen met menselijke parameters, maar veranderd door de goddelijke openbaring," zei hij. "De vergelijking met de geboden, met de zaligheden en boven alles, met het beeld van de liefde, vestigt de eerste grote 'berouwvolle school.'"

Verder bracht Benedictus XVI naar voor dat een algemene biecht van de zonden "de boeteling nederigheid, de herkenning van zijn eigen breekbaarheid en tegelijkertijd, het bewustzijn van de nood aan de vergevingsgezindheid van God en het vertrouwen dat de goddelijke barmhartigheid zijn leven kan hervormen, bijbrengt."

"In een tijd die wordt gekenmerkt door lawaai, afleiding, vermaak en eenzaamheid," zei de Paus, "is het gesprek van de biechteling met zijn biechtvader een van de weinige, zo niet de enige gelegenheid waar echt en oprecht in diepzinnigheid naar hem geluisterd wordt." Om deze reden vraagt de Bisschop van Rome aan de priesters om "de gepaste aandacht en tijd te schenken aan de oefening van het uitoefenen van de biecht in de biechtstoel. Het verwelkomd en het gehoord worden is eveneens een menselijk teken van de aanvaarding en de goedheid van God van zijn kinderen," zei hij.

De gezondheid van de zielen

In zijn begroeting van de Paus, herinnerde kardinaal Fortunato Baldelli eraan "dat iedere biechtvader de noodzakelijke opleiding en geduld moet hebben voor dit doel en dit om zijn opdracht goed en met de hand op het hart uit te oefenen. De kardinaal stelde aan de Paus de priesters van 242 bisdommen en 68 landen voor die deelnemen aan de jaarlijkse opleiding van het interne forum, en hij bevestigde dat de "leerstellige deelname van de biechtvader absoluut onontbeerlijk is."

De kardinaal beveelt elk jaar deze studiedagen over het sacrament van de biecht aan, en dit in de voetstappen van Paus Pius V die zei: "geef me goede biechtvaders en ik zal de hele Kerk, vanaf haar fundamenten, hernieuwen."

"Met een intense voldoening," zei hij, "zien we dat de vruchten van deze jaarlijkse bijeenkomst hun concrete bevestiging hebben in de dagelijkse activiteiten van alle onderdelen van de Romeinse curie, die met een toenemende interesse benaderd worden en gekend staan als een wezenlijke opdracht binnen de Kerk, die de ziel in elke mens naar boven laat komen.

Wat zegt Jezus zelf over de biecht?

In Zijn openbaringen aan de Heilige Zuster Faustina Kowalska, zoals opgenomen in haar dagboek, heeft Onze Heer deze woorden te zeggen over Zijn groot geschenk aan ons:

"Als u te biechten gaat, naar deze fontein van Mijn genade, vloeit het Bloed en het Water dat uit Mijn Hart liep, steeds over uw ziel en veredelt deze. Elke keer als u te biechten gaat, dompel uzelf dan volledig onder in Mijn genade, met een groot vertrouwen, zodat ik de vrijgevigheid van Mijn genade over uw ziel kan uitstorten. Als u de biechtstoel nadert, weet dan dat Ikzelf daar op u wacht. Ik ben enkel verborgen in de priester, maar Ikzelf werk in uw ziel. Hier ontmoet de ellende van de ziel de genade van God. Vertel de zielen over deze fontein van genade die de zielen met het werktuig van vertrouwen begenadigt. Als hun vertrouwen groot is, staan er geen grenzen op mijn edelmoedigheid. De stortvloed van Mijn genade vloeit over de nederige zielen. De trots blijft achter in ellende en schamelheid, omdat Mijn genade deze wegneemt van de nederige zielen." [Db. 1602]

"Vertel aan de zielen dat zij vertroosting moeten zoeken: dat is in de rechterstoel van Genade. Daar vinden de grootste mirakelen plaats en worden ze onophoudelijk herhaald. Om voordeel te halen uit dit mirakel is het niet nodig om een grote bedevaart te ondernemen, noch een uiterlijke ceremoniële aangelegenheid uit te voeren. Het volstaat om met geloof tot de voeten van Mijn plaatsvervanger te komen en hem uw ellende te onthullen en het Mirakel van de Goddelijke Barmhartigheid zal zich ten volle openbaren. Als een ziel zoals een afgetakeld lichaam is zodat er vanuit menselijk oogpunt, geen hoop meer is op herstel en alles reeds verloren is, dan is dit niet zo met God. Het mirakel van de Goddelijke Barmhartigheid herstelt deze ziel volledig. O, hoe ellendig zijn dezen die geen voordeel willen nemen uit het Mirakel van de Goddelijke Barmhartigheid! U zult het vergeefs uitroepen, maar het zal te laat zijn." [Db. 1448]

Bronnen: Bisschop Mark Davies, Strewsberry; Vr. Zuhldrof, Zenit, Dagboek van de Goddelijke Barmhartigheid, Zr. Faustina Kowalska

Vertaling: Chris De Bodt

De voordelen van een goede biecht
(Fr. Hardon)

Door het drastisch afnemen van het sacrament van de biecht, ontstaat er bij de mensen van vandaag de verkeerde indruk dat de biecht helemaal niet meer nodig is, en zeker niet meer op regelmatige basis.

Zonder twijfel is één van de oorzaken van deze trieste gang van zaken de wilde theorieën die tegenwoordig de ronde doen over de hofdzonden en de banalisering ervan in de huidige media. Zo denkt men thans onder andere dat er, buiten de totale verwerping van God, geen dodelijke zonden kunnen worden begaan. Wie anders haat er immers God dan enkel de duivel? Waarom zou één overspel of één zwangerschapsonderbreking nog een dodelijke zonde zijn? Deze trend zorgt er voor dat er in vele parochies niet meer te biechten wordt gegaan, of erger nog, dat sommige parochies helemaal geen biechtvieringen meer voorzien rond Kerst.

Inderdaad, het komt meer en meer voor dat de mensen moeten op zoek gaan naar een plaats waar nog een biecht kan worden afgenomen en soms moet men er zelfs een telefonische afspraak voor maken. In sommige parochies wordt nog weinig aandacht geschonken aan dit zo belangrijke sacrament. Als men dan in sommige preken nog te horen krijgt dat men enkel nog dagelijkse zonden hoeft te biechten, of men moet terugkeren wanneer men iets belangrijks te vertellen heeft, dan is het hek helemaal van de dam.

Het is belangrijk om de mensen aan de waarden van een regelmatige biecht te herinneren, omdat het te maken heeft met de bestemming van de ziel. Eigenlijk zou het één van de hoofdopdrachten van de parochies moeten zijn om zoveel mogelijk mensen later te verzekeren van een gelukkig eeuwig leven in de aanwezigheid van God. Dit kan niet genoeg benadrukt worden. Wat ook niet mag gebeuren is het veroordelen van mensen. Enkel de zonde zelf mag worden veroordeeld, nooit de mensen. Laat het oordeel over aan God.

"Vooraleer verder te gaan," aldus Fr. Hardon, "raad ik u aan om uw biechtvader met wijsheid en voorzichtigheid te kiezen, en met de nodige tact en met de inachtneming van de christelijke waarde van vergevingsgezindheid, voor deze priesters te bidden die dit dierbare sacrament ongenegen zijn."

Wat vertelt de leer van de Kerk ons terzake?

Waarom nog te biechten gaan [volgens sommigen]?

Het lijdt geen twijfel dat de afname van de praktijk van een regelmatige biecht, zonder rekening te houden met de "dodelijke zonden", een relatief nieuwe trend is binnen de Katholieke Kerk. Een dergelijke ontwikkeling onder goddelijke begeleiding, maakt, volgens sommigen, deel uit van het karakter van het Katholieke Christendom.

Bijgevolg zouden de tijden van hen die de wenkbrauwen fronsen bij deze nieuwe trend en teruggrijpen naar de oude praktijken, eerder achter de rug zijn. Zij slagen er niet in om zich aan te passen aan een Kerk die voortdurend in beweging is, een levende Kerk en daarom een evoluerend Lichaam van Christus.

De Pausen beweren het tegendeel

De negen pausen van de voorbije eeuw beweren echter het tegendeel en hebben steeds een regelmatige biecht verdedigt tegen, wat u kunt raden, de "critici" onder de clerus.

Of om het met de woorden van Pius XII te zeggen: "Het is waar dat dagelijkse zonden op vele wijzen, die ten zeerste worden aanbevolen, kunnen worden goedgemaakt, maar om een spoedige geestelijke ontwikkeling rond de deugdzaamheid op te bouwen, willen wij een trouwe praktijk van de regelmatige biecht, die is ingesteld door de Kerk en door de bezieling van de Heilige Geest, ernstig verdedigen. De zelfkennis wordt hierdoor oprecht bevorderd, de christelijke nederigheid groeit, slechte gewoonten worden bijgestuurd, aan geestelijke verwaarlozing en lauwheid worden weerstaan, het geweten wordt gezuiverd, de wil gesterkt, een heilzame zelfbeheersing wordt bereikt en de genade wordt verhoogd door de kracht van het sacrament zelf. Dat diegenen onder de jonge clerus zich er mogen bewust van worden wat ze aan het doen zijn door minder waarde te hechten een aan regelmatige biecht, want wat ze doen is vreemd aan de geest van Christus en rampzalig voor het Mystieke Lichaam van Christus."

Hierop bracht het Tweede Vaticaanse Concilie grote veranderingen teweeg in de liturgie. Dit is algemeen geweten, maar wat minder algemeen geweten is, is dat sinds het Concilie, Paus Paulus VI zich veelzeggend uitsprak voor een regelmatig ontvangen van het sacramemt van de boete. Hij erkende dat het onmiddellijke doel van het sacrament het verminderen is van ernstige zonden is. Het nieuwe ritueel legt tevens de nadruk op het heilzame werking tegen dodelijke zonden die tegen God zijn begaan: "Een regelmatige en eerbiedwaardige toevlucht tot dit sacrament, ook al zijn er enkel dagelijkse zonden mee gemoeid, is van een uitzonderlijke waarde. Een regelmatige biecht is niet een louter rituele herhaling en ook niet zuiver een geestelijke oefening. Het is eerder een voortdurende inspanning om de genade van het doopsel te vervolmaken, opdat het leven van Christus zich meer en meer in ons zou openbaren. De hoofdzorg van onze biecht zou een diepere schikking naar Christus en grotere onderwerping aan de Heilige Geest moeten zijn."

Ook Paus Johannes Paulus II herhaalt in meerdere documenten en toespraken dezelfde boodschap. Hij valt zelfs diegenen aan die de biecht ontmoedigen door de zeggen dat het een geweld aandoen is van de waarheid. Hij vertelt de gelovigen om dit sacrament zoveel mogelijk te ontvangen. Waarom? "Omdat dit sacrament ons hernieuwt in geloofsijver en een goddelijke aanmoediging ondersteunt."

Hoe belangrijk is het om in deze moderne tijden, die tot ontmoediging en wanhoop leiden, deze woorden te aanhoren!

De geestelijke waarde van de biecht

De zelfkennis wordt verhoogd. Hoe blind kunnen wij zijn voor onze eigen gebreken en zwakheden. We zien vlijmscherp andermans zonden en zijn blind als het op onze eigen fouten aankomt. Er is niets in de wereld waaraan we meer nood hebben dan te groeien in nederigheid, dan te erkennen hoe stom en hulpeloos we zijn als het op verleidingen aankomt. Hoe we uitzichtloos Gods barmhartigheid nodig hebben om onszelf werkelijk te zien zoals we zijn.

Slechte gewoonten worden afgeleerd. Een ander woord voor slechte gewoonte is "onvolmaaktheid". Deze slechte gewoonten zijn in feite het steeds hervallen in verkeerde handelingen. Zo kunnen we de slechte gewoonte hebben om lelijke woorden te gebruiken, of van zelfzuchtig gedrag, dat jaren kan duren vooraleer er "verslaafd" aan te zijn. Op normale basis kan dit ofwel nooit veranderen, ofwel kan het jaren duren om ze af te leren. Met de genade van het sacrament van de biecht, kunnen wij deze soms in een recordtijd overwinnen, buiten elke menselijke verwachtingen.

Het geweten wordt gezuiverd. We zouden veel meer moeten praten over de zuivering van het geweten. Wat is een zuiver geweten? Een zuiver geweten is een geweten dat instinctief helder ziet, wat er moet gedaan worden in een gegeven situatie en hoe dit moet gedaan worden. Het tegenovergestelde ervan is een afgestompt of gevoelloos geweten. Mensen gaan dan alle soorten kwaad doen, begaan dan allerlei zonden, zonder er zich zelfs bewust van te zijn dat ze verkeerd doen. Het sacrament van de biecht zuivert ons geweten om, onmiddellijk en bijna zonder erbij stil te staan, Gods wil te erkennen in elke levensomstandigheid. Hoe? Door het ingrijpen van de Heilige Geest, wiens gave van deskundig advies onze meningen verlicht om precies te kunnen weten wat God van ons verlangt en wat met deze mening te doen op het ogenblik dat we geconfronteerd worden met een morele beslissing.

De wil wordt gesterkt. Er kan niet alleen een volledige conferentie aan dit onderwerp worden gewijd, maar zelfs een hele cursus worden besteed aan de waarde van wat ik noem, "het sacrament van de moed". Uiteraard beschikken we allen over een "vrije wil," maar ons instinct vertaalt dit naar een "eigen wil," of te kiezen wat wij willen en om te verwerpen wat wij niet willen. De uitdrukking "pro-choice" is synoniem geworden voor de cultuur van de dood van onze maatschappij. Christus leerde ons om anderen lief te hebben als onszelf, zelfs uit liefde voor anderen te sterven. De wereld vertelt ons thans, onder de wetten van de meeste landen, om onschuldige ongeboren kinderen te doden uit eigenliefde.

Is het echt niet nodig onze wil te sterken om aan onze eigenliefde te kunnen weerstaan en ons te onderwerpen aan de wil van God? Ik twijfel er niet aan om te zeggen dat het een uiterst wanhopige nood aan is in deze tijden. De zelfcultus wordt aanbeden als een afgod. In alle Westerse universiteiten wordt de filosofie van Immanuel Kant als de belangrijkste leefregel van de studie onderwezen. Aan de basis van zijn moraal ligt het principe van de vrije wil.

Hebben we ons ooit al afgevraagd of we niet de genade van de biecht nodig hebben om onze wil te sterken door deze te onderwerpen aan Gods wil? In deze tijd van zelfaanbidding is deze genade onontbeerlijk voor het overleven van het Christendom, zou ik durven zeggen.

Een heilzame zelfbeersing wordt verworven. Een normaal woordenboek telt meer dan driehonderd termen die beginnen met het woord "zelf". Onder deze vinden we woorden als zelfverdieping, zelfaanbidding, zelfbevordering, zelftoejuichening, zelfwaardering, zelfbewustheid, zelfverzekerdheid, om er maar enkele op te noemen.

Het woordenboek omschrijft zelfbeheersing als "het bedwingen van zijn innerlijke aandrang, van zijn driften en hartstochten", maar alles hangt af van wat er verstaan wordt onder "bedwingen". Alles wat tot dusver gezegd hebben over de impulsieve neiging om onze eigen behoeften te bevredigen brengt het belang op de voorgrond van de Christelijke betekenis van zelfbeheersing.

Ons geloof vertelt ons dat we spontaan zondig van karakter zijn. Het gebrek van de gave van integriteit die onze eerste ouders bezaten, maakt hiervan deel uit. Van het ogenblik van de ontvangenis in de schoot van de moeder hebben we reeds een natuurlijke neiging om te kiezen voor het aangename en het onaangename te vermijden.

In deze veronderstelling betekent zelfbeheersing het beheersen van onze prikkels om zich te schikken naar het geest en wil van de Schepper. Niet alles wat wij willen is Zijn wil en niet alles waar wij een afkeer voor hebben is in tegenstelling tot Zijn wil. Zelfbeheersing betekent hier 'het beheersen van onze gedachten en verlangens in overeenstemming met de onmetelijke geest en wil van God."

Dat is waarom de Kerk, gesticht door de vleesgeworden God, ons vertelt om op regelmatige basis onze toevlucht te zoeken in wat Christus heeft ingesteld als het sacrament van de biecht. We hebben het licht nodig dat dit sacrament ons verzekert en de sterkte die we zo wanhopig nodig hebben om "onszelf" over te geven aan het "Almachtige Zelf" van onze oorsprong en Schepper.

We worden meer zondeloos. Door het regelmatig en eerbiedig ontvangen van het sacrament van de boete, maken we de rechtvaardiging ervan, ontvangen in het Doopsel, meer wezenlijk. Wat betekent dit? Het betekent dat we meer en meer zondeloos worden. Christenen gebruiken bijgevolg Zijn reddende verlossing van de zielen door zich meer en meer te reinigen en zich zo beter voor te bereiden op Zijn glorievol Koninkrijk, waar niets dat onzuiver is kan binnentreden en waar enkel onschuldigen kunnen deel van uitmaken. En wie kan beweren dat hij of zij zonder zonde is?

We schikken ons meer naar Jezus Christus. Wij worden meer zoals Jezus Christus door de kracht van de waarden die Hij in Zijn leven op aarde toepaste meer zichtbaar te maken. Welke waarden zijn dit? We worden meer nederig en meer begaafd om onze dwaze en eigenwijze trots te overwinnen. Bovendien is de vernedering van het vertellen van onze zonden aan een andere zondaar Gods manier om ons te zeggen: "Het biechten maakt u nederiger." We worden geduldiger om de pijn te dragen en om de mensen te tolereren die God in ons leven heeft geplaatst. Ons lijden,  onze moelijkheden en beproevingen dat we op aarde moeten doorstaan zijn meestal de oorzaak van anderen en zo verlenen wij hen uiteraard ook de gunst van overeenkomstige genaden voor hun beproevingen. Door dit sacrament worden we meer zoals Jezus door een vromer en groter bewustzijn van Gods pracht, alsook van onze nood om aandacht te schenken aan God. We worden ons meer bewust van onze zwakheden en Gods voortdurende bijstand. Bovenal worden we meer liefdevol door onszelf steeds opnieuw te geven en te geven volgens Zijn goddelijke wil net zoals Jezus zichzelf overgaf aan de wil van Zijn Vader tot Zijn laatste druppel bloed.

We worden nederiger tegenover de Heilige Geest. De Heilige Geest die in de diepten van onze harten verblijft, spreekt voortdurend tot ons, maar wij luisteren niet altijd naar Hem. We zijn bezig met zovele dingen, zo in beslag genomen door onszelf, onze belangen en zorgen dat Hij dikwijls onopgemerkt in onze harten verblijft en, vrees ik, zelfs dikwijls een ongewaardeerde gastheer is in onze zielen. Indien wij wensen nederiger te worden tegenover de Geest van God is de eerste voorwaarde dat wij er ons van bewust zijn dat Zijn Geest er aanwezig is, dat Hij een stem is die praat. U luistert niet naar de stilte, maar naar Zijn goddelijk gesprek.

Gods Geest wenst niets liever dan aandacht. Wees dan ook zo hoffelijk en beleefd om te erkennen dat Hij in ons schuilt. Gods Geest wenst dat wij Hem bedanken voor al het goede dat Hij ons verleent. Hij wil dat wij naar Hem blijven vragen. Daarom zendt Hij ons soms moeilijkheden. Dit zijn goddelijke signalen. Wist u dat? Het is een goddelijke roep: "Luiser naar Mij. Dank u. Dank u om ten minste naar Mij om te kijken en dat u Mij ook nog wil kennen buiten uw beproevingen, verleidingen of verdriet. U zou anders niet eens om mij geven. Nu dat u zich hiervan bewust bent, luister dan naar Mij!" Zo gaan onze ogen open en zeggen wij: "Ja, Heer."

Bovenal wenst de Heilige Geest echt dat wij onderdaning zijn aan Zijn Wil en gehoorzamen aan Zijn Wetten, wanneer Hij ons zegt: "doe dit," of "doe dat niet," of wanneer Hij ons vriendelijk uitnodigt om iets meer te laten dan gewoonlijk als compensatie voor onze zonden, wanneer Hij ons toefluistert: "Zou u soms dit willen doen of zou u dat kunnen vermijden, niet dat het hoeft, maar omdat het Mij pleziert als u toont dat u van Mij houdt?" Dit alles en nog veel meer dan de mens kan omvatten, staat ter beschikking van ons door een regelmatig en eerbiedig ontvangen van het sacrament van de biecht.

De psychologische waarde van de biecht

Het regelmatig biechten heeft niet alleen een geestelijke waarde, zoals we reeds hebben gezien, maar tevens brengt het ons een onmetelijk psychologisch voordeel. Met andere woorden, het regelmatig ontvangen van het sacrament van de boete draagt bij tot het welzijn van ons denken en een goddelijke vrede van binnen de ziel.

Herinner u wat er gebeurde na Pasen, zoals de Heilige Schrift ons vertelt: "De deuren waren gesloten in de kamer waar Zijn leerlingen verbleven, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam en stond tussen hen. Hij begroette hen: "Vrede zij met u," en toonde hen zijn handen en zijn zijde. Zijn leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen en Hij zei hen opnieuw: "Vrede zij met u. Zoals de Vader Mij zendt, zend Ik ook u." Hierna blaasde Hij hen leven in door Zijn adem en zei: "Ontvang de Heilige Geest. Wiens zonden u vergeeft, zijn vergeven en deze die u weerhoudt, worden weerhouden." Zoals de Katholieke leer onderwijst, wordt het sacrament van de biecht, door deze woorden, in het leven geroepen.

De voornaamste oorzaak van een onenigheid in de menselijke geest is het schuldgevoel. Psychologen vertellen ons dat het het mysterieuze gevoel van schuld is dat aan de basis ligt van de onrust van de geest en de stoornis van de wil. Op beide gebieden lossen Zijn volgelingen dit op door het sacrament van de Biecht.

Gemoedsrust is de ervaring van het kennen van de waarheid. Wij weten allen dat wij zondaars zijn. We weten ook dat wij als zondaars God hebben beledigd en vreemd zijn geworden aan Zijn liefde naar de grootte van onze zonden. Hoezeer hebben wij, door het geloof, de verzekering nodig om te weten dat deze beledigde God ons nog steeds liefheeft! Als Christus ons vertelt dat er in de hemel een grotere vreugde heerst voor één zondaar die zich bekeert dan voor 99 rechtvaardigen, dan spreekt hij tot ons die Zijn verwerping verdienen. Hoe meer wij Zijn sacrament van boete ontvangen, hoe dieper ons vrede wordt.

De vrede in het hart is de ervaring van te leven naar van Gods wil. Er kan geen vrede zijn als wij onze eigen wil doen en leven naar uw eigen wil is de hel op aarde. God wil dat wij genieten van een vredevol hart. Daarom stelde Hij dit sacrament van de Biecht in. Hoe regelmatiger wij ons falen opbiechten, hoe klein dit falen ook mag wezen, hoe meer vrede wij in ons hart zullen kennen. Waarom? Als er één zaak is wat God van ons verlangt dan is het dat we erkennen dat we zondaars zijn die in Zijn barmhartigheid vertrouwen.

De katholieke leer verklaart ons duidelijk wat wij moeten verstaan onder het schuldgevoel: het ontbreken van Gods barmhartigheid. Hoe erger onze zonde, hoe meer ons schuldgevoelen wordt. Dat is het begrip van een dodelijke zonde: de bovennatuurlijke dood van de ziel door het verlies van Zijn zuiverende genade. Maar elke zonde houdt een schuldgevoelen in. Elke zonde berooft ons min of meer van Gods genade. Het subjectieve gevoel dat "schuld" wordt genoemd is enkel het topje van de ijsberg. Onder dit alles ligt er de objectieve vaststelling dat we beroofd zijn van Gods vriendschap. Ik hou van het citaat van de Heilige Thomas van Aquino: "de daad van de zonde kan voorbijgaan, maar de schuld blijft bestaan."

Het regelmatiger wij het sacrament van Gods barmhartigheid ontvangen, hoe meer genade er wordt teruggeschonken aan onze ziel. Wij kunnen dit effect van het groeien van de zielsvrede, waarvoor er geen surrogaat bestaat hier op aarde, ervaren, door er ons bewust van te zijn dat, ondanks onze zonden, God ons liefheeft met die bijzondere liefde die Hij voorbehoudt aan berouwvolle zondaars.

Vertaling: Chris De Bodt

De Tien Geboden, Aan Mozes gegeven op de berg Sinai door de Allerhoogste [Exodus 20:3]

Het eerste gebod

Ik ben de Heer, uw God
Gij zult geen afgoden vereren
maar alleen mij aanbidden en
boven alles beminnen

Overdenking bij het eerste gebod

Heb ik God lief? Wat doe ik voor mijn geloof? Doe ik moeite om mijn geloof te verdiepen? Ontwijk ik God en Zijn geboden? Vlucht ik in de stilte? Bid ik dagelijks, tenminste ‘s morgens, ‘s avonds en aan tafel? Neem ik hiervoor genoeg tijd? Neem ik de moeite om bewust met God te spreken of zeg ik mijn gebeden gedachteloos op? Heb ik God in bepaalde bereiken van mijn leven buitengesloten? Sta ik achter ons geloof of ben ik laf om dit bij anderen te getuigen ? Probeer ik door het geven van het goede voorbeeld en door het gebed, anderen in het geloof te versterken? Heb ik geloofswaarheden bewust ontkend of in twijfel getrokken?

Weiger ik te gehoorzamen aan de orders van de paus? Ben ik bijgelovig? Vertrouw ik op God of ben ik vertwijfeld? Houd ik me bezig met magie, spiritisme? Ik mag naast God geen afgoden dienen. Zoek ik per vergissing de hulp van waarzeggers, de horoscoop, astrologie, kaartleggers, esoterie, reiki, pendelaars, hypnose? Doe ik aan (Oosterse) meditatievormen, die niet met het christelijk geloof overeenkomen? Luister ik naar satansmuziek? Ga ik alleen naar gebedsgenezers, die door een priester zijn getoetst?

Het tweede gebod

Gij zult de naam van uw Heer,
uw God, niet zonder eerbied gebruiken

Overdenking bij het tweede gebod

Heb ik eerbied voor alles, wat heilig is? Heb ik heilige namen gedachteloos of in woede uitgesproken?

Heb ik gevloekt? Heb ik over Christus, het Kruis, de Kerk gespot? Heb ik in een toestand van zware zonden Christus tijdens de H. Communie ontvangen? Heb ik tijdens een vroegere biecht opzettelijk een zware zonde verzwegen? Heb ik niet gehouden aan een gelofte of een belofte? Ben ik uit de Kerk getreden? Bespot ik priesters of andere geestelijken? Heb ik een meineed gepleegd?

Het derde gebod

Wees gedachtig dat gij
de Dag des Heren heiligt

Overdenking bij het derde gebod

Doe ik moeite om de zondag bewust als de dag van de Heer in te vullen? Heb ik door eigen schuld de H. Mis op zondag-en feestdagen verzuimd? Hoe vaak? Met welke reden? Ben ik te laat gekomen?
Heb ik het heilig Misoffer meegevierd of heb ik ongeïnteresseerd eraan deelgenomen?
Heb ik op zondag onnodige arbeid verricht?
Heb ik het gebod van 1 uur nuchter zijn voor het ontvangen van de H. Communie overtreden?
Heb ik anderen van de H. Mis tegengehouden?

Het vierde gebod

Eer uw vader en uw moeder
zodat je lang zal leven en dat
het je goed zal gaan op aarde

Overdenking bij het vierde gebod

Was ik ondankbaar , liefdeloos of ongehoorzaam t.o.v. mijn ouders en superieuren? Luister ik naar de welwillende raad van mijn ouders?

Ben ik ter plaatse als zij mijn hulp nodig hebben?
Kan ik gemeenschappelijk denken en handelen of ben ik nogal egoïstisch?
Hoe vervul ik de plichten, die ik als vader, moeder, zoon of dochter heb?
Doe ik moeite als ouder voor de religieuze en opvoeding van het karakter van de kinderen? Ben ik te weinig of te streng?
Neem ik tijd voor mijn familie? Bidden wij samen?
Accepteer ik zondige relaties van mijn kinderen?
Hoe gedraag ik mij als lid van de gemeenschap waar toe ik behoor:
van de familie, de maatschappij, de staat en de kerk?
Houd ik mij aan de wetten van de staat, als ze niet tegen de geboden van God zijn? Houd ik me ver van ideologieën?

Het vijfde gebod

Gij zult niet doden

Overdenking bij het vijfde gebod

Doe ik moeite voor het geven van naastenliefde?
Bestaat in mijn leven, vijandschap, haat, afkeer, jaloersheid, ondankbaarheid, toorn (wraak), boze wensen, nijd, liefdeloos kletsen over anderen?
Ben ik hulpvaardig? Heb ik iemand beledigd?
Was ik onverzoenlijk en nadragend?
Heb ik een slecht voorbeeld gegeven? Heb ik anderen tot zonden verlijd?
Heb ik de gezondheid of menselijk leven in gevaar gebracht?
Schaad ik mezelf en anderen door te roken?
Hoe gedraag ik mij in het verkeer op de weg?
Heb ik een moord of medewerking hieraan begaan? ...ook geen zelfmoord ! Heb ik tot abortus of euthanasie geadviseerd of eraan meegewerkt?
Waar ben ik aan verslaafd? (Ik-, eet-, roem-, tv-, medicamenten-, bezit-, genot-, sport-, speel-, kleding-, sex-, heers-, ruzie-, alcohol-, nicotine-, of drugsverslaving en jaloersheid, enz.)
Was er kwalijk geklets of laster? Zorg ik voor orde?

Het zesde gebod

Gij zult geen onkuisheid
doen en/of beheren

Overdenking bij het zesde gebod

Doe ik moeite om rein van gedachten, wensen en ideeën te zijn?
Heb ik schaamteloze moppen verteld of dergelijke redes gevoerd?
Hoe is mijn taalgebruik (ordinair)? Kijk ik naar seksueel opzwepende films of tijdschriften? Heb ik ergernis gegeven door schaamteloze kleding, schaamteloos gedrag, nudisme? Heb ik aan zelfbevrediging gedaan?
Heb ik voor mijn huwelijk geslachtsverkeer gehad? Had ik een onhuwelijkse verhouding? Heb ik overspel begaan? Leef ik in een voortdurende onhuwelijkse relatie? (weer getrouwd na echtscheiding)?
Waren er verkrachtingen, homoseksuele relaties, pornografie, prostitutie, incest, verleiding tot ontucht? Voor echtgenoten: Doe ik in mijn huwelijk mijn best om oprecht lief te hebben en trouw te zijn? Ben ik tactvol? Heb ik mijn best gedaan om volgens de wil van God en de leer van de Kerk mijn huwelijk te leiden? Ben ik bereid tot ouderschap en natuurlijke gezinsplanning (geen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie, leenmoederschap, ei-en zaadafgifte, kunstmatige bevruchting) Voeden wij onze kinderen op tot kuisheid?

Het zevende gebod

Gij zult niet stelen

Overdenking bij het zevende gebod

Heb ik gestolen? Heb ik goederen van anderen beschadigd? Heb ik iemand bedrogen? Belastingen ontdoken? (zwart werk?) Verhuur ik soms gastenkamers zonder dit aan te melden (geen belastingafdracht) Heb ik slecht (beroeps)werk geleverd? Ziekte(n) gesimuleerd? Bedrijfseigendom zonder te betalen meegenomen? Was ik te kwistig, te royaal?
Heb ik werknemers niet eerlijk betaald? Ben ik bereid om alles weer goed te maken? Deel ik met de armen? Ben ik gierig?
Hoe ga ik om met ziekenfondsen, verzekeringen en sociale hulp? Hoe ga ik om met werk, vrije tijd, talenten en roeping?
Doe ik moeite om tijdig een eerlijk testament te maken?

Het achtste gebod

Gij zult niet vals getuigen,
tegen uw naaste

Overdenking bij het achtste gebod

Doe ik moeite om eerlijk te zijn in mijn spreken en handelen? Heb ik gelogen?
Wat voor een gevolgen had dit voor mijn naasten? Huichelarij?
Moet ik tegen mezelf liegen, omdat ik de waarheid niet wil zien?
Kan ik fouten toegeven?
Hoe ga ik om met mijn lauwheid in het geloof?

Het negende gebod

Gij zult geen onkuisheid
doen en/of beheren

Overdenking bij het negende gebod

Doe ik moeite om rein van gedachten, wensen en ideeën te zijn?
Heb ik schaamteloze moppen verteld of dergelijke redes gevoerd?
Hoe is mijn taalgebruik (ordinair)? Kijk ik naar seksueel opzwepende films of tijdschriften? Heb ik ergernis gegeven door schaamteloze kleding, schaamteloos gedrag, nudisme? Heb ik aan zelfbevrediging gedaan?
Heb ik voor mijn huwelijk geslachtsverkeer gehad? Had ik een onhuwelijkse verhouding? Heb ik overspel begaan? Leef ik in een voortdurende onhuwelijkse relatie? (weer getrouwd na echtscheiding)?
Waren er verkrachtingen, homoseksuele relaties, pornografie, prostitutie, incest, verleiding tot ontucht? Voor echtgenoten: Doe ik in mijn huwelijk mijn best om oprecht lief te hebben en trouw te zijn? Ben ik tactvol? Heb ik mijn best gedaan om volgens de wil van God en de leer van de Kerk mijn huwelijk te leiden? Ben ik bereid tot ouderschap en natuurlijke gezinsplanning (geen voorbehoedsmiddelen, sterilisatie, leenmoederschap, ei-en zaadafgifte, kunstmatige bevruchting) Voeden wij onze kinderen op tot kuisheid?

Het tiende gebod

Gij zult niet onrechtvaardig beheren,
wat uw naaste toebehoort.

Overdenking bij het tiende gebod

Heb ik gestolen? Heb ik goederen van anderen beschadigd? Heb ik iemand bedrogen? Belastingen ontdoken? (zwart werk?) Verhuur ik soms gastenkamers zonder dit aan te melden (geen belastingafdracht) Heb ik slecht (beroeps)werk geleverd? Ziekte(n) gesimuleerd? Bedrijfseigendom zonder te betalen meegenomen? Was ik te kwistig, te royaal?
Heb ik werknemers niet eerlijk betaald? Ben ik bereid om alles weer goed te maken? Deel ik met de armen? Ben ik gierig?
Hoe ga ik om met ziekenfondsen, verzekeringen en sociale hulp? Hoe ga ik om met werk, vrije tijd, talenten en roeping?
Doe ik moeite om tijdig een eerlijk testament te maken?

Bron: Jos De Bres

01-02-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Sacrament van de Verzoening [2]
Het Sacrament van de Verzoening [2]

De Catechismus

Laten we ons nog wat verder verdiepen in dit fantastische sacrament door de betekenis van elk onderdeel onder de loep te plaatsen. Wat zegt de katholieke catechismus ons daarover?

Het is nodig ons daarover te buigen om dit sacrament werkelijk te kunnen doorleven en zo uit te stralen naar de wereld, want het Licht mag niet onder de korenmaat gezet worden.

Het is belangrijk voor ons om er meer over te weten en zo mensen de juiste uitleg te kunnen geven. Zo brengen we mensen tot God.

We zijn allemaal gezondenen.

De Sacramenten van genezing

Door de sacramenten van de christelijke initiatie ontvangen wij het nieuwe leven van Christus. Dit leven nu dragen wij 'in aarden potten' [2 Kor. 4,7]. Het is nog 'met Christus verborgen in God' [Kol. 3,3]. Wij zijn in 'onze aardse woning' [2 Kor. 5,1] nog onderworpen aan lijden, ziekte en dood. Dit nieuwe leven als kind van God kan door de zonde verzwakt worden en zelfs verloren gaan.

Onze Heer Jezus Christus, geneesheer van onze ziel en ons lichaam, die de lamme zijn zonden vergeven heeft en hem zijn lichamelijke gezondheid heeft teruggegeven, wilde dat zijn kerk, in de kracht van de heilige Geest, zijn werk van genezing en heil zou voortzetten, zelfs jegens haar eigen leden. Dit is het doel van de twee sacramenten van genezing: het boetesacrament en de ziekenzalving.

Artikel 4: Het sacrament van Boete en Verzoening

Zij die naderen tot het boetesacrament, verkrijgen van Gods barmhartigheid de vergiffenis van de Hem aangedane belediging en tezelfdertijd de verzoening met de kerk, die zij door hun zonde geschonden hebben en die zich door haar liefde, voorbeeld en gebed voor hun bekering inspant'.

1. Hoe wordt dit sacrament genoemd?

Het wordt sacrament van bekering genoemd, omdat het op sacramentele wijze Jezus' oproep tot bekering verwezenlijkt, de stap om naar de Vader terug te keren, van wie men zich door de zonde had verwijderd.

Het wordt boetesacrament genoemd, omdat het een persoonlijke en kerkelijke weg van de zondige christen tot bekering, berouw en voldoening heiligt.

Het wordt sacrament van de biecht genoemd, omdat de bekentenis, het biechten of belijden van de zonden ten overstaan van een priester, een wezenlijk element van het sacrament is. Dit sacrament is ook een 'belijdenis' in de diepe zin van het woord, namelijk erkenning en lofprijzing van Gods heiligheid en van zijn barmhartigheid jegens de zondige mens.

Het wordt sacrament van de vergeving genoemd, omdat God door de sacramentele absolutie van de priester aan de boeteling "vrijspraak en vrede" verleent.

Het wordt sacrament van verzoening genoemd, omdat het aan de zondaar Gods verzoenende liefde schenkt: "Laat u met God verzoenen" [2 Kor. 5: 20]. Hij die vanuit Gods barmhartige liefde leeft, is bereid om gehoor te geven aan de oproep van de Heer: "Ga u eerst met uw broeder verzoenen" [Mt. 5,24].

2. Waarom na het doopsel nog een sacrament van verzoening?

'Nu zijt gij rein gewassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God' [1 Kor. 6,11]. Men moet zich bewust zijn van de verhevenheid van de gave Gods die ons in de sacramenten van de christelijke initiatie geschonken wordt, om te begrijpen in welke mate de zonde uitgesloten is voor wie 'met Christus is bekleed' [Gal. 3,27]. De apostel Johannes zegt echter ook: 'Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons' [1 Joh. 1,8]. En de Heer zelf leerde ons te bidden: 'Vergeef ons onze schulden' [Lc. 11,4]. Daarbij verbond Hij de vergeving die we elkaar schenken voor onze schulden, aan de vergeving die God verleent voor onze schulden.

Door de bekering tot Christus, de nieuwe geboorte van het doopsel, de gave van de heilige Geest en door het lichaam en bloed van Christus dat we als voedsel ontvangen hebben, zijn wij 'heilig en vlekkeloos geworden voor zijn aangezicht' [Ef. 1,4], zoals ook de kerk zelf, bruid van Christus, 'heilig en onbesmet' [Ef. 5,27] is. Het nieuwe leven, ontvangen in de christelijke initiatie, heeft niet de broosheid en de zwakheid van de menselijke natuur uit de weg geruimd, noch de neiging tot zonde; de traditie noemt dit de begeerlijkheid en die blijft in de gedoopten aanwezig, opdat zij met de genade van Christus de proef zouden doorstaan in de strijd van het christelijk leven.1 Dit is de strijd die eigen is aan de bekering, met het oog op de heiligheid en het eeuwig leven, waartoe de Heer ons onophoudelijk oproept.

3. De bekering van de gedoopten

Jezus roept op tot bekering. Deze oproep is een wezenlijk onderdeel van de aankondiging van het rijk Gods: 'De tijd is vervuld en het rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de blijde boodschap' [Mc. 1,15]. In de prediking van de kerk wordt deze oproep allereerst gericht tot hen die Christus en zijn evangelie nog niet kennen. Het doopsel is dan ook het voornaamste moment van de eerste en de fundamentele bekering. Door het geloof in de blijde boodschap en door het doopsel verzaakt men aan het kwaad en verwerft men het heil, dit wil zeggen de vergeving van alle zonden en de gave van het nieuwe leven.

Christus' oproep tot bekering blijft evenwel weerklinken in het leven van de christenen. Deze tweede bekering is een ononderbroken opgave voor heel de kerk die 'in haar eigen schoot zondaars omvat' en die zich dus, 'tezelfdertijd heilig en altijd tot zuivering geroepen, onophoudelijk toelegt op boetvaardigheid en levensvernieuwing'. Dit streven naar bekering is niet zonder meer mensenwerk, maar een ontroering van 'het vermorzelde hart' [Ps. 51,19] dat aangetrokken en bewogen wordt door de genade om te beantwoorden aan de barmhartige liefde van God, die ons het eerst heeft liefgehad.

Hiervan vinden we een getuigenis in de bekering van de heilige Petrus, nadat deze zijn Meester driemaal had verloochend. Jezus' eindeloos barmhartige blik wekt bij Petrus tranen van berouw op [Lc. 22,61] en, na de verrijzenis van de Heer, de drievoudige bevestiging van zijn liefde voor Jezus. De tweede bekering heeft ook een dimensie die de gemeenschap raakt. Dit komt tot uiting in de oproep die de Heer tot een hele kerk richt: 'Bekeer u!' [Apok. 2,5.16].

In verband met de twee bekeringen zegt de heilige Ambrosius dat men in de kerk 'het water en de tranen aantreft: het water van het doopsel en de tranen van de boete'.

4. De inwendige boetvaardigheid

Zoals dit reeds bij de profeten het geval was, beoogt Jezus' oproep tot bekering en boete niet op de eerste plaats uiterlijke werken -'zak en as', vasten en verstervingen- maar de bekering van het hart, de innerlijke boetvaardigheid. Zonder deze innerlijke bekering blijven de werken van boetvaardigheid vruchteloos en leugenachtig; de innerlijke bekering daarentegen zet ertoe aan deze houding uit te drukken in zichtbare tekens, gebaren en werken van boetvaardigheid.

De innerlijke boetvaardigheid houdt een grondige heroriëntering van heel het leven in, een terugkeer, een, bekering van ganser harte tot God, een afzien van de zonde, een afkeer van het kwaad, met daarbij een weerzin tegen de slechte daden die bedreven werden. Tegelijkertijd wekt zij in ons het verlangen en het besluit ons leven te veranderen, met daarbij de hoop op de goddelijke barmhartigheid en in het vertrouwen op de hulp van zijn genade. Deze bekering van het hart gaat vergezeld van een heilzame smart en droefheid, die de Kerkvaders animi cruciatus [zielskwelling] of compunctio cordis [rouwmoedigheid van het hart] hebben genoemd.

Vervul ons want de mens is traag en hard. God moet de mens een nieuw hart geven. Bekering is allereerst een werk van Gods genade die onze harten weer tot Hem keert: 'Heer, breng ons weer bij U terug, maak ons leven opnieuw zoals vroeger' [Klaagl. 5,21]. God geeft ons de kracht om opnieuw te beginnen. Pas als ons hart de verhevenheid van Gods liefde ontdekt, wordt het ontsteld door de verschrikking en de last van de zonde en begint het te vrezen God door de zonde te beledigen en van Hem gescheiden te worden. Het menselijk hart bekeert zich door op te kijken naar Hem die onze zonden hebben doorstoken:

Laten wij met aandacht het bloed van Christus beschouwen, en beseffen hoe kostbaar dit is voor God, zijn Vader. Dit bloed is immers vergoten voor ons heil, en bracht aan heel de wereld de genade van de inkeer.

Sinds Pasen is het de heilige Geest die 'de wereld het overtuigend bewijs levert van wat zonde is' [Joh. 16,8-9], namelijk dat de wereld niet heeft geloofd in Hem die de Vader gezonden heeft. Dezelfde Geest echter die de zonde open baart, is ook de Vertrooster die aan het hart van de mens de genade van het berouw en van de bekering schenkt.

5. De veelvuldige vormen van boetedoening in het Christelijk leven

De innerlijke boetvaardigheid van de christen kan zich op uiteenlopende wijzen uiten. De Schrift en de Kerkvaders leggen vooral op drie vormen de nadruk: het vasten, het gebed en de aalmoes. Het zijn uitdrukkingen van onze bekering in onze relatie tot onszelf, tot God en tot de anderen. Naast de grondige zuivering die het doopsel of het martelaarschap bewerken, noemen zij als middel om vergiffenis van de zonden te verkrijgen: de inspanning om zich met zijn naaste te verzoenen, de tranen van boete, de zorg voor het heil van de naaste, de voorspraak van de heiligen en de naastenliefde 'die tal van zonden bedekt' [1 Petr. 4,8].

De bekering wordt in het dagelijks leven verwezenlijkt door daden van verzoening, de zorg voor de armen, het betrachten en verdedigen van de rechtvaardigheid en het recht, door schuld te bekennen aan zijn broeders en zusters, de broederlijke vermaning, de verbetering van zijn leven, het gewetensonderzoek, de geestelijke begeleiding, het aanvaarden van het lijden en het verduren van de vervolging omwille van de gerechtigheid. Elke dag zijn kruis opnemen en Jezus volgen is de zekerste weg van boetvaardigheid.

Eucharistie en boete. De dagelijkse bekering en boetvaardigheid vinden hun bron en hun voedsel in de eucharistie, omdat het offer van Christus immers, dat ons met God heeft verzoend, tegenwoordig wordt gesteld. Ze voedt en sterkt hen die door het leven van Christus worden bezield: 'ze is het tegengif dat ons verlost van onze dagelijkse zonden en ons behoedt voor doodzonden.'

Het lezen van de heilige Schrift, het bidden van het getijdengebed en het Onze Vader, elke oprechte daad van eredienst of godsvrucht verlevendigen in ons de geest van bekering en boetvaardigheid en dragen bij tot vergiffenis van onze zonden.

Boetetijden en boetedagen tijdens het liturgisch jaar [de vastentijd, elke vrijdag ter gedachtenis van de dood van de Heer] zijn voor de kerk gelegenheden bij uitstek om boete te doen. Deze tijden zijn uitermate geschikt voor retraites, boetevieringen, bedevaarten als teken van boete, dingen die men zich vrijwillig ontzegt, zoals vasten en aalmoezen geven en broederlijk delen [liefde- en missiewerken].

[Zijn dit niet de dingen die de Gospa ons ook met aandrang vraagt?]

Het proces van de bekering en de boetvaardigheid werd door Jezus op indrukwekkende wijze beschreven in de zogenaamde parabel 'van de verloren zoon' waarin 'de barmhartige vader' centraal staat [Lc. 15: 11-24]: de betovering van een denkbeeldige vrijheid, het verlaten van het vaderlijk huis, de uiterste ellende waarin de zoon geraakt, nadat hij zijn geld verkwist heeft; de diepe vernedering varkens te moeten hoeden en, erger nog, verlangen zich te voeden met de schillen die de varkens voorgeworpen kregen, de gedachte aan wat hij verloren had, het berouw en het voornemen schuld te bekennen jegens zijn vader; de weg terug, de liefdevolle opname door de vader en de vreugde van de vader. Het zijn allemaal fasen die het bekeringsproces kenmerken. In het fraaie kleed, de ring en het feestmaal verschijnen de symbolen van het nieuwe, zuivere, waardige en vreugdevolle leven, een leven van iemand die tot God en zijn huisgezin, de kerk, terugkeert. Enkel het hart van Jezus, dat de diepten van de liefde van zijn Vader kent, kon ons op een zo eenvoudige en tegelijk schitterende wijze openbaren hoe onpeilbaar diep de barmhartigheid van de Vader is.

6. Het sacrament van boete en verzoening

De zonde is allereerst een belediging van God, het verbreken van de gemeenschap met Hem. Zonde tast bovendien de gemeenschap met de kerk aan. Daarom leidt bekering zowel tot Gods vergeving als tot verzoening met de kerk, wat door het sacrament van de boete en verzoening liturgisch uitgedrukt en verwezenlijkt wordt.

God alleen vergeeft de zonde


God alleen vergeeft zonden. Aangezien Jezus de Zoon van God is, zegt Hij over zichzelf: 'De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven' [Mc. 2,10] en Hij oefent deze macht ook uit: 'Uw zonden zijn u vergeven !' [Mc. 2,5] ; [Lc. 7,48]. Zelfs nog meer: krachtens zijn goddelijk gezag geeft Hij deze macht aan de mensen, opdat zij die uitoefenen in zijn naam.

Christus wilde dat heel zijn kerk, in haar gebed, haar leven en haar handelen, teken en instrument zou zijn van de vergeving en de verzoening, die Hij voor ons met de prijs van zijn bloed verworven heeft. Hij heeft echter de uitoefening van de macht om te vergeven aan het apostolisch ambt toevertrouwd. Dit ambt is belast met 'de dienst van de verzoening' [2 Kor. 5,18]. De apostel wordt gezonden 'in naam van Christus', en 'het is God zelf' die door middel van hem oproept en smeekt: 'Laat u met God verzoenen' [2 Kor. 5:20]

De verzoening met de kerk

Tijdens zijn openbaar leven heeft Jezus niet alleen de zonden vergeven, Hij heeft ook de vrucht van deze vergeving laten zien: Hij heeft de verzoende zondaars weer opgenomen in de gemeenschap van het Volk van God, waaruit de zonde hen verwijderd en zelfs uitgesloten had. Het feit dat Jezus zondaars bij zich aan tafel toelaat en, duidelijker nog, dat Hij zich bij hen aan tafel aansluit, is een schitterend teken daarvan. Op indrukwekkende wijze brengt Hij hiermee zowel Gods vergeving als hun terugkeer in de kring van het Volk van God tot uitdrukking.

Wanneer de Heer de apostelen laat delen in zijn macht zonden te vergeven, geeft Hij hun ook het gezag de zondaars met de kerk te verzoenen. Deze kerkelijke dimensie van hun taak wordt met name uitgedrukt door de plechtige woorden die Christus tot Simon Petrus richt: 'Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn' [Mt. 16,19]. 'Het staat vast dat de macht om te binden en te ontbinden, die aan Petrus geschonken werd, ook is gegeven aan het college van de apostelen, dat met zijn hoofd verenigd is [Mt. 18,18 ; 28,16-20].'

De woorden binden en ontbinden betekenen: wie gij uit uw gemeenschap uitsluit, zal ook uit de gemeenschap met God uitgesloten worden; wie gij opnieuw in uw gemeenschap opneemt, zal ook God weer bij zich opnemen. De verzoening met de kerk is niet te scheiden van de verzoening met God.

Het sacrament van vergeving

Cristus heeft het boetesacrament ingesteld ten behoeve van alle zondige leden van zijn kerk, allereerst voor hen die na het doopsel zwaar gezondigd hebben en die zo de doopgenade verloren en de kerkelijke gemeenschap geschaad hebben. Het boetesacrament biedt hun een nieuwe gelegenheid om zich te bekeren en de genade van de rechtvaardiging terug te vinden. De Kerkvaders stellen dit sacrament voor als 'de tweede redplank [van het heil] na de schipbreuk, het verlies van de genade'.

In de loop der eeuwen heeft de concrete vorm waarin de kerk deze macht, ontvangen van de Heer, heeft uitgeoefend veel variaties gekend. Gedurende de eerste eeuwen was de verzoening van de christenen die na hun doopsel bijzonder zware zonden bedreven hadden [bijvoorbeeld afgoderij, moord of overspel], aan een zeer strenge tucht gebonden. De boetelingen moesten vaak jarenlang in het openbaar boete doen voor hun zonden alvorens verzoend te worden. Tot deze 'orde der boetelingen' [die slechts bepaalde zware zonden betrof] werd iemand slechts zelden toegelaten, in bepaalde streken slechts eenmaal in zijn hele leven. Gedurende de zevende eeuw brachten de Ierse missionarissen, geïnspireerd door de monastieke traditie uit het oosten, de 'privé'-praktijk van de boete naar het vasteland van Europa mee. Er werd niet meer geëist, publiek en langdurig boete te doen alvorens met de kerk verzoend te worden. Het sacrament vindt voortaan op een meer besloten wijze plaats tussen de boeteling en de priester. Deze nieuwe praktijk voorzag in de mogelijkheid dat het sacrament herhaald werd en opende zo de weg voor een regelmatig ontvangen ervan. De mogelijkheid ontstond dat in één enkele sacramentele viering zowel de zware als de dagelijkse zonden vergeven werden. Dit is in grote lijnen de vorm van boete die de kerk tot op de dag van vandaag kent.

Bij alle veranderingen die de kerkorde en de viering van dit sacrament in de loop der eeuwen gekend hebben, onderscheidt men dezelfde fundamentele structuur. Zij bevat twee even wezenlijke elementen: enerzijds wat de mens doet die zich bekeert onder invloed van de heilige Geest, namelijk het berouw, de belijdenis en de voldoening; anderzijds wat God doet door tussenkomst van de kerk. De kerk die door de bisschop en zijn priesters in naam van Jezus Christus de vergeving van de zonden schenkt en de wijze van voldoening vastlegt, bidt ook voor de zondaar en doet samen met hem boete. Zo wordt de zondaar genezen en weer opgenomen in de kerkelijke gemeenschap.

De absolutieformule die in de Latijnse kerk gebruikt wordt, brengt de wezenlijke elementen van dit sacrament tot uitdrukking: de barmhartige Vader is de bron van alle vergeving. Hij verwezenlijkt de verzoening van de zondaars door het paasmysterie van zijn Zoon en de gave van zijn Geest door middel van het gebed en het dienstwerk van de kerk: God, de barmhartige Vader, heeft de wereld met zich verzoend door de dood en de verrijzenis van zijn Zoon en de heilige Geest uitgestort tot vergeving van de zonden; Hij schenke u door het dienstwerk van de kerk vrijspraak en vrede. En ik ontsla u van uw zonden in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.

7. De akten van de boeteling

Het boetesacrament verplicht de zondaar alles graag te aanvaarden: het berouw in zijn hart, de belijdenis in zijn mond, algehele nederigheid en een vruchtbare voldoening in zijn doen en laten.

Het berouw

Onder de akten van de boeteling komt het berouw op de eerste plaats. Dit is "de zielesmart vanwege de zonden die men bedreven heeft en de afschuw ervan, vergezeld van het voornemen voortaan niet meer te zondigen."

[De H. pastoor van Ars weigerde soms de absolutie en eiste dat ze zich eerst "in orde" zouden stellen door een diepe berouw en een definitieve breuk met het verleden, omdat hij of zij anders toch zou hervallen in de zonde. Ook Pater Pio stuurde de mensen terug als er geen oprecht berouw was][toevoeging opsteller]

Dit berouw wordt "volmaakt" genoemd, wanneer het voortkomt uit liefde tot God die bovenal bemind wordt ["contritie" ofwel "berouw uit liefde"]. Door zulk een berouw worden de dagelijkse zonden vergeven. Ook schenkt het vergiffenis van doodzonden als het vergezeld wordt van het vaste voornemen om zo spoedig mogelijk tot de sacramentele biecht te naderen.

Het berouw dat "onvolmaakt" genoemd wordt [ofwel "attritie"], is eveneens een gave van God, een impuls van de heilige Geest. Het komt voort uit het besef hoe afschuwwekkend de zonde is of uit angst voor de eeuwige verwerping en andere straffen waarmee de zondaar bedreigd wordt [berouw uit vrees]. Een dergelijke verontrusting van het geweten kan een innerlijke ontwikkeling op gang brengen die onder inwerking van de genade door de sacramentele absolutie vervolmaakt zal worden. Uit zichzelf bewerkt het onvolmaakte berouw echter niet de vergeving van zware zonden. Het bevordert de ontvankelijkheid voor deze vergeving die verkregen wordt in het boetesacrament.

Het is passend zich op het ontvangen van dit sacrament voor te bereiden door een gewetensonderzoek in het licht van het woord van God [en vooral door zich te laten bekijken door Jezus zoals Mgr. Léonard ons voorstelt].

De meest passende teksten hiervoor vindt men in de catechese over het zedelijk handelen dat in de evangelies en de brieven van de apostelen vervat ligt: de bergrede, de onderrichting van de apostelen.

De belijdenis van de zonden

De belijdenis van de zonden [de bekentenis] heeft, zelfs louter menselijk gesproken, een bevrijdende uitwerking en vergemakkelijkt onze verzoening met de anderen. Door de belijdenis erkent de mens de zonden die hij bedreven heeft; hij aanvaardt de verantwoordelijkheid ervoor en stelt zich zodoende opnieuw open voor God en de gemeenschap met de kerk, waardoor een nieuwe toekomst mogelijk wordt.

De belijdenis ten overstaan van een priester is een wezenlijk onderdeel van het boetesacrament: De boetelingen moeten in de biecht alle doodzonden opsommen waarvan zij zich na een zorgvuldig gewetensonderzoek bewust zijn, zelfs wanneer deze zeer verborgen zijn en slechts ingaan tegen de laatste twee van de tien geboden, want soms brengen deze zonden de ziel een zwaardere wonde toe en zijn ze gevaarlijker dan zonden die openlijk bedreven werden.

Wanneer de gelovigen zich erop toeleggen alle zonden die zij zich herinneren te belijden, onderwerpen zij deze ongetwijfeld aan Gods vergevingsgezinde barmhartigheid. Zij echter die anders handelen en bewust enkele zonden verzwijgen, leggen aan Gods goedheid niets voor wat deze door tussenkomst van de priester zou kunnen vergeven. 'Als de zieke zich ervoor schaamt zijn wonde aan de dokter te laten zien, kan de geneeskunde niet verzorgen wat zij niet kent'.

Volgens het gebod van de kerk is 'iedere gelovige, wanneer hij tot de jaren van het verstand gekomen is, verplicht minstens eenmaal per jaar zijn zware zonden oprecht te belijden'. Hij die zich ervan bewust is een doodzonde bedreven te hebben, kan de heilige communie niet ontvangen zonder eerst de sacramentele absolutie verkregen te hebben, zelfs wanneer hij diep berouw heeft, tenzij hij een ernstige reden heeft om te communiceren en het hem niet mogelijk is zich tot een biechtvader te richten. Kinderen moeten tot het boetesacrament naderen, voordat zij de eerste heilige communie ontvangen.

Hoewel het niet strikt noodzakelijk is, beveelt de kerk het toch ten zeerste aan, ook de dagelijkse zonden te belijden. De regelmatige belijdenis van onze dagelijkse zonden helpt ons ook werkelijk ons geweten te vormen, te strijden tegen onze slechte neigingen, ons te laten helen door Christus en voortgang te boeken in het geestelijk leven. Door vaker in dit sacrament de barmhartigheid van de Vader te ervaren, worden wij ertoe aangezet zelf, zoals Hij, barmhartig te zijn:

Wie zijn zonden belijdt, werkt reeds met God samen. God klaagt uw zonden aan. Als ook gij die aanklaagt, sluit gij u bij God aan. De mens en de zondaar zijn als het ware twee dingen. Wat gij onder mens verstaat, heeft God gemaakt. De zondaar is door de mens zelf gemaakt. Vernietig wat gij hebt gemaakt, opdat God kan redden wat Hij gemaakt heeft [...]. Uw goede daden nemen een aanvang wanneer uw eigen maaksel u begint te mishagen, omdat gij dan uw slechte daden aanklaagt. Het begin van de goede daden is de belijdenis van de slechte daden. Dan doet gij de waarheid en komt gij tot het licht.

De voldoening

Vele zonden berokkenen aan de naaste schade. Men moet al het mogelijke doen om deze schade te herstellen [bijvoorbeeld door gestolen goed terug te geven, de goede naam te herstellen van iemand die het slachtoffer is van laster, verwondingen goed te maken].

[Dit is iets wat heel dikwijls uit het oog verloren wordt en wat de vergeving van degene die kwaad werd gedaan sterk bemoeilijkt! Men denkt dat het kwaad is hersteld door te gaan biechten, dit is echter niet waar. Denk maar aan het onrecht dat je zelf ondervindt en waar nooit nog met een woord over gerept wordt. Dit zijn dingen die je niet zomaar kan vergeven. Als de persoon in kwestie om vergeving vraagt en het probeert goed te maken, is dit al heel anders.][toevoeging van de opsteller]

De rechtvaardigheid alleen al vereist dit. Maar de zonde kwetst en verzwakt bovendien de zondaar zelf, evenals zijn relatie tot God en de naaste. De absolutie neemt de zonde weg, maar maakt de wanorde die door de zonde veroorzaakt werd niet geheel ongedaan. Uit de zonde opgestaan moet de zondaar nog de volledige geestelijke gezondheid herwinnen. Hij moet dus nog iets meer doen om zijn zonden goed te maken: hij moet op geëigende wijze 'voldoening schenken' of zijn zonden 'uitboeten'. Deze voldoening wordt ook 'penitentie' genoemd.

De voldoening [penitentie] die de biechtvader oplegt, moet rekening houden met de persoonlijke situatie van de boeteling en gericht zijn op diens geestelijk welzijn. Zij moet zo goed mogelijk in verhouding staan tot de zwaarte en de aard van de bedreven zonden. Ze kan bestaan uit gebed, een gift, werken van barmhartigheid, diensten aan de naaste, vrijwillige verstervingen, offers en vooral uit het geduldig aanvaarden van het kruis dat ons te dragen wordt gegeven. Dergelijke boetedoeningen helpen ons gelijkvormig te worden aan Christus, die als enige eens voor altijd onze zonden heeft uitgeboet. Boetedoeningen staan ons toe mede-erfgenamen van de verrezen Christus te worden, "daar wij delen in zijn lijden." [Rom. 8,17]

Maar de voldoening die wij voor onze zonden brengen, wordt slechts door Christus Jezus bewerkt, want uit onszelf kunnen wij niets. Maar met de hulp "van Hem die ons kracht geeft, vermogen wij alles." [Fil. 4,13] De mens heeft dus niets om op te roemen, tenzij Christus [...], aan wie wij voldoening schenken door "vruchten voort te brengen die passen bij bekering," [Lc. 3: 8] vruchten die uit Hem hun kracht krijgen, door Hem aan de Vader opgedragen en dankzij Hem door de Vader aanvaard worden.

8. De bedienaar van dit Sacrament

Aangezien Christus het dienstwerk van de verzoening aan zijn apostelen heeft toevertrouwd, zetten hun opvolgers, de bisschoppen en de presbyters als medewerkers van de bisschoppen, de uitoefening van dit dienstwerk voort. Het zijn in feite de bisschoppen en de presbyters die krachtens het wijdingssacrament de macht hebben alle zonden te vergeven "in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest."

De vergeving van de zonden bewerkt verzoening met God, maar ook met de kerk. De bisschop, zichtbaar hoofd van de particuliere kerk, wordt van oudsher dan ook terecht beschouwd als de persoon aan wie in eerste instantie de macht en het dienstwerk van de verzoening toekomen: hij regelt de bediening van het boetesacrament. De presbyters, zijn medewerkers, oefenen dit dienstwerk uit in de mate dat zij volgens het kerkelijk recht deze taak hetzij van hun bisschop [of religieus overste], hetzij van de paus ontvangen hebben.

Bepaalde bijzonder zware zonden gaan gepaard met excommunicatie, de strengste kerkelijke straf, die het ontvangen van de sacramenten en de uitoefening van bepaalde kerkelijke handelingen belet. Bijgevolg kunnen hiervan volgens het kerkelijk recht enkel de paus, de plaatselijke bisschop of door hen gevolmachtigde priesters ontslaan. In stervensgevaar kan iedere priester, zelfs al heeft hij geen bevoegdheid om biecht te horen, van elke zonde en excommunicatie ontslaan.

Priesters moeten de gelovigen ertoe aansporen tot het boetesacrament te naderen en moeten zich bereid tonen dit sacrament te vieren, telkens wanneer de christenen er redelijkerwijze om vragen.

Bij het vieren van het boetesacrament vervult de priester het dienstwerk van de goede herder die op zoek gaat naar het verloren schaap, ook dat van de barmhartige Samaritaan die de wonden verbindt, dat van de vader die uitkijkt naar de verloren zoon en hem bij zijn terugkeer ontvangt, het dienstwerk van de rechtvaardige rechter die zonder aanzien des persoons oordeelt en wiens oordeel tegelijk rechtvaardig en barmhartig is. Kortom, de priester is het teken en het instrument van Gods barmhartige liefde voor de zondaar.

De biechtvader is geen meester maar dienaar van Gods vergeving. De bedienaar van dit sacrament moet zich verenigen met de bedoeling en de liefde van Christus. Hij moet beschikken over een beproefde kennis van de christelijke levenswijze, over ervaring in menselijke aangelegenheden, over eerbied en fijngevoeligheid voor wie gevallen is; hij moet de waarheid liefhebben, trouw zijn aan het kerkelijk leergezag en de boeteling geduldig leiden naar genezing en volwassenheid. Hij moet voor hem bidden en boete doen, terwijl hij hem toevertrouwt aan de barmhartigheid van de Heer.

Gezien het delicate karakter en de verhevenheid van dit dienstwerk en de eerbied die men aan personen verschuldigd is, verklaart de kerk dat elke priester die biecht hoort, onder zeer strenge straffen verplicht is tot absolute geheimhouding van de zonden die zijn boetelingen hem beleden hebben. Hij mag ook geen gebruik maken van wat hij door de biecht over het leven van de boetelingen te weten is gekomen. Deze geheimhouding, die geen uitzonderingen duldt, wordt het 'biechtgeheim of sacramentele zegel' genoemd, want wat de boeteling aan de priester kenbaar heeft gemaakt, blijft door het sacrament 'verzegeld'.

9. De vruchten van het Sacrament

"De hele kracht van het boetesacrament bestaat daarin dat het ons opnieuw in de genade van God herstelt en ons met Hem in innigste vriendschap verbindt." Het doel erg de vrucht van dit sacrament bestaan dus in de verzoening met God. Zij die met een berouwvol hart en in een gelovige gezindheid het boetesacrament ontvangen, "verwerven gewoonlijk vrede en rust voor het geweten met intense geestelijke vertroosting." Het sacrament van de verzoening met God brengt een echte "geestelijke verrijzenis" met zich mee, een herstel van de waardigheid en van de goederen die behoren tot het leven van de kinderen Gods, waarvan het kostbaarste de vriendschap met God is [Lc. 15,32].

Dit sacrament verzoent ons met de kerk. De zonde beschadigt of verbreekt de broederlijke gemeenschap. Het boetesacrament herstelt of vernieuwt die. Dit betekent dat dit sacrament niet alleen de mens geneest die weer in de kerkelijke gemeenschap hersteld is, maar ook een stimulerende uitwerking heeft op het leven van de kerk die geleden heeft onder de zonde van één van haar leden. Doordat de zondaar weer hersteld of bevestigd is in de gemeenschap van de heiligen, wordt hij gesterkt door de uitwisseling van de geestelijke goederen tussen alle levende ledematen van het lichaam van Christus, hetzij ze nog op aarde pelgrimeren, hetzij ze al in het hemelse vaderland zijn:

Men moet hieraan toevoegen dat deze verzoening met God als het ware andere verzoeningen tot gevolg heeft, die weer andere breuken helen welke door de zonde waren veroorzaakt. De boeteling aan wie vergeving geschonken wordt, verzoent zich met zichzelf in het allerdiepste van zijn wezen waar hij zijn innerlijke waarheid terugwint. Hij wordt ook verzoend met zijn broeders en zusters, die op een of andere wijze door hem beledigd en gekwetst waren. Hij wordt verzoend met de kerk. Hij wordt verzoend met heel de schepping.

Door zich in dit sacrament toe te vertrouwen aan het barmhartig oordeel van God, loopt de zondaar in zekere zin vooruit op het oordeel waaraan hij op het einde van dit aardse leven onderworpen zal worden. Nu, in dit leven, wordt ons immers de keuze geboden tussen het leven en de dood, en slechts langs de weg van de bekering kunnen wij het Koninkrijk binnengaan, waar zware zonden ons van buitensluiten. Wanneer de zondaar zich door boete en geloof tot Christus bekeert, gaat hij over van de dood naar het leven "en is hij aan geen oordeel onderworpen" [Joh. 5,25].

10. De aflaten

Wat is een aflaat
?

"De aflaat is de kwijtschelding ten overstaan van God van tijdelijke straffen voor zonden die, wat de schuld betreft, reeds vergeven werden; de goed ingestelde gelovige kan deze kwijtschelding onder bepaalde welomschreven voorwaarden verwerven door toedoen van de kerk die als beheerster van de verlossing met gezag de schat der voldoeningen van Christus en de heiligen uitdeelt en toepast.

"De aflaat is gedeeltelijk of vol, naargelang hij iemand geheel of gedeeltelijk verlost van de tijdelijke straffen die voor de zonde verschuldigd zijn." De aflaten kunnen op levenden of overledenen toegepast worden.

De zondestraffen

Om de leer over de aflaten en de praktijk ervan te begrijpen, moet men inzien dat de zonde een dubbel gevolg heeft. Enerzijds leidt de zware zonde tot verbreking van de gemeenschap met God. Daardoor maakt ze ons onbekwaam voor eeuwig leven. Het gemis van het eeuwig leven wordt "eeuwige zondestraf" genoemd. Anderzijds brengt elke zonde, ook een dagelijkse, een ongezonde gehechtheid aan de schepselen met zich mee. Deze gehechtheid heeft een loutering nodig, hetzij hier op aarde, hetzij na de dood in de toestand die vagevuur genoemd wordt. Deze loutering bevrijdt van wat men de "tijdelijke zondestraf" noemt. Deze beide straffen moeten niet beschouwd worden als een soort wraakneming die God van buitenaf oplegt, maar als iets wat uit de aard van de zonde zelf voortvloeit. Een bekering die voortkomt uit een vurige liefde kan een volkomen loutering van de zondaar bewerken, zodat er in feite geen enkele straf meer overblijft.

Met de vergeving van de zonden en het herstel van de gemeenschap met God is de kwijtschelding van de eeuwige zondestraffen verbonden. Er blijven echter nog tijdelijke zondestraffen over. De christen moet zich inspannen deze tijdelijke zondestraffen als een genade te aanvaarden door het lijden en allerlei beproevingen geduldig te verdragen en de dood sereen tegemoet te gaan, als de tijd daarvoor gekomen is; hij moet er zich op toeleggen de "oude mens" geheel af te leggen en zich te bekleden met de "nieuwe mens" door werken van barmhartigheid en liefde, maar ook door gebed en verschillende boetepraktijken.

In de gemeenschap van de heiligen

De christen die zich van zijn zonde wil zuiveren en zich met de hulp van Gods genade wil heiligen, staat niet alleen. "Het leven van elk van de kinderen Gods is in en door Christus op wondere wijze verbonden met het leven van alle andere christenbroeders in de bovennatuurlijke eenheid van het mystieke lichaam van Christus, als in één mystieke persoon."

In de gemeenschap van de heiligen "bestaat er tussen de gelovigen, die ofwel het hemels vaderhuis bereikt hebben, ofwel tot het vagevuur toegelaten werden om boete te doen, ofwel op aarde nog onderweg zijn, inderdaad een bestendige liefdesband en een overvloedige uitwisseling van allerlei goederen." In deze wonderlijke uitwisseling komt dus de heiligheid van de één ten goede aan de anderen, ver boven de schade die de zonde van de één heeft kunnen berokkenen aan anderen. Zo kan de rouwmoedige zondaar, door beroep te doen op de gemeenschap van de heiligen, eerder en doeltreffender van zondestraffen gezuiverd worden.

Deze geestelijke goederen van de gemeenschap van de heiligen worden ook de genadeschat van de kerk genoemd. "Dit is niet een geheel van goederen, die zich als materiële rijkdommen in de loop der eeuwen opgestapeld hebben. Ze bestaat veeleer in de oneindige en onuitputtelijke waarde die de uitboeting en de verdiensten van Christus onze Heer, opgedragen om heel de mensheid van de zonde te verlossen en haar te brengen tot gemeenschap met de Vader, voor God vertegenwoordigen. De schat van de kerk is Christus zelf, onze Verlosser, in wie de genoegdoening en de verdiensten van zijn verlossingswerk voortduren en waarde hebben."

"Bovendien behoort tot deze schat ook de werkelijk onmetelijke, onuitputtelijke en steeds nieuwe waarde die de gebeden en goede werken van de heilige Maagd Maria en van alle heiligen voor God vertegenwoordigen. Door de genade van de Heer zelf zijn zij zijn voetspoor gevolgd, hebben zij zich geheiligd en het werk volbracht dat door de Vader aanvaard werd. Door aan hun eigen heil te werken, hebben zij ook bijgedragen tot het heil van hun broeders in de eenheid van het mystieke lichaam."

Het verkrijgen van de aflaat door God en de Kerk

De aflaat wordt verkregen door toedoen van de kerk krachtens haar macht om te binden en te ontbinden, een macht die haar door Christus Jezus verleend werd. Zij spreekt voor een bepaalde christen ten beste en opent voor hem de schat van de verdiensten van Christus en van de heiligen om van de barmhartige Vader kwijtschelding van de tijdelijke zondestraffen te verkrijgen. Daarbij wil de kerk deze christen niet alleen te hulp komen, maar hem ook aansporen tot werken van godsvrucht, boete en liefde.

Aangezien ook de overleden gelovigen, die zich in de louteringstoestand bevinden, leden zijn van de ene gemeenschap der heiligen, kunnen wij ze, onder andere door voor hen aflaten te verkrijgen, helpen bij het uitboeten van de tijdelijke zondestraffen. [bijvoorbeeld door H. Missen op te dragen voor hen. Ook voor de levenden kunnen wij dit al doen.]

11. De viering van het boetesacrament

Het boetesacrament is, zoals alle sacramenten, een liturgische handeling. Gewoonlijk bevat de viering de volgende elementen: de priester begroet en zegent de boeteling, hij leest het woord van God om het geweten te verlichten en het berouw op te wekken en spoort hem aan tot berouw; de boeteling erkent en belijdt zijn zonden ten overstaan van de priester; de priester legt de penitentie op die door de boeteling ook wordt aanvaard; de priester geeft de absolutie en tenslotte volgen de lofprijzing, dankzegging en de wegzending met de zegen van de priester.

De Byzantijnse liturgie kent verschillende absolutieformules in de vorm van een afsmeking, die het mysterie van de vergeving uitstekend verwoorden: "Moge God, die aan David, nadat deze zijn zonden had beleden, vergiffenis schonk door de profeet Natan, evenals aan Petrus, toen deze bitter geweend had, en aan de zondares, toen zij met haar tranen zijn voeten had nat gemaakt, en aan de farizeeër en aan de verloren zoon, moge deze God u door mij, zondaar, in dit leven en in het andere vergiffenis schenken; Hij moge u voor zijn geduchte rechterstoel laten verschijnen zonder u te veroordelen, Hij die gezegend is in de eeuwen der eeuwen. Amen."

Het boetesacrament kan ook plaatsvinden in het kader van een gemeenschappelijke viering, waarin men zich samen voorbereidt op de biecht en samen dank zegt voor de verkregen vergiffenis. In dit geval wordt de persoonlijke belijdenis en de individuele absolutie ingebed in een woorddienst, met lezingen en homilie, een gezamenlijk gewetensonderzoek, een gemeenschappelijke vraag om vergeving, het bidden van het Onze Vader en een gezamenlijke dankzegging. Deze viering in gemeenschap brengt het kerkelijk karakter van het boetesacrament duidelijker tot uitdrukking. Hoe men het boetesacrament echter ook viert, naar zijn eigen aard is het altijd een liturgische handeling, dus kerkelijk en openbaar.

In gevallen van ernstige noodzaak kan men zijn toevlucht nemen tot een gemeenschappelijke viering van de verzoening met algemene belijdenis en absolutie. Zo'n ernstige noodzaak kan zich voordoen in geval van stervensgevaar zonder dat er genoeg tijd beschikbaar is voor de priester[s] om van elke boeteling de biecht te horen. Ernstige noodzaak kan ook bestaan wanneer met het oog op het aantal boetelingen niet genoeg biechtvaders beschikbaar zijn om binnen redelijke tijd en op passende wijze ieders persoonlijke biecht te kunnen horen, zodat deze boetelingen buiten hun schuld lange tijd verstoken zouden blijven van de genade van dit sacrament of van de heilige communie. In dit geval is het voor de geldigheid van de absolutie nodig dat de gelovigen het voornemen maken op de gepaste tijd hun zonden individueel te belijden. Het komt aan de plaatselijke bisschop toe te oordelen of de vereiste voorwaarden voor de algemene absolutie bestaan. Van een dergelijke ernstige noodzaak is geen sprake bij een grote toeloop van gelovigen bij een groot feest of een bedevaart.

"De persoonlijke en volledige belijdenis en absolutie blijven de enige gewone manier waarop de gelovigen zich met God en de kerk verzoenen, tenzij deze vorm fysiek of moreel onmogelijk is." Voor deze regel bestaan grondige redenen. Christus is in elk sacrament handelend aanwezig. Hij richt zich persoonlijk tot elk van de zondaars: "Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven." [Mc. 2,5] Hij is de geneesheer die zich buigt over elke zieke die Hem nodig heeft2 om te genezen; Hij doet allen weer opstaan en neemt hen weer op in de broederlijke gemeenschap. De persoonlijke biecht is dunde meest betekenisvolle vorm van de verzoening met God en de kerk.

Artikel 4: Het sacrament van boete en verzoening in het kort

Op paasavond verscheen Jezus aan zijn apostelen en zei tot hen: "Ontvangt de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven." [Joh. 20: 22-23]

De vergeving van de zonden die na het doopsel bedreven werden, wordt verleend door een eigen sacrament, dat sacrament van de bekering, van de biecht, van de boete of van de verzoening wordt genoemd.

Wie zondigt, krenkt Gods eer en zijn liefde, zijn eigen waardigheid als mens, geroepen om kind van God te zijn, en het geestelijk welzijn van de kerk, waarvan elke christen een levende steen hoort te zijn.

Vanuit het geloof beschouwd, bestaat er geen groter kwaad dan de zonde en niets heeft ernstiger gevolgen voor de zondaars zelf, voor de kerk en voor de gehele wereld.

Terugkomen tot de gemeenschap met God nadat men haar door de zonde verloren had, is een beweging die haar oorsprong heeft in de genade van God, die vol barmhartigheid is en bezorgd om het heil van de mensen. Men moet deze kostbare gave voor zichzelf en voor de anderen vragen.

De beweging van terugkeer tot God [bekering en berouw genoemd] houdt een afkeer in ten aanzien van de bedreven zonden, en het vaste voornemen voortaan niet meer te zondigen. Bekering heeft dus zowel met het verleden als met de toekomst te maken. Ze wordt gevoed door de hoop op de goddelijke barmhartigheid.

Het boetesacrament bestaat uit een geheel van drie akten die de boeteling verricht, en de absolutie van de priester. De akten van de boeteling zijn: het berouw, de belijdenis of bekentenis ten overstaan van de priester en het voornemen het aangedane kwaad ook daadwerkelijk te herstellen.

Spijt of berouw moet ingegeven worden door motieven die uit het geloof voortkomen. Als het berouw voortvloeit uit liefde tot God, wordt het "volmaakt" genoemd. Als het gegrond is op andere motieven, noemt men het "onvolmaakt."

Hij die zich met God en de kerk wil verzoenen, moet ten overstaan van een priester alle zonden belijden die hij nog niet beleden heeft en waarvan hij zich na een zorgvuldig gewetensonderzoek bewust is. De belijdenis van dagelijkse zonden wordt door de kerk ten zeerste aanbevolen, al is die op zich niet noodzakelijk.

De biechtvader legt aan de boeteling op bepaalde daden van "voldoening" of "penitentie" te volbrengen, om de schade te herstellen die door de zonde aangericht, werd en om opnieuw bevestigd te worden in de levenshouding die eigen is aan een leerling van Christus.

Enkel priesters die van het kerkelijk gezag de bevoegdheid daartoe hebben gekregen, kunnen in naam van Christus zonden vergeven.

De geestelijke uitwerkingen van het boetesacrament zijn:

  • De verzoening met God waardoor de boeteling de genade terugkrijgt;
  • De verzoening met de kerk;
  • De kwijtschelding van de eeuwige straffen opgelopen door doodzonden;
  • De kwijtschelding, minstens gedeeltelijk, van de tijdelijke zondestraffen;
  • Vrede en rust van het geweten en geestelijke troost;
  • Groei van de geestelijke krachten voor de christelijke strijd.

De individuele en volledige biecht van de zware zonden, gevolgd door de absolutie, blijft het enige gewone middel om zich met God en de kerk te verzoenen. Door aflaten kunnen de gelovigen voor zichzelf en voor de zielen in het vagevuur vergeving van de tijdelijke zondestraffen verkrijgen.

Uittreksel uit het boek van Pater Slavko Barbaric: "Geef me je gewonde hart"

De maandelijkse biecht

Na deze rijke bezinning over de betekenis van de biecht is het misschien goed om even stil te staan bij de vraag: Waarom een maandelijkse biecht? Is het niet overdreven? Vroeger volstond dit één maal per jaar of bij bedreven doodzonde, waarom vraagt de Gospa ons om zo dikwijls te biechten? Pater Slavko Barbaric, een grote bezieler van Medjugorje, overleden in 2000 bij de laatste statie van de kruisweg op de Krizevac, schreef hierover het volgende in "Geef mij je gewonde hart:"

"Dus, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valt! Gij hebt geen bovenmenselijke bekoring te doorstaan gehad. God is getrouw; Hij zal niet toelaten, dat gij boven uw krachten bekoord wordt, maar met de bekoring zal Hij ook het middel geven, om ze te kunnen doorstaan." [1 Korintiërs 10,12-13]

"Om ons naar de vrede te leiden wenst de Moeder Gods, volgens de uitspraken van de zieners, de regelmatige maandelijkse biecht. In de parochie van Medjugorje zijn daarom elke eerste vrijdag, zaterdag en zondag in de maand dagen van verzoening. Vanzelfsprekend komt de vraag op: Waarom moeten wij zo vaak biechten?

In het licht van hetgeen wij over de regels van het geestelijk leven weten is de oproep tot de maandelijkse biecht gemakkelijk te begrijpen. Want de noodzakelijkheid van het sacrament van de verzoening is niet alleen verbonden met datgene wat wij aan negatieve dingen hebben gedaan, maar veeleer met het groeien in de liefde, de vrede, de barmhartigheid en het vergeven. Dus als we ook zeggen dat we niet hebben gezondigd, dan sluit dat nog niet de noodzakelijkheid van het sacrament van de verzoening uit. Dit sacrament is eigenlijk een feest van vreugde, van gemeenschap, van genezing en van het leven.

Wie met deze gezindheid maandelijks te biechten gaat, zal de wetten van de geestelijke groei beslist beter begrijpen en hij zal in de ontmoeting met de priester ook gemakkelijker zien wat hij moet doen. Hij zal een betere vooruitgang boeken in zijn persoonlijke groei, hij zal zijn zwakheden beter gaan zien en de wonden die hij door zijn zonden heeft gekregen, genezen vlugger.

Het innerlijke van de mens, de menselijke ziel, is met een ruimte te vergelijken. Aan de afbeeldingen en voorwerpen, die zich in die ruimte bevinden, ziet men waar een bepaald mens van houdt, wat hij vereert, wat hij aanbidt. Zo is het ook in de ziel. Als men regelmatig met het Goddelijk licht het innerlijk binnentreedt [is ook wat Mgr. Léonard aanraadt], dan zal er orde zijn in de ziel en men zal gemakkelijk alle, ook de kleinste, gebreken ontdekken, men zal zich gemakkelijker van verkeerde gehechtheden losmaken, men zal zich gemakkelijker verzetten tegen de negatieve en gevaarlijke invloeden van de wereld waarin men leeft en werkt. Hoe moeilijker de situatie is waarin de mens zich bevindt, des te meer zal voor hem de innerlijke reiniging, genezing en bevrijding zijn.

Alles wat er in de wereld om ons heen gebeurt, drukt een stempel op onze ziel, beïnvloedt onze belevenissen en is de oorsprong van onze angsten en ons wantrouwen.

Men kan gemakkelijk wennen aan het kwade en aan negatieve dingen en zo de maat voor het goede, het schone en het edele verliezen, evenals het geloof in de liefde, de vrede, de eerlijkheid en de vriendschap. De maandelijkse biecht helpt ons al het kwade, dat in ons zou kunnen ontstaan,  op tijd uit te bannen.

Ieder mens straalt datgene uit wat hij in zijn hart draagt. Als hij het goede in zich draagt, dan straalt hij het goede uit. Als hij liefde in zijn hart heeft, straalt hij liefde uit, zoals hij ook haat uitstraalt, als er haat in zijn hart is. Daardoor wordt de verantwoordelijkheid van de mensen voor elkaar duidelijk.

De maandelijkse biecht

De maandelijkse biecht kan ook als sacrament ter versterking tegen het kwade worden opgevat en niet alleen als reiniging van het kwaad, dat zich reeds in ons hart bevindt!

Als iemand in een fabriek werkt waar giftige stoffen worden verwerkt, of in ruimten die verontreinigd en schadelijk zijn voor het leven, dan is het heel normaal dat er bijzondere veiligheidsmaatregelen worden toegepast. Als dit niet gebeurt, handelt men onverantwoordelijk tegenover het leven.

Wij moeten de tegenwoordige wereld niet veroordelen zoals we een zieke ook niet moeten veroordelen. Integendeel, we moeten hem helpen, proberen te begrijpen en indien mogelijk te genezen. Wij moeten ons echter beschermen tegen de ziekte van de wereld, die door de zonde wordt veroorzaakt, zodat wij zelf gezond leven en anderen kunnen helpen, zodat zij tot een innerlijke evenwichtigheid komen!

Uit de ervaringen van de gebedsgroepen weten wij , dat de Moeder Gods soms ook tot de wekelijkse biecht heeft opgeroepen. Dat gebeurde meestal in de weken van voorbereiding op bijzondere feestdagen zoals Kerstmis, Pasen, Pinksteren enz.

Maria wenst als Moeder Haar kinderen niets anders toe dan de genezing en de gezondheid van de ziel, opdat zij in vrede kunnen leven.

Hier volgt een gebed van zijn hand dat kan gebruikt worden om inzicht te krijgen waar het soms fout loopt: "Jezus is met ons: Hij is gekomen en heeft ons het Licht gebracht." Hij zei van Zichzelf: "Ik ben het Licht van de wereld."

Laten wij dan tot Hem bidden: Jezus, ik verlang naar Uw Licht in mijn familie, in iedere ontmoeting met mijn medemensen. Ik wens Uw Licht op school, bij de studie, bij het werk. Jezus, ik verlang naar het Licht en U biedt Uzelf aan als het Licht. Ik wil nu mijn hart voor U openen. Jezus, in Uw tegenwoordigheid vraag ik me nu oprecht af: Hoe ziet het er in mijn leven uit? Ik zou mijn levensweg in Uw licht willen zien. Geef dat ik mijn leven door U begrijp. In Uw Licht vraag ik mijzelf: Jezus, waar zijt Gij in mijn leven? Hoe groot is mijn liefde tegenover God de Vader? Uw wens is het dat ik Hem boven alles lief heb!...Hoe is het met mijn liefde tegenover de naaste? Hoe zeer acht ik de gaven die U mij hebt geschonken? Jezus, ik ondervraag mijzelf in Uw tegenwoordigheid. Help mij in Uw Licht het ware antwoord te vinden. Hoe ziet het er met mijn gebed uit?...U, Jezus, wilde dat de Eucharistische ontmoeting met U het voedsel van mijn ziel zou zijn. In de heilige eucharistie zijt Gij altijd tegenwoordig. Ik vraag me af hoe ik de H. Mis heb bijgewoond. Vaak heb ik niet met mijn hele hart meegedaan en was een ontmoeting met U niet mogelijk. Jezus, in Uw tegenwoordigheid vraag ik me af hoe ik met de gaven van het verstand omga? Heb ik U geloofd en geprezen, heb ik U verheerlijkt of gebruikte ik mijn verstand om Uw Naam te lasteren of mijn medemensen pijn te doen? In Uw tegenwoordigheid vraag ik me af wat sigaretten, alcohol, overmatig eten en misschien ook drugs voor mij betekenen. In Uw tegenwoordigheid vraag ik mij af wat voor mij de televisie en de kranten betekenen. Hoe breng ik mijn kostbare tijd door? Ik vraag mij af wat voor mij Uw oproep betekent mijn ziel en mijn lichaam, evenals de ziel en het lichaam van mijn medemens, te eerbiedigen. Ik vraag me af welke waarde het menselijk leven voor mij heeft en of ik het ongeboren leven bescherm. Jezus, laat mij in Uw Licht ervaren wat Uw opdracht voor mij betekent, alle mensen te beminnen. In Uw tegenwoordigheid vraag ik me af of ik Uw plan voor mijn leven verwezenlijk, of ik met de gaven die U mij hebt gegeven, U en mijn medemensen dien. Heer, laat mij, verlicht door Uw Geest, het juiste antwoord op deze vragen vinden...

Laten wij een ogenblik stil zijn, laten wij luisteren naar ons hart, laten wij oprecht zijn voor onszelf. Niemand ziet ons: alleen God. In Zijn Licht zullen we de waarheid zien...

Slotwoord van Anne Van Der Sloten

Wat Moeder Maria ons vraagt


Moeder Maria roept ons overal waar ze verschijnt op om veel te bidden, altijd te bidden. Het gebed moet ons leiden naar onze bekering en die van onze medemensen. Door het gebed kan zij ons helpen te werken aan deze bekering. We hebben het sacrament van de biecht op allerlei manieren onder de loep genomen. En bent u het niet met mij eens dat we daar een fantastische schat hebben gekregen?

In de boodschap van 25 mei 2011 krijgen we eens te meer een oproep van haar om te streven naar heiligheid.

"Lieve kinderen! Mijn gebed vandaag is voor u allen die naar de genade van de bekering zoeken. U klopt op de deur van Mijn Hart, maar zonder hoop en gebed, in zonde, en zonder het Sacrament van de Verzoening met God. Laat de zonde en beslis, kleine kinderen, voor heiligheid. Enkel op deze wijze kan Ik u helpen, uw gebeden aanhoren en tussenkomst zoeken voor de Almachtige. Dank om gehoor te hebben gegeven aan Mijn oproep!"

Dit is niet te hoog gegrepen zoals velen denken. Het is de roeping van ons allen. Door het werken aan onze heiligheid kan het aanschijn van de wereld vernieuwd worden, daar moeten we ons van bewust worden/zijn. Zoals door Maria God mens werd, zo kan dit door ons ook gebeuren als wij streven naar deze heiligheid [betekent "heel zijn" beeld van God zijn]

Maria reikt ons daarvoor de vijf stenen aan:

  • Maandelijkse biecht [om gevoeliger te zijn op punten waar het soms fout loopt en waar we kunnen/moeten aan werken en om ons te beschermen tegen aanvallen van de duivel]
  • Gebed [om sterkte en inzicht te krijgen in onze strijd naar heiligheid o.a.]
  • Eucharistie [om gevoed te worden met Zijn Lichaam en Zijn Woord en zo sterker te staan]
  • Lezen in de bijbel [om het Woord van God te kennen en toe te passen en zo in ons Mens te laten worden]
  • Vasten [om boete te doen, maar vooral om ons sterker te maken om echt "vrij" te zijn ten opzichte van de verleidingen van de wereld.

Deze vijf stenen hebben elkaar nodig om in stand te blijven, om ons gebouwtje van heiligheid stevigheid te geven. Het één kan niet zonder het ander.[zie ook de uitleg op dit blog bij "De vijf pijlers"]

In de boodschap van 25 maart 1987 zegt Maria ons duidelijk waar we aan moeten werken: "Lieve kinderen! Vandaag wil ik jullie bedanken voor jullie aanwezigheid op deze plaats, waar ik bijzondere genaden geef. Ik roep ieder van jullie op dat jullie van nu af het leven gaan leven, dat God van jullie wil en dat jullie goede daden zullen doen van liefde en barmhartigheid. Ik wil niet, lieve kinderen, dat jullie de boodschappen beleven en dat jullie de zonden, waar ik niet van hou, begaan. Daarom, lieve kinderen, wil ik dat ieder van jullie het nieuwe leven leeft, zonder alles te doden wat God in jullie heeft geschapen en wat Hij jullie geeft. Ik geef jullie mijn bijzondere zegen en blijf bij jullie op jullie weg der bekering. Bedankt dat jullie aan mijn oproep gehoor hebben gegeven."

Moeder Maria zegt ons ook duidelijk haar steun toe: "Ik geef jullie mijn bijzondere zegen en blijf bij jullie op jullie weg der bekering."

We moeten het niet alleen doen.

Pater Slavko legt ons in "Geef mij je gewonde hart" uit hoe we hier het beste kunnen gestalte aan geven: Dikwijls heeft mij de vraag gekweld: Wat is de grootste zonde?

Alle zonden en problemen worden veroorzaakt door het gebrek aan liefde. Als de liefde ontbreekt staan wij open voor al het kwaad. Alle oorlogen, alle conflicten in de gezinnen, alle ongerechtigheden, moorden, abortussen, zijn het gevolg van een gebrek aan liefde tegenover het leven en de Schepper van het leven. Dat betekent: Het gebrek aan liefde is de grootste zonde.

God heeft niet alleen in het menselijk hart de gave van de liefde als zaad neergelegd maar ook het diepe verlangen om bemind te worden en door anderen geaccepteerd te worden. Niemand is er onverschillig voor of hij bemind wordt of niet.

Bij het doopsel is ons het goddelijk zaad van de liefde, het geloof en de hoop gegeven. God heeft de bodem van het hart gereinigd, zodat dit zaad kan groeien en zich kan ontwikkelen. Bijgevolg kunnen wij alleen dan het evenbeeld van de Vader worden, als wij alles doen waardoor dit zaad zich in ons kan ontwikkelen. Doen wij dit echter niet, dan blijven de liefde, het geloof en de hoop onontwikkelde zaden.

Wordt het zaad van de liefde niet ontwikkeld, dan is dit de oorsprong van alle zonden, van alle noden en van alle psychische verwoestingen en verwondingen. Als men niet dagelijks moeite doet om de liefde te doen groeien, dan is de geestelijke dood reeds begonnen.

Voor de mens is het belangrijkste, dat hij vol enthousiasme het eigen groeien in de liefde bevordert. Dan zal hij alles doen om de gaven van de liefde voor zichzelf, voor God en de naasten, evenals voor alle schepselen tot volmaaktheid te laten rijpen. Dan zal hij proberen om zich met grote standvastigheid van alles te distantiëren wat hem hindert om te groeien in zijn liefde. Want zolang de eigen liefde afhankelijk is van de liefde van anderen is ze onrijp. Als wij slechts in die mate beminnen waarin wij bemind worden, dan is onze liefde van bepaalde voorwaarden afhankelijk. Dan onderscheidt zij zich niet van de liefde van de heidenen, die diegenen alleen beminnen waardoor zij worden bemind en aan diegenen iets uitlenen van wie zij iets terug verwachten.

Wie enthousiast is voor de liefde en zich ervoor inspant, zal in staat zijn tot de mooiste daden in de wereld en tot de enige ware en succesvolle strijd tegen de verwoesting en vernietiging, dus tegen de zonde. Dan kunnen wij ons voorstellen, dat alle oorlogen beëindigd, alle hongerigen verzadigd, alle zieken menswaardig opgenomen en genezen worden, dat alle uitgestotenen iemand vinden die hen opneemt, dat alle vervolgden in hun vrijheid geacht worden, dat alle treurenden blij en alle gewonden genezen worden.

Dat alles kan de liefde tot stand brengen. Als wij hier niet van overtuigd zijn en er niet eens van durven dromen, dan is dat weer een teken dat wij niet eens vermoeden wat de liefde kan volbrengen. Die liefde die in onze harten geplant is, zoals de heilige Paulus ons leert: "De liefde van God is uitgestort in onze harten!" [Rom 5: 5]. Als de liefde van God niet in onze harten is, zullen alle moeiten [zowel de uiterlijke als de innerlijke] de mens verstrikken. Daarom is ook de zonde het grootste gevaar. Want ongeacht welke zonde het ook is, zij verstikt altijd de liefde in het hart van de mens."

Dit is een mooie samenvatting is waar het allemaal om draait. Laat ons de beslissing nemen om er vandaag nog aan te beginnen mocht dit nog niet het geval zijn!

Anne Van Der Sloten


05-01-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uw dagelijkse gebeden
Uw dagelijkse gebeden

Kruisteken

In de naam van de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Amen.

 

Onze Vader (Vlaanderen)                                           Onze Vader (Nederland)

 

Onze Vader,                                                               Onze Vader,

die in de hemel zijt,                                                      die in de Hemel zijt,

geheiligd zij Uw Naam.                                               Uw Naam worde geheiligd,

Uw Rijk kome,                                                           Uw Rijk kome,

Uw Wil geschiede op aarde als in de Hemel.               Uw wil geschiede op aarde zoals in de Hemel.

Geef ons heden ons dagelijks brood                            Geef ons heden ons dagelijks brood

en vergeef ons onze schulden,                                      en vergeef ons onze schuld,

gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.            zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven.
En leid ons niet in bekoring,                                         En leid ons niet in bekoring,

maar verlos ons van het kwade.                                   maar verlos ons van het kwade.
Amen.                                                                        Amen.

 

Wees gegroet (Vlaanderen)                                         Wees gegroet (Nederland)

 

Wees gegroet Maria, vol van genade   ,                       Wees gegroet Maria, vol van genade,

de Heer is met U.                                                        de Heer is met U.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,                         Gij zijt de gezegende onder de vrouwen,
en gezegend is de vrucht van Uw lichaam,                    en gezegend is Jezus,

Jezus.                                                                         De vrucht van uw schoot.

Heilige Maria, Moeder Gods,                                     Heilige Maria, Moeder van God

bidt voor ons, arme zondaars,                                     bid voor ons, zondaars,

n en in het uur van onze dood.                                    nu en in het uur van onze dood.

Amen.                                                                        Amen.

Eer aan de Vader

 

Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,

zoals het was in het begin, nu en altijd,

tot in de eeuwen der eeuwen.

Amen.

 

Geloofsbelijdenis (Symbolum van de apostelen – 12 artikelen van het geloof)

 

- Ik geloof in God, de almachtige Vader,

Schepper van hemel en aarde.

- En in Jezus Christus, zijn enige Zoon onze Heer,

- die ontvangen is van de Heilige Geest,

en geboren uit de Maagd Maria;

- die geleden heeft onder Pontius Pilatus,

gekruisigd is, gestorven en begraven;

- die neergedaald is ter helle,

de derde dag verrezen uit de doden;

- die opgevaren is ten hemel,

en zit aan de rechterhand van God, Zijn almachtige Vader;

- vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden.

- Ik geloof in de Heilige Geest;

- de heilige katholieke Kerk,

de gemeenschap van de heiligen;,

- de vergiffenis van de zonden;

- de verrijzenis van het lichaam;

- en het eeuwig leven.

Amen.

           

Ochtendgebed

 

Onze Vader …

3 x Weesgegroet Maria …

 

* Goede God, U bent Vader, Zoon en Heilige Geest. Toch bent U één God.
Zo laat U ons weten dat U meer bent dan wij ons kunnen voorstellen.

Ik bedank U voor alle weldaden, in het bijzonder omdat Gij mij deze nacht hebt bewaard.

Ik draag U alle werken op die ik deze dag zal verrichten.

Ik wijd U mijn ziel en mijn lichaam toe en alles wat ik bezit.

Help ons deze dag op een christelijke manier door te brengen,

om vrienden te zijn, in onze familie, op school en overal.

Barmhartige God, geef mij de genade om dit voornemen trouw te volbrengen.

Amen.

 

* Mijn Heer en mijn God,

Ik aanbid uw opperste Majesteit en ik bedank U voor al Uw weldaden,

bijzonder omdat Gij mij deze nacht bewaard hebt.

Heilig Hart van Jezus, ik draag U op, door het Onbevlekt Hart van Maria,

al mijn bidden en werken, vreugden en lijden van deze dag,

tot herstel van onze beledigingen en tot al de intenties

waarvoor Gij U voortdurend op het altaar opoffert.

In het bijzonder draag ik ze U op voor de intenties door

zijn heiligheid de paus aanbevolen. Amen.

H. Maria, Moeder Gods, bid voor ons.

H. Jozef, bid voor ons.

Mijn heilige engelbewaarder, bid voor ons.

Mijn heilige patroon (patrones), bid voor ons.

Alle engelen en Gods lieve heiligen, bid voor ons.

 

* Heer,

In de stilte van de pasgeboren dag kom ik U bidden om vrede, wijsheid en kracht.

Vandaag wil ik de wereld zien met ogen vol liefde, geduldig, zachtmoedig en wijs;

Uw kinderen zien zoals Gij ze ziet, voorbij elke uiterlijke schijn,

met aandacht voor het goede in elke van hen.

Sluit Heer mijn oor voor al wat laster is,

behoed mijn tong, voor elk kwaad,

laat enkel goede gedachten mijn hart bewonen,

zodat het altijd vriendelijk zij en blij.

Bekleed mij Heer, met uw volkomenheid,

dan zal geheel mij dag iets van Uw schoonheid openbaren,

Uw tegenwoordigheid aan al wie ik ontmoet.

 

Gebed tot de Engelbewaarder

 

* Engel van God, die mijn bewaarder zijt,

aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd,

verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.

(andere versie: Engel Gods, die mijn bewaarder zijt en aan wie ik door de opperste Goedheid ben toevertrouwd: verlicht, bewaar, geleid en raad mij. Amen)

 

* Mijn heilige Engelbewaarder,

Ik groet en dank u.

Gelieve voor mij te bidden en in mijn plaats te bidden

op al de ogenblikken dat ik mijn gebeden niet kan uiten.

Gelieve ook, in het goddelijk Licht,

de Engelbewaarder te ontmoeten van al degenen

die ik in het bijzonder liefheb en al degenen

wier geestelijke belangen ik behartig te verlichten,

te beschermen en te leiden. Amen.

 

* Engel mij door God gegeven,

Tot een gids naar ’t eeuwig leven.

Gij, die ziet God aangezicht,

Help me bidden in uw licht.

Kniel, mijn Engel, en bid mede,

Offer God mijn kinderbede.

Fluister mij een heilzaam woord,

Als de duivel mij bekoort.

Waak en houdt mij zachtjes tegen,

Als ik insla kwade wegen.

Leid mij langs de rechte baan,

Help mij naar de hemel gaan:

Saam met Jezus en Zijn Moeder

En met u… mijn hemelbroeder

 

Tafelgebed voor elke maaltijd

 

Heer, zegen ons en ook deze spijzen, die Uw milde Hand ons geeft

door Christus onze Heer. Amen.

(Heer, ontferm U over ons.

Christus, onferm U over ons.

Heer, ontferm U over ons.

Onze Vader …)

 

Tafelgebed na elke maaltijd

 

* Genadige Vader, wij danken U voor de maaltijd die U ons gegeven hebt

en voor Uw Woord dat wij mochten horen.

Zo hebben wij voor lichaam en geest alles ontvangen

wat nodig is om onze taak te vervullen.

Leid ons door Uw Heilige Geest, zodat wij niet onszelf zoeken,

maar ons leven ten dienste van u en de anderen stellen. Amen.

 

* Almachtige God, wij danken U voor al Uw weldaden,

Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Wees gegroet Maria, …


Gebed tot aartsengel Michaël

 

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd;
wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel.
Dat God hem gebiede, zo smeken wij ootmoedig.
En gij, vorst van de hemelse legermachten,
drijf satan en de andere boze geesten,
die tot verderf van de zielen over de wereld ronddwalen,
door de goddelijke kracht in de hel terug.
Amen.

Gebed tot de Heilige Geest

* Kom Heilige Geest,

vervul de harten van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.

Zend uw Geest uit en alles zal herschapen worden;

en Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.

Laat ons bidden,

God, Gij hebt de harten van de gelovigen door de verlichting van de H. Geest onderwezen,

geef, dat wij door die Heilige Geest de ware wijsheid mogen bezitten

en ons altijd over zijn vertroosting mogen verheugen.

Door Christus onze Heer. Amen.

 

* Geest van wijsheid en verstand, kom in mijn hart.

Geest van inzicht en sterkte, kom in mijn hart.

Geest van kennis en ontzag, kom in mijn hart.

Geest van liefde voor Gods naam, kom in mijn hart.

 

Gebed tot Sint Jozef

 

Heilige Jozef, gij die mijn geestelijke vader zijt,

zie vol liefde op mij neer,

leer mij zoals gij voor Jezus en Maria leven,

bekom voor mij een voortdurend groeien in liefde,

bekom voor mij die openheid van geest die u sierde,

en leidt mij aan uw hand, naar de grote dag van mijn leven:

mijn intrede in de hemel.

 

Akte van geloof

 

Mijn Heer en mijn God,
ik geloof vast al wat Gij geopenbaard hebt
en door de heilige Kerk mij voorhoudt te geloven,
omdat Gij de opperste en onfeilbare Waarheid zijt.
In dit geloof wil ik leven en sterven.
(Ik geloof in het bijzonder:
dat er is één God;
dat er zijn drie goddelijke Personen,

God de Vader, God de Zoon, en God de heilige Geest;
dat God de Zoon is mens geworden en ons door Zijn dood heeft verlost;
dat God de loner is van het goed en de straffer van het kwaad.)

 

Akte van hoop

 

Mijn Heer en mijn God,
ik hoop met een vast betrouwen van U te bekomen,

door de verdiensten van Jezus Christus 
het eeuwig geluk en de genaden om het te verdienen, 
omdat Gij oneindig goed zijt voor ons, almachtig en getrouw in uw beloften.
In deze hoop wil ik leven en sterven.

 

Akte van liefde

 

Mijn Heer en Mijn God,
ik bemin U bovenal, uit geheel mijn hart,
uit geheel mijn ziel en uit al mijn krachten,
omdat Gij oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt.
En ik bemin mijn naaste gelijk mijzelf,
uit liefde tot U.
In deze liefde wil ik leven en sterven.

 

Akte van berouw

 

Mijn Heer en mijn God,

het is mij leed dat ik tegen uw opperste majesteit misdaan heb.

Ik verfoei al mijn zonden, niet alleen omdat ik uw straffen heb verdiend;

maar vooral omdat ze U mishagen, die oneindig volmaakt en alle liefde waardig zijt.

Ik maak het vast voornemen, mijn leven te beteren en de gelegenheden tot zonde te vluchten. In dit berouw wil ik leven en sterven. Amen.

 

Angelus

 

De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt,

en ze heeft ontvangen van de Heilige Geest.

Wees gegroet Maria …

Zie de dienstmaagd des Heren,

mij geschiede naar Uw woord.

Wees gegroet Maria …

En het woord is vlees geworden,

en het heeft onder ons gewoond.

Wees gegroet Maria …

Bid voor ons Heilige Moeder van God,

opdat wij de belofte van Christus waardig worden

Laat ons bidden,

Wij bidden U Heer,

stort Uw genade in onze harten,

opdat wij, die door de boodschap van de Engel,

de menswording van Christus Uw Zoon gekend hebben,

door Zijn lijden en kruis gebracht moge worden tot de glorie van de verrijzenis.

Door dezelfde Christus onze Heer.

Amen.

 

Avondgebed

 

* Heer, nu deze dag voorbij is, denken wij aan Uw goedheid.

Er zijn zoveel mensen die ons gelukkig maken,

zoveel dingen waaraan we vreugde beleven.

Schenk deze vreugde ook aan allen die we pijn hebben gedaan.

Geef ons nu een rustige nacht, veilig onder uw bescherming.

Wij willen ook denken aan hen die deze nacht moeten werken.

Aan hen voor wie deze nacht vol onrust zal zijn,

zieken, stervenden en mensen die de slaap niet kunnen vatten.

Wees voor allen een bron van troost, van kracht en bemoediging.

Blijf met uw zegen onze wereld begeleiden, en laat ons allen,

slapend of wakend, geborgen zijn bij U. Amen.

 

* Mijn Heer en mijn God,

Ik aanbid Uw opperste Majesteit en ik dank u voor al Uw weldaden,

Bijzonder omdat Gij mij deze dag bewaard hebt.

Kom heilige Geest, verlicht mijn verstand om mijn zonden te kennen

En geef mij de genade om een oprecht berouw te verwekken.

(kort gewetensonderzoek)

Akte van geloof, hoop, liefde en berouw.

H. Maria, Moeder Gods, bid voor ons.

H. Jozef, bid voor ons.

Mijn heilige engelbewaarder, bid voor ons.

Mijn heilige patroon (patrones), bid voor ons.

Alle engelen en Gods lieve heiligen, bid voor ons.

 

* Heer,

in de stilte van de avond kom ik U bidden om genade en vergeving.

Vandaag heb ik geprobeerd de wereld te zien met ogen vol liefde,

geduldig, begrijpend, zachtmoedig en wijs;

Uw kinderen te zien zoals Gij ze ziet.

Doch Heer, ik moet U eerlijk bekennen dat ik hierin niet gelukt ben.

Ik heb de liefde die ik van U ontvangen heb, niet doorgegeven aan mijn naasten.

In mijn hart zijn slechte gedachten opgekomen en

het is niet altijd vriendelijk en blij geweest.

Vergeef mij mijn fouten Heer en wees barmhartig,

dan zal ik de nacht in vrede kunnen doorbrengen onder Uw bescherming.

 


04-01-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mission Statement
Mission Statement

1. De blog ‘Medjugorje België en Nederland’ heeft als hoofddoel het uitdragen van de boodschappen van Maria, zoals zij deze sinds 24 juni 1981 aan de zieners te Medjugorje doorgeeft.

2. Alle medewerkers van de blog zijn rooms-katholiek en geloven in de authenticiteit van deze verschijningen. Zij proberen zoveel mogelijk de boodschappen na te leven en te verspreiden. Alle werk geschiedt gratis en uit liefde voor de Koningin van de Vrede, de titel waaronder Maria te Medjugorje verschijnt.

3. De blog beschikt over een geestelijk begeleider die alle informatie doorneemt nadat deze verschijnt op de site. Er is regelmatig contact tussen de redactie en de geestelijk begeleider.

4. Het kerkelijk onderzoek rond Medjugorje wordt van dichtbij gevolgd. Informatie hierover kan men vinden in de rechterkolom van de blog onder de rubriek ‘Weetjes over Medjugorje’. In onze uiteenzetting over de vier commissies trachten wij de lezers in alle objectiviteit weer te geven hoe sinds 1981 het onderzoek naar de verschijningen is geschied.

5. Er wordt geen aandacht besteed aan verschijningen die door de Rooms-katholieke Kerk zijn afgekeurd, noch aan zogenaamde zieners waar de Rooms-katholieke Kerk eerder wantrouwig tegenover staat.

6. Sinds de geboorte van Jezus Christus, Zijn openbaar leven, Zijn dood en verrijzenis en Zijn Hemelvaart is het einde der tijden tot ons gekomen [cf. Catechismus van de Katholieke Kerk § 668-679]. Het einde der tijden kent zijn voltooiing met een nieuwe hemel en een nieuwe aarde [cf. Apoc. 21,1]. In afwachting op deze voltooiing en op de definitieve wederkomst van Jezus Christus zitten we in een tussentijd. Deze tussentijd is sinds het eerste Pinksteren de tijd van de Kerk. Vanaf de 19e eeuw [19 juli 1830, Parijs - rue du Bac] rapporteert deze Kerk regelmatig verschijningen van Maria en heeft ze er een groot aantal goedgekeurd. Deze verschijningen werden steeds frequenter en sinds 24 juni 1981 [het begin van de verschijningen van Maria te Medjugorje] zelfs dagelijks.

7. Elke lezer die de blog aandachtig volgt, zal uit de vele interviews met de zieners kunnen opmaken dat Maria te Medjugorje verschijnt om de weg vrij te maken voor de tweede komst van haar Zoon, Jezus Christus. Aan deze tweede komst zullen een aantal geheimen voorafgaan. Alle informatie die we tot nu toe daarover hebben verzameld is authentiek en is terug te vinden in de interviews of andere informatie die de zieners hebben vrijgeven. Er wordt getracht geen informatie te geven die niet van de zieners afkomstig is of informatie die niet verifieerbaar is.

8. Het moge duidelijk zijn dat de boodschappen van Maria vele malen de belangrijkheid van de geheimen overtreft. Het is niet onze bedoeling de mensen aan te sporen zich te focussen op de geheimen. Maria wil ons via haar boodschappen de weg aantonen die leidt naar haar Zoon, de weg naar het eeuwig leven, tot lof en eer van God. Deze weg kan men nu reeds bewandelen door haar boodschappen te volgen.

9. Naast de boodschappen over Medjugorje brengen wij u eveneens neveninformatie over Medjugorje zelf, door o.a. bekeringsverhalen, getuigenissen en evaringen van bedevaarders. Verder kan u nog info vinden vanuit boeken die zijn uitgegeven over Medjugorje, in het bijzonder boeken die niet in de Nederlandse taal te verkrijgen zijn maar die wij voor u vertalen. Deze neveninformatie wordt u ter beschikking gesteld tot versterking van het geloof.

10. U kan ook informatie vinden over andere verschijningen dan die te Medjugorje, met name verschijningen waarin hetzelfde onderwerp, d.i. de tweede komst van Christus, ter sprake komt. Deze boodschappen krijgen de nodige aandacht om de authenticiteit van Medjugorje aan te kunnen tonen.

11. Tenslotte worden niet alleen deze boodschappen, maar ook profetieën uit de Bijbel, profetieën van erkende rooms-katholieke heiligen, of van hedendaagse profeten of zieners die in een goede relatie staan met het leergezag van de Rooms-katholieke Kerk, getoetst aan de actualiteit.

Nota: de verantwoordelijken van de blog maken er een prioriteit van om elke e-mail met goede bedoelingen te beantwoorden en stellen alles in het werk stellen, naargelang er informatie wordt vrijgegeven, om de mensen met raad en daad bij te staan.

Geloof, hoop en liefde

03-01-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe projecten 2010-2011
Nieuwe projecten tijdens 2010-2011
  • Nieuwe profetieën
  • Onze Lieve Vrouw van Guadalupe [Broeder Joseph]
  • Het grootste boekdeel van A.C. Emmerich, over het Openbare Leven van Jezus.
  • Dan komt ook de langverwachte vertaling van het boek op het blog, dat de Heilige Theresa van Lisieux steeds bij zich had: "Fin du Monde présent et mystères de la vie future," van Abbé Arminjon. [Broeder Joseph]. Broeder Joseph houdt er blijkbaar van om de lezers van dit blog extra te verwennen. De goede man herleeft, omdat hij zo'n nuttig werk kan leveren voor de mensen, want deze lectuur heeft niet iedereen in de boekenrek staan.
  • Na Onze Lieve Vrouw van Quito en Onze Lieve Vrouw van Belpasso, gaan we deze keer dieper in op Onze Lieve Vrouw van San Nicolàs de los Arroyos. Allen zijn goedgekeurde verschijningen die verwijzen naar de tweede komst van Jezus. [Mario Lossie]
  • Nog 7 nieuwe heel lange interviews met de zieners en Jelena Vasilj door Janice T. Connell [Henk]
  • Het boek "Benoîte, la bergère de Notre Dame du Laus" van R. de Labriolle [Broeder Joseph] 
  • De rubriek rond Onze Lieve Vrouw van Anguera zal regelmatig worden bijgewerkt.
  • De vertaling van het boek "Notre-Dame de Kibeho" van Immaculée Ilibagiza, over één der grootste genociden in de wereld: Rwanda 1994. [Broeder Joseph]

02-01-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uw dagelijks geestelijk voedsel
Uw dagelijks geestelijk voedsel

Vrijdag 1 oktober 2010


Lezing uit het boek Job 38,1.12-21.40,3-5.
Nu nam Jahweh het woord, en sprak tot Job in de storm:
Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden, De dageraad zijn plaats bestemd,
Om de zomen der aarde te bezetten En er vlammen uit te schudden?
Zij flonkert als een kostbare zegelsteen, Wordt bontgeverfd als een kleed,
Totdat de stralen hun licht wordt ontnomen, Hun opgeheven arm wordt gebroken.
Zijt ge doorgedrongen tot de bronnen der zee, Hebt ge de bodem van de Oceaan bewandeld;
Zijn u de poorten des doods getoond, De wachters der duisternis u verschenen;
Hebt ge de breedten der aarde omvat: Zeg op, wanneer ge dit allemaal weet!
Waar is de weg naar de woning van het licht, En waar heeft de duisternis haar verblijf,
Zodat gij ze naar hun plaats kunt brengen, En hun de paden naar huis kunt leren?
Ge weet het toch, want toen werdt ge geboren, Het getal van uw jaren is immers zo groot!
Maar Job antwoordde Jahweh, en sprak:
Ik ben lichtzinnig geweest: Wat zou ik hierop kunnen zeggen; Ik leg mijn hand op mijn mond.
Ik heb eens gesproken, maar doe het niet weer; Tweemaal, maar ik begin niet opnieuw!

Psalmen 139(138),1-3.7-8.9-10.13-14.
Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Jahweh, Gij doorschouwt mij volmaakt, Gij zijt het, die mij doorgrondt;
Gij kent mijn zitten en staan, En verstaat mijn gedachten van verre.
Gij meet mijn lopen en liggen, Zijt met al mijn wegen vertrouwd;
Waar zou ik ooit uw geest ontlopen, Uw aanschijn kunnen ontvluchten?
Stijg ik ten hemel: Gij zijt er; Daal ik in het dodenrijk af: Gij zijt er!
Sla ik de wieken als het morgenrood uit, En laat ik mij neer aan de grenzen der zee:
Ook daar nog leidt mij uw hand, En houdt uw rechter mij vast.
Want Gij hebt mijn nieren geschapen, Mij in de schoot van mijn moeder gevormd:
Ik dank U voor het ontzaglijk wonder van mijn ontstaan, En voor uw heerlijke werken.

Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Lucas 10,13-16.
Wee u, Korazin, wee u, Betsáida; want zo in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd, die in u zijn geschied, dan zouden ze reeds lang in zak en as zijn gezeten, en boete hebben gedaan.
Voor Tyrus en Sidon zal het dragelijker zijn in het oordeel dan voor u.
En gij Kafárnaum, zult ge tot de hemel toe worden verheven? Tot in de hel zult ge neerzinken. —
Wie u hoort, hoort Mij, en wie u versmaadt, versmaadt Mij; maar wie Mij versmaadt, versmaadt Hem die Mij heeft gezonden.


01-01-1973
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.© Kopierecht
© Kopierecht

Elke tekst op deze blog mag gekopieerd, gebruikt en verspreid worden, met uitzondering de teksten die onderaan van een verwijzing voorzien zijn. Teksten met een verwijzing [o.a. bron, auteur, vertaling] mogen slechts gedeeltelijk en in beperkte kring [bv. gebedsgroep] worden verspreid. Er is geen uitdrukkelijke toestemming van de beheerder vereist.

31-01-1972
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilige Malachias' pausenprofetieën. Levensbeschrijving
De Heilige Malachias: De 111 profetieën over de Pausen

Woord vooraf

Er is lang gewerkt aan dit document. Het eindresultaat mag gezien worden en brengt een aantal nieuwe verrassende elementen aan het licht, vooral in de levensbeschrijving en in de interpretatie van de profetieën. Opnieuw is Medjugorje België en Nederland fier om u het meest volledige document te brengen over de merkwaardige profetieën over de Pausen van de Heilige Malachias.

Levensbeschrijving

In 1094 werd in Armagh, gelegen in het huidige Noord-Ierland, een zoon en erfgenaam geboren uit een adellijke familie, genaamd O’Morgair met landbezittingen. Het jongetje kreeg als doopnaam Maelmhaedhoc. Later kwam hij voor zijn eerste scholing terecht bij Imbar O’Hagan, in de Abdij Van Armagh. Maelmhaedhoc's kreeg een Latijnse naam, Malachias. Zijn Ierse familie zou later ook zijn doopnaam als familienaam adopteren. Na een lange reeks studies, besloot de jonge Maelmhaedhoc, op ingeven van zijn vader, om Rooms Katholiek priester te worden.

Zoals gezegd, werd hij dus opgeleid door Imhar O'Hagan, destijds de abt van Armagh. Na een lange studie werd hij tot priester gewijd door St. Celsus in 1119. Om zichzelf te vervolmaken in heilige liturgie en theologie ging hij naar Lismore [graafschap Waterford] waar hij twee jaren
verbleef onder leiding van St. Malchus. Hierna werd hij in 1123 verkozen tot abt van het klooster Bangor.


Abdij van Bangor

Hij werd in 1119 op de leeftijd van 25 jaar tot priester gewijd. Hij vervolgde zijn theologische studies in Lismore. Malachias werd in 1123 tot abt van Bangor gewijd. Een jaar later werd hij aartsbisschop van Down en Connor.


Downpatrick, Cathedral Church of the Holy an Unidivided Trinity


De beroemde rustplaats van St. Patrick in Downpatrick

In 1132 werd hij bevorderd tot primaat van Armagh, de titel voor primaat van geheel Ierland. Bernard van Clairvaux heeft vele interessante anekdotes overgeleverd van Malachias. Diens bezieling voor religie in Connor en Armagh wordt door hem zeer geprezen. In 1127 bracht Malachias een tweede bezoek aan Lismore en diende als biechtvader voor Cormac MacCarthy, de vorst van Desmond en die later Koning van Ierland zou worden. Tijdens zijn ambtsperiode als bisschop van Connor bleef hij resideren in Bangor en toen enkele plaatselijke vorsten Connor belegerden, liet hij de monniken van Bangor overbrengen naar het schiereiland Iveragh [graafschap Kerry]. Aldaar was hij welkom bij de inmiddels tot koning gekroonde Cormac. Na de dood van St. Celsus [die in 1129 begraven werd in Lismore], werd St. Malachias in 1132 aangewezen tot aartsbisschop van Armagh, een ambt dat hij met grote dankbaarheid aanvaardde. Dankzij intriges was het twee jaar lang niet mogelijk om zijn ambtszetel te bezetten en ook nadien moest hij de Bachal Isu [de Staf van Jezus] nog zien te verkrijgen van Niall, de pretendent en leek-primaat. Malachias stierf tijdens zijn tweede pelgrimstocht naar Rome in 1148. Hij werd Heilig verklaard door Paus Clement III op 6 juli 1199. Interessant om weten is dat in zijn profetieën, exact de dag en het uur van zijn dood zijn vermeld [Clairvaux, 2 november 1148].


Armargh, St Patrick's Cathedral, de funderingen dateren uit 445
St Patrick was de stichter van het bisdom


Armagh, Standbeeld van de Heilige Malachias

De invloed van Malachias in Ierland betreffende kerkelijk zaken wordt wel vergeleken met die van Bonifatius in Duitsland. Hij hervormde en reorganiseerde de Ierse Kerk en bracht deze onder het gezag van Rome.

Gedurende drie jaren in Armagh, zoals is overgeleverd door St. Bernardus, herstelde St. Malachias het gezag van de Kerk, dat was verwaterd door een serie van leken-abten en introduceerde de Rooms-Katholieke liturgie. Het verhaal van de Heilige Bernardus was dat hij, nadat hij het barbarisme met wortel uitroeide en de christelijke moraal herstelde, alle zaken helderder zag en begon na te denken over zijn eigen rust.

Hij trad in 1138 af in Armagh en keerde terug naar Down and Connor, waarbij hij het gebied herverdeelde en Connor behield. Hij stichtte de priorij van Austin Canons in Downpatrick en ging voort met zijn bisschoppelijke taak. Begin 1139 bracht hij een bezoek aan Rome via Schotland, Engeland en Frankrijk, waar hij een bezoek bracht aan St. Bernardus in Clairvaux. Hij verzocht paus Innocentius II om een palia voor de zetels van Armagh en Cashel en werd benoemd tot legaat van Ierland. Na zijn bezoek aan Clairvaux kreeg hij, op zijn terugreis, vijf monniken mee voor een stichting in Ierland, onder leiding van Christian, van Ierse afkomst. Op deze manier ontstond de beroemde abdij van Mellifont in 1142. Malachias was begonnen aan een tweede reis naar Rome in 1148, maar op het moment dat hij aankwam in Clairvaux werd hij ziek en stierf in de armen van de Heilige Bernardus op 2 november.


Abdij van Melllifont


Heilige Bernardus van Clairvaux

De feestdag van St. Malachias wordt gevierd op 3 november om niet samen te vallen met Allerzielen.

Malachias bezat de gave om zieken te genezen. Daarbovenop bezat hij nog andere gaven, levitatie, helderziendheid en profetie. Vele mirakelen worden aan hem toegeschreven. Het meest bekend is zijn profetie over de toekomstige pausen, vanaf Paus Celestinus II [die paus werd in 1143] tot de paus die Johannes Paulus II zou opvolgen. En bij deze paus stopt de lijst. In zijn profetie wordt de lijn der opvolging abrupt afgebroken bij deze Paus. Hij werd in de profetieën van Malachias omschreven als "Gloria Olivae [Glorie der Olijven]".

Geschiedkundigen geloven dat Malachias zijn visoenen over de pauselijke opvolgingen kreeg tijdens zijn eerste pelgrimstocht naar Rome, in 1140. Er verscheen een lange lijst met 111 pausen voor zijn ogen. Deze voorspellingen zijn nauwkeurig bestudeerd en onderzocht en zijn, op enkele uitzonderingen na, bijzonder accuraat. Hij schonk ze aan paus Innocentius II "om hem te helpen in "noodsituaties." Innocentius II voegde het document bij de pauselijke archieven, waar het gedurende vier eeuwen "verborgen" bleef en enkel door de bibliothecaris en andere hooggeplaatste kardinalen werd geraadpleegd. Malachias zelf schreef dat hij het in de lijst had over de pausen vanaf Celestinus II tot ... de vernieuwing der tijden. In een visioen onthulde de Heilige Geest elke toekomstige paus met diens karaktereigenschappen, zijn geografische afkomst, spirituele achtergrond of zijn wapenschild. In totaal omschreef Malachias 111 toekomstige pausen.


Paus Innocentius II

Malachias gaf het document door aan paus Innocentius II om het veilig te laten bewaren. Claude François Menestrier, een bekende jezuïet uit de 18de eeuw, beweerde dat de profetieën in 1590 werden herschreven door Kardinaal Simoncelli, om de verkiezing te beïnvloeden van zijn favoriete kardinaal als paus dat jaar. Volgens Menestrier zou Malachias nooit geschreven hebben over de toekomstige pausen. Sceptici uit die tijd geloofden met name sterk dat Kardinaal Simoncelli de profetieën zelf geschreven had. Wat er ook moge zijn, drie simpele argumenten wijzen erop dat Menestrier zich vergiste en dat Malachias ze wel degelijk schreef.

Ten eerste blijkt uit de geschiedenis van het Vaticaan dat het document wel degelijk werd toevertrouwd aan Innocentius II in 1140. Zoals vele andere belangrijke documenten uit het Vaticaan, behoorde de Malachiasprofetie tot de eerste die werd gedrukt op de Gutenbergpers in 1455, dus 135 jaar voor de veronderstelling dat Kardinaal Simoncelli deze zou geschreven hebben. Ten tweede is het geweten dat, hoewel de Malachiasprofetieën onbekend waren voor de buitenwereld, er exemplaren ervan rondcirkelden bij hooggeplaatste geestelijken vóór 1590. Tenslotte begint de Malachiasprofetie bij de opvolger van Innocentius II, Celestinus II. Indien Simoncelli deze zou geschreven hebben, zouden de profetieën aanvangen in 1590, dat net als 1978 een driepausenjaar was met namelijk Urbanus VII [Gambattista Castagna], diens voorganger Sixtus V [Felice Peretti], en de opvolger van Urbanus VII, Gregorius XIV [Nicolo Spondrati]. De profetie zou, in de veronderstelling dat Simoncelli ze zou geschreven hebben met het oog op de beïnvloeding van de verkiezing van de nieuwe paus, zeker niet begonnen zijn bij Celestinus II, die op dat moment reeds bijna 450 jaar overleden was, en wat de pausen tussen Celestinus II en Sixtus V betreft, zou elk profetisch element komen weg te vallen.

De toekomstige pausen werden beschreven door een sleutelgebeurtenis in hun persoonlijk leven of door een daad dat zijn pontificaat zou kenmerken. Zo was, Clement XIII, die 11 jaar paus was tussen 1758 en 1769, afkomstig uit Umbrië en had hij de Roos als embleem. Malachias refereerde naar hem als "Rosa Umbriae" [de roos uit Umbrië]. Pius II werd door Malachias omschreven als "De Parvo Homine" [van de kleine man]. Zijn familienaam was Piccolomini, het Italiaans voor "kleine man." Pius VI [Giovanni Angelico Braschi] werd tot paus gekozen in 1755. Op zijn naam staat het langste pontificaat uit de geschiedenis. Hij regeerde 44 jaar, tot 1799. Hij werd 82 jaar en regeerde meer dan de helft van zijn leven. Christelijke schrijvers uit zijn tijd verwezen naar hem als de "Apostolische pelgrim op Aarde." Malachias kenmerkte Pius VI als "Peregrinus Apostolicus" of de pelgrim paus. In ongewone omstandigheden, zoals dat het geval was bij Pius VII [Barnaba Chiaramonte] wiens pontificaat overschaduwd werd door Napoleon Bonaparte, is deze door Malachias omschreven als "Aquila rapax," de arend, het symbool waarvoor Napoleon bekend stond. Paus Leo, 1878-1903, [Gioacchio Vincenzo Raffaele] omschreef hij als "Lumen in Caelo". Op zijn embleem stond een vallende ster.

Paus Pius X [1903-1914] noemde hij "Ignis Ardens" [brandend vuur]. Zijn echte naam was Giuseppe Melchiarre Sarto en het was onder zijn pontificaat dat Wereldoorlog I begon en de wereld voor de eerste keer in brand stond. Benedictus XV [1914-22] was "Religio Depopulata." Tijdens zijn pontificaat begon het communisme, wat vernietigend was voor het geloof. Paus Pius XI [1922-1939] is "Fides Intrepida" [Onwankelbaar Geloof]. Hij regeerde onder ongelofelijke druk van de duistere krachten van het nazisme en het fascisme, maar sprak zich absoluut uit tegen hen en het communisme. Pius XII [1939-1958] "Pastor Angelicus" [Engelachtige Herder], toonde een grote affiniteit voor het spirituele en kreeg visoenen van zowel Jezus als Maria die nooit werden openbaar gemaakt. Na een van deze visioenen zei hij: "de mensheid moet zich voorbereiden op een lijden zoals ze nog nooit heeft meegemaakt." Om zijn vertrouwen in de Moeder van God te verstevigen, kreeg hij het identieke visioen van het zonnewonder in Fatima toen hij rondwandelde in de tuinen van het Vaticaan. Hij schreef tot een van zijn kardinalen; "Ik was aan het lezen en verhief mijn papieren toen ik getroffen werd door een fenomeen dat ik nog nooit gezien had. De zon, die toen hoog stond, werd zoals een matgele bol, omgeven door een stralenkrans, en ik kon, zonder het minste ongemak, blijven staren naar de zon. De zon begon rond zichzelf te spinnen, en bewoog zich in alle richtingen, van links naar rechts, van boven naar onder en omgekeerd."

Angelo Giuseppe Roncalli werd paus Johannes XXIII [1958-1963]. "Pastor et Nauta" [Herder en Zeeman]. In 1953 werd hij door Pius XII tot kardinaal van Venetië aangesteld. Venetië, een stad in het water. Paus Paulus VI [1963-1978] werd "Flos Florum" [Bloem der Bloemen]. Zijn echte naam was Giovanni Battista Montini en zijn embleem bevatte drie lelies. Paus Johannes Paulus I [1978] werd door Malachias omschreven als "De medietate lunae" [van de halve maan] en kijk naar zijn echte naam, Albino Luciani , waarbij de eerste twee letters staan voor de helft van luna of maan. Hij was geboren in Canale d'Ogardo, Belluno, [mooie maan] en werd paus op 26 augustus 1978, slechts voor een maand, van de ene halve maan naar de andere. Karol Wojtyla gaf zichzelf de pauselijke naam Johannes Paulus II [1978-2005]. Malachias noemde hem "De labore Solis" [van het werk van de zon]. Hij werd op 18 mei 1920 geboren tijdens een totale zonsverduistering en werd op 8 april 2005 ter aarde gedragen tijdens een totale en hybride zonsverduistering.

In het jaar 1595 werden de profetieën voor het eerst openbaar gemaakt door Arnold de Wyon, een Belgische Benedictijner monnik [het maakte deel uit van zijn boek "Lignum Vitae"]. Plots blijkt er in een exemplaar uit 1820 een 112de profetie toegevoegd aan het originele manuscript. Naar verluidt zou deze later toegevoegd zijn door de Orde der Benedictijnen. Er bestaan hier echter zoveel verzonnen verhalen rond dat ik het enkel bij de vermelding van de profetie laat:


Laatste gedeelte van "Lignum Vitae"

"In persecutione extrema S.R.E. sedebit Petrus Romanus, qui pascet oues in multis tribulationibus: quibus transactis ciuitas septicollis diruetur, & Iudex tremêdus iudicabit populum suum. Finis. In een tijd van uiterste vervolging, zal de zetel van de Heilige Roomse Kerk bezet worden door Petrus Romanus, de het schip zal voeren door vele rampspoeden, waarbij de stad van de zeven heuvels, Rome, zal worden vernietigd en de verschrikkelijke rechter zijn volk zal beoordelen. Einde."

Het feit dat de bovenvermelde profetie later werd toegevoegd en dat een van zijn beste vrienden, de Heilige Bernardus van Clairvaux, nooit enige vermelding van zijn profetieën heeft gemaakt, hebben velen aan het twijfelen gebracht over de authenticiteit van deze profetieën. Wie echter alle profetieën doorneemt en blijft twijfelen, kan echter niet anders dan tot het besluit komen dat "deze zogenaamde fraudeur" dan wel zelf een enorme gave had om dingen te voorspellen.

Chris De Bodt

30-01-1972
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 1-10
Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 1-10

Profetie 1: Ex Castro Tiberis [van een kasteel aan de Tiber]

Paus Celestinus II [1143-1144]

Echte naam: Guido de Castello [? - Rome, 1144]

Guido de Castello’s geboortedatum is onbekend. Hij werd kardinaal in 1128. In 1140 werd hij pauselijk gezant te Frankrijk waar hij zich het ongenoegen van de Heilige Bernardus van Clairvaux op de hals joeg omwille van de bescherming tot hij verleende aan Arnold van Brescia. Guido was van adellijke afkomst. Al vroeg in zijn studietijd was hij een bewonderaar van de theoloog en filosoof Petris Abaelardus, iets waartegen hij later gewaarschuwd werd door Bernard van Clairvaux die Abaelardus beschuldigde van dwalingen.

In december 1127 werd Guido door paus Honorius II verheven tot kardinaal-diaken met de titeldiakonie Santa Maria in Via Lata. Onder paus Innocentius II volgde zijn promotie tot kardinaal-priester met de titelkerk San Marco.

Tijdens het pontificaat van Innocentius vervulde Guido diverse diplomatieke functies; hij was pauselijk legaat in Keulen en Aken en werd naar Rogier II van Sicilië gezonden om daar de legitimiteit van paus Innocentius II te verdedigen. Deze was vanaf zijn aantreden geconfronteerd met een tegenkandidaat, Anacletus II. Guido’s missie was om internationale erkenning te krijgen voor de claim van Innocentius op de pauselijke troon.

Op 26 september 1143 werd Guido in het Lateraans Paleis te Rome verkozen tot paus, waarbij hij de naam Celestinus aannam. Zijn kroning vond plaats op 3 oktober 1143, na eerst tot bisschop te zijn gewijd.

Celestinus’ pontificaat telde slechts 164 dagen. Belangrijkste feit werd de opheffing van het interdict dat zijn voorganger had uitgesproken over Franse steden. Dit interdict was een gevolg van het protest van de Franse koning Lodewijk VII tegen de benoeming van Pierre de la Chatre tot aartsbisschop van Bourges. Tegen de wil van de koning werd hij toch gekozen, maar door de koning ervan weerhouden zijn ambt te vervullen. Uiteindelijk zou deze twist leiden tot een strijd in Noord-Frankrijk waarbij ongeveer duizend gelovigen de dood vonden bij een brand in een kerk. Op verzoek van de Franse koning bemiddelde Celestinus in de kwestie, wat uiteindelijk leidde tot de acceptatie van de gekozen aartsbisschop.

Door zijn vroegtijdige dood zou hij niet betrokken worden bij het dreigende conflict dat ontstond met Rogier II van Napels.

Op 9 januari 1144 vaardigde Celestinus II de bul "Milites Templi" uit, waarmee hij opriep de Tempeliers te beschermen en de gelovigen opriep te doneren aan de orde. De bul zou de basis vormen voor de rijkdom en het succes van de orde.

Tijdens drie consistories creëerde Celestinus 13 kardinalen.

Paus Celestinus II overleed op 8 maart 1144 in Rome, waar hij begraven werd in de Sint-Jan van Lateranen basiliek. Hij werd opgevolgd door Lucius II.


Città di Castello

De Heilige Malachius verwijst naar zijn geboorteplaats Città di Castello, gelegen aan de oever van de Tiber.

Profetie 2: Inimicus Expulsus [De vijand verdreven]

Paus Lucius II [1144-1145]

Echte naam: Gerardo Caccianemici [Bologna - Rome, 15 februari 1145]

Gerardo werd geboren in Bologna [datum onbekend] en stierf te Rome op 15 februari 1145. Eerst was hij regulier kanunnik te Bologna. In 1124 werd hij kardinaal-priester en van 1125 tot 1126 was het pauselijke gezant in Duitsland. Tijdens het pontificaat van Innocentius II werd Gerardo driemaal gezant in Duitsland, en het was voornamelijk door hem dat koning Lotharius III twee veldtochten ondernam naar Italië om Innocentius II te beschermen tegen de antipaus Anacletus II. Tegen het einde van het pontificaat van Innocentius II werd hij pauselijk kanselier en bibliothecaris.


Paus Lucius II

Op 12 maart 1144 werd hij tot Paus verkozen. Zijn pontificaat was er een vol moeilijkheden en als we de bewering van Gotfried van Viterbo in zijn Patheon mogen geloven, trok hij aan het hoofd van een klein leger naar Rome, in een dispuut met de senaat. Hij leed een nederlaag en liep ernstige verwondingen op door stenen die naar hem werden geworpen. Een aantal dagen later overleed hij. Tijdens zijn pontificaat maakte hij een einde aan het dispuut tussen de Bisschop van Tours en de Bisschop van Dol. Hij was de orde der Premonstratenzers of Norbertijnen bijzonder genegen.

Malachias’ omschrijving is een zinspeling op de familienaam van de Paus. ‘Cacciare’ is het Italiaans voor verdrijven en ‘nemici’ zijn de vijanden.

Profetie 3: Ex Magnitudine Montis [Van de grote berg]

Eugenius III [1145-1153]

Echte naam: Bernardo Pignatelli di Montemagno [Montemagno - Tivolo, 8 juli 1153]

Bernardo werd tot paus verkozen op 15 februari 1145 en overleed te Tivoli op 8 juli 1153. Op dezelfde dag dat Paus Lucius stierf, was er al een felle tegenstand van de inwoners van Rome tegen de wereldse macht van de Paus. Daarom besloot Het Heilige College om de Paus vlug te begraven en zich terug te trekken in afgelegen kloosters, waar ze unaniem Bernardo Pignatelli tot Paus verkozen. Door de woelige toestand was het voor hem onmogelijk om Rome als residentie te kiezen. Hij was abt van een Cisterciënzerklooster even buiten Rome. Zijn verkiezing tot paus in februari 1145 kwam mede door het gebrek aan belangstelling, en gedeeltelijk door zijn vriendschap met Bernardus van Clairvaux, op dat moment de meest invloedrijke geestelijke in de katholieke kerk. Bernard was overigens niet voor zijn verkiezing, omdat hij meende dat Pignatelli de vereiste kwaliteiten miste. Eugenius won het hart van het volk door zijn minzaamheid en vrijgevigheid. Hij bleef het ruwe habijt van Bernardus van Clervaux verder dragen onder zijn pauselijke kledij. De Heilige Antonius van Padua omschreef Eugenius III als een der grootste en meest gekwelde pausen.

Eugenius verbleef gedurende het grootste deel van zijn pontificaat buiten Rome. Hij werd in het klooster van Farfa ingehuldigd. Rome stond onder invloed van Arnold van Brescia, die het verzet aanvoerde tegen de wereldlijke macht van de pausen. Eugenius III zocht hulp bij steden die zich tegen Rome verzetten. Met die hulp slaagde hij er voor een poos in zijn positie in Rome te vestigen, maar niet voor lange duur. Via Viterbo en Siena kwam hij uiteindelijk in Frankrijk terecht.

Tijdens zijn pontificaat hield Eugenius III een aantal synodes: in Parijs, Reims en in Trier. De synodes waren bedoeld om het kerkelijk leven te hervormen. Daarnaast sprak Eugenius zijn lof uit over het leven van Hildegard van Bingen.

In 1149 keerde hij terug naar Italië. Hij vestigde zijn residentie in Viterbo. In 1150 lukte het hem kortstondig om zich weer in Rome te vestigen dankzij hulp van de koning van Sicilië. De nieuwe keizer van het Roomse rijk Frederik Barbarossa (1152-90) beloofde hem steun tegen zijn opstandige onderdanen. Voordat die steun verleend kon worden, stierf Eugenius III op 8 juli 1153 in Tivoli

Zaligverklaring

Hoewel de inwoners van Rome zich fel verzet hadden tegen de wereldlijke macht van Eugenius III, hadden zij nooit bezwaar gemaakt tegen zijn geestelijk leiderschap. Hij kon daarom zonder bezwaar begraven worden in het Vaticaan. Vrij spoedig na zijn bijzetting werd er gesproken over wonderbaarlijke genezingen bij zijn graf.

Dit leidde er uiteindelijk toe dat Eugenius III op 28 september 1872 door Pius IX zalig werd verklaard.


Montemagno

Malachias’ omschrijving refereert naar de geboorteplaats van de Paus, Montemagno, bij Pisa

Profetie 4: Abbas Suburranus [Abt van Suburra]

Anastasius IV [1153-1154]

Echte naam: Corrado Demetri della Suburra [Rome, 1073 - Rome, 3 december 1154]


Paus Anastasius IV

Corrado werd geboren rond het jaar 1073. Hij was een Romein en zoon van Benedictus delle Suburra. Paus Paschalis II stelde hem in 1114 aan tot kardinaal-priester van Sint-Pudenziana. In 1127 of 1128 werd hij door Paus Honorius II gepromoveerd tot de suburbicaire zetel van Sabina benoemd. De kardinaal-bisschop is evenwel slechts titulair aan het bisdom verbonden en heeft geen bemoeienis met de dagelijkse leiding ervan. Het bisdom Sabina bestaat sinds de vijfde eeuw. Tijdens de Pauselijke verkiezing van 1130 was hij een van de grootste tegenstanders van antipaus Anacletus II (1130-38) en toen Paus Innocentius II (1130-1143) naar Frankrijk vluchtte, bleef hij als pauselijke vicaris achter in Italië. Tijdens de verkiezing in juli 1153 was hij deken van het College van Kardinalen en waarschijnlijk het oudste lid.

Tijdens zijn korte pontificaat speelde hij een grote rol als vredemaker en sloot hij een overeenkomst met keizer Frederik I [Barbarossa] rond de netelige zaak van de toewijzing van Zetel van Maagdenburg en sloot daarmee deze aangelegenheid die gedurende vier pontificaten voor onrust had gezorgd. Deze aangelegenheid ging over de aanstelling van William Fitzherbert [Heilige William van York] bij de Zetel van York, door hem zijn mantel te zenden en dit ondanks de voortdurende tegenstand van de Cistercenziërs Paus Anastasius IV overleed op 3 december 1154. Hij was tijdens het schisma van paus Innocentius II diens secretaris in Rome.

Malachias verwijst naar de familienaam van Paus Anastasius IV.

Profetie 5: De Rure Albo [Uit het Albaans gebied]

Adrianus IV [1154-1159]

Echte naam: Nicholas Breakspear [Abbots Langley inn Hertfordshire, 1100 - Anagni, 1 september 1159]

Aangenomen wordt dat hij is geboren in Abbots Langley inn Hertfordshire, rond het jaar 1100. Zijn vader was een pater die leefde in het plaatselijk klooster van Sint-Albanus. De jonge Nicholas zou zijn eerste onderricht hebben gehad op de kloosterschool. Hij wilde zelf ook toetreden tot het klooster, maar dat werd hem geweigerd. In plaats daarvan vertrok hij naar Parijs om zijn opleiding te vervolgen. In Frankrijk trad hij alsnog toe tot een klooster bij Arles, waar hij in 1137 tot abt werd verkozen.


Hertfordshire, Sint-Albanusabdij en Kathedraal

Als abt bleek hij een hervormer. Dat leidde tot de nodige onrust en tot klachten tegen hem bij de Heilige Stoel. Die klachten zorgden er voor dat hij werd opgemerkt door de toenmalige paus Eugenius III [1145-53], die hem kardinaal en bisschop van Albano maakte.

Van 1152 tot 1154 verbleef Nicholas in Scandinavië als pauselijk legaat. Hij was betrokken bij de vestiging van het nieuwe aartsbisdom in Trondheim en de instelling van een eigen metropoliet voor Zweden, dat werd afgescheiden van het [toen] Deense aartsbisdom in Lund.

Na zijn terugkeer uit Scandinavië werd Nicholas eervol ontvangen door de nieuwe paus Anastasius IV [1153-54]. Na diens dood werd Nicholas op 4 december 1154 zelf tot paus verkozen. Hij nam de naam Adrianus IV aan.

In 1171 viel Hendrik II Ierland binnen en gebruikte daarbij de bul om soevereiniteit over het eiland te verkrijgen. Hij dwong de Cambro-Normandische krijgsheren en enkele van de Hoge Koningen van Ierland om hem als hun heer en meester te accepteren. Adrianus' opvolger, Paus Alexander III, bevestigde de gift van Ierland aan Hendrik II in 1172 en tijdens de Synode van Cashel op 2 februari 1172 accepteerden de Ierse bisschoppen de bul.

Hendrik II schonk zijn Ierse territorium uiteindelijk aan zijn jongste zoon Jan die daarbij de titel "Dominus Hiberniae" of "Heerlijkheid Ierland" kreeg. Toen Jan onverwacht zijn broer Richard I Leeuwenhart opvolgde als Koning Jan zonder Land, kwam Ierland direct onder de Engelse Kroon te vallen. De heerlijkheid Ierland bleef bestaan tot 1541, toen Hendrik VIII de titel Koning van Ierland aannam en Ierland het Koninkrijk Ierland werd, een staat in personele unie met Engeland.

Kort na de kroning van Barbarossa vielen troepen van de keizer van het Oost-Romeinse Rijk het zuiden van Italië binnen. Het zuiden, met name Sicilië werd in die tijd beheerst door de Noormannen. Adrianus had weinig op met hen. Bovendien zag hij een mogelijkheid om het schisma van 1054 te herstellen. Hij steunde daarom de Byzantijnse keizer Manuel Comnenus. De keizer op zijn beurt droomde van een herstel van het Romeinse Rijk.

Na aanvankelijke successen delfden de troepen van de paus en de keizer uiteindelijk het onderspit in de slag om Brindisi. Het herstel van de keizerlijke macht over Italië was daarmee voorgoed buiten beeld. Hetzelfde gold voor de wens van de paus. Daarbij was het ook zeer de vraag of de aanspraak van de paus op religieuze superioriteit voor de orthodoxe gelovigen acceptabel zou zijn geweest.

Op de Rijksdag van Besançon in oktober 1157 verzette Adrianus zich via zijn gezant, de latere Paus Alexander III, tegen Frederik Barbarossa. De strijd ging met name om het recht bisschoppen te benoemen. De paus had hiervoor een brief geschreven aan de keizer welke ongelukkig vertaald werd. Het woord "beneficia" werd uitgelegd in de feodale betekenis van het woord, hetgeen Barbarossa als een ernstige belediging opvatte. De keizer als vazal van de paus was voor hem onverteerbaar. Adrianus heeft daarna nog wel getracht in een nieuwe brief het misverstand te verklaren, maar de relatie tussen beiden was definitief verbroken.

Paus Adrianus IV stierf te Anagni op 1 september 1159, in een open strijd met keizer Frederik Barbarossa die zich met de Lombarden tegen hem had verbonden. Adrianus stond op het punt om Barbarossa te excommuniceren toen hij stierf op 1 september 1159.

Malachias’ omschrijving is een verwijzing naar zijn benoeming tot Kardinaal en Bisschop van Albano. Het bisdom Albano is een suburbicair bisdom nabij Rome. Het bisdom werd gesticht in de 4e eeuw. De oorspronkelijke zetel van dit bisdom was de Romeinse stad Alba Longa. Heden ten dage is dat het plaatsje Albano Laziale in Latium. Een minder aangenomen stelling is dat de omschrijving zou verwijzen naar Engeland, dat Albion genoemd werd om zijn witte krijtrotsen en klippen. Albion is de oudst bekende naam voor de Britse eilanden of voor Groot-Brittannië. De term slaat echter meestal op Engeland alleen en dateert al uit de 6e eeuw voor Christus. De naam zou, met de oudste naam van Ierland (Iouernia), het eerst zijn geboekstaafd in de Massilote Periplus, een kustbeschrijving die uit de Griekse kolonie Massalia (Marseille) stamt. Fragmenten daarvan werden aangehaald in de Ora Maritima van de Romeinse dichter Avienus uit de 4e eeuw n. Chr. De naam Engeland zelf is afgeleid van de Germaanse stam der Angelen, die na het vertrek van de Romeinen dit land mede kolonialiseerden. De Romeinen brachten het in verband met het woord albus (wit), daarmee verwijzend naar de witte krijtrotsen bij Dover. Opmerkelijk is ook de verwijzing naar zijn vader die leefde in het klooster van Sint-Albinus Hertfortshire.

De term Albion leeft nog voort in de negatief te duiden uitdrukking "het perfide Albion" (het verraderlijke Albion) waarin verontwaardiging doorklinkt over de manier waarop Engeland in het verleden politieke doeleinden trachtte te realiseren. De oorsprong hiervan is waarschijnlijk te vinden in een vers van de Franse dichter Augustin, Markies van Ximenes (1726-1817): "Attaquons dans ses eaux la perfide Albion," dat ingang vond tijdens de Franse Revolutie.

Profetie 6: Ex Ansere Custode [van de wakende gans]

Alexander III [1159-1181]

Echte naam: Rolandus Bandinelli [Siena, ± 1100 - Civita Castellana, 30 augustus 1181]

Bij de dood van Adrianus IV stond Barbarossa voor het eerst als keizer voor de mogelijkheid om de pauskeuze te beïnvloeden naar de aloude gewoonte van Duitse keizers in lang vervlogen tijden. Terwijl de kardinalen een nieuwe paus kozen, liet Barbarossa het Romeinse volk oproepen om naar het oude recht uit de tiende en elfde eeuw een paus te kiezen. Ook een klein aantal kardinalen in de curie kon overtuigd worden.

Toen de meerderheid van de kardinalen het hoofd van de curie verkozen tot paus Alexander III, stormden bewapende mannen de zaal binnen en stelden een andere kardinaal als paus aan, gesteund door een kleine minderheid van de curie-leden. Dat werd tegenpaus Victor IV. Deze eiste met zijn aanhangers de erkenning door alle kardinalen. Reeds voor de pauskeuze was men overeengekomen dat een volgende paus slechts bij eenstemmigheid kon verkozen worden. Victor IV verwierp dan ook de keuze van Alexander III, waarbij hij wel in alle talen zweeg over het feit dat ook hij niet bij eenstemmigheid gekozen was [laat staan dat er van een verkiezing zou geweest zijn]. Alexander III liet zich daarop bekleden met de pauselijke gewaden... Victor IV trok die echter van zijn lijf en eigende ze zichzelf toe.

Barbarrossa en Alexander III waren al voor de pauskeuze aartsvijanden van elkaar geworden. Twee jaar tevoren, in 1157, wou paus Adrianus IV een poging ondernemen om vrede te sluiten met Barbarossa. Daartoe had hij een schrijven opgesteld dat Alexander III [toen nog hoofd van de curie] aan Barbarossa overhandigde. De bisschop van Keulen had die brief dan vertaald. Maar daarin was een fout geslopen. Adrianus IV had geschreven dat de keizer voor zijn keizerschap het "beneficium" van de paus kreeg. Daarmee wou de paus uitdrukken dat Barbarossa het keizerschap gegund was. Maar de bisschop van Keulen vertaalde dit door "een onderdanigheid aan de paus." Barbarossa was meer dan woedend. Nu vroeg hij aan Alexander III, toen aldus nog kardinaal, wat dit te betekenen had. Die laatste voelde de nattigheid. Hij wist dat Barbarossa de wereldlijke macht van de paus wou breken. Hij repliceerde dan ook heel gevat: "Aan wie heeft de keizer zijn ambt te danken?". Toen ontstond de vete tussen Barbarossa en Alexander III.

Het pausschap van Alexander III was uitzonderlijk lang [van 1159 tot 1181]. In die ongeveer twintig jaren overheersten twee thema's het Vaticaan. Enerzijds de aanhoudende strijd tegen Barbarossa en anderzijds de juridische hervorming van het recht in het Vaticaan. Dat laatste maakte Alexander III tot een van de belangrijkste pausen uit de Middeleeuwen. Hij was van opleiding een jurist en gaf het recht in het Vaticaan een definitieve juridische grondslag. Het is deze paus die de decreten van het Vaticaan geldend maakte voor de hele katholieke kerk in de wereld.

Maar zoals gezegd, de strijd tussen Barbarossa en Alexander III was het tweede hoofdthema gedurende die twintig jaren. Deze strijd verliep vaak tot in het haast belachelijke. Zo riep Barbarossa in 1160 een bisschoppensynode samen in Padua. De keizer had al lang geen bevoegdheid meer om synodes samen te roepen, maar Barbarossa wou het herstel van de keizerlijke macht over de kerk en dus...

Op die synode werd Victor IV door de meerderheid der bisschoppen [al of niet onder dwang] erkend als paus. Alexander III verscheen niet op die synode. Volgens de ene bronnen weigerde hij, volgens andere bronnen zou Barbarossa voor hem en zijn gevolg de deur gesloten gehouden hebben. Daarop vervaardigde Barbarossa de rijksban over Alexander III, en tegenpaus Victor IV sloeg Alexander in de kerkban. En hoe reageerde Alexander? Net hetzelfde...

Al even vreemd was de steun die Barbarossa zocht bij andere koningen in Europa. Zo had hij in 1162 een samenkomst gepland met de Franse koning Louis VII op een brug over de Saone. Daar zouden de twee pausen ook moeten verschijnen. Nu sprak Barbarossa met Louis VII af dat, indien een van de pausen niet op de brug zou opdagen, de andere door beide monarchen zou erkend worden als de enige en echte paus.

Belachelijk, maar ja... Alexander III liet zich niet op die wijze vernederen en verscheen niet. De Franse koning wist echter dat de meerderheid van de Franse bisschoppen achter Alexander III stond en was overigens gebonden door een vergadering in Toulouse twee jaar terug, waarop zowel Engeland, Frankrijk, Spanje, Noorwegen als Ierland Alexander III erkend hadden. Hij vroeg dan ook aan Barbarossa om nog geduld te hebben. Maar die laatste wou nu definitief de erkenning van Victor IV doordrukken en riep zo snel mogelijk een concilie samen! Ja, niet alleen synodes, maar zelfs concilies kon de keizer samenroepen. Dat concilie kwam samen en tot verbijstering van Barbarossa werd Alexander III bevestigd als paus.

In 1164 stierf tegenpaus Victor IV. Zijn aanhangers verkozen daarop een andere kardinaal als tegenpaus, Paschalis III. Die kreeg dan ook de steun van Barbarossa, hoewel zelfs in het Duitse rijk meer en meer bisschoppen Alexander III erkend hadden. In Italië groeide de tegenstand tegen Barbarossa, niet alleen door zijn verwerping van Alexander III door de keizer, maar veel meer door een onafhankelijkheidsbeweging. Barbarossa trok dan ook met een groot leger naar Italië, geflankeerd door een al even uitgebreid leger van de bisschop van Keulen.

Die laatste zou orde op zaken stellen in Rome en tegenpaus Paschalis doen aanvaarden. In een mum van tijd was Milaan gevallen en viel de ene Noord-Italiaanse stad na de andere. Vanuit Milaan schonk Barbarossa de relikwieën van de Drie Koningen aan de bisschop van Keulen uit dank voor zijn steun. Die relikwieën rusten sinds dat jaar nog steeds in de Dom van Keulen. Paschalis III verklaarde uit dankbaarheid voor de militaire steun de oude keizer Karel de Grote uit de 8ste-9de eeuw heilig. Ook kroonde hij de echtgenote van Barbarossa tot keizerin.

In 1168 stierf Paschalis III en werd Calixtus III gekozen tot tegenpaus. Ondertussen was er ook in Engeland weerstand ontstaan tegen Alexander III. Koning Hendrik II steunde Barbarossa in de overtuiging, dat de kerk niets met wereldlijke macht te doen heeft. In 1164 onderwierp hij per koninklijk besluit de kerk aan het koninklijke gezag, tegen de wil van de meeste Engelse bisschoppen in. Hendrik II ging echter met stalen vuist tegen de opstandige bisschoppen in. Thomas Becket moest het gelag betalen en werd vermoord in Canterbury. In 1174 kon Alexander III zijn gezag echter herstellen over de Engelse katholieke kerk en dwong koning Hendrik II tot onderwerping. Deze had geen aanhang meer en knielde voor de paus. Alexander III liet toen even zijn "macht" gelden: hij liet de Engelse koning geselen in de kathedraal van Canterbury en dwong hem de hele daaropvolgende nacht te bidden aan het graf van Thomas Becket.

Ook Barbarossa zou weldra moeten voelen wie de lakens op aarde uitdeelt. In 1176 waren alweer heel wat noordelijke steden van Italië, in opstand gekomen tegen de Duitse keizer. Veel van die Lombardische steden werden militair gesteund door het pauselijke leger. Barbarossa trok aldus weer naar Italië, maar moest een van de zwaarste nederlagen in zijn loopbaan ondergaan.

Alexander III eiste daarop de rekening als paus en ... Barbarossa knielde neer! Zijn lange strijd tegen de wereldlijke macht van een paus was roemloos beëindigd. Als keizer werd hij niet vernederd zoals een koning zou moeten ondergaan, maar hij moest de pauselijke waarde van tegenpaus Calixtus III afzweren. De gebroken Barbarossa voldeed aan die eis. Calixtus III begaf zich naar Alexander III en knielde eveneens, maar hij bleef zich nadien toch nog verzetten, ook al was dat tegen de wens van Barbarossa in.

De aanhangers van Calixtus III wilden van geen ophouden weten en verkozen een volgende tegenpaus, Innocentius III, eveneens tegen de wil van Barbarossa in. Die kerel werd echter door de milities van paus Alexander III opgepakt en levenslang opgesloten in een klooster. Innocentius III was de laatste tegenpaus tot in 1328. Even later organiseerde de paus het derde Lateraans concilie waarop besloten werd om een pauskeuze afhankelijk te maken van een tweederde meerderheid der kardinalen. Enige tijd later ontstond in Rome een volksopstand tegen de paus. Ook nu weer was de wereldlijke macht van de paus over de stad de grote inzet. Alexander III moest vluchten en stierf in ballingschap in 1181.


Familiewapen van de Paparonas

Onofrio Panvinio verwijst naar Alexander III als "de familia Paparona." De uitgave van Ciacconius [1677] zegt dat hij behoorde tot de adellijke familie Bandinella, die later Paparona werd genoemd. Ciacconius beweert dat in het familiewapen van de paus een gans stond. Alle bewijs blijkt dus ten gunste van Malachias te berusten, want over de vroege verklaringen van de "Paparona" is er thans absolute zekerheid. Panvinio, op wie men gewoonlijk vertrouwt als er een genealogische kwestie opduikt, werd er door latere verklaarders van beschuldigd dat hij zich richt naar de profetie. Abbé Cucherat verklaarde zijn wapenspreuk als een klassieke zinspeling op de beroemde vogel die Rome gered heeft. Volgens hem maakt Malachias zowel een klassieke als een verborgen zinspeling op de redding van Rome door Alexander.

Profetie 7: Ex Tetro Carcare [Uit de ellendige gevangenis]

Victor IV [1159-1164] [tegenpaus]

Echte naam: Octavius Monticello [Monticelli, 1095 - Lucca, 20 april 1164]

Octavius Monticello werd geboren te Monticelli bij Tivoli, 1095 en is overleden te Lucca, op 20 april 1164. Octavius werd in 1138 tot kardinaaldiaken van Santa Nicola gewijd [deze titelkerk bevond zich nabij de Tulliaanse gevangenis] en in 1151 tot kardinaalpresbyter van Santa Cecilia. Ook Panvinio noemt deze titelkerk, terwijl anderen beweren dat hij kardinaal was van Sint Cecilia. Hij werd op 7 september 1159 gekozen door een kleine minderheid van kardinalen, de geestelijkheid van Sint Pieter en het Romeinse volk, terwijl de meerderheid van het kardinalencollege Rolandus koos, die de titel Alexander III aannam.

Octavianus behoorde tot een van de machtigste Romeinse families [graaf Tuscaulanus] en was kardinaal geweest vanaf 1138. Omdat hij als een groot vriend van keizer Frederik I van het Heilige Roomse Rijk [Barbarossa] werd beschouwd, hoopte hij dat zijn keuze zou steunen. Hij stierf op 20 april 1164 te Lucca en werd opgevolgd door tegenpaus Paschalis III.

De Latijnse omschrijving van Malachias zinspeelt op de Tulliaanse gevangenis, nabij zijn titelkerk.

Profetie 8: Via Transtiberina [De weg aan de overkant van de Tiber]

Paschalis III [1164-1168] [tegenpaus]

Echte naam: Guido Da Crema [Lucca - Rome, 20 september 1168]

Guido Da Crema's geboortedatum is niet gekend, maar het is wel geweten dat hij te Lucca geboren werd. Hij was de tweede tegenpaus tegenover paus Alexander III. Op aandringen van de kanselier van Frederik I van het Heilige Roomse Rijk werd Guido van Crema in 1164 benoemd tot kardinaal. Na de dood van tegenpaus Victor IV, benoemden de aanhangers van de keizer hem tot diens opvolger, waarbij hij de naam Paschalis III aannam. Uit de bewaard gebleven handelingen van Paschalis blijkt zijn verbondenheid met het vorstenhuis Hohenstaufen, waar Frederik uit stamde. In 1167 kroonde hij Frederik I in Rome, volgens de Kerkelijke geplogendheden, tot keizer.

Om aan de eisen van Frederik Barbarossa te voldoen, verklaarde hij Karel de Grote in 1165 heilig, maar dit werd nooit door de kerk goedgekeurd. Tijdens zijn pontificaat wist hij de controle over Rome te behouden, waardoor Alexander III gedwongen was in Frankrijk in ballingschap te verblijven. Na Paschalis' dood was het schisma nog niet voorbij. Paschalis' aanhangers kozen Johannes van Struma [die de naam Calixtus III aannam] als zijn opvolger. In 1179 herriep het Derde Lateraans concilie alle besluiten van Paschalis III.

Na een aantal keizerlijke nederlagen kon hij zich enkel handhaven aan de rechteroever van de Tiber, vandaar de verwijzing van Malachias. Uiteindelijk stierf hij aldaar op 20 september 1168.

Profetie 9: De Pannonia Tuscae [Uit het Hongaars gebied van Tuscia]

Calixtus III [1168-1178] [tegenpaus] [Hongarije - Benevento, 1179]

Echte naam: Johannes Van Struma

Hij was afkomstig uit Hongarije [hierover heeft er lange tijd onenigheid bestaan] en overleed te Benevento, rond 1178. Hij was de derde tegenpaus van Paus Alexander III. Calixtus III, eigenlijk Johannes van Struma, was tegenpaus van 20 november 1168 tot 29 augustus 1178. Hij was de derde tegenpaus tegenover paus Alexander III. Er bestond twijfel over zijn afkomst, maar de historici zijn het er thans blijkbaar over eens dat Calixtus uit Hongarije kwam.

Aan het begin van het pontificaat van Paschalis III, de tweede tegenpaus tegenover Alexander III, was Johannes abt van het klooster in Struma langs de Arno. Paschalis benoemde hem tot kardinaal en bisschop van Albano. Toen Paschalis in 1168 overleed, kozen zijn aanhangers, daartoe aangezet door Frederik I van het Heilige Roomse Rijk, Johannes van Struma als zijn opvolger. Deze nam de naam Calixtus III aan.

Het kerkelijk schisma was ontstaan vanwege een conflict tussen Frederik I en paus Alexander III. In 1177 legden zij echter hun conflict bij. Frederik I erkende de rechtmatigheid van het pontificaat van Alexander III en trok daarom zijn steun aan Calixtus in. Vanuit Albano bleef Calixtus nog enige tijd aan als paus, maar op 29 augustus 1178 trok hij zich terug en onderwierp hij zich aan Alexander III. Alexander nam hem weer op in de kerk en stelde hem aan over het kerkelijk bezit in Benevento. Hier overleed hij korte tijd later.

Na het aftreden van Calixtus III was het kerkelijk schisma echter nog niet voorbij. Kardinalen die Alexander III niet als paus erkenden, kozen Lando van Sezze [Innocentius III] als hun paus. De Heilige Malachias maakt echter in zijn lijst geen enkele verwijzing naar Innocentius III.

Profetie 10: Lux in Ostio [Het licht in Ostium]

Lucius III [1181-1185]

Echte naam: Ubaldo Allucingoli [Lucca, 1097 - Verona, 25 november 1185]

Paus Lucius III werd geboren te Lucca in 1097 en overleed te Verona op 25 november 1185. Hij was oorspronkelijk een cisterciënzer [hij zou Bernardus van Clairvaux nog hebben gekend] en zou rond 1141 door Innocentius II tot kardinaal-priester worden benoemd. Hij zou in 1156 het verdrag van Benevento met Willem I van Sicilië afsluiten en in 1159 door Paus Alexander III worden benoemd tot kardinaal-bisschop van Ostia en Velletri. Hij zou een trouwe vertrouweling worden van de paus, maar tevens inzien dat men tot een vergelijk moest komen met Frederik Barbarossa.


Paus Lucius III

Na de vrede van Venetië [1177], waarbij een vriendschappelijke overeenkomst was gesloten tussen Alexander III en Frederik I, werd Ubaldo door deze laatste gevraagd om te bemiddelen in de strijd om de landgoederen van markgravin Mathildis van Toscane. Deze had haar goederen namelijk eerst geschonken aan Paus Gregorius VII en nadien nog eens aan Paus Paschalis II [17 november 1102], maar de keizer weigerde dit te aanvaarden. Hij slaagde er niet in om een bevredigende oplossing te vinden, maar zijn tijdgenoten geloofden dat hij altijd had getracht om rechtvaardig te zijn.

Wanneer hij op 1 september 1181, één dag na de dood van Alexander, al tot paus wordt gekozen te Velletri, weigert hij de gewoonlijke geld uitdeling te doen aan het volk van Rome, waardoor zijn troonbestijging de zondag daarop [6 september 1181] in Velletri moet gebeuren. Hij kan het slechts enkele maanden [november 1181-maart 1182] uithouden in de Sint-Jan van Lateranen en ontvlucht Rome. Hij trekt naar Velletri waar hij een gezantschap van koning Willem I van Schotland ontvangt, die om absolutie kwamen vragen voor de koning die door Alexander III in de ban was geslagen. Lucius III schenkt daarop Willem I absolutie en als teken van zijn goede wil zond hij hem zelfs een Gouden Roos op 17 maart 1183.

Intussen wenste de raad van 25 senatoren, die Rome regeerde, Tusculum te onderwerpen omdat deze de paus gunstig gezind waren. De paus weet Christiaan I van Buch, de aartsbisschop van Mainz en een bekwaam krijgsheer, te contacteren en deze trekt met zijn troepen vanuit Toscane om Tusculum te ontzetten. Maar deze wordt, nadat hij de stad had ontzet, ziek en zou daarop overlijden. De paus, die nu alleen stond, trok daarop naar keizer Frederik in Verona, waar hij op 22 juli 1183 aankwam. Hij zou echter tot eind september moeten wachten voordat Barbarossa de stad binnentrok en de onderhandelingen konden beginnen.

Deze bijeenkomst, die somtijds veel weg had van een kerkvergadering, wordt beschouwd als de belangrijkste gebeurtenis van zijn pontificaat, want paus en keizer besloten de handen in elkaar te slaan in de strijd tegen de ketters [Katharen, Waldenzen, Arnoldisten] en hij legde met de bul "Ad Abolendam" de basis voor de inquisitie [4 november 1184]. Hij vernieuwde hierin de opdracht van bisschoppen tot vervolging van de ketters. Door de aanwezigheid van de Heraclius, de patriarch van Jeruzalem, en de grootmeester van de ridderorde wist hij bovendien de keizer te overtuigen om een nieuwe Kruistocht te organiseren. Hij zou het ‘Pivilegium Romanum’ [1100] van Paschalis II bevestigen alsook de ‘Charta caritatis’ [1119] van Paus Calixtus II die de cisterciënzers vrijstelde van belastingen [22 november 1184]. Op andere punten komt men echter niet tot een overeenkomst: zo weigert hij bijvoorbeeld Barbarossa's zoon Hendrik te erkennen als diens mederegent zolang Frederik I zelf nog leefde. Wat wel zeer waarschijnlijk is, is dat hij de verloving van Hendrik met zijn tante Constance van Sicilië niet afkeurde, hoewel dit een verzwakking van de pauselijke macht in Midden-Italië betekende. Uit vrees voor nog verder toegevingen wist een deel van de curie verdere onderhandelingen te verhinderen.


Het oude Ostia, Italië

Maar door de militaire acties van Hendrik VI in Trier en de uitblijvende hulp van de keizer tegen de opstandige Romeinen, werd het conflict tussen paus en keizer verder op de spits gedreven. Voordat het echter tot een nieuwe confrontatie kwam te Verona, kwam Lucius III te overlijden en zou hij zijn rustplaats vinden in de dom van deze stad.

De omschrijving van Malachias is een woordspeling op zijn Pauselijke naam Lucius en op Ostia, waar hij in 1159 tot kardinaal-bisschop werd benoemd.

Chris De Bodt



29-01-1972
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 11-20
Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 11-20

Profetie 11: Sus in Cribro [Een zeug in de zeef]

Urbanus III [1185-1187]

Echte naam: Umberto Crivelli

Crivelli werd omstreeks het jaar 1120 geboren te Milaan en overleed te Ferrara, op 19 oktober 1187. Umberto werd door Lucius III in 1182 tot kardinaal en in 1885 tot aartsbisschop van Milaan benoemd. Hij werd gekozen om Lucius op te volgen en werd op 1 december 1185 tot paus gekroond. Urbanus erfde van zijn voorganger de vete met de grote keizer Frederik Barbarossa, nog verhevigd door een persoonlijke vijandschap, daar bij de plundering van Milaan in 1162 de keizer meerdere bloedverwanten van de paus had laten verminken. Frederik was enorm vertoornd omdat hij zijn zoon Hendrik weigerde te kronen en ook omdat hij Fulmar van Karden tot aartsbisschop van Trier had benoemd, in plaats van de beschermeling van Frederik I, provoost Rudolph.

De omschrijving van Malachias is een zinspeling op de familienaam van de paus. Crivelli betekent namelijk een zeef. Waarvoor "zeug" staat is niet duidelijk. Er zijn er die beweren dat er een zeug op het wapen van de Crivellli familie te zien is, anderen beweren dat in het "epitom" van Onofrio Panvinio het wapenschild van de paus staat: een zeef, gedragen door twee zeugen. Het eerste blijft, na zoekwerk, onbevestigd. De laatste bewering klopt niet.

Profetie 12: Ensis Laurentii [Het zwaard van Laurentius]

Gregorius VIII [1187]

Echte naam: Albertus de Morra

Paus Gregorius VIII werd geboren omstreeks 1100 te Benevento en overleed te Pisa, op 17 december 1187. Deze Paus regeerde slechts een maand en zevenentwintig dagen. In het jaar 1817 werd in Palestina het Christendom bijna volledig uitgeroeid. De val van de Heilige Stad trof Europa met ontzetting en men zegt dat Urbanus III stierf aan een hartaanval. Daags daarna kozen de kardinalen Albertus de Morra, afkomstig uit Benevento tot Paus. Hij was een telg uit een adellijke familie en in 1155 werd hij kardinaal. In 1158 kreeg hij San Lorenzo in Lucina tot titelkerk. Hij stierf te Pisa op 17 december 1187.

Malachias verwijst hier naar zijn titelkerk San Lorenzo en naar zijn wapen, waarop twee zwaarden staan afgebeeld.


Het wapen van Gregorius VIII

Profetie 13: De Schola exit [De school verlaten]

Clemens III [1187-1191]

Echte naam: Paulus Scolari

In de korte tijdspanne van 1181 tot 1188, hebben snel na elkaar niet minder dan 4 pausen geregeerd. Het waren allen veteranen uit de school van Alexander. Twee dagen na de dood van Gregorius VIII werd de kardinaal-bisschop van Palestrina, Paulus Scolari, tot paus gekozen. Voor de Romeinen was dit een aangename verrassing, want hij was de eerste Romein die zo tot het pausschap verheven werd, sinds de opstand in de dagen van Arnold van Brescia.


Paus Clemens III

Vanaf het begin gaf Clemens III zijn volle aandacht aan de taak om de krachten van het Christendom te mobiliseren tegen de Saracenen. Hij riep op tot weer een kruistocht. Deze kruistocht wordt meestal aangeduid als de derde. Leiders van de derde kruistocht zouden zijn: Keizer Frederik I Barbarossa, Koning Richard Leeuwenhart en Koning Filips II Augustus. Deze kruistocht vond plaats tussen 1189 en 1192. Hij overleed te Rome op 27 maart 1991, dezelfde plaats als waar hij geboren werd, maar zijn geboortedatum is niet gekend.

De spreuk van Malachias is slechts een zinspeling op zijn familienaam, een voorspelling dat hij uit de familie Scolari zou komen.

Profetie 14: De [Ex] Rure Bovensi [Uit het oude runderen gebied]

Celestinus III [1191-1198]

Echte naam: Giacinto Bobone

[Rome 1106 - Rome, 8 januari 1198]. Hij was de oudste van alle pausen op het moment van zijn verkiezing, namelijk 86 jaar. Hij was toen diaken, hoewel hij ook al 47 jaar kardinaal was. Hij kroonde Hendrik VI tot koning van Duitsland en tot keizer van het Heilig Roomse Rijk. Het is deze Paus die Malachias van Armagh heeft heilig verklaard. Hij bevestigde de Duitse Orde in 1191 en weigerde een echtscheiding van de Franse koning Filips II.

Zijn voorganger, Clemens III was een Romein die daardoor de zegen kreeg van de stad Rome. Die stad voerde decennia tevoren een verbeten strijd tegen de pausen om hun de wereldlijke macht over de stad te ontnemen. Paus Clemens III was dan ook de eerste paus sinds lang die vrede kende met de stad. Bij de pauskeuze in 1191 lieten de kardinalen zich dan ook leiden door de gedachte om opnieuw een Romeins kardinaal tot paus te kiezen ... kwestie om vrede te behouden met de stad Rome. En zo werd Celestinus III gekozen, een Romeins kardinaal-deken die reeds 85-86 jaar oud was, de oudste ooit in de geschiedenis van het pausdom.

Gezien hij geen priester was, werd hij na zijn keuze, op 13 april 1191, onmiddellijk tot priester gewijd en daags daarop tot bisschop om dan geïnstalleerd te worden als paus. Met zijn steun werd Tusculum, dat in een concurrentiestrijd met Rome gewikkeld was, in 1191 met de grond gelijk gemaakt. Waarschijnlijk heeft hij een goed leven gehad, want hij werd geboren in de rijke familie Orsini. De familie Orsini was een van de meest invloedrijke adellijke families uit middeleeuws en renaissance Italië, en bezat grote landgoederen in Hongarije. Volgens de familielegende waren de Orsini’s verwant met de Boboni’s. De eerste leden van de familie droegen dan ook de dubbelnaam Orsini-Bobini.

De omschrijving van Malachias verwijst hoogstwaarschijnlijk naar de Basilica di Santa Maria in Cosmedin, waar hij tot paus werd verkozen. Deze kerk bevindt zich in het gebied Forum Boarium. een oud marktplein in Rome. Het is het oudste forum van Rome en ligt op het kruispunt van enkele belangrijke wegen uit de oudheid. Forum Boarium betekent letterlijk "Rundermarkt" [Runderen=Bovini] en dit was de plaats waar in het oude Rome de veemarkt werd gehouden. Het forum is gelegen op een vlak stuk land aan de Tiber tussen de heuvels Capitolijn, Aventijn en Palatijn. Nadat hier oorspronkelijk een doorwaadbare plaats in de Tiber was geweest, werden hier de eerste bruggen van Rome gebouwd. Een oude en belangrijke haven van de stad, de Portus Tiberinus, lag ook aan het forum.


Maquette van het Forum Boarium

Profetie 15: Comes Signatus [Een getekende graaf]

Innocentius III [1198-1216]

Echte naam: Lotario Dei Conti di Segni [Anagni, 1160/61 - Perugia, 16 juli 1216] [1/2]

Innocentius III was paus van 8 januari 1198 tot zijn overlijden op 16 juli 1216. Hij studeerde theologie in Parijs en waarschijnlijk ook korte tijd recht te Bologna. Hij werd door zijn oom Paus Clemens III in 1190 tot kardinaal gewijd.

Innocentius III is bekend voor zijn strijd tegen de Katharen, het uitroepen van de dramatisch verlopen Vierde Kruistocht van 1204 en het bijeenroepen van het Vierde Lateraans Concilie in 1215. Hij excommuniceerde de Engelse koning Jan zonder Land en hij dwong de Franse koning Filips II zijn vrouw Ingeborg, van wie hij gescheiden was, terug tot zich te nemen. Het bekendst is Innocentius ingreep in de Duitse troonstrijd tussen de Welf Otto IV van Brunswijk en de Stauf Filips van Zwaben. Hij verdedigde zijn opperheerschappij over Sicilië en trad op als scheidsrechter in de hele christenheid. Hij organiseerde de vierde kruistocht [1202-1204]. De paus erkende het keuzerecht van de Duitse keurvorsten. maar stond op zijn recht de gekozen kandidaat te keuren, of deze nl. door de paus tot keizer kon worden gezalfd.

Aanvankelijk steunde hij Otto. Toen Otto echter Sicilië binnenviel, excommuniceerde hij hem [1210 en 1211] en erkende hij de jeugdige Frederik II [zoon van keizer Hendrik VI], over wie hij sinds 1198 voogd was, als kandidaat [1212]. Hij bleef steeds werkzaam voor de hereniging met de Oosterse Kerk. Hoogtepunt en eindpunt van zijn pontificaat was het algemeen concilie van 1215 [Lateranen IV].

In Dante's Paradiso [XI. 92-93] prijst Thomas van Aquino hem om de eerste goedkeuring van de minderbroedersregel. Verder steunde hij onder andere de opkomende bedelorden, met name Franciscus van Assisi en de Franciscanen, maar ook Dominicus Guzman bij diens stichting van de Dominicanen.

Paus Innocentius III voegde in het jaar 1207 een zevende werk toe aan de werken van Barmhartigheid. Het werk was "de doden begraven" en is ontleend aan het Bijbelboek Tobit, waarin naast twee bekende, ook door Christus genoemde werken van barmhartigheid, speciaal de zorg voor de overledenen wordt benadrukt: "Ik gaf brood aan de hongerigen en kleren aan de naakten. Als ik het lijk van een volksgenoot buiten de muren van Nineve zag liggen, dan begroef ik het [Tobit 1: 17]." In de door epidemieën geteisterde Middeleeuwen had het moeilijke en gevaarlijke werk van "doden begraven" immers een bijzondere waarde.

Hij werd als theoloog vooral bekend door zijn geschrift "De ontemptu mundi" [over de verachting van de wereld]. Hij was een geniaal heerser, die het pausdom op het toppunt van zijn macht bracht. Hij breidde de Kerkelijke Staat uit. Zijn hoge opvatting van het pausschap moest met de kerkelijke politiek van diverse vorsten in botsing komen.

De paus overleed aan hoge koorts in Perugia, op de leeftijd van 55 jaar. Aanvankelijk lang hij aldaar begraven in de kathedraal, maar in 1892 werden zijn overblijfselen overgebracht naar de Basiliek Sint Jan van Lateranen in Rome. Het graf bevindt zich boven de souvenirswinkel en weinigen beseffen onder wiens lichaam ze wandelen als ze de winkel binnentreden.


Het graf van Paus Innocentius III

De omschrijving van Malachias slaat op de beroemde familie van de Conti, waarvan de Conti di Segni een tak vormden.

Profetie 16: Canonicus de Latere [Een kanunnik van Lateranen]

Honorius III [1216-1227]

Echte naam: Cencio Savelli [Rome, vóór 1160 - Rome, 18 maart 1227] [1/2]

Cencius Savelli werd te Rome geboren en was een tijd kanunnik van de Santa Maria Maggiore. In 1188 werd hij pauselijk kamerheer en in 1193 kardinaal-deken van Santa Lucia. Onder Paus Innocentius III werd hij kardinaal-priester van Sint Johannes en Paulus en in 1197 werd hij aangesteld als de opvoeder van de toekomstige keizer Frederik II.

Op 18 juli 1216 kwamen 19 kardinalen in Perugia bijeen, waar Innocentius III twee dagen eerder was gestorven. Ze werden het eens met een keuze via kiesmannen en de kardinalen Hugolinus van Ostia [de later Paus Gregorius IX] en Guido van Praeneste werden gemachtigd om een nieuwe paus aan te wijzen. Cencius Savelli werd gekozen, te Perugia gewijd tot bisschop en te Rome gekroond op 31 augustus 1216. Ook Rome was deze keuze gunstig gezind.

Anders dan zijn voorhanger, was hij hoogbejaard, toen hij de Pauselijke Stoel beklom. Honorius III werd de beschermer van drie grote orden. Hij keurde de regel van Sint Dominicus goed in zijn bul "Religiosam Vitam" van 12 december 1216 en die van Sint Franciscus in zijn bul "Solet Annuere" van 29 november 1223. Op 13 januari 1226 keurde hij de karmelietenorde goed in zijn bul "Ut Vivendi Norman."

Het is merkwaardig dat van de zes heiligen die door Honorius IIII werden heilig verklaard, er vier Engelsen of Ieren waren. Het Vierde Lateraans Concilie had opgeroepen tot de vijfde kruistocht, die tussen 1217 en 1221 plaatsvond. Honorius wilde vooral Frederik II hierbij inschakelen, maar ondanks dat hij hem in 1220 tot keizer had gekroond, werkte Frederik niet mee aan dit plan. Honorius ondernam in 1218 een kruistocht in Spanje. Hij zette de bestrijding van ketters in Zuid-Frankrijk voort.

Op het gebied van het kerkelijk recht vaardigde hij een eerste officiële decretalenverzameling uit na vier eerdere zogeheten "compilationes." Zijn "Compilatio quinta," met daarin in hoofdzaak zijn eigen decretalen [pauselijke vonnissen in briefvorm] werd samengesteld door de jurist Tancredus. Honorius stuurde in 1226 dit kerkelijke wetboek meteen ook aan de universiteiten.


Basiliek Sint Jan van Lateranen te Rome

Malachius duidt blijkbaar op het feit dat Cencius Savelli kanunnik van Sint Jan van Lateranen was.

Profetie 17: Avis Ostiensis [De vogel van Ostia]

Gregorius IX [1227-1241]

Echte naam: Ugolino di Conti [Agnani, 1145 - Rome, 22 augustus 1241] [1/2]

Ugolino werd in 1145 te Agnani geboren. Hij studeerde te Parijs en Bologna en werd achtereenvolgens pauselijk hofkapelaan, aartspriester van Sint Pieter en in 1198 kardinaal-diaken. In mei 1206 volgde hij Octavianus op als kardinaal-bisschop van Ostia. Honorius III benoemde hem in 1217 tot gevolmachtigd legaat en op 18 maart 1227, na de dood van Paus Honorius III, keurden de kardinalen weer een keuze van kiesmannen goed. Tot de drie kardinaal-kiezers behoorden Ugolino en Koenraad van Urach. Eerst werd Koenraad van Urach gekozen, maar deze weigerde de tiara om de schijn de vermijden dat hij zichzelf gekozen had.

Op 19 maart kozen alle kardinalen eenstemmig Ugolino. Hij was toen reeds meer dan tachtig jaar oud. Ugolino raakte onder de indruk van Franciscus van Assisi en steunde de orde van de Franciscanen en de Clarissen. Hij had zelfs Franciscaan willen worden. Op 19 maart 1227 werd hij tot paus gekozen. Hij raakte al snel in conflict met keizer Frederik II die hij uiteindelijk bestrafte met excommunicatie. Bij de vrede van San Germano moest hij zich echter met Frederik verzoenen, nadat de steden van Lombardije hun steun aan Gregorius hadden ingetrokken. Na een woelig pausschap stierf hij op 22 augustus 1241.

Gregorius' pontificaat heeft op vele terreinen grote betekenis gehad. Met de bul "Parens scientiarum" onttrok hij in 1231 de universiteit van Parijs aan de zeggenschap van de bisschop. Hij droeg de universiteiten op om de werken van Aristoteles grondig te onderzoeken en zich van dwalingen te ontdoen, een maatregel die de theologie en filosofie in de 13e eeuw diepgaand heeft beïnvloed. Verderde schakelde deze paus vanaf 1231 de orde van de Dominicanen in bij de pauselijke inquisitie tegen de katharen.

Gregorius IX bemoeide zich bijzonder met het canonieke recht. Hij belastte de Spaanse jurist Raymundus van Peñafort, een dominicaan, in 1230 met de opdracht om een kerkelijk wetboek samen te stellen uit de duizenden decretalen [pauselijke vonnissen in briefvorm] van zijn voorgangers en hemzelf. In 1234 leidde dit tot de publicatie van de "Decretales Gregorii IX," ook bekend onder de betiteling "Liber Extra." Verder stichtte hij bijvoorbeeld in 1233 de universiteit van Toulouse.

Enige tijd hoopte hij om een hereniging van de Latijnse en de Griekse kerk tot stand te kunnen brengen. In 1232 erkende de patriarch van Constantinopel het pauselijke primaat, maar evenals vele andere pausen voor en na hem slaagde Gregorius er niet in om de twee kerken te verenigen. In de dertien jaren van zijn pontificaat, benoemde bij veertien kardinalen, onder wie vele kloosterlingen.


Het pauselijk wapen van Gregorius IX

Het wapen van Gregorius vertoont een adelaar en hij was kardinaal-bisschop van Ostia. Dit is een duidelijke zinspeling op de afbeelding in het pauselijke wapen en zijn Kardinaalschap.

Profetie 18: Leo Sabinus [De Sabijnse Leeuw]

Celestinus IV [1241]

Echte naam: Goffredo Castiglione [Milaan, ? - Rome, 10 november 1241]

Celestinus IV was een zoon van de zus van Paus Urbanus III en regeerde slechts 15 dagen. Op 18 Juli 1223 wordt hij kanselier van Milaan en op 18 September 1227 benoemt Paus Gregorius IX hem tot kardinaal van Sint Marcus. In 1238 word hij kardinaal-bisschop van Sabina. Hij volgt Paus Gregorius IX op, op 25 oktober 1241. Zijn dood volgde na een regering van slechts 15 dagen, het op één na kortste pontificaat. Het duurde tot 1243 voor er een nieuwe opvolger, paus Innocentius IV, werd aangeduid.

De eerste pausverkiezing achter gesloten deuren vond plaats in 1241. De Romeinse senator Matteo Orsini sloot toen tien kardinalen op. Een van hen overleed ter plekke door de gewelddadige aanpak van de senator, de andere negen kardinalen werden ziek. Zij kozen al snel Goffredo Castiglione als paus Celestinus IV. Maar Orsini werd niet beloond voor zijn oplossingsgerichtheid: de paus sloeg de senator in de ban. Het woord conclaaf [cum clave, met sleutel] ontstond pas enkele decennia later in de pausenstad Viterbo.


Het pauselijk wapen van Celestinus IV

De profetie van Malachias vormt een zinspeling op het wapen van de paus, waarop een leeuw voorkomt en Sabina, waar hij gedurende drie jaar kardinaal-bisschop was.

Profetie 19: Comes Laurentius [Graaf Laurentius]

Innocentius IV [1243-1254]

Echte naam: Sinibaldo dei Fieschi [Genua, ± 1195 - Napels, 7 december 1254]

Hij werd geboren te Genua als "Sinibaldo dei Fieschi", graaf van Lavagna. Hij werd professor in het canoniek recht te Bologna waar hij behalve kerkelijk recht ook Romeins recht had gestudeerd. Hij werd in 1226 rechter bij de curie. Voor zijn verkiezing tot paus was hij vice-kanselier van de Heilige Roomse Kerk [1226-1227] en kardinaal-priester van San Lorenzo in Lucina [18 september 1227].

Toen Celestinus IV gestorven was, probeerde de geëxcommuniceerde keizer Frederik II, die de kerkelijke staten rond Rome in zijn macht had, de kardinalen te intimideren, zodat ze een Paus naar zijn keuze zouden kiezen. De kardinalen vluchtten naar Anagni en stemden voor Sinibaldi, die na een interregnum van één jaar, zeven maanden en vijftien dagen op 28 juni 1243 de pauselijke troon besteeg als Innocentius IV.

Men heeft daar dus, gedurende maar liefst twee jaar, gepalaverd om Innocentius IV tot paus te verkiezen. Een communautaire kwestie speelde de kardinalen parten: ze raakten het maar niet eens of ze voor een Franse dan wel een Italiaanse paus zouden opteren.


Paus Innocentius IV

Pas nadat een woedende menigte de voedselvoorraden van de kardinalen plunderde en het dak van de vergaderzaal neerhaalden, kwam men tot een overeenstemming.

Opnieuw bleek Matteo Orsini, ondertussen zelf stemgerechtigd kardinaal, kop van jut. Hij werd op aansturen van de Fransgezinden door de burgers van Viterbo samen met zijn broer ontvoerd, waarna de paus de stad onder interdict plaatste.

Sinibaldo dei Feischo, graaf van Lavagna was Kardinaal van Sint Laurentius en de profetie slaat op zijn adellijke afstamming en hij was kardinaal-priester van San Lorenzo in Lucina.

Profetie 20: Signum Ostiense [Teken van Ostia]

Alexander IV [1254-1261]

Echte naam: Rinaldo Conti [Agnani, ± 1199 - Viterbo, 25 mei 1261]

Paus Alexander IV werd onder de naam Rinaldo Conti rond 1199 na Christus geboren in het Italiaanse plaatsje Anagni. Hij was afkomstig uit hetzelfde geslacht als de eerdere pausen Innocentius III en Gregorius. Laatstgenoemde, zijn oom, benoemde hem in 1231 tot kardinaal-bisschop van de havenstad Ostia [Antica].

Nadat paus Innocentius IV in 1254 overleed werd Alexander IV in Napels tot nieuwe paus gekozen. Dit op 12 december 1254. Paus Alexander IV is niet de geschiedenis ingegaan als een erg succesvolle paus. Veel van zijn plannen mislukten. De kerk erkende de zoon van keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk, Manfred van Sicilië, niet als wettig kind. Frederik II was namelijk pas in 1250 op zijn sterfbed met de moeder van Manfred, Bianca Lancia, getrouwd. Paus Alexander IV excommuniceerde daarom Manfred van Sicilië, maar deze wist zich toch te handhaven als koning van Sicilië.


Paus Alexander IX

Alexander IV steunde de kloosterorden, zoals de orde van Sint Franciscus en een van zijn eerste daden was Sint Clara Heilig te verklaren. Verder benoemde hij Albertus de Grote in 1260 tot bisschop van Regensburg. De paus overleed op 5 mei 1261 in Viterbo. Hij werd opgevolgd door Urbanus IV.

Malachias’ Signum Ostiense verwijst ongetwijfeld naar 1231, toen hij benoemd werd tot kardinaal-bisschop van de havenstad Ostia [Antica].

Chris De Bodt

28-01-1972
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 21-30
Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 21-30

Profetie 21: Hierusalem Campaniae [Jeruzalem van Champagne]

Urbanus IV [1261-1264]

Echte naam: Jacques Pantaleon [Troyes, ± 1195 - Perugia, 2 oktober 1264]

Hij was de zoon van een Franse schoenmaker. Hij was eerst kanunnik te Laon, vervolgens aartsdiaken te Luik, bisschop van Verdun [1253] en patriarch van Jeruzalem [1255]. Op 29 augustus 1261 werd hij, door het college van kardinalen dat nog slechts uit acht leden bestond, tot paus gekozen en resideerde hij in Ovieto.


Paus Urbanus IV

Hij versterkte het Franse evenwicht in de Curie en verkreeg dat Sicilië aan het Huis Anjou toekwam [1264]. Aan Thomas van Aquino verzocht hij om een dogmatische verhandeling over de geschillen tussen Oost en West "Contra errores Graecorum" [1263]. Hij stelde ook het feest van Sacramentsdag in [1264]. Het officie hiervan was gemaakt door de Heilige Thomas van Aquino, die sinds 1261 aan het pauselijke hof werkzaam was als ‘magister sacri palatti’ [theologisch adviseur].

Geboren in de Champagnestreek en verheven tot patriarch van Jeruzalem kreeg hij van Malachias een heel juiste omschrijving.

Profetie 22: Draco depressus [De verpletterende draak]

Clemens IV [1265-1268]

Echte naam: Gui Faucoi le Gros [Piacenza, 1210 - Arezzo, 10 januari 1276]

Gui Faucai werd tot paus verkozen op 5 februari 1265, na een conclaaf van vier maanden te Perugia. Het conclaaf duurde zolang omdat de kardinalen het oneens waren om al dan niet te hulp te vragen van Karel van Anjou, de jongste broer van Koning Lodewijk IX van Frankrijk om de oorlog tegen het Huis van Hohenstaufen voort te zetten. Hij was een tijdlang ook de persoonlijke secretaris van Lodewijk IX. Paus Clemens IV was weduwnaar van Margueritte Ruffi, dochter van Jacques en Cécile du Sault. Zij kregen meerdere kinderen, waar er twee van overleefden: Mabilie [later kloosterzuster] en Cécile.

In 1256 werd hij bisschop van Le Puy en drie jaar later werd het Aartsbisschop van Narbonne. In 1261 werd Gui Fulcodi door de paus benoemd tot kardinaal van Sabina waar hij tot 1264 zijn ambt uitoefende. De periode daarna is hij door de paus als afgevaardigde naar Engeland gestuurd om daar orde op zaken te stellen.

Hij staat vooral gekend om zijn conflict met het huis Hohenstaufen, waarbij Manfred het leven liet bij de slag van Benevento op 22 februari 1266 en waarbij Koenraad [de laatste Hohenstaufen] bij de volgende slag van Tagliacozzo op 23 augustus 1268 wert gevangen genomen en onthoofd op het marktplein in Napels op 29 oktober 1268.


Het pauselijk wapen van Clemens IV

De Heilige Malachius verwijst in zijn voorspelling naar het wapen van Clemens IV, met daarin een adelaar die een draak overwint.

Profetie 23: Anguineus Vir [Een slangachtige man]

Gregorius X [1271-1276]

Echte naam: Tebaldo Visconti [Piacenza, 1210 - Arezzo, 10 januari 1276]

Gregorius X was aartsdiaken van Luik voordat hij tot paus gekozen werd. Zijn pontificaat liep van van 1271 tot 1276.

Na de dood van paus Clemens IV was de zetel van Petrus bijna drie jaar lang vacant geweest als gevolg van strijd tussen Franse en Italiaanse kardinalen. Uiteindelijk besloten de inwoners van Viterbo, waar het conclaaf bijeen was, de kardinalen op te sluiten en op water en brood te zetten, totdat zij een paus gekozen zouden hebben. Als compromiskandidaat werd de Luikse aartsdiaken van Italiaanse afkomst Tebaldo Visconti op 1 september 1271 gekozen in het Petrusambt. Hij was op dat moment druk bezig met zijn deelname aan de Negende kruistocht en verbleef in Akko, waar hem het bericht van zijn nieuwe taak bereikte. Omdat de keus was gevallen op een diaken, werd hij na zijn aankomst in Rome op 13 maart eerst tot priester gewijd [19 maart]. Op 27 maart 1271 werd hij paus Gregorius X.

Gregorius X riep al in maart 1272 een algemeen concilie bijeen, dat op 1 mei 1274 plaatshad in Lyon en de geschiedenis inging als het Tweede concilie van Lyon. De belangrijkste doelstelling van het concilie was de organisatie van een nieuwe kruistocht, maar ondanks toezeggingen van verschillende vorsten [waaronder de koningen van Sicilië, Frankrijk en Engeland] bleven het enthousiasme en de financiële armslag te beperkt. Op het Tweede concilie van Lyon kwam het daarnaast op initiatief van keizer Michael VIII van Byzantium tot een einde van het Grote Schisma van 1054. Dit akkoord werd reeds in 1282 herroepen door Michaëls zoon Andronikos II Palaiologos. Tot slot werd de procedure voor een pauskeuze vastgelegd, die tot paus Paulus VI [1963-1978] ongewijzigd bleef.

Met het oog op de te organiseren kruistocht zette Gregorius X zich in voor een einde van de strijd tussen de Ghibellijnen en de Welfen. Tussen 1254 en 1273 beschikt het Heilige Roomse Rijk weliswaar formeel over een keizer, maar deze oefenden nauwelijks bestuur uit wegens gebrek aan autoriteit. Paus Gregorius X dreigde nu zelf een keizer te benoemen, als de keurvorsten niet in staat zouden blijken om een daadkrachtige keizer te kiezen. Vervolgens werd op 1 oktober 1273 Rudolf van Habsburg in Frankfurt benoemd en eind oktober in Aken gekroond. Rudolf I en Gregorius X ontmoetten elkaar daarop in 1275 in Lausanne en zij besloten dat Rudolf de keizerskroon op 2 februari 1276 zou worden opgezet. Omdat Gregorius X op 10 januari 1276 stierf, kwam daarvan niets meer terecht. Gregorius X werd in de dom San Donato van Arezzo, waar hij overleden was, begraven.

In 1272 verkondigde Gregorius X een aantal maatregelen jegens de joden, waaronder de verklaring dat joden het petitierecht hadden. Gregorius X bevestigde dat het dopen van joden tegen hun wil niet geoorloofd was, en geweld nog minder. In conflicten zouden getuigenissen van christenen tegen joden niet geldig zijn, indien niet tenminste een jood die getuigenissen zou beamen. Sinds het begin van de kruistochten was het geweld en de verdrijving van joden een toenemend verschijnsel in Europa geworden.

Paus Gregorius X wordt vereerd als zalige. Zijn feestdag valt op 9 januari.


Het wapen van de Viscontis

Opnieuw verwijst Malachius naar een wapen, ditmaal naar het huis van Visconti, waarbij een man wordt afgebeeld in de bek van een slang.

Profetie 24: Concionator Gallus [Een Franse prediker]

Innocentius V [1276]

Echte naam: Pierre de Tarantaise [Tarantaise-Moutiers, Savoie 1276, - Rome, 22 juni 1976]

Innocentius V, een dominicaan, was paus van 21 januari tot 22 juni 1276.

Hij werd circa 1225 geboren in Savoye als Pierre de Tarantaise. Rond 1240 trad hij in Lyon toe tot de orde van de dominicanen. Hij studeerde theologie in Parijs en doceerde er nadien. Hij schreef onder andere een commentaar op de Sententiae van Petrus Lombardus. Zijn bijnaam was "Doctor Famosissimus"

Hij werd in 1272 tot aartsbisschop van Lyon gewijd en in 1273 tot kardinaal van Ostia verheven. In 1274 was hij een prominent deelnemer aan het Tweede concilie van Lyon, dat plaatsvond in de kathedraal van Lyon. In dat jaar sprak hij ook bij de begrafenis van de grote franciscaan Bonaventura. Hij werd paus als opvolger van Gregorius X, van wie hij de vertrouwde raadman was. Gedurende zijn korte pontificaat kon deze eerste Dominicaanse paus weinig bereiken. Hij zette zich in voor de hereniging met de Oosterse Kerken. Leo XIII verklaarde hem in 1898 zalig. Zijn feestdag is 22 juni.


Dominicus Guzman, stichter van de Orde der Predikers

De profetie van Malachias duidt op het feit dat Paus Innocentius lid was van de orde der predikers, opgericht te Toulouse door de Heilige Dominicus Guzman, en die hiervoor de goedkeuring verkreeg van Paus Honorius III in 1216.

Profetie 25: Bonus Comes [Een goede Graaf]

Adrianus V [1277]

Echte naam: Ottobuono Fieschi dei Conti di Lavagna [Genua, 1220 - Viterbo, 18 augustus 1276]

Duurde het pontificaat van de vorige Paus maar amper zes maanden, dan zou Adrianus V sterven nog voor hij tot priester en bisschop werd gewijd en tot paus gekroond werd.

Hij was een neef van paus Innocentius IV. Hij was pauselijk legaat in Engeland van 1262 tot 1268, waar hij bemiddelde in de strijd van koning Hendrik III. In 1244 werd hij aartsdiaken van Bologna en Parma. Hij was kapittelheer aan de kathedraal van Reims [1243-1250], de kathedraal van Piacenza [1247] en Parijs [1244 tot 1270]. In 1251 werd hij tot kardinaal-diaken van San Adriano benoemd door zijn oom Innocentius IV. Hij was ook aartspriester van de Basilica Papale di Santa Maria Maggiore, de grootste kerk in Rome die gewijd is aan de Heilige Maagd.

Ottobuono behoorde tot de feodale familie van Ligura, de Fieschis, graven van Lavagna, meteen de uitleg voor de profetie van Malachius [Ottobuono en graaf].

Profetie 26: Piscator Tuscus [Toscaanse Visser]

Johannes XXI [1276-1277]

Echte naam: Pietro Juliani [bijnaam Petrus Hispanus] [Lissabon, ca 1215, - Viterbo, 20 mei 1277]

Hij was paus van 8 september 1276 tot bij zijn dood in mei 1277. Hij was de enige paus uit Portugal. Hij was aartsbisschop van Braga.

Johannes XXI was een Portugese arts en filosoof en theoloog. Hij bracht zijn tijd vooral door in zijn laboratorium en bibliotheek. Zijn opvolger Nicolaas III oefende tijdens het pontificaat van Johannes een grote invloed uit op het bestuur van de kerk.


Paus Johannes XXI

Van 1245 tot 1250 werd hij bekend als "Pedro Hispano" [omdat hij van Spanje, het Iberische schiereiland kwam] en onderwees hij geneeskunde aan de universiteit van Siena, waar hij de "Summulae Logicales," een handboek over de logica van Aristoteles dat voor meer dan driehonderd jaar aangewend bleef in de Europese universiteiten. Hij genoot faam als docent aan de universiteit en keerde daarop teug naar Lissabon. In de tribunalen van Guimaraes was hij de raadsman en woordvoerder van koning Alfonso III van Portugal [1248-79] bij kerkelijke aangelegenheden en zo werd hij prior van Guimaraes. Hij poogde Bisschop te worden van Lissabon, maar slaagde hier niet in. In de plaats hiervan werd hij hoofd van de school van Lissabon. Als een notable filosoof, was hij verantwoordelijk voor het vierkant van tegenstellingen, ook wel het oppositievierkant genoemd

Hij werd de persoonlijke geneesheer van Paus Gregorius X [1271-76]. In maart 1273 werd hij aartsbisschop van Braga, maar hij nam deze post niet waar omdat hij op 3 juni 1273 door Paus Gregorius werd benoemd tot kardinaal-bisschop van Frascati.

Na de dood van Paus Adrianus V, op 18 augustus 1276, werd Pedro Hispano tot Paus verkozen, na een conclaaf van kardinalen, op 13 september. Een week later werd hij gekroond. Een van de weinige daden tijdens zijn kort pontificaat was het decreet van het Tweede Concilie van Lyon [1274] ongedaan te maken, waardoor niet alleen de kardinalen werden afgezonderd bij een pausverkiezing, maar ook hun voedsel en drinken geleidelijk werd aan banden gelegd bij een te lang conclaaf.

Zijn korte termijn stond onder een te grote invloed van de machtige kardinaal Giovanni Gaetano Orsini [die hem zou opvolgen als Paus Nicolaas III]. Hij liet een nieuwe vleugel bijbouwen aan zijn paleis in Viterbo. Deze was slecht gebouwd en in zijn slaap stortte een gedeelte van het dak in, waarbij hij zwaar werd gewond en een week later, op 20 mei 1277, zou overlijden. Zijn graftombe is nog steeds te zien in de Dom van Viterbo.

Ook hier is de zinspeling van Malachias duidelijk. Visser verwijst naar zijn voornaam Petrus en hij onderwees geneeskunde aan de Universiteit van Siena, de hoofstad van Toscane.

Profetie 27: Rosa Composita [Samengestelde Roos]

Nicolaas III [1277-1280]

Echte naam: Giovanni Gaetano Orsini [Rome, 12 december 1216, - Soriano, Viterbo, 22 augustus 1280]

Hij was een Romeins edelman die gediend had onder acht pausen, benoemd door paus Innocentius IV tot kardinaal-deken van San Nicola in Carcere Tulliano, tot beschermheer van de Franciscanen door paus Alexander IV, in 1262 tot inquisiteur-generaal door paus Urbanus IV. Door zijn invloed werd Urbanus IV in 1261 tot paus verkozen. Hij speelde ook een belangrijke rol bij de verkiezing van Gregorius X en van Johannes XXI. Uiteindelijk volgde hij Johannes XXI op, grotendeels dankzij familieconnecties, na een vacature van acht maanden op de Heilige Stoel.

Zijn korte pontificaat werd gekenmerkt door een aantal belangrijke gebeurtenissen. Nicolaas was een politiek natuurtalent: hij versterkte de politieke positie van het Vaticaan in Italië aanzienlijk. Hij sloot in mei 1278 een concordaat met de Roomse koning Rudolf I van Habsburg [reg. 1273-91], waarbij de Romagna en het exarchaat van Ravenna aan de paus toevielen. In juli van hetzelfde jaar vaardigde hij een verbod met blijvende betekenis uit op het benoemen van buitenlanders in het burgerlijke bestuur van de stad Rome. Hij zond missionarissen naar Perzië en China.

Op 14 augustus 1279 vaardigde hij de bul "Exiit qui seminat" uit over de interpretatie van de kloosterregel van Franciscus van Assisi, waarmee hij het geschil beslechtte binnen de Franciscaner orde tussen de strenge en de rekkelijke stroming. Hij stelde dat armoede veeleer een gemeenschappelijke dan een individuele kwestie is.

Hij liet tegen enorme kosten het Lateraanse paleis en het Vaticaan repareren en liet bovendien een fraai buitenhuis bouwen in Soriano bij Viterbo. Hij stierf aan een hartaanval.


Het wapen van de Orsinis

De Heilige Malachias verwijst naar het wapen van de Orsinis, de Roos, een composiet- of samengesteldbloemigen. Voor de vroege Christenen symboliseerde de roos de vijf wonden van Christus. Later werd de roos het symbool van het bloed der martelaren en werd zij een attribuut van Maria, de moeder van Jezus.

Profetie 28: Ex Telonio Liliacei Martini [Uit het tolhuis van Martini van de Lelies]

Martinus IV [1281-1285]

Echte naam: Simon de Brion Montpensier, 1210, - Perugia, 28 maart 1285]

Martinus IV was Paus van 22 februari 1281 tot aan zijn overlijden in 1285. Simon werd op het kasteel Montpensier in de oude Franse provincie Touraine geboren en werd kanunnik en schatbewaarder in de kerk van Sint Martinus in Tours. In 1260 werd hij kanselier van koning Lodewijk IX van Frankrijk en legaat van de paus in Frankrijk, waar hij de onderhandelingen voerde die leidden tot de overneming van Sicilië door Karel van Anjou. Zijn pausverkiezing gebeurde onder druk van Karel van Anjou. Zes maanden na de dood van paus Nicolaas III werd hij in 1281 eenstemmig tot paus gekozen. Wegens anti-Franse gevoelens in Rome, kon hij na zijn verkiezing niet naar het Vaticaan gaan.

Hij steunde de pogingen van Karel van Anjou om het Latijnse Keizerrijk van Constantinopel te herstellen en excommuniceerde de Byzantijnse keizer Michaël VIII Palaeologus. De politiek van Martinus om Karel van Anjou te steunen heeft er toe bijgedragen om de hereniging met Byzantium, die paus Gregorius X in 1274 tot stand had gebracht, te vernietigen. De paus werd getroffen door de Siciliaanse Vespers [1282], die door keizer Andronicus II van Byzantium ondersteund werden. De Siciliaanse Vespers [Italiaans: I Vespri Siciliani] is de populaire naam voor de volksopstand die op 31 maart 1282 te Palermo op Sicilië uitbrak en zich vandaar over het gehele eiland verbreidde.


Siciliaanse Vespers, geschilderd door Francesco Hayez

Het was een vrij algemeen verzet uit ongenoegen tegen de heerschappij van koning Karel van Anjou [zie onder Geschiedenis van Sicilië]. Deze had er met harde hand zijn gezag opgelegd en daarbij zowel de moslims [die er nog steeds een belangrijke plaats innamen] als de aanhangers van de door hem verdreven Hohenstaufen [Manfred en Konradijn], tegen zich in het harnas gejaagd. Hij had ze van hun land en privileges beroofd, hen verjaagd en vervangen door edelen en boeren uit de Franse Provence. Bovendien hief hij zware belastingen met het oog op zijn geplande oorlog tegen het Byzantijnse Rijk. Peter III van Aragón, die door zijn huwelijk met een dochter van Manfred aanspraak kon maken op de Siciliaanse troon, was volop in onderhandeling met de vijanden van Karel van Anjou, toen onverwachts de opstand uitbrak.

Aanleiding was de belediging door een Franse officier van een Siciliaanse vrouw. Deze was op weg naar de avonddienst [de vespers] in de kerk Santo Spirito te Palermo en werd door de officier gefouilleerd op verboden wapenbezit. Dit ontaardde tot een publiek schandaal. In de kerk werd de officier neergestoken, wat het sein gaf tot een algemene moordaanval op al wat Frans [Provençaals] was. Iedereen die het woord "cicero" niet correct kon uitspreken ging eraan. Er waren zeer veel slachtoffers. De troepen van Peter, die zich in 1283 tot koning van Sicilië liet kronen, slaagden er in de rust te herstellen.

Deze brachten koning Peter III van Aragón op de troon van Sicilië, waarop Paus Martinus IV Peter III excommuniceerde.

Sint Malachias doelt duidelijk op de positie van de paus als schatbewaarder van de kerk van Sint Martinus in Tours. Ook zijn Pausnaam is Martinus. De lelie is een bekend embleem van het Franse Koningshuis.

Profetie 29: Ex Rosa Leonina [Van de Roos met Leeuwen]

Honorius IV [1285-1287]

Echte naam: Giacomo Savelli Rome, 1210, - Rome, 3 april 1287]

Honorius IV was paus van 2 april 1285 tot zijn overlijden in 1287. Hij had een nogal onopvallende loopbaan voor hij de pauselijke troon beklom. Ook was hij de laatste Paus die gehuwd was, alvorens zijn ambt te aanvaarden.

Savelli werd geboren in Rome, als telg uit de rijke en machtige Savelli familie. Hij was aanvankelijk gehuwd en had minstens twee zonen. Een van hen werd stadsbestuurder van Urbino en stierf voor 1279, een andere werd senator in Rome en stierf in 1306. Na de dood van zijn vrouw, trad hij in. Op 20 mei 1285 was er de Pauselijke kroning in de Sint Pietersbasiliek te Rome. Honorius IV had reeds een hoge leeftijd en leed heel ernstig onder het jicht, waardoor hij niet meer kon rechtop staan, noch wandelen. Bij het opzeggen van de Heilige Mis moest hij op zijn stoel blijven zitten en werden zijn handen met de Hostie mechanisch omhoog geheven.

Hij studeerde aan de Universiteit van Paris en daarna werd hij kanunnik van de kathedraal van Châlons-sur-Marne. Later werd hij rector van de kerk van Berton, in het Bisdom Norwich, Engeland, een land dat hij trouwens nooit heeft bezocht.

Van 1261 tot 1264 werd hij tot kardinaal-deken van de Santa Maria in Comedin benoemd door Paus Urbanus IV, die hem ook benoemde tot Pauselijke prefect en kapitein van de pauselijke troepen. In 1274 begeleidde hij Paus Gregorius X naar de het Concilie Van Lyon. Hij stond gekend als een goed onderhandelaar.

Zijn keuze tot paus was een van de vlugste uit de geschiedenis. Drie dagen na de dood van paus Martinus IV kozen vijftien van de achttien kardinalen die toen het Heilig College vormden de paus, zonder conclaaf, dat door Gregorius X was voorgeschreven, maar door Johannes XXI buiten werking werd gesteld. Bij de eerste stemming werd Giacomo Savelli eenstemmig verkozen en hij noemde zich Honorius IV.


Het pauselijk wapen van Honorius IV

Malachias’ omschrijving doelt op het wapen van de paus. Twee leeuwen houden een roos vast.

Profetie 30: Picus Inter Escas [Een specht tussen het eten]

Nicolaas IV [1288-1292]

Echte naam: Girolamo Masi d'Ascoli [Lisciano, 30 september 1227 - Rome, 4 april 1292]

Paus Nicolaas was op jeugdige leeftijd Fransciscaan geworden en werd in 1272 naar Constantinopel gestuurd om de Grieken uit te nodigen deel te nemen aan het Twee Concilie van Lyon. Twee jaar later volgde hij Sint Bonaventura op als generaal van zijn orde. Hij werd tot kardinaal benoemd in 1278 en Martinus IV stelde hem aan tot kardinaal-bisschop van Palestrina bij zijn pausverkiezing.


Paus Nicolaas IV

Masi was de eerste Franciscaan die tot paus verkozen werd. Tijdens zijn pontificaat stond hij sterk onder de invloed van de familie Collonna. Na de dood van Honorius IV op 3 april 1287 was het conclaaf hopeloos verdeeld over de keuze van een opvolger. Pas een jaar later, op 15 februari 1288, kozen de kardinalen eenstemmig Girolamo Masi.

Hij voerde oppositie tegen Rudolf van Habsburg in Hongarije. Tijdens zijn pontificaat werden missionarissen gestuurd naar Bulgarije, Ethiopië, China en bij de Tataren.

De verklaring van Malachias wijst op zijn afkomst. Hij kwam uit de Provincie Ascoli, dat nu Ascoli Piceno wordt genoemd.. De Piceni waren de eerste bewoners van deze streek, die door de Romeinen Picenum werd genoemd.

Chris De Bodt


27-01-1972
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 31-40
Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 31-40

Profetie 31: Ex Eremo Celsus [Uit de woestijn verheven]

Celestinus V [1294]

Echte naam: Pietro del Morrone Isernia, 1215 - Fumone, 19 mei 1296]

Celestinus V was paus gedurende zes maanden van het jaar 1294. Celestinus was een uitzonderlijk en kortstondig Fremdkörper in het laat dertiende-eeuwse, door rijkdom en politieke en juridische belangenverstrengeling verscheurde pausdom. Op zeventienjarige leeftijd trad hij in bij de Benedictijnen. Zijn liefde voor de eenzaamheid leidde hem naar de wildernis van Montemorrone en later naar die van Majellaberg. Hij volgde het voorbeeld van Johannes De Doper en droeg een haren kleed dat met knopen ruw gemaakt was.

Elke dag, behalve op zondag, droeg hij een ijzeren ketting en gedurende lange perioden leefde hij op water en brood. In juli 1294 beklommen drie kardinalen, vergezeld van een grote menigte monniken, de berg en berichtten Pietro dat hij door het Heilig College eenstemmig tot Paus was gekozen. Twee jaar en drie maanden waren voorbij sinds de dood van Nicolaas IV. Petrus aanhoorde zijn verheffing met tranen, maar na een kort gebed gehoorzaamde hij aan wat duidelijk de stem van God leek.


Kroning van Paus Celestinus V

Omdat hij geen verstand had van diplomatie, werd het bij de curie een chaos. Staatszaken beschouwde hij als het verpillen van tijd, die beter kon worden aangewend voor oefeningen in de godsvrucht. Omdat hij bang was voor zijn zielenheil stelde hij voor dat hij afstand zou doen. Zo kwam voor de eerste keer de vraag aan de orde of een paus kon aftreden. Op 13 december riep hij de kardinalen samen, kondigde zijn heengaan aan en zei dat deze tot een nieuwe keuze konden overgaan. Hij werd uiterst wreed behandeld door zijn opvolger Bonifatius VIII, die hem liet arresteren en gevangen zetten. Hij stierf in de gevangenis op 19 mei 1296.

De profetie van Malachias lijkt op een merkwaardige wijze vervuld. Zijn grote voorbeeld was Johannes De Doper, wiens levenswijze hij ook navolgde en zo werd hij letterlijk verheven uit de woestijn.

Profetie 32: Ex Undarum Benedictione [Uit een zegen van de golven]

Bonifatius VIII [1294 - 1303]

Echte naam: Benedetto Gaetani [Anagni, 1235 - Rome, 11 oktober 1303]

Benedetto was Paus van 1294 tot 1303. Zijn claim op de hoogste positie binnen Europa bracht hem in ernstig conflict met Filips de Schone van Frankrijk. Hij was de zoon van een nobele Spaanse familie, die zich eerst in Gaeta en later in Anagni vestigde. Via zijn moeder was hij verwant aan het Huis van Segni.

Benedetto Gaetani was lid van een adellijke familie in de Campagna. Hij studeerde te Bologna zowel Romeins recht als canoniek recht. Hij werd belast met diplomatieke missies naar Frankrijk en Engeland [samen met kardinaal Fieshi om de eendracht te herstellen tussen Hendrik III en de opstandige baronnen. In 1281 werd hij kardinaal. In 1294 volgde hij Celestinus V op, toen het conclaaf hem al elf dagen na diens aftreden tot paus koos. Eén van zijn eerste daden tijdens zijn pontificaat was het gevangenzetten van zijn voorganger in het kasteel van Fumone. Bijgestaan door twee monniken van zijn orde stierf Celestinus daar op 81-jarige leeftijd.

In 1276 begon hij zijn loopbaan aan het pauselijk hof, waar hij al spoedig een grote invloed kreeg. Het aftreden van Paus Celestinus V wordt dikwijls toegeschreven aan de verkeerde invloed en druk van kardinal Gaetani. Het is hoogst waarschijnlijk dat de verheffing van deze eenvoudige en onervaren kluizenaar een man als Gaetani niet zinde. Deze stond immers zelf bekend als de grootste jurist van zijn dagen en was goed geschoold in de knepen van de pauselijke diplomatie. Hij lijdt geen twijfel dat hij zijn voorganger uiterst gruwzaam behandelde. Hij koesterde de meest exorbitante begrippen inzake de pauselijke suprematie en formuleerde zijn aanspraken met zeer veel klem. Zijn regering werd gekenmerkt door politieke intriges in de hele westerse wereld en daarin had hij een groot aandeel.

Met de bul "Clericus laicos" van 1296 probeerde hij de Franse koning het recht te ontnemen om belastingen te eisen van geestelijken ter financiering van zijn oorlog tegen Engeland. De koning verbood handel vanuit Frankrijk met de paus. Als gebaar van verzoening verklaarde de paus in 1297 Lodewijk IX heilig.


Tombe van Bonifatius VIII in de ondergrondse grotten van het Vaticaan

Door zijn voortdurende bemoeienissen met wereldse zaken geraakte hij ook in conflict met Albrecht I en met de invloedrijke Romeinse familie Colonna. In 1300 stelde hij voor het eerst een Heilig Jaar in.

In 1301 formuleerde Bonifatius VIII in de bul Unam sanctam een zeer scherp standpunt ten aanzien van de suprematie van de pausen. Hierin stelde hij dat het voor ieder levend wezen noodzakelijk was voor zijn redding zich te onderwerpen aan de Paus. Bonifatius was intussen ook in conflict geraakt met de invloedrijke familie Colonna en trok zich terug in een slot in Anagni, zijn geboortestad.

Filips de Schone reageerde fel op de pauselijke pogingen om zijn gezag te ondermijnen en besloot de paus gevangen te nemen en naar Frankrijk te brengen. Willem van Nogaret kreeg die opdracht. Samen met Sciarra Colonna trok hij naar Anagni. Gebroken stierf Bonifatius een maand later. Zijn opvolger werd paus Benedictus XI.


Guillaume de Nogaret neemt Paus Bonifatius VIII gevangen

In 1298 had Bonifatius VIII het "Liber Sextus" uitgevaardigd, een verzameling van pauselijke decretalen [vonnissen in briefvorm] als vervolg op het eerdere kerkelijk wetboek, het "Liber Extra" van Gregorius IX uit 1234. Met de bul "Super cathedram" perkte hij het recht van de bedelorden in om te preken en biecht te horen. Zo verminderde hij de wrijving tussen hen en seculiere priesters. Hij stichtte in 1303 de eerste universiteit van Rome.

Na Bonifatius' dood werd op aandringen van de Franse koning een proces tegen hem geopend wegens ketterij. Het Concilie van Vienne [1311-1312] besloot echter dit proces niet voort te zetten.


Wapen van paus Bonifatius VIII

Verhalen dat hij in een aanval van razernij stierf, terwijl hij op zijn handen beet en met zijn hoofd tegen de muur bonsde, zijn niet bewezen.

De Latijnse spreuk van Malachias is tegelijk een verwijzing naar zijn voornaam als naar zijn wapen als paus.

Profetie 33: Concionator Patarensis [Een prediker uit Patara]

Benedictus XI [1303-1304]

Echte naam: Niccolò Boccasini [Treviso, 1240 - Perugia, 7 juli 1304]

Niccolò Boccasini trad al jong [op de leeftijd van veertien jaar] toe tot de Dominicanen. Hij studeerde en doceerde theologie. In 1286 werd hij voor zijn orde provinciaal van Lombardije. In 1296 werd hij magister-generaal van de Dominicanen. Hij was een krachtig verdediger van het optreden van Bonifatius VIII. Uit dankbaarheid hiervoor verhief deze paus hem in 1298 tot kardinaal. Hij werd bisschop van Ostia en deken van het Heilige College.

Toen de vijanden van de Paus in 1303 het paleis bezetten, bleven enkel hij en een andere kardinaal aan de zijde van Bonifatius VIII staan en verdedigden hem. Toen hij in oktober van 1303 eenstemmig tot paus werd gekozen, koos hij de naam Benedictus, ter herinnering aan Benedetto Gaetani, zijn vriend en voorganger.

Hij raakte verwikkeld in conflicten met de kardinalen die tot de Romeinse familie Colonna behoorden. De spanning liep zo hoog op dat hij in 1304 Rome verliet en naar Perugia ging.

Het grootste probleem van zijn pontificaat was het conflict met de Franse koning Philips de Schone. Hij deed concessies aan Frankrijk, zoals het vrijwel geheel intrekken van de bul "Clericis Laicos" van 1296, maar hij dreigde Guillaume de Nogaret en zijn helpers, de daders van de aanslag te Anagni op Bonifatius VIII, met excommunicatie. Hij trok diens bul "Super cathedram" [1301] in, die de rechten van de bedelorden om te preken en biecht te horen had ingeperkt.

Zwaar ziek overleed hij op 7 juli 1304 te Perugia, na een pontificaat van slechts acht maanden. Men vermoedt dat hij vergiftigd werd. Hij werd begraven in de San Domenico aldaar. Benedictus XI werd opgevolgd door paus Clemens V. Paus Clemens XII verklaarde Benedictus XI in 1736 zalig. Zijn feestdag is 7 juli.

Malachias zinspeelt op Patara, de thuisstad van de Heilige Nicolaas, een naamgenoot van hem. Hij behoorde tot de Orde der Predikers.

Profetie 34: De Fessis Aquitanicis [Een lint uit Acquitanië]

Clemens V [1305 - 1314]

Echte naam: Bertrand de Gouth [Villandrot, 1264 - Roquemaure, 20 april 1314]

Paus Clemens V werd in het Franse Aquitanië, uit een familie van aanzien. Zijn broer was aartsbisschop van Lyon. Bertrand de Gouth studeerde rechten in Orléans en Bologna. Hij was aartsbisschop van Bordeaux geweest, een zetel waarop paus Bonifatius VIII hem in 1299 had benoemd. In 1305 werd hij na een conclaaf van elf maanden tot paus verkozen.

Clemens is de paus die als eerste de tiara, de pauselijke drievoudige kroon droeg. Tijdens de gebruikelijke pauselijke processie werd de paus door een instortende muur van zijn paard geworpen. Een van zijn broers, en ook kardinaal Mathheus Orsini, die twaalf conclaven had bijgewoond en dertien pausen had gekend, werden gedood. Het kostbaarste juweel uit de pauselijke kroon ging die dag verloren. Dit incident wordt door velen als een profetie uitgelegd. Hij stierf in april 1314.

Hij trok met zijn gevolg in 1309 naar Avignon en luidde de zogenaamde Babylonische ballingschap der pausen in [de periode van 1309 tot 1377, waarin de pausen niet in Rome zetelden]. De Franse koning Filips IV wist de paus ervan te overtuigen dat het verstandig was in Avignon te gaan wonen, naar aanleiding van de verwarde toestand in Rome. Deze periode betekende een dieptepunt in het prestige van de pausen. Zij maakten zich geheel afhankelijk van de Franse koning.

Filips de Schone was vastbesloten om de Orde van de tempeliers op te doeken. Hij beschuldigde ze van ketterij, maar enkel de Katholieke Kerk kon een dergelijk vonnis vellen. Filips had gedacht dat het proces na de bekentenissen snel afgehandeld zou worden, maar paus Clemens zorgde ervoor dat het nog jaren aansleepte. Op 22 november 1307 droeg Clemens alle christelijke vorsten op de tempeliers te arresteren en hun bezittingen beschikbaar te stellen aan de kerk in afwachting van het proces. In februari 1308 schortte hij de activiteiten van de Franse inquisiteurs op. Op 12 augustus 1308 verscheen de pauselijke aanklacht tegen de tempelorde. Een commissie moest de aanklacht onderzoeken.

Het concilie van Vienne was bepalend voor het lot van de tempeliers. Op 3 april 1312 deelde de paus mee dat hij besloten had de tempelorde op te heffen zonder haar te veroordelen voor ketterij. Met de bul "Vox in Excelso" schafte hij de tempelorde af, met de bul "Ad Providam" droeg hij hun bezittingen over aan de hospitaalridders. Clemens was niet bij machte geweest om weerstand te bieden aan de druk van de Franse koning.

In 2001 werd het "Perkament van Chinon" gevonden in het Archivio Segreto Vaticano. Naast de verhoren van een aantal tempeliers bevat het ook aantekeningen van paus Clemens. Daaruit zou blijken dat hij de tempeliers in 1314 vrijgesproken heeft van ketterij, hen de pauselijke absolutie geschonken heeft en zelfs vergiffenis gevraagd heeft.


Wapen van Clemens V

Malachias verwijst naar zijn geboortestreek Acquitanië en naar zijn wapen met drie horizontale balken, in de wapenkunde gekend als een lint ["Fesse" is oud Frans en in het Latijn is het "Fascia"]

Profetie 35: De Sutore Osseo [Van de schoenmaker uit Osa]

Johannes XXII [1316-1334]

Jacques Duèze [ook gespeld als Jacobus Arnoldi Deuza, of d'Osa of d'Euze] [Cahors, 1249 - Avignon, 4 december 1334]

Hij was de tweede en belangrijkste Paus van de Babylonische ballingschap te Avignon. Hij is één van de weinige pausen die ooit van ketterij werd beschuldigd. Eerst was hij bisschop van Fréjus [1300], daarna van Avignon [1310], en werd vervolgens bevorderd tot kardinaal [1312] onder zijn voorganger Clemens V.

Na een sedisvacatie van meer dan twee jaar, werd hij op 7 augustus 1316, na een bijzonder lastige en ingewikkelde verkiezingsprocedure, tot paus verkozen, met de steun van de toekomstige koning Filips V van Frankrijk en van koning Robert van Napels. De 72-jarige kardinaal Duèze leek een compromisfiguur: gezien zijn leeftijd en zijn zwakke gezondheid dachten zijn kiezers dat hij slechts een overgangspaus zou zijn. In werkelijkheid duurde zijn pontificaat achttien jaar...

Nadat zijn voorganger zich in 1309 te Avignon was komen vestigen, besloot hij in die stad te blijven, en hij versterkte er de Franse invloed in de curie aanzienlijk. Met ongewone energie en enthousiasme wijdde de bejaarde paus zich aan zijn taak. Tijdens zijn pontificaat voerde hij belangrijke bestuurlijke en financiële hervormingen in de Kerk door. Hij reorganiseerde de werking van de curie, ontnam aan de kanunniken van de kathedrale kapittels het recht de bisschoppen te kiezen, en sleutelde aan de omvang van de bisdommen door de meest uitgestrekte te splitsen of er de grenzen van te verleggen. Hij saneerde de financiële toestand van de kerk door de invoering van een pauselijk belastingssysteem, de zgn. "annaten." Zijn benoemingen voor het college van kardinalen betroffen, met een paar uitzonderingen, haast allemaal Fransen. Hij bezondigde zich ook aan schaamteloos nepotisme, door schenkingen en kerkelijke ambten aan vrienden en verwanten toe te kennen.

Johannes XXII mengde zich in een slepend conflict dat verdeeldheid zaaide binnen de orde der Minderbroeders, door de kant van de conventuelen te kiezen, tégen de spiritualen. Deze laatsten predikten de absolute armoede en beschouwden zelfs het opslaan van levensmiddelen als zondig. Een handjevol hardleerse spiritualen die zich tegen de pauselijke beslissing bleven verzetten, verschenen voor de Inquisitie en belandden uiteindelijk in 1318 op de brandstapel.

Maar ook daarna volhardden de minderbroeders, tot grote ergernis van de paus, in hun visie dat Christus en de apostelen géén eigendommen hadden bezeten. De meerderheid van de Minderbroeders onderwierpen zich in 1325 aan het pauselijke gezag, maar een minderheid scheidde zich af,waaronder Michaël van Cesena en de beroemde filosoof Willem van Ockham [†1347, de persoon die model stond voor de hoofdfiguur William van Baskerville in Umberto Eco’s's roman "De naam van de roos," waarvan het verhaal kadert in deze theologische discussie].

Johannes XXII sloeg deze allemaal in de ban, en verklaarde dat het recht om bezittingen te hebben reeds van de tijd van Adam en Eva dateerde.

Tussen 1331 en 1332 deed hij zelf een paar uitspraken die hem tot aan zijn dood zouden achtervolgen: hij ontwikkelde de visie dat de heiligen God pas na het Laatste Oordeel van aangezicht tot aangezicht zouden aanschouwen, en dat de verdoemden nog niet definitief in de hel waren. Deze visie werd in 1333 aan de universiteit van Parijs veroordeeld en door zijn tegenstanders [onder wie Willem van Ockham] aangegrepen om zich tegen hem te keren.


Johannes XXIII

Er werd aangedrongen om de paus door een algemeen concilie te laten veroordelen en af te zetten. Maar zover zou het niet komen... Johannes XXII werd ernstig ziek en op zijn sterfbed, in aanwezigheid van zijn kardinalen, verklaarde hij zich bereid om zijn standpunten te herroepen, als die zo strijdig waren met de gangbare geloofsopvattingen binnen de kerk.

Hij overleed op 4 december 1334, op de leeftijd van 89 jaar, en werd begraven in de kathedraal Notre-Dame-des-Doms te Avignon.

De spreuk van Malachias verwijst volledig naar zijn afkomst en naar zijn familienaam. Bovendien beweren alle geschiedkundigen dat hij de zoon was van een schoenmaker.

Profetie 36: Corvus Schismaticus [Een schismatieke kraai]

Nicolaas V [1328- 1330] [Tegenpaus]

Echte naam: Pietro Rainalducci di Corvario [? - Avignon, 16 oktober 1333]

In 1328 ontving de geëxcommuniceerde Duitse koning Lodewijk van Beieren de keizerskroon van Sciarra Colonna. Op 18 april verklaarde deze, in naam van Lodewijk van Beieren, Johannes XXII tot ketter, indringer en verdrukker van de kerk en ontdeed hem daarom van zijn pauselijke waardigheid. Een stropop die de paus voorstelde werd te Rome openlijk verbrand en op 12 mei werd een Franciscaner monnik, Pietro, door Lodewijk tot tegenpaus uitgeroepen. Deze nam de naam Nicolaas V aan. In augustus 1330.

Lodewijk trok zich echter in 1329 uit Rome terug, waardoor de tegenpaus zijn steun verloor. Deze kon niets anders dan naar Avignon reizen en zich aan Johannes XXII onderwerpen. In augustus 1330 schreef Pietro naar Paus Johannes XII en vroeg hij kwijtschelding en vergiffenis. Deze werden hem verleend, maar Pietro mocht de stad niet meer verlaten. Hij bracht zijn drie resterende levensjaren door in vrijwillige boete en studie. Hij stierf in 1333.

Malachias profetie is een zinspeling op zijn naam en als tegenpaus zit men uiteraard steeds met een schisma.

Profetie 37: Frigigus Abbas [De koele abt]

Benedictus XII [1334- 1342]

Echte naam: Jacques Fournier [Gascogne, ± 1280 - Avignon, 25 april 1342]

Fournier was afkomstig uit Gascogne, waar hij tussen 1280 en 1285 geboren werd als zoon van een bakker. Hij trad in bij de Cisterciënzers. In zijn jonge jaren studeerde hij theologie te Parijs. In 1311 werd hij abt van de abdij Sainte-Marie de Fontfroide nabij Narbonne. Hij volgde er zijn oom Arnorld Novelli op. Hij werd in 1317 bisschop van Pamiers en in 1326 van Mirepoix. Als bisschop van Pamiers toonde hij zich een onvermoeibaar inquisiteur. Hoogstpersoonlijk leidde hij het onderzoek naar de laatste grote groep Zuidfranse Katharen in het Pyreneeëndorp Montaillou. Thans kent dit dorp nog tien inwoners en boven het dorp vindt men nog steeds de ruïnes van het Château de Montaillou, waar zich de laatste aanhangers van de Katharen bevonden. Hij nam de registers van zijn onderzoek zelfs mee toen hij paus werd. Johannes XXII benoemde hem in 1327 tot kardinaal. Hij nam deel aan de heftige strijd over de apostolische armoede die de Franciscanen zeer verdeelde. Na de dood van Johannes XXII werd hij na een kort conclaaf op 20 december 1334 tot paus gekozen. Hij overleed op 25 april 1342. Clemens VI werd zijn opvolger.

Benedictus XII was paus in het tijdvak van de Babylonische ballingschap der pausen [1309-1376]. Hij begon met de bouw van het beroemde Palais des Papes te Avignon waar de pausen sinds 1309 verbleven. Zelf sober en eenvoudig levend streefde hij ernstig naar hervorming en versobering bij de kloosterorden. Zijn pogingen om het conflict tussen Engeland en Frankrijk op te lossen mislukten: in 1337 begon wat later de Honderdjarige Oorlog [1337-1453] is gaan heten.

In 1334 gaf hij aan Petrarca de opdracht om de wensen van Rome in een gedicht uit te drukken. Dezelfde Petrarca werd tijdens het pontificaat van Benedictus XII op het Capitool te Rome tot dichter gekroond.

Het onderzoek van Jacques Fournier naar de katharen van Montaillou is bekend geworden door de editie en vertaling van zijn inquisitieregisters [bewaard in de Vaticaanse Bibliotheek] door Jean Duvernoy en de studie erover van Emmanuel Le Roy Ladurie uit 1975, Montaillou, village occitan.


Abdij Sainte-Marie de Fontfroide

Malachias verwijst naar zijn periode als abt van de Abij Sainte-Marie de Fontfroide, abt van het klooster van de koele bron.

Profetie 38: Ex Rosa Atrabensis [Uit de Roos van Arras/Atrecht]

Clemens VI [1342- 1352]

Echte naam: Pierre Roger de Beaufort [Maumont 1291 - Avignon, 6 december 1352]

Clemens VI was paus van 7 mei 1342 tot aan zijn overlijden in 1352. Clemens is van Franse adellijke afkomst. Hij wordt geboren onder de naam Pierre Roger en treedt vroeg in zijn leven tot de orde van de Benedictijnen toe. In 1326 wordt hij abt van Fecamp en Bisschop van Arras in 1328. Een jaar later krijgt hij de post van aartsbisschop van Sens. Kardinaal wordt hij in 1338. In de eerste vier maanden van zijn pausschap benoemt hij tien nieuwe kardinalen, van wie er maar liefst negen ook uit Zuid-Frankrijk komen.

Tijdens zijn regering nam hij het slepende conflict met keizer Lodewijk van Beieren weer op en Lodewijk onderwierp zich uiteindelijk aan de paus. Clemens was eerder een wereldlijk vorst dan een kerkelijke bewindsman. Hij was een beschermer van kunsten en hield van feestmalen en recepties, waarbij dames vrij werden toegelaten. Zoveel praal legde al gauw een druk op de uitgaven, waardoor Clemens steeds meer belastingen oplegde.

Clemens VI is paus terwijl de dodelijke pest door Europa woedt. Hij zetelt op het moment dat de ziekte talloze slachtoffers eist, vooral in het Franse Avignon. Hij weet zijn leven te redden door zich te isoleren van de rest van de wereld. Overal in Europa worden joden verantwoordelijk gesteld voor de verschrikkelijke ziekte. De beschuldiging ontstaat doordat er onder joden naar verhouding minder slachtoffers vallen ... vanwege hun strenge voedsel- en hygiënewetten. In reactie erop begint de bevolking de joden uit te moorden. Clemens VI doet pogingen de moordpartijen te stoppen. De paus wijst er keer op keer op dat de joden de schuldigen niet kunnen zijn. Zij vallen immers zelf ook aan de ziekte ten prooi.


Wapen van paus Clemens VI

Malachias’ verwijzing is duidelijk. Clemens VI was bisschop van Arras [Atrecht], Episcopus Atrebatensis, en in zijn wapen staan zes rozen.

Profetie 39: De Montibus Pammachii [Uit de bergen van Pammachius]

Innocentius VI [1352- 1362]

Echte naam: Etienne Aubert [Les-Monts-de-Beyssac, 1282 - Avignon, 12 september 1362]

Innocentius VI was paus van 18 december 1352 tot 12 september 1362. Hij werd geboren in het bisdom Limoges.

Hij werd in 1338 bisschop van Noyon en in 1340 bisschop van Clermont. Hij werd kardinaal in 1342. Hij was een van de pausen tijdens de Babylonische ballingschap der pausen en verbleef dus in Avignon in plaats van Rome. Zijn poging, in 1354, om via kardinaal Albornoz en Cola di Rienzo de macht in Rome terug te krijgen, liep op niets uit. Wel kwam het verdrag van Brétigny, dat voor een negenjarige onderbreking in de honderdjarige oorlog zorgde, mede door zijn invloed tot stand. Als kardinaal-priester was hij titilus SS. Ionais et Pauli [of Titilus Pammachii] van de Santi Giovanni e Paolo [naar zijn ligging, op de heuvel Coelius] ook wel Santi Giovanni e Paolo al Celio genoemd, een basiliek in Rome, gewijd aan de apostelen Johannes en Paulus.

De kerk werd op last van senator Pammachius gebouwd over de resten van het huis waar de heiligen zelf gewoond hadden. De titel die aan deze titelkerk verbonden is, is derhalve ook wel Pammachius. Tijdens het beleg van Rome in 410 werd de kerk ernstig beschadigd. Paus Paschalis I liet de kerk in 824 herbouwen, maar de kerk werd bij een beleg door de Noormannen in 1084 opnieuw verwoest. De kerk werd daarna opnieuw herbouwd.

De kerk wordt bediend door de Passionisten, wier oprichter, Sint Paulus van het Kruis ook in deze kerk begraven ligt.

Het altaar van de kerk is over de lichamen van de beide martelaren gebouwd. Tijdens archeologisch onderzoek dat in de negentiende eeuw werd gedaan, werden onder de kerk een aantal kamers aangetroffen van 2 huizen uit de de eerste tot de vierde eeuw. Een van de kamers heeft nog de originele beschildering. Een andere kamer is vanuit de basiliek bereikbaar gemaakt. In de vloer van deze ruimte [in de rots van de heuvel] zijn 3 graftombes uitgehakt. Mogelijk was dit de plaats waar Johannes en Paulus werden herbegraven.

Innocentius VI ligt begraven in het klooster van de kartuizers van Villeneuve lez Avignon.


Basiliek Sani Giovanni a Paolo te Venetië

Malachias verwijst hier naar de basiliek Santi Giovanni e Paolo, gebouwd door Sint Pammachius. Zijn familiewapen vertoont zes heuvels, maar ook in zijn geboorteplaats komt "les Monts" voor.

Profetie 40: Gallus Viceomes [Een Franse burggraaf]

Urbanus V [1362- 1370]

Echte naam: Guillaume de Grimoard [Grisac 1310 - Avignon, 19 december 1370]

Guillaume de Grimoard was paus van 28 september 1362 tot aan zijn overlijden in 1370.

Grimoard was een benedictijn. Hij was prior van de abdij van Chirac en pauselijk legaat in Napels, abt van de Abdij van Saint Germaine van Auxerre en de Abdij van Sint-Victor in Marseille. Paus Urbanus resideerde in Avignon tijdens de Babylonische ballingschap der pausen [1309-1376]. In 1367 ging de paus terug naar Rome, daartoe overgehaald door de Heilige Birgitta van Zweden, Petrarca en keizer Karel IV maar na drie jaar keerde hij terug naar Avignon.

Hoewel hij zelf geen kardinaal was bij zijn pausverkiezing, benoemde hij onder meer zijn broer Angelic de Grimoard en de neef van paus Clemens VI tot kardinaal.

Hij stichtte de universiteiten van Krakau, Wenen en Orléans. Tijdens zijn bestuur werd de kloosterorde van de Birgittinessen, opgericht door de Heilige Birgitta van Zweden, bevestigd.

Hij was een Benedictijn en werd vanaf 1361 abt van de St. Victorabdij te Marseille. Hij werd gekozen tot opvolger van Innocentius IV en resideerde in Avignon. Hij streed tegen misbruiken in het kerkelijk financiënwezen en streefde naar een hereniging met de Grieken. Ondanks verzet van het Franse hof en van de Franse curie-kardinalen keerde hij in 1367 terug naar het desolate Rome, waartoe hij was overgehaald door de H. Brigitta van Zweden, Petrarca en keizer Karel IV, die er persoonlijk voor naar Avignon was gekomen. Hij wilde Rome weer tot het centrum van de christenheid maken.

Hij landde in juni 1367 in Italië waar hij door de bejaarde kardinaal Albornoz werd begroet. Op 16 oktober van dat jaar hield hij zijn intocht in Rome, waar Petrarca hem met een hymne verwelkomde. De komst van Karel IV [1368] in Rome ter kroning van de keizerin geeft een beeld van de harmonie tussen keizerschap en pausdom. In 1369 begaf ook keizer Johannes V Palaeologus van Byzantium zich naar Rome om tot de katholieke kerk over te gaan en een begin te maken van de beëindiging van het schisma. Urbanus was een ernstig man en een vijand van simonie, doch zwak als regeerder. Hij bevorderde de kunsten en wetenschappen en bevestigde de stichting van de universiteit van Wenen. Hij maakte een begin met de herbouw van Rome, dat door de onlusten zwaar beschadigd was. De moeilijke situatie aldaar dwong hem echter in 1370 terug te keren naar Avignon, waar hij, zoals de Heilige Brigitta voorspeld had, na een korte ziekte, spoedig stierf. Hij werd in 1870, 500 jaar na zijn overlijden, zalig verklaard. Zijn feestdag valt op 19 december.

Hij werd tot paus verkozen tengevolge van jaloersheid binnen het Heilige College, dat het onmogelijk maakte om één van zijn eigen leden te kiezen. Tijdens zijn pontificaat bleef hij het kleed van de Benedictijnen dragen. Urbanus was een vaderlandslievende Fransman, in tegenstelling tot wat verwacht wordt van een Paus om "Heilige Vader zijn van alle Christenen." Zo restaureerde hij de universiteiten van Montpellier, Toulouse en Parijs, creëerde diverse universitaire scholen en gaf op eigen kosten beurzen aan een groot aantal studenten.

Hij heeft vooral de Languedoc-Roussillon verrrijkt, met de kathedraal van Mende en de kapittelkerken van Quézac en Bédoues.

Als blijk van dank stelde de koning Karel V de heerlijkheid van Grizac vrij van alle belastingen. De streek werd hierdoor een vrijstaat en behield dit voorrecht tot in de dertiende eeuw

Hij vervreemdde de Engelsen en wekte vijandschap in Italië. Zo maakte hij ook vele vijanden.

Malachias’ profetie doelt op zijn afkomst. Hij was de oudste zoon van de heer van Grimoard en van Amphélise de Montferrand en was een briljante rechtenstudent voordat hij toetrad tot de benedictijner monnikken in het klooster van Monastier. Hij werd in 1310 geboren in het kasteel van Grizac, in de gemeente Bédoues.

Chris De Bodt



26-01-1972
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 41-50
Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 41-50

Profetie 41: Novus de Virgine Forti [Een nieuwe man uit een sterke maagd]

Gregorius XI [1370 - 1378]

Echte naam: Pierre Roger de Beaufort [Rosiers d’Egletons, departement Corrèze, ca 1336 - Rome, 27 maart 1378]

Hij was een neef van paus Clemens VI, die hem in 1348, toen hij pas 18 jaar was, tot kardinaal benoemde. Na de dood van Urbanus V werd hij in 1370, na een stemming, tot paus gekozen. Hij was de laatste Franse paus en een bekend canonist. Onder kritische aansporing van Catharina van Siena slaagde hij erin om in 1377 de pauselijke residentie weer naar Rome te verplaatsen. Zo kwam er een einde aan de Babylonische ballingschap, begonnen in 1305, en die 72 jaar had geduurd. Het grote aantal door hem benoemde Franse kardinalen heeft het ontstaan van het Westers Schisma in de hand gewerkt.

Westers Schisma

Het Westers Schisma is een periode in de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk van 1378 tot 1417 waarin pausen en tegenpausen elkaar tegenwerkten. Het Concilie van Konstanz maakte een einde aan het schisma. Het woord westers duidt aan dat het een scheuring betreft binnen de Kerk van de westerse wereld [de rooms-katholieke Kerk]. Het wordt ook wel het "Groot Schisma" genoemd, hoewel deze term ook gebruikt wordt voor het Oosters Schisma van 1054, toen er een splitsing optrad tussen deze westerse Kerk en de Oosters-Orthodoxe Kerken.

Het schisma was niet gebaseerd op theologie of enige doctrine, maar alleen op politiek. In 1376 keerde paus Gregorius XI terug naar Rome, nadat de pauselijke zetel tientallen jaren in Avignon geweest was. Hij stierf kort daarna. Bij de daaropvolgende pausverkiezing in april 1378 kozen de kardinalen de Italiaan Urbanus VI, omdat ze bang waren voor rellen onder de bewoners van Rome. Urbanus was een degelijk beheerder geweest in de pauselijke kanselarij in Avignon, maar eenmaal verkozen ontpopte hij zich als een argwanende en opvliegende paus.

De kardinalen kregen snel spijt van hun beslissing, en op 20 september van hetzelfde jaar verhuisden ze van Rome naar Fondi en verkozen Clemens VII, die zich in Avignon vestigde. Deze kreeg de steun van de Franse koning, gevolgd door Aragón, Bourgondië, Napels en Schotland. Engeland, Vlaanderen, het Heilige Roomse Rijk en Noord-Italië daarentegen steunden de Romeinse paus.

De uitkomst van het schisma was dat er enerzijds een beweging was die vond dat de concilies alle macht moesten hebben [conciliarisme] en anderzijds een groep die vond dat de paus alle macht en gezag had [curialisme]. Door de afnemende macht van de paus konden vorsten en hoge bisschoppen gemakkelijker beslissingen nemen buiten de paus om, wat in later tijd een van de factoren zou zijn die bijdroeg aan het slagen van de Reformatie.

De pausen tijdens het Westers schisma verklaarden elkaars besluiten nietig en excommuniceerden elkaars volgelingen. Algemeen werd het schisma door geestelijken in de Westerse kerk dan ook als een blamage gevoeld. Velen vonden dat er zo snel mogelijk een einde aan moest komen, zodat de eenheid van de kerk hersteld zou zijn. Omdat geen van de pausen echter als enige het ambt wilde neerleggen en omdat de aanhangers van beide pausen de andere paus niet als rechtmatig erkende, bleef het schisma toch voortduren. Telkens werd bij de dood van een van de pausen toch weer een opvolger benoemd. Niet zelden vroegen de kardinalen een nieuwe paus zich te beijveren voor het herstel van de eenheid van de kerk, maar wanneer de nieuwe paus eenmaal geïnstalleerd was, kwam er van eventuele gedane beloftes meestal niet veel meer terecht. Beide pausen kregen steun van een aantal Europese naties. De landen die Clemens VII hadden gesteund, bleven de pausen van Avignon steunen. De overige landen waren trouw aan de paus van Rome.

In 1409 trachtte men op het concilie van Pisa het probleem op te lossen door beide pausen van dat moment [Gregorius XII en Benedictus XIII] af te zetten en een nieuwe paus te benoemen, Alexander V, die zijn residentie te Bologna koos. Omdat beide afgezette pausen echter weigerden hun ambt neer te leggen, was het resultaat dat er nu drie pausen waren die zichzelf als rechtmatige paus beschouwden.

Uiteindelijk zette het concilie van Konstanz met de hulp van de koning van het Heilige Roomse Rijk in 1415 paus Johannes XXIII en paus Benedictus XIII af, en werd het ontslag verkregen van de roomse paus Gregorius XII. Twee jaar later, in 1417, benoemde het concilie Martinus V als nieuwe paus. Hiermee eindigde het schisma.

De latere Rooms-Katholieke traditie erkent alleen de pausen die in Rome zetelden als paus. De pausen van Avignon en Bologna worden als tegenpausen beschouwd. Ook werd in latere tijden uitdrukkelijk vastgelegd dat een concilie geen macht heeft over de paus, en dat een pauselijke verkiezing alleen door de paus zelf kon ongedaan gemaakt worden.

Pierre Roger de Beaufort had als kardinaal tot titelkerk Santa Maria Nuova en het woord Forti is hoogstwaarschijnlijk een zinspeling van Malachias op zijn familienaam.

Profetie 42: De Cruce Apostolica [Van het apostolische Kruis]

Clemens VII [1378 - 1394] [tegenpaus]

Echte naam: Robert de Genève [Genève, 1342 - Avignon, 16 september 1394]

Hij is de tegenpaus die verantwoordelijk was voor het grote Westerse Schisma. Hij werd in 1361 bisschop van Terwaan, in 1368 bisschop van Kamerijk en in 1371 kardinaal. Onder paus Gregorius XI maakte hij zich met het bloedbad van Cesena in 1377 berucht door zijn optreden als pauselijk legaat in Italië. Robert was een zoon van graaf Amadeus III van Genève en van Mathildis van Auvergne. Hij werd in 1392 graaf van Genève, in opvolging van zijn kinderloos overleden broer Peter.

In het conclaaf van 8 april 1378 koos hij mede voor paus Urbanus VI, maar vijf maanden later verklaarden de niet-Italiaanse kardinalen hun keuze voor ongeldig: op 20 september 1378 kozen zij Robert tot paus als Clemens VII [niet te verwarren met de andere paus Clemens VII]. Na een mislukte aanval op Rome vestigde hij zich te Avignon, waar hij zich gesteund wist door Karel V van Frankrijk, met wie hij verwant was. Serieuze pogingen tot beëindiging van het schisma ondernam hij evenmin als Urbanus.

Hij was zeer begaafd, maar zijn bedenkelijke financiële praktijken, nodig voor zijn royale levensstijl, bezorgden hem vele vijanden. Na Clemens' dood wilde men het schisma wel beëindigen, maar niet eenzijdig. Daarom kozen Clemens' kardinalen Pedro de Luna [Benedictus XIII] als opvolger, nadat deze had verklaard steeds bereid te zijn af te treden als Urbanus VI dat ook zou doen. De Luna zou zich echter tot aan zijn dood aan zijn ambt vastklampen.

Hij had als titelkerk de "Twaalf Apostelen" en zijn wapen vertoont een kruis dat viermaal doorstoken is.

Profetie 43: Luna Cismedina [De maan van Cosmedin]

Benedictus XIII [1394 - 1423] [tegenpaus]

Echte naam: Pedro de Luna [Illucia, Aragon, ca 1327 - Peñiscola, 23 mei 1423]

Hij was de beroemde Petrus de Luna, een Spaanse bisschop die later als kardinaal Santa Maria in Cosmedin tot titelkerk kreeg. Hij werd geboren rond 1327 en tot kardinaal benoemd in 1375. Hij keerde met Gregorius XI naar Rome terug en na diens dood nam hij deel aan het conclaaf, waar de Romeinen binnenvielen en dat Urbanus VI verkoos. Zijn geestelijke leidsman en biechtvader was de grote Vicentius Ferrerius, die meende dat hij de echte paus was. Toen Clemens VII stierf, werd Petrus eenstemmig verkozen om hem op te volgen.

De Luna werd na Clemens' dood gekozen als diens opvolger, waarbij hij de naam Benedictus XIII aannam. Voor het conclaaf zei hij dat hij even gemakkelijk zou aftreden als zijn hoed afzetten. Toen hij echter daadwerkelijk tot paus werd gekozen weigerde hij af te treden, hoewel hij zei dat hij voorstander voor de hereniging van de Kerk. Tijdens de concilies van Pisa [1409] en Konstanz [1414-1418], wilde Benedictus van geen compromis weten om tot een einde van het schisma te komen, waardoor zijn steun steeds verder afkalfde. Nadat hij in 1417 werd afgezet, leefde hij tot zijn dood in 1423 in een fort nabij Valencia in de overtuiging dat hij de rechtmatige paus was. Tot zijn dood bleef hij erkend door Schotland en Spanje.


Chiesa Santa Maria in Cosmedin

De omschrijving van Malachias doelt op zijn naam en zijn titelkerk Santa Maria in Cosmedin.

Profetie 44: Schisma Barcilonicum [Het schisma van Barcelona]

Clemens VIII [1423 - 1429] [tegenpaus]

Echte naam: Gil Sánchez Muñoz y Carbón [bijgenaamd Doncel] [Teruel, 1369 - Mallorca, 28 december 1447]

Hij was tegenpaus van 1423 tot 1429, zoon van Pedro II Sanchez Muñoz y Liñán en Catalina Sanchez de Carbón. Hij studeerde kerkelijk recht en was tot 1396 in dienst van de curie in Avignon. Als gezant van Benedictus XIII en als aartsbisschop van Valencia zette hij zich in voor de beëindiging van het westers schisma.

Op het concilie van Konstanz werd Benedictus XIII uit zijn functie ontheven en werd Martinus V tot paus benoemd. Benedictus erkende zijn afzetting echter niet en bleef zichzelf tot zijn dood in 1423 beschouwen als de ware paus. Na zijn dood wezen drie van de vier door Benedictus XIII aangestelde kardinalen Gil Sánchez Muñoz als zijn opvolger aan. Deze nam de naam Clemens VIII aan. Hij kreeg de steun van Alfons V, koning van Aragón en Sicilië, die in conflict was met Rome en daarom op Clemens' benoeming had aangestuurd. Pas op 19 mei 1426 liet Clemens zich ook daadwerkelijk als paus uitroepen. De vierde door Benedictus XIII benoemde kardinaal schoof echter een eigen paus naar voren, die de naam Benedictus XIV aannam. Clemens sprak daarop de ban uit over Benedictus XIV.

In 1429 legden Rome en Aragón hun conflict bij. Hiermee verviel de politieke steun voor Clemens VIII. Op 26 juli 1429 riep hij zijn kardinalen samen en verklaarde hij afstand te doen van het pausdom. Op zijn aandringen erkenden de aanwezige kardinalen Martinus V als hun nieuwe paus. Bij de bijeenkomst was ook een vertegenwoordiger van Martinus V aanwezig.


Tegenpaus Paus Clemens VIII op zijn graftombe in de Paoline-of Borghesekapel te Rome

Na zijn aftreden werd Gil Sánchez Muñoz door Martinus V benoemd tot bisschop van Mallorca. De Rooms-katholieke Kerk heeft hem nooit als paus erkend. Hij staat alleen vermeld in een voetnoot van de Vaticaanse cataloog. Hij was kanunnik van Barcelona, waar op omschrijving van Malachias op zinspeelt. Bij een tegenpaus is er uiteraard altijd een schisma. Hij stierf in 1447.

Profetie 45: De Inferno Pregnani [Uit het hel van Pregnani]

Urbanus VI [1378 - 1389]

Echte naam: Bartolomeo Prignano [Inferno, Napels, 1318 - Rome, 15 oktober 1389]

Bartolomeo Prignano werd in 1363 aartsbisschop van Acerenza, en daarna vanaf 1377 aartsbisschop van Bari en cancellarius van paus Gregorius XI. Toen deze laatste in 1378 overleed, kwam het Romeinse volk op straat en eiste dat er eindelijk weer eens een Romein of op zijn minst een Italiaan tot paus zou worden verkozen. De Italiaanse kardinalen waren echter stuk voor stuk veel te oud om nog in aanmerking te komen. Geconfronteerd met het ronduit agressieve volk opteerden de radeloze kardinalen uiteindelijk, na een turbulent conclaaf van drie maanden, voor iemand buiten hun kring. Hun keuze viel op de zachtmoedige, onopvallende en gemakkelijk te beïnvloeden Bartolomeo Prignano, de laatste niet-kardinaal die tot paus werd gekozen.

Ze hadden gedacht hem ertoe te kunnen bewegen om hun hartewens te vervullen en naar Avignon terug te keren, maar hadden al spoedig redenen te over om hun beslissing te betreuren. Eenmaal op de troon, verheven boven de adellijke kardinalen die hem vroeger nooit hadden zien staan, ontpopte Prignano, die de naam Urbanus VI had aangenomen, zich al snel tot een kwaadaardige tiran die razend tekeer ging en niet voor lijfstraffen terugschrok.

De overwegend Franse kardinalen, dodelijk geschrokken, zetten nu een catastrofale ketting van gebeurtenissen in gang door hun toevlucht te nemen tot een drastische en ongehoorde ingreep: ze verklaarden dat ze door het Romeinse volk onder zware druk waren gezet en daardoor een verkeerde beslissing hadden genomen, trokken openlijk de geldigheid van Urbanus' verkiezing [en dus hun eigen handelingen] in twijfel, en kozen nog datzelfde jaar 1378 een tegenpaus, Paus Clemens VII.

Deze vertrok onmiddellijk met zijn volgelingen naar Avignon, de wereld berichtend dat hij de enige echte paus was. Urbanus VI wist zich echter te handhaven. De Christelijke wereld werd nu gedwongen te kiezen. Frankrijk, Spanje en Portugal schaarden zich achter Clemens. Italië, het Duitse Rijk, Vlaanderen en Engeland achter Urbanus VI. Ook deze situatie deed geen goed aan het Westers Schisma.


Urbanus VI' graftombe in de grotten van het Vaticaan

Urbanus' tombe in de Grotte Vaticane is een oude sarcofaag. Er loopt het gerucht dat hij in 1389 door vergiftiging om het leven zou zijn gekomen. Pregnani slaat op zijn familienaam en hij was van geboorte afkomstig uit het plaatsje Inferno bij Napels.

Profetie 46: Cubus de Mixtione [Het mengselvierkant]

Bonifatius IX [1389 - 1404]

Echte naam: Piero Tomacelli [Napels, 1356 - Rome, 1 oktober 1404]

Bonifatius IX was paus van 2 november 1389 tot 1 oktober 1404. Piero stamde uit een oude, maar verarmde adellijke familie uit Napels. De tegenpaus van Avignon, Clemens VII, kroonde tezelfdertijd de Franse Prins Lodewijk van Anagni tot koning van Napels. Gedurende het eerste deel van zijn pontificaat resideerde de tegenpaus Clemens VII [1378-94] in Avignon onder bescherming van de Franse koning. Hij stierf in 1404 na een korte ziekte.

Hij regeerde meer als wereldlijk dan als kerkelijk vorst, spande zich weinig in om een eind te maken aan het Westers schisma, maar spande zich wel in om de inkomsten van de kerk te vermeerderen o.a. door het verhogen van de belastingen. Het was Paus Bonifatius IX die in 1389 Birgitta van Zweden heilig verklaarde.


Het wapen van paus Bonifatius IX

Malachias zinspeelt op het wapen van de Paus, dat een balk met afwisselende vierkanten vertoont.

Profetie 47: De Meliore Sydere [Van een betere Ster]

Innocentius VII [1404 - 1406]

Echte naam: Cosma dei Migliorati [Sulmona, ca 1336 - Rome, 6 november 1406]

Innocentius VII was Paus van 17 oktober 1404 tot 6 november 1406. Migliorati studeerde in Perugia en Padua. Cosma werd door Urbanus VI als Pauselijk Afgevaardigde naar Engeland gestuurd om er de Tiende, een vorm van winstbelasting, waarbij men een deel van de opbrengst dient te betalen, te innen.

Hij werd in 1387 aartsbisschop van Ravenna, en in 1389 werd hij aartsbisschop van Bologna en in datzelfde jaar creëerde paus Clemens VII hem kardinaal. Innocentius werd pas tot paus gekozen nadat hij gezworen had alles te doen om het Westers Schisma te beëindigen. Tijdens zijn pontificaat was Benedictus XIII [1394-1423] tegenpaus te Avignon. Innocentius weigerde op voorstellen van Benedictus in te gaan om tot overeenstemming te komen. Hij stierf plots in 1406.


Het wapen van paus Innocentius VII

Malachias’ spreuk is een woordspeling op de naam van de Paus [beter, meliorati, Migliorati] en eveneens een zinspeling op zijn wapen, waarin een ster te zien is.

Profetie 48: Nauta de Ponte Nigro [Zeeman van de zwarte Brug]

Gregorius XII [1406 - 1415]

Echte naam: Angelo Correr [Venetië, 1325 - Recanati, 18 oktober 1417]

Gregorius kwam uit een oude patriciërsfamilie en was de zoon van Niccolò di Pietro and Polissena. Na zijn studie theologie werd hij aangesteld als kanunnik in de kathedraal van Venetië. Op voordracht van de Venetiaanse senaat werd hij benoemd als diaken van de kerk van Corona op 23 maart 1377, een post die hij zou behouden tot 1390. Hij was tevens professor theologie aan de universiteit van Bologna.

Na diverse kerkelijke ambten werd hij op 12 juni 1405 tot kardinaal-priester van San Marco te Rome gecreëerd. Na de dood van paus Innocentius VII, op 6 november 1406, vond het conclaaf plaats en op 30 november 1406 werd hij gekozen tot paus Gregorius XII. Zijn kroning vond plaats op 19 december in de oude Sint-Pietersbasiliek.

Gregorius werd gekozen in de tijd van grote verdeeldheid binnen de Rooms-katholieke Kerk, het Westers Schisma. Hij kon rekenen op de steun van enkele Italiaanse prinsen en Ladislaus van Napels, die aan de paus in Rome zijn erkenning als koning van Napels te danken had. De tegenpaus Benedictus XIII in Avignon kende ook nog steeds een grote steun. Bij aanvang van het conclaaf was bepaald, dat het oplossen van het schisma de hoogste prioriteit was. Alle kardinalen bij het conclaaf werd meegedeeld, dat mocht hij verkozen worden en het probleem te zijner tijd opgelost zou worden, en dat het aan het College van Kardinalen vrij stond een nieuwe paus te kiezen in overeenstemming met alle nu nog strijdende partijen. Indien nodig zou dan de paus die in 1406 gekozen werd moeten terugtreden evenals de tegenpaus Benedictus [of zijn opvolger].

Na zijn verkiezing wilde Gregorius aanvankelijk toenadering zoeken tot Benedictus XIII om samen tot een oplossing te komen. Afgesproken werd om een bijeenkomst te organiseren in het Italiaanse Savona, Ligurië. Het waren de familieleden van Gregorius en Ladislaus van Napels [1399-1414] die Gregorius ervan weerhielden om af te reizen, hoewel er bij Gregorius zelf ook de angst bestond dat hij eventueel gevangengenomen zou kunnen worden door de rivaliserende partij.

Deze stagnatie zorgde voor onvrede bij de kardinalen, die Gregorius aan zijn belofte tijdens het conclaaf bleven herinneren. Om de kardinalen aan zich te blijven binden riep Gregorius XII op 4 mei 1408 een vergadering van kardinalen in Lucca bijeen, waarbij hij hen verbood de stad te verlaten. Om de steun aan hem te vergroten creëerde hij tevens vier kardinalen, inclusief 2 kardinaal-nepoten, waaronder de latere paus Eugenius IV, ondanks een andere belofte die tijdens het conclaaf was gemaakt: de nieuwe paus zou geen nieuwe kardinalen creëren.

Zeven kardinalen besloten toch in het geheim te vertrekken en gingen onderhandelingen aan met de [pseudo]kardinalen van Benedictus XIII. Zij besloten het Concilie van Pisa [1409] bijeen te roepen, waarbij beide pausen aanwezig zouden moeten zijn. Via een afzettingsprocedure zou er door de kardinalen vervolgens een nieuwe paus gekozen worden.

Beide pausen lieten echter verstek gaan, waarop het concilie besloot om beide pausen af te zetten als schismatisch, ketters, en plegers van meineed. Petrus Philarges werd door de kardinalen gekozen tot [tegenpaus] Alexander V, waardoor het conflict alleen maar verhevigd werd: een periode van drie pausen:
  • Gregorius XII: met de steun van o.a. Duitsland en Italië
  • Benedictus XIII: met de steun van Spanje, Sardinië, Schotland, Corsica en een deel van Frankrijk
  • Alexander V: met de steun van het grootste deel van Frankrijk en talrijke hervormingsgezinde orden
Tegelijkertijd was door Gregorius XII, die nog 10 kardinalen had gecreëerd, een concilie in Cividale del Friuli bij Aquileia bijeengeroepen, die overigens door een kleine groep werd bezocht. Tijdens deze bijeenkomst werden de tegenpausen Alexander V en Benedictus XIII op hun beurt veroordeeld tot vernietigers van de kerk en afgezet, maar hun oproep ging onopgemerkt voorbij.

Uiteindelijk bracht het Concilie van Konstanz [1414-1418], dat op aandrang van Sigismund van het Heilige Roomse Rijk bijeengeroepen werd, de oplossing. Gregorius XII liet zich op deze bijeenkomst onder andere vertegenwoordigen door Carlo I Malatesta. Op 4 juli 1415 diende Malatesta namens Gregorius zijn ontslag in, wat door alle kardinalen geaccepteerd werd. De aanstellingen van de kardinalen door Gregorius werden erkend om zo de Correr-familie te vriend te houden. Ook Benedictus XIII, afgezet in 1417 en levend in ballingschap in Spanje tot aan zijn dood in 1423, en Johannes XIII [de tegenpaus die als opvolger van Alexander V in 1410 was gekozen, en vanaf 20 maart 1417 leefde in gevangenschap] werden afgezet. Hierdoor kwam een einde aan het Westers Schisma.

Gregorius werd benoemd tot kardinaal-bisschop van Porto-Santa Rufina en legaat in Ancona. Besloten werd, om nog geen nieuwe paus te kiezen totdat Gregorius zou zijn overleden.

Gregorius overleed op 18 oktober 1417 te Recanati, de plaats waar hij de laatste jaren van zijn leven verbleef. Zijn lichaam werd bijgezet in de kathedraal van Recanati.


De Negroponte brug die het eiland Euboea met het Griekse vasteland verbindt

Malachias doelt op zijn periode als commendataire abt van de kerk van Negroponte op het Griekse eiland Euboea, dat de Venetianen tijdens de bezetting Negroponte noemden, hiermee verwijzend naar de brug die de verbinding maakte met het vasteland. In commendam was het [tijdelijk] verlenen van de titel van commendataire abt, uit hoofde waarvan de opbrengsten van een abdij gebruikt mochten worden ter verbetering van het eigen inkomen. Hierbij inde de abt slechts de opbrengsten, maar had hij geen bestuurlijke inspraak. De abt hoefde overigens ook zelf niet in de abdij te wonen om aanspraak te kunnen maken op de gelden.

Het in commendam geven van abdijen vond zijn oorsprong in de vroege Middeleeuwen, toen dit voorrecht was weggelegd voor geestelijken, die door oorlogen verdreven waren uit hun eigen kerkelijke bestuursgebieden en zo van inkomsten verstoken bleven. Met een tijdelijke functie als commandataire abt kon in financiële ondersteuning voorzien worden. Veelal werd de functie vervuld in abdijen, waar op dat moment geen abt aanwezig was.

Profetie 49: Flagellum Solis [Zweepslag van de Zon]

Alexander V [1409 - 1410] [tegenpaus]

Echte naam: Petrus van Candia [Petrus Philarges] [Kreta, 1340 - Bologna, 4 mei 1410]

Alexander V was tegenpaus van 26 juni 1409 tot 1410. Hij was Grieks van geboorte, afkomstig van Kreta. Hij kende ouders, noch familie en kreeg het eerste onderwijs van een pater. Hij was lid van de Orde van de Franciscanen en had gestudeerd aan de universiteiten van Oxford en Parijs. Voor zijn benoeming tot paus was hij kardinaal en aartsbisschop van Milaan. In deze hoedanigheid had hij zich sterk beijverd voor het herstel van de eenheid van de kerk. Alexander koos zijn pauselijke residentie in Bologna.

Alexander werd tot paus benoemd op het Concilie van Pisa [1409]. Dit concilie probeerde een einde te maken aan het Westers schisma, door de twee pausen van dat moment [Gregorius XII en Benedictus XIII] af te zetten en Alexander als nieuwe paus te benoemen. Deze erkenden hun afzetting niet en hadden nog voldoende steun om als paus aan te kunnen blijven. Zo werd Alexander een van de drie pausen die elk claimden de rechtmatige paus te zijn. Alexander werd in zijn claims gesteund door het grootste deel van de toenmalige Westerse christenheid, namelijk de kerk van Frankrijk, Engeland, Bohemen en een groot deel van de Duitse bisschoppen.

Na een periode van slechts tien maanden overleed Alexander onverwachts in de nacht van 3 op 4 mei 1410, waar hij gevangen gehouden werd door Kardinaal Cossa, die hem opvolgde als tegenpaus Johannes XXIII. Hij werd begraven in de Franciscuskerk in Bologna. Zijn opvolger was tegenpaus Johannes XXIII [niet te verwarren met paus Johannes XXIII die paus was in de twintigste eeuw. Zijn pontificaat werd gekenmerkt door zijn vergeefse pogingen om Rome te bereiken.

Tegenwoordig wordt Alexander in de Rooms Katholieke Kerk beschouwd als een tegenpaus. Het is opmerkelijk dat er geen officieel erkende paus met de naam Alexander V is. Dit moge blijken uit het feit dat de eerste paus met dezelfde naam paus Alexander VI werd genoemd.


Het wapen van tegenpaus Alexander V

Flagellum Solis is een woordspeling op de familienaam "Philarges" en een verwijzing naar zijn wapen met daarin een zon, omgeven door sterren.

Profetie 50: Cervus Sirenea [Hert van de Sirene]

Johannes XXIII [1410 - 1415] [tegenpaus]

Echte naam: [Napels, 1370 - 22 december 1419]

Johannes XXIII was tegenpaus van 1410 tot 1415, in de periode van het Westers Schisma. Hij moet niet verward worden met de latere paus Johannes XXIII.

Aanvankelijk was hij een officier in het leger van paus Bonifatius IX. Pas later werd hij geestelijke. In 1402 werd hij benoemd tot kardinaal. In deze hoedanigheid zat hij het Concilie van Pisa voor [1409], dat bedoeld was de eenheid van de kerk te herstellen. Het concilie zette de pausen van Rome en Avignon af [Gregorius XII resp. Benedictus XIII] en benoemde Alexander V tot nieuwe paus, die zijn residentie te Bologna koos. De afgezette pausen accepteerden de gang van zaken echter niet, zodat er nu drie pausen claimden de rechtmatige paus te zijn.

In 1410 volgde Johannes XXIII Alexander V op, die na een pausdom van tien maanden onverwachts overleden was. Er gingen geruchten dat Johannes XXIII hem had vergiftigd, maar dit is nooit bewezen en het is niet duidelijk of in de bewering een kern van waarheid zit, of dat het gerucht door zijn vele [kerkelijke] politieke tegenstanders in de wereld is geholpen om de nieuwe paus zwart te maken.

Johannes XXIII besteedde veel aandacht aan de politieke, wereldlijke dimensie van het pausdom. Hij onderhield nauwe betrekkingen met koning Sigismund van Luxemburg. Het was ook Sigismund die Johannes ertoe aanzette het concilie van Konstanz bijeen te roepen [1414-1418]. Het concilie had als belangrijkste doel een einde te maken aan de situatie dat de kerk drie pausen kende. Johannes XXIII verwachtte vermoedelijk dat het nieuwe concilie de besluiten van Pisa zou bekrachtigen door Gregorius XXII en Benedictus XIII [die beide niet deelnamen aan het concilie] af te zetten en hem als enige paus te erkennen. Al gauw werd echter duidelijk dat de meeste deelnemers aan het concilie vonden dat alle drie de pausen van dat moment afgezet moesten worden, zodat er een nieuwe paus kon komen die voor alle partijen acceptabel was.

Johannes XXIII probeerde zijn positie veilig te stellen door in de nacht van 20 maart 1415 heimelijk van het concilie weg te vluchten. Hij hoopte dat, nu er geen paus aanwezig was, het concilie ontbonden zou worden en alles bij het oude zou blijven. Sigismund wist de verwarring echter te bezweren en op 6 april bepaalde het concilie, in de lijn met de argumenten van de conciliaristen, dat het concilie ook zonder de aanwezigheid van een paus bevoegd was bindende besluiten te nemen. Johannes XXIII werd daarop achterhaald en gevangen genomen. De andere twee pausen legden onder druk hun ambt neer. Twee jaar later werd Martinus V door het concilie benoemd als nieuwe paus en als zodanig erkend door heel de Westerse kerk.

In 1418, nadat het Concilie van Konstanz beëindigd was, gaf Martinus V Johannes XXIII zijn vrijheid terug. Hij benoemde hem tot bisschop en kardinaal van Toscane. Johannes overleed eind 1419, vermoedelijk op 22 december. In de Rooms Katholieke Kerk is nog lange tijd onduidelijk geweest of Johannes XXIII [en zijn voorganger Alexander V] als paus of als tegenpaus beschouwd moesten worden. In 1958 kwam aan de onduidelijkheid een einde toen Angelo Giuseppe Roncalli als nieuwe paus de naam Johannes XXIII aannam [en niet Johannes XXIV]. Daarmee kregen Alexander V en zijn opvolger definitief het predicaat tegenpaus.

Tegenwoordig wordt hij in de Rooms Katholieke Kerk beschouwd als een tegenpaus.


Sirene Parthenope

De profetie van Malachias zinspeelt op het feit dat Cossa als kardinaal tot titelkerk Sint Eustachius had, dat een hert als embleem heeft. Hij werd geboren in Napels. De oorsprong van Napels gaat terug naar een verfoeilijke vrouw, de sirene Parthenope.

Chris De Bodt


Foto




Weetjes over Medjugorje

Geografie

Kroatië

Bosnië en Herzegovina

Godsdienst

Wetenschap

Portret van de zieners

Maria's uiterlijk

De 5 pijlers van het geloof

Vragen en antwoorden

Standpunt van het Vaticaan

Ratzinger bezocht ooit Medjugorje "incognito"

1e onderzoekscommissie

2e onderzoekscommissie

3e onderzoekscommissie

4e onderzoekscommissie

De kwestie Herzegovina 1

De kwestie Herzegovina 2

De kwestie Herzegovina 3

Profetieën nemen hun tijd

Mirjana meer en meer op de voorgrond

Bestemming van de ziel

De Podbrdo [Verschijningsberg]

De Krizevac [Kruisberg]

Het Votiefkruis

Parochiekerk Jacobus de Meerdere

Uitbreiding biechtgelegenheid

Kapel der Twee Harten

Oasi delle Pace

Verrezen Christus

Cumunità Cenacolo

Mother's Village

Vr. Slavko Barbaric

Vr. Jozo Zovko

Vr. Pétar Ljubicic

Ratko Perics toorn

Heeft Zanic Medjugorje verraden?

Vr. Amorthe betreurt apathie

Siroki Brijeg

Retraîtekasteel

Zr. Emmanuel Maillard

Ivans gebedsgroep

Nedjo Brecic

Christoph Schönborn

St. Stephansdom, Wenen 2012

Scalambra & Casale Monferetto

Madonna van Civitavecchia

Little Audrey Santo

Maria's verjaardag

Medjugorje en Moederdag

De IIPG [1]

De IIPG [2]

De IIPG [3]

De IIPG [4]

De IIPG [5]

De weide van Gumno

De priester die verdween

Nieuwe taksen op logies

Mirakel van de Maan

Documentaire 1983

BBC Documentaire 2010

Documentaire Mary TV

The Miracle of Medjugorje


Interviews Medjugorje

Mirjana Dragicevic [2008]

Mirjana Dragicevic [1998]

Mirjana Dragicevic [1983]

Mirjana Dragicevic [1989]

Mirjana Dragicevic [1]

Mirjana Dragicevic [2]

Mirjana Dragicevic [2009]

Vicka Ivankovic [2008]

Vicka Ivankovic [1983]

Vicka Ivankovic [2007]

Vicka Ivankovic [1988]

Vicka Ivankovic

Ivan Dragicevic [2003]

Ivan Dragicevic [2004]

Ivan Dragicevic

Ivanka Ivankovic [1983]

Ivanka Ivankovic [1989]

Ivanka Ivankovic

Pétar Ljubicic [2004]

Pétar Ljubicic [2006]

Pétar Ljubicic [2008]

Slavko Barbaric [1987]

Gabriele Amorth [2002]

Jakov Colo

Jakov Colo

Jakov Colo [2007]

Marija Pavlovic [2008]

Marija Pavlovic [1989]

Marinko en Dragico Ivankovic [1983]

Damir Coric [1983]

Marica Kvesic [1983]

John en Andja Setka [1983]

Jelena Vasilj [2002]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Jelena Vasilj en
Marijana Vasilj [1]

Zlatko Zudac [1999]

Bisschop Hnilica [2004]





Overige Weetjes

Bestemming van de Ziel

Theresia van Lisieux
over het Vagevuur

Maria Simma

De invloedrijkste vrouw

Engelen

Twaalf stappen voor een gelukkig heengaan

Twaalf fabels over het Katholieke geloof

Pater Pio en Karol Woijtyla

San Nicolàs de los Arroyos

La Madonna del Ghisallo

O.L.V. Van den Oudenberg

Fatima:
Reeds eeuwen Mirakels

Jacinto Marto uit Fatima
door Fr. Robert J. Fox

Profetieën nemen hun tijd

Jacinto Marto uit Fatima
door Zr. Lucia Dos Santos

Ingrid Betancourt

Dikwijls gewichtige feiten
nà verschijningen

satans opzet

De Graal van Valencia

Notre-Dâme du Laus

Kibeho, Rwanda

Esther en Mordechai

Monte Cassino

Gods adres

Jezus' geboortekerk [1]

Jezus' geboortekerk [2]

De Komeet Lulin

De Komeet Elenin

De Komeet Honda

Samuel Alexander Armas

De Geur van Regen

Jaar van de Priesters

Dr. Gloria Polo's terugkeer

Ian McCormack: Een blik
in de eeuwigheid

Middel tegen komende pandemie

Kim Phuc

Michael Anderson

Zeven kenmerken
van een goede vader

O.L.V. van Las Lajas

Vaders Liefdesbrief

O.L.V. van Ocatlàn

Elena Desserich

Rom Houben

Overlijden Mari-Loli Mazon

Advent

Gered door een engel?

Kerst in de loopgraven

Mgr. Peter Savelbergh

Ontdekking v/d sarcofaag v/d H. Philomena

De Heilige Mis

Petrus Lombardus

Oscar, de kat

Tieners, geef hen nooit op!

Ontdekking te Nazareth

Efeze: Maria's Huis

Wonderdadige Medaille

De rivier Kwai

De Exodus

Valentino Mora

Het vijfde Maria Dogma

Elizabeth Kindelmann

H. Louis de Montfort

H. Clelia Barbieri's
miraculeuze stem

Steven en Djaingo

Het wonder van San José

Aalst, België's 9/11

Het getal 11

Maria en het getal 101

Sterven op 33

Is dit St. Jozef's graf?

Het Kerstverhaal
en Koning Herodes

De Kardinale Climax

Winterzonnewende 2010

En de maan werd rood

Schoonheid van Wijwater

De dag die ontbrak

Het celibaat

De vierde ruiter van de Apocalyps

De maagdelijke geboorte

Jordanië claimt oudste christelijke vondst

Colton Burpo versus Stephen Hawking

H. Gelaat van Manoppello

Padre Pio: under investigation

Grace

Michael Browns retreat

7 niveau's van het liegen

De dood van Sint Jozef

De dood van Maria

Betekenis van Maria's naam

Het Aramees in opmars

De Bosnische pyramiden

Brugge, het Jeruzalem van het Noorden

Wonder te Skopje


Diverse Profetieën
Miscellanous Prophecies

Profetieën nemen hun tijd

Is dit de tijd waarover ze spraken?

Garabandal [1961-65]

Israël en Bijbelse Profetie

Pinksterprofetieën 1975

Quito [17de eeuw]

Kenmerken v/d antichrist

A.C. Emmerich [1]

A.C. Emmerich [2]

De Kremna Profetieën

Hildegard van Bingen

Belpasso [1986-88]

2 Noorse profetieën

La Salette [1846]

Anna Maria Taigi

Diversen

Heilige Mechtildis

Non van Tours

Heilige Nilus

Bernardine Von Busto

Non van Bellay

Kloosterling Hilarion

Don Giovanni Bosco

Elizabeth Canori Mora

Judah Ben Samuel

Jeanne Le Royer

Giacchino di Fiore

Bartholomeüs Holzhauser

Madeleine Porsat

De profeet Daniël

Kibeho, Rwanda

Ida Peerdeman

H. Ireneüs van Lyon

Methodius van Olympus

H. Hippolytus van Rome

Firmanus Lactantius

De Berkenboomprofetieën

Dr. Arnold Fruchtenbaum

H. Ephraïm de Syriër

H. Cesarius van Arles

Columba van Ierland

Elena Aiello

Beda, de eerbiedwaardige

Odilia van de Elzas

Johannes Damascenus

Adso, de Monnik

Anselmus van Canterbury

H. Vincent Ferrer

Joachim van Fiore

Johannes Friede

Thomas van Aquino

John of the Cleft Rock

Franciscus van Paola

H. Birgitta van Zweden

Robertus Ballarminus

Dionysus van Luxemburg




















Het Laatste Geheim

1. Een enorm mysterie

2. Sterk en zedig

3. Dagen van duisternis

4. Moeder van de Heer

5. Boven de zon

6. Gog en Magog?

7. Door de straten van de stad

8. Vanop de hoogste bergen

9. Kleine geheimen

10. Klokslag twaalf

11. Lichten, geluiden, graven

12. De klokken luiden

13. Donderslag in de verte

14. Geheime aanwezigheid

15. Vuurzuil

16. Geheimen van de Rozenkrans

17. Het voorteken

18. De zeven

19. Het voorgevoel

20. Signalen en vloeken

21. Afschuwelijke wonderen

22. De kastijding

23. Naschok

24. Waar duivels beefden

25. Geheime Martelaren

26. Geheim van de gehoorzaamheid

27. Geheim van het vertrouwen

28. Ik wacht op u

29. De geest van opstand

30. Genade en rechtvaardigheid

31. De Profetie

32. Voorbij de grenzen
van de kennis

33. Geheimen in
Amerika en Europa

34. Geboren in de hel

35. Cathérina's geheim

36. Geleende tijd

37. Ik zal uw Moeder zijn

38. Het grote Teken

39. Koningin van de Eeuwigheid











Thomas à Kempis
De navolging van Christus

Boek 1.1

Boek 1.2

Boek 2

Boek 3.1

Boek 3.2

Boek 3.3

Boek 4.1

Boek 4.2



Novenen

Maria Onbevlekte Ontvangenis

OLV van Lourdes

OLV Van Fatima

OLV Van Banneux

OLV van de Berg Carmel

OLV Hemelvaart

H. Maagd van de Wonderdadige Medaille

Maria Lichtmis

Don Bosco

Maria Boodschap

Sint Jozef

Heilige Familie

Goddelijke Barmhartigheid

Heilige Geest

Kindje Jezus

Engelbewaarder

Aartsengel Michaël

Aartsengel Gabriël

Franciscus van Assisi

Antonius van Padua

Pater Pio

Heilige Benedictus

Heilig Hart van Jezus

Heilige Rita

Sint Valentijn

OLV van Altijddurende Bijstand

Jean Marie Vianney

Theresia van Lisieux

Maria, die de knopen ontwart

OLV van de Bezoeking

Zielen in het Vagevuur

Kracht van het Kruis
tegen het kwade

H. Gelaat van Jezus

Hart van Jezus en Maria

Kindje Jezus van Praag

OLV van Genezing

Miraculeuze Maagd

Pater Damiaan

Heilige Anna

H. Maria Goretti

Heilige Peregrinus

Heilige Expeditus

Sint Joris

H. Margareta van Cordoba



Films

Padre Pio

The Miracle of Our Lady of Fatima

The 13th Day

Het Lied van Bernadette

One Night with the King

Faustina

Docu: Faustina Kowalska

Docu: Mariaverschijningen

Docu: OLV van Guadalupe

Vincentius a Paolo

Sint Paulus

Sint Petrus

Docu: Pater Damiaan

Passion de Jeanne d'Arc

Story of Father Damien

Docu: Garabandal

Exorcism of Emily Rose

The Nativity Story

Don Johannes Bosco

The Passion of The Christ

King David

Romero

Jean de Florette

Manon des Sources

Abraham

Mozes

Solomon

Jacob

Francesco

A man for all seasons

The Apocalypse

Docu: H. Maria Goretti

Docu: The birth of Israël

Docu: The six-day war

Docu: Ghosts of Rwanda

Becket

Gospel of Luke

Gospel of Matthew

Gospel of John

Acts

Unsolved mysteries

Joseph

Samson and Delilah

H. Rita van Cascia

Thérèse de Lisieux

Isaak, Jacob & Esau

Fray Martin de Porres

Lourdes [2000]

Clara & Francisco

Maria Goretti

Mother Theresa




Astronomische verschijnselen

28/11/2011



Blog tegen de wet? Klik hier.
Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs

 

Real Time Web Analytics

Page Content

Page Content