Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    01-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong over de aarde van de oudheid. Vervolg...

    Hoofdstuk 17, voorjaar 1752 v. Chr.: meganatuur-catastrofe-jaar? Jacob

    Jacob's journey to Haran was a succession of miracles. The first of the five that befell for his sake in the course of it was that the sun sank while Jacob was passing Mount Moriah, though it was high noon at the time. He was following the spring that appeared wherever the Patriarchs went or settled. It accompanied Jacob from Beer-sheba to Mount Moriah, a two days' journey. When he arrived at the holy hill, the Lord said to him: "Jacob, thou hast bread in thy wallet, and the spring of waters is nearby to quench thy thirst. Thus thou hast food and drink, and here thou canst lodge for the night." But Jacob replied: "The sun has barely passed the fifth of its twelve day stages, why should I lie down to sleep at so unseemly an hour?" But then Jacob perceived that the sun was about to sink, and he prepared to make ready his bed. It was the Divine purpose not to let Jacob pass the site of the future Temple without stopping; he was to tarry there at least one night. Also, God desired to appear unto Jacob, and He shows Himself unto His faithful ones only at night. At the same time Jacob was saved from the pursuit of Esau, who had to desist on account of the premature darkness. (The Legends of the Jews, Louis Ginzberg)

     

    De Joodse legende lijkt een meganatuurcatastrofe te beschrijven. Er is wat Bijbelstudie nodig voor de chronologische plaatsing van het jaartal 1752 v. Chr. op de tijdsbalk. De aartsvader Jakob werd in het najaar van 1829 v. Chr. geboren. Hij was de tweelingbroer van Ezau.

     

     

    © Gustave Doré, 1832/1883

     

    Genesis 25: 23 En de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natiën zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen. 24 Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haar buik. 25 En de eerste kwam uit, ros; hij was geheel als een haren kleed; daarom noemden zij zijn naam Ezau. 26 En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau 's verzenen hield; daarom noemde men zijn naam Jakob. (Statenvertaling)

    De geschiedenis van de rivaliteit tussen Jakob en zijn tweelingbroer de eerstgeborene Ezau is goed bekend. Voor een bord linzensoep zou Ezau uiteindelijk zijn eerstgeborenerecht aan Jakob ruilen. Tot hun dertien jaar zouden ze volgende Joodse legende samen school lopen in de Beet midrasj van de aartsvader Heber (Legend of the Jews, by Louis Ginzberg, 1909, Volume I, Chapter VI). Daarna zou Ezau zijn eigen weg gaan en Jakob verder studeren. Toen hun vader Izaak (zeer) oud geworden was wenste hij ‘de’ zegen aan zijn eerstgeborene te geven. Deze geschiedenis lezen we in hoofdstuk 27:1-46 van het Bijbelboek Genesis.

    Genesis 27:1 En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik! 2 En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.

    Deze zegen gaf Izaak in zijn 136ste levensjaar. Op artistieke tekeningen wordt Jakob hierbij steevast als een jongeman afgebeeld, wanneer hij door middel van een list de aartsvaderlijke van Izaak verkrijgt? Een jaartal wordt hier echter niet onmiddellijk opgegeven. Er staat geschreven (27:43) dat Jakob niet lang na de zegening nog datzelfde jaar naar Haran vluchtte, naar de broer van zijn moeder Rebekka: Laban. Maar hoe oud was Jakob volgens de Bijbelse gegevens bij zijn vlucht naar Haran? Toen Rebekka de moordplannen van Ezau aangaande Jakob vernam maande zij Jakob aan onmiddellijk bij haar broer in Haran asiel te zoeken, en daar een vrouw te verkrijgen in plaats van een Kanaänietische vrouw(en) zoals Ezau gehandeld had. Het huwelijk van Ezau met twee vrouwen uit Kanaän werd ook door Izaak afgekeurd (27:46). Niet lang na het voorval van het met bedrog verkrijgen van de zegen van Izaak door Jakob, riep Izaak zijn jongste zoon tot hem ter verkrijging van een extra zegen ditmaal met de bijzondere opdracht in Haran een vrouw te zoeken en niet in Kanaän.

    Genesis 28:1 En Izak riep Jakob, en zegende hem; en gebood hem, en zeide tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaän. 2 Maak u op, ga naar Paddan-aram, ten huize van Bethuël, den vader uwer moeder, en neem u van daar een vrouw, van de dochteren van Laban, uwer moeders broeder. 3 En God almachtig zegene u, en make u vruchtbaar, en vermenigvuldige u, dat gij tot een hoop volken wordt. 4 En Hij geve u den zegen van Abraham; aan u, en uw zaad met u, opdat gij erfelijk bezit het land uwer vreemdelingschappen, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft. 5 Alzo zond Izak Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-aram, tot Laban, den zoon van Bethuël, den Syriër, den broeder van Rebekka, Jakobs en Ezau's moeder. 6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; en als hij hem zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw van de dochteren van Kanaän; 7 En dat Jakob zijn vader en zijn moeder gehoorzaam geweest was, en naar Paddan-aram getrokken was; 8 En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaän kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader; 9 Zo ging Ezau tot Ismaël, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismaël, den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth. 10 Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar Haran. 11 En hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon was ondergegaan; en hij nam van de stenen dier plaats, en maakte zijn hoofdpeluw, en leide zich te slapen te dierzelver plaats. 12 En hij droomde; en ziet, een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste aan den hemel raakte; en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder. 13 En ziet, de HEERE stond op dezelve en zeide: Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. 14 En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. 15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb. 16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! 17 En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels! 18 Toen stond Jakob des morgens vroeg op, en hij nam dien steen, dien hij tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een opgericht teken, en goot daar olie boven op. 19 En hij noemde den naam dier plaats Beth-el; daar toch de naam dier stad te voren was Luz. 20 En Jakob beloofde een gelofte, zeggende: Wanneer God met mij geweest zal zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen om aan te trekken; 21 En ik ten huize mijns vaders in vrede zal wedergekeerd zijn; zo zal de HEERE mij tot een God zijn! 22 En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven! (Statenvertaling)

    Met de belofte van de HEERE God (Genesis 28:13-15) aan Jakob, (een herhaling van de belofte aan zijn vader en grootvader), reist hij naar het noorden, naar Paddan-Aram, naar de woonplaats van de broer van zijn moeder Rebekka.

    De aartsvader Jakob was geen jongeman meer toen hij voor zijn leven naar Haran, naar zijn oom Laban moest vluchten. Op onze tijdsbalk geschiedde dit in 1752 v. Chr., op zevenenzeventigjarige leeftijd. Bij deze leeftijd arriveren we door vanaf Jakob ’s levenseinde via de geleverde Bijbelse chronologische gegevens terug te rekenen. Bij aankomst in het land van zijn oom vindt onmiddellijk bij een bron de ontmoeting met Rachel de dochter van Laban, plaats (Genesis 29:1). Om Rachel tot echtgenote te verkrijgen besluit Jakob om Laban zeven jaar te dienen waarna hij Rachel tot vrouw zou krijgen (Genesis 29:15-20). Zeven jaar later wordt de bedrieger Jakob op zijn beurt door zijn oom bedrogen wanneer deze Lea, de oudere zuster van Rachel, in de donkere huwelijksnachttent (Flavius Josephus, Joodse Oudheden, Boek I, 19. 7) aflevert, in plaats van de verwachte Rachel. Daarna aanvaard Jakob nogmaals zeven jaar dienstbaar aan Laban te zijn, ter verkrijging van Rachel als echtgenote. Veertien jaar lang zou Jakob zijn oom Laban als knecht voor zijn twee vrouwen en hun dienstmaagden dienen. Rachel was voor een hele tijd onvruchtbaar maar bij Lea werden de eerste vier zonen voor Jakob verwekt.

    Genesis 29:31 Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar. 32 En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. 33 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon. 34 En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb; daarom noemde zij zijn naam Levi. 35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren. (Statenvertaling)

     

    Op de tijdsbalk zijn we nu in tweede periode van zeven jaar beland van 1745 v. Chr. tot 1738 v. Chr. Tijdens deze periode worden Jakob bij Lea, zijn eerste zonen geboren: Ruben, Simeon, Levi en Juda. In het volgende hoofdstuk van het Bijbelboek Genesis lezen we de geschiedenis van de geboorte van de overige zonen (met uitzondering van Benjamin) en één dochter van Jakob.

    Genesis 30:1 Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood. 2 Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft? 3 En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat zij op mijn knieën bare, en ik ook uit haar gebouwd worde. 4 Zo gaf zij hem haar dienstmaagd Bilha tot een vrouw; en Jakob ging tot haar in. 5 En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. 6 Toen zeide Rachel: God heeft mij gericht, en ook mijn stem verhoord, en heeft mij een zoon gegeven; daarom noemde zij zijn naam Dan. 7 En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. 8 Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en zij noemde zijn naam Nafthali.9 Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. 10 En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon.11 Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde zijn naam Gad. 12 Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon. 13 Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser.

    14 En Ruben ging in de dagen van de tarweoogst, en hij vond Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim. 15 En zij zeide tot haar: Is het weinig, dat gij mijn man genomen hebt, dat gij ook mijns zoons Dudaim nemen zult? Toen zeide Rachel: Daarom zal hij dezen nacht voor uws zoons Dudaim bij u liggen. 16 Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar. 17 En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon. 18 Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn naam Issaschar. 19 En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon. 20 En Lea zeide: God heeft mij, mij heeft Hij begiftigd met een goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem zes zonen gebaard; en zij noemde zijn naam Zebulon. 21 En zij baarde daarna een dochter; en zij noemde haar naam Dina. 22 God dacht ook aan Rachel; en God verhoorde haar, en opende haar baarmoeder. 23 En zij werd bevrucht, en baarde een zoon; en zij zeide: God heeft mijn smaadheid weggenomen! 24 En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij een anderen zoon daartoe. 25 En het geschiedde, dat Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot Laban zeide: Laat mij vertrekken, dat ik ga tot mijn plaats, en naar mijn land. 26 Geef mijn vrouwen, en mijn kinderen, om welke ik u gediend heb, dat ik vertrek; want gij weet mijn dienst, dien ik u gediend heb.

     

    De geboorte van Jozef bij Rachel betekende chronologisch gezien het einde van de veertienjarige diensttijd van Jakob aan Laban. Op de tijdsbalk zitten we nu in het jaar 1738 v. Chr. Het hoofdstuk dertig van Genesis vervolgd vanaf vers 27 tot 43 over de bijzondere geschiedenis van de inboedel waar Jakob uit Haran mee vertrekt en is chronologisch gezien voor dit hoofdstuk van geen belang. Van belang is de verankering van de geboorte van Jozef met het laatste dienstjaar van Jakob. Dit maakt dat Jakob eenennegentig jaar oud was bij de geboorte van Jozef in 1738 v. Chr. Daarna zou hij gedurende nog zes jaar het vee van Laban verzorgen:

    Genesis 31:41 Ik ben nu twintig jaren in uw huis geweest; ik heb u veertien jaren gediend om uw beide dochteren, en zes jaren om uw kudde; en gij hebt mijn loon tien malen veranderd.

     

    De periode van zes jaar eindigde in 1732 v. Chr., waarna de terugkeer naar Kanaän volgde, waar de relatie met Ezau hersteld zou worden.

    Genesis 32:1 Jakob toog ook zijns weegs; en de engelen Gods ontmoetten hem. 2 En Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods! en hij noemde den naam derzelver plaats Mahanaim. 3 En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn broeder, naar het land Seir, de landstreek van Edom. 4 En hij gebood hun, zeggende: Zo zult gij zeggen tot mijn heer, tot Ezau: Zo zegt Jakob, uw knecht: Ik heb als vreemdeling gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd; 5 En ik heb ossen en ezelen, schapen en knechten en maagden; en ik heb gezonden om mijn heer aan te zeggen, opdat ik genade vinde in uw ogen….

     

    Vervolgens zou Jakob voor zijn ontmoeting met Ezau een vreemde ontmoeting met de Engel des HEEREN hebben, die na een worsteling met Jakob diens naam van Jakob naar Israël wijzigde.

    Genesis 32:24 Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging. 25 En toen Hij zag, dat Hij hem niet overmocht, roerde Hij het gewricht zijner heup aan, zodat het gewricht van Jakobs heup verwrongen werd, als Hij met hem worstelde. 26 En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. 27 En Hij zeide tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. 28 Toen zeide Hij: Uw naam zal voortaan niet Jakob heten, maar Israël; want gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de mensen, en hebt overmocht. 29 En Jakob vraagde, en zeide: Geef toch Uw naam te kennen. En Hij zeide: Waarom is het, dat gij naar Mijn naam vraagt? En Hij zegende hem aldaar. 30 En Jakob noemde den naam dier plaats Pniël: Want, zeide hij ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. 31 En de zon rees hem op, als hij door Pniël gegaan was; en hij was hinkende aan zijn heup. (Statenvertaling)

     

    Het is een zevenennegentigjarige Jakob die tot zonsopkomst met de Engel des HEEREN worstelt, zich aan Hem vastklampt en niet laat gaan alvorens Hij hem zegent. Op de tijdsbalk uitgetekend zou elf jaar later de jongeling Jozef door zijn jaloerse halfbroers aan Mideanieten op weg naar Egypte verkocht worden:

    Genesis 37:1 En Jakob woonde in het land der vreemdelingschappen zijns vaders, in het land Kanaän. 2 Dit zijn Jakobs geschiedenissen. Jozef, zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader. 3 En Israël had Jozef lief, boven al zijn zonen; want hij was hem een zoon des ouderdoms; en hij maakte hem een veelvervigen rok. 4 Als nu zijn broeders zagen, dat hun vader hem boven al zijn broederen liefhad, haatten zij hem, en konden hem niet vredelijk toespreken.

     

    In 1722 v. Chr. kwam Jozef als zeventienjarige in Egypte terecht.

    Genesis 39:1 Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; en Potifar, een hoveling van Farao, een overste der trawanten, een Egyptisch man, kocht hem uit de hand der Ismaëlieten, die hem derwaarts afgevoerd hadden.

     

    Dit is een geschiedenis die algemeen gekend is. De vrouw van Potifar wilde seks met de Hebreeër Jozef (Genesis 39:7), maar werd door hem afgewezen. Het resultaat was dat Jozef niettemin beschuldigd werd en voor lange tijd gevangen gezet, met een wrede behandeling volgens Psalm 105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers. 19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.

    In de gevangenis werd hij bekend als een uitlegger van dromen en als een gevolg daarvan stond hij wanneer hij dertig jaar oud was, voor de farao van Egypte, diens nachtmerrie verklarende.

    Genesis 41:46 Jozef nu was dertig jaren oud, als hij stond voor het aangezicht van Farao, koning van Egypte; en Jozef ging uit van Farao's aangezicht, en hij toog door gans Egypteland.

     

    Op de tijdsbalk is dit het jaar 1708 v. Chr. Het jaar daaropvolgend zouden de zeven jaar van overvloed aanvangen, waarbij Jozef als aangestelde onderkoning van Egypte, voorraden liet opslaan. De zeven jaar van overvloed lopen van het voorjaar van 1707 tot 1700 v. Chr. In het voorjaar 1706 v. Chr. begon de wereldwijde hongersnood, een hongersnood die zou maken dat twee jaar later de aartsvader Jakob voor farao zou staan. Jakob was dan 130 jaar oud en zijn zoon Jozef was op dat moment negenendertig jaar oud.

    Genesis 45:4 En Jozef zeide tot zijn broederen: Nadert toch tot mij! En zij naderden. Toen zeide hij: Ik ben Jozef, uw broeder, dien gij naar Egypte verkocht hebt. 5 Maar nu, weest niet bekommerd, en de toorn ontsteke niet in uw ogen, omdat gij mij hierheen verkocht hebt; want God heeft mij voor uw aangezicht gezonden, tot behoudenis des levens. 6 Want het zijn nu twee jaren des hongers in het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren, in welke geen ploeging noch oogst zijn zal. 7 Doch God heeft mij voor uw aangezicht henen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde, en om u bij het leven te behouden, door een grote verlossing.

     

    In het jaar 1699 v. Chr. zou Jakob en zijn clan van zeventig zielen in Egypte arriveren:

    Genesis 46:1 En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan den God van zijn vader Izak. 2 En God sprak tot Israël in gezichten des nachts, en zeide: Jakob, Jakob! En hij zeide: Zie, hier ben ik! 3 En Hij zeide: Ik ben die God, uws vaders God; vrees niet van af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar tot een groot volk zetten. 4 Ik zal met u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen weder optrekken, mede optrekkende; en Jozef zal zijn hand op uw ogen leggen. 5 Toen maakte zich Jakob op van Ber-seba; en de zonen van Israël voerden Jakob, hun vader, en hun kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen, die Farao gezonden had, om hem te voeren. 6 En zij namen hun vee, en hun have, die zij in het land Kanaän geworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem; 7 Zijn zonen, en de zonen zijner zonen met hem; zijn dochteren, en zijner zonen dochteren, en al zijn zaad bracht hij met zich in Egypte. 8 En dit zijn de namen der zonen van Israël, die in Egypte kwamen: Jakob en zijn zonen. De eerstgeborene van Jakob: Ruben. 9 En de zonen van Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi. 10 En de zonen van Simeon: Jemuël, en Jamin, en Ohad, en Jachin, en Zohar, en Saul, de zoon ener Kanaänietische vrouw. 11 En de zonen van Levi: Gerson, Kehath en Merari.

     

    Genesis 47:7 En Jozef bracht zijn vader Jakob mede, en stelde hem voor Farao's aangezicht; en Jakob zegende Farao. 8 En Farao zeide tot Jakob: Hoe vele zijn de dagen der jaren uws levens! 9 En Jakob zeide tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen. 10 En Jakob zegende Farao, en ging uit van Farao's aangezicht.

     

    Jakob zou nog zeventien jaar in Egypte bij zijn lievelingszoon Jozef tot aan zijn dood doorbrengen.

    Genesis 47:28 En Jakob leefde in het land van Egypte zeventien jaar; zodat de dagen van Jakob, de jaren zijns levens, geweest zijn honderd zeven en veertig jaren. 29 Als nu de dagen van Israël naderden, dat hij sterven zou, zo riep hij zijn zoon Jozef, en zeide tot hem: Indien ik nu genade gevonden heb in uw ogen, zo leg toch uw hand onder mijn heup, en doe weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf mij toch niet in Egypte; 30 Maar dat ik bij mijn vaderen ligge; hierom zult gij mij uit Egypte voeren, en mij in hun graf begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord! 31 En hij zeide: Zweer mij! en hij zwoer hem. En Israël boog zich ten hoofde van het bed.

     

    En het is met deze chronologische gegevens in de tijd terugrekenend, dat we de leeftijd van Jakob bij het verkrijgen van de zegen van Izaak berekend hebben op 77 jaar. Het was in het najaar van 1752 v. Chr. dat de kosmische fenomenen zoals in de Joodse legende beschreven zich voordeden.

     

    %%%FOTO2%%

     

    Hoofdstuk 18, najaar 1889 v. Chr.: meganatuur-catastrofe! Sodom & Gomorra

     

    Het zijn dezelfde legendes die leren dat de ‘Heerlijkheid des HEREN’ de Tempel van Salomo te Jeruzalem pas vulde een jaar na het afwerken van het Heiligdom in 995 v. Chr. De reden hebben we eerder gezien, was dat dit fenomeen gelijk moest lopen met de maand van Abram ’s geboorte (Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume 4, Chapter V).

     

    Wanneer we van het geboortejaar van Abram ditmaal op de tijdsbalk vooruit rekenen arriveren we in het jaar 1889 v. Chr. voor zijn negenennegentigste levensjaar en de vermelding in de Bijbel die de vernietiging van Sodom en Gomorra met dat jaar verbind.

    Genesis 19:24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel. 25 En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. (Statenvertaling)

     

    De in de Bijbel beschreven ramp met zwavel en vuur dat vanuit de hemel over de steden Sodom en Gomorra wijkt tien jaar van de cyclus van meganatuurcatastrofes af. Afwijkingen waar de onderzoekers Patten en zijn medewerkers rekening mee hielden.

     

    Hoofdstuk 19, najaar 1988 v. Chr. meganatuurcatastrofe-jaar!

     

    Op een tijdsbalk uitgetekend blijkt dit jaar het geboortejaar van Abram/Abraham geweest te zijn. Een jaar waarvan we kunnen aannemen dat het met tekenen aan de hemel gepaard ging. De Joodse legendes verbinden namelijk een kosmisch fenomeen met de nacht dat Abram geboren werd:

    Terah had been a high official at the court of Nimrod, and he was held in great consideration by the king and his suite. A son was born unto him whom he called Abram, because the king had raised him to an exalted place. In the night of Abraham's birth, the astrologers and the wise men of Nimrod came to the house of Terah, and ate and drank, and rejoiced with him that night. When they left the house, they lifted up their eyes toward heaven to look at the stars, and they saw, and, behold, one great star came from the east and ran athwart the heavens and swallowed up the four stars at the four corners. They all were astonished at the sight, but they understood this matter, and knew its import. They said to one another: "This only betokens that the child that hath been born unto Terah this night will grow up and be fruitful, and he will multiply and possess all the earth, he and his children forever, and he and his seed will slay great kings and inherit their lands."

    (Legends of the Jews compiled by Louis Ginzberg, 1909, Volume I, Chapter V)

     

    Het zijn dezelfde legendes die leren dat de ‘Heerlijkheid des HEREN’ de Tempel van Salomo te Jeruzalem pas vulde een jaar na het afwerken van het Heiligdom in 995 v. Chr. De reden was dat dit fenomeen gelijk moest lopen met de maand van Abram ’s geboorte (Louis Ginzberg, Legends of the Jews, Volume 4, Chapter V).

     

    Wanneer we van het geboortejaar van Abram ditmaal op de tijdsbalk vooruit rekenen arriveren we in het jaar 1889 v. Chr. voor zijn negenennegentigste levensjaar en de vermelding in de Bijbel die de vernietiging van Sodom en Gomorra met dat jaar verbind.

    Genesis 19:24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel. 25 En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners dezer steden, ook het gewas des lands. (Statenvertaling)

     

    De in de Bijbel beschreven ramp met zwavel en vuur dat vanuit de hemel over de steden Sodom en Gomorra wijkt tien jaar van de cyclus van meganatuurcatastrofes af. Afwijkingen waar de onderzoekers Patten en zijn medewerkers rekening mee hielden.

     

    Hoofdstuk 20, oktober 2239 v. Chr.: spraakverwarring gevolgd door de verdeling van de aarde onder de zeventig volken van toen.

     

    Genesis 10:25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan. (Statenvertaling)

    Peleg leefde van najaar 2239 tot najaar 2000 v. Chr. Het is een kort Bijbelcitaat waar nochtans meerdere verklaringen over gegeven worden. Eén verklaring leert dat de continentale drift, het uiteenscheuren van de aardelandmassa, in één meganatuurcatastrofe plaatsgevonden heeft. Het is een verklaring die in lijn ligt met de in dit werk gepresenteerde catastrofetheorie.

    Het Jodendom is overigens verdeeld over de vraag wanneer juist tijdens Peleg ’s leven, de aarde verdeeld werd. De Seder Olam plaatst de verdeling van de aarde in het laatste jaar van Peleg: 340 jaar na de Grote Vloed. Maar een veel oudere Joodse bron (Heinrich W. Guggenheimer, The Rabbinic View of Biblical Chronology, 1998) vermeldt dat Peleg, (wat splitsen betekent) zijn naam bij zijn geboorte kreeg, toen de nakomelingen van Noach de aarde onder elkaar verdeelden. Het is de laatste vermelding die chronologisch zin heeft en de spraakverwarring voldoende in tijd, voor Abraham en de eerste farao ’s van Egypte plaatst. De spraakverwarring van Genesis 11:7 dateren we aldus in 1757 AM, 101 jaar na de Grote Vloed, of naar de westerse tijdrekening omgerekend in het jaar 2239 v. Chr.

    De spraakverwarring wordt als geschiedschrijving in het Bijbelboek Genesis, in het elfde hoofdstuk neergezet.

    Genesis 11:1 En de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden. 2 Maar het geschiedde, als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden in het land Sinear; en zij woonden aldaar. 3 En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor steen, en het lijm was hun voor leem. 4 En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden! 5 Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden. 6 En de HEERE zeide: Ziet, zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken? 7 Kom aan, laat Ons nedervaren, en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat iegelijk de spraak zijns naasten niet hore. 8 Alzo verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen. 9 Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en van daar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde.

     

    Het Bijbelboek Genesis brengt in de eerste zes hoofdstukken de geschiedenis van de Schepping, de eerste mensen, de zondeval en de geschiedenis van het sterven, sindsdien. Het is de geschiedenis van de pre-zondvloedwereld culminerend uiteindelijk in de Grote Vloed. Een Zondvloed die als een oordeel van God over de wereld van toen is gegaan, maar wel met de belofte van een Verlosser (Genesis 3:15) die de mens van de dood zou bevrijden en met de belofte na de Vloed in de regenboog, dat de wereld nooit meer op zulk een wijze verwoest zou worden (Genesis 9:12-13).

     

    De mens echter (op individuele uitzonderingen na), bleef ook na de Vloed opstandig en ging zijn eigen weg. Slechts enkele generaties later al begon naar het Bijbelboek Genesis hoofdstuk 11, de openlijke rebellie tegen God in de bouw van de stad en toren van Babel. Het was in de geslachtslijn van Cham, één van de drie zonen van Noach, dat de eerste rebellie haar oorsprong heeft.

    Genesis 10:6 En de zonen van Cham waren Kus, Misraïm, Put en Kanaän. 7 En de zonen van Kus: Seba, Chawila, Sabta, Rama en Sabteka; en de zonen van Rama waren Seba en Dedan. 8 En Kus verwekte Nimrod; deze was de eerste machthebber op de aarde; 9 hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN als Nimrod. 10 En het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kalne, in het land Sinear. 11 Uit dat land trok hij naar Assur en hij bouwde Nineve, Rechobot-Ir, Kalach 12 en Resen tussen Nineve en Kalach; dat is de grote stad. 13 En Misraïm verwekte de Ludieten, de Anamieten, de Lehabieten, de Naftuchieten, 14 de Patrusieten, de Kasluchieten, uit wie de Filistijnen zijn voortgekomen, en de Kaftorieten. 15 En Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, en Chet 16 en de Jebusiet, de Amoriet, de Girgasiet, 17 de Chiwwiet, de Arkiet, de Siniet, 18 de Arwadiet, de Semariet en de Hamatiet; en daarna verspreidden zich de geslachten van de Kanaäniet. 19 En de grens van de Kanaäniet was van Sidon in de richting van Gerar tot Gaza, in de richting van Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm tot Lesa. 20 Dit waren de zonen van Cham naar hun geslachten, naar hun talen, in hun landen, in hun volken.

     

    Het is de geslachtslijn van Sem, één van de andere drie zonen van Noach, die het ons mogelijk maakt de spraakverwarring te dateren. De geslachtslijst van Sem vinden we in het elfde hoofdstuk van Genesis en in het Bijbelboek 1 Kronieken. Het is ook in de lijn van Sem dat uiteindelijk meer dan twee millennia later, de beloofde Verlosser geboren werd. Deze lijn gaat van Sem helemaal naar Abraham en van Abraham via Izaak naar de oudvaders van Israël. In de lijn van Juda zou de Messias voortkomen.

    Genesis 11:10 Dit zijn de nakomelingen (Hebreeuws: TOLEDOTH) van Sem. Toen Sem honderd jaar oud was, verwekte hij Arpaksad, twee jaar na de vloed. 11 En Sem leefde, nadat hij Arpaksad verwekt had, vijfhonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 12 Toen Arpaksad vijfendertig jaar geleefd had, verwekte hij Selach. 13 En Arpaksad leefde, nadat hij Selach verwekt had, vierhonderd drie jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Toen Selach dertig jaar geleefd had, verwekte hij Eber. 15 En Selach leefde, nadat hij Eber verwekt had, vierhonderd drie jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 16 Toen Eber vierendertig jaar geleefd had, verwekte hij Peleg. 17 En Eber leefde, nadat hij Peleg verwekt had, vierhonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 18 Toen Peleg dertig jaar geleefd had, verwekte hij Reü. 19 En Peleg leefde, nadat hij Reü verwekt had, tweehonderd negen jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Toen Reü tweeëndertig jaar geleefd had, verwekte hij Serug. 21 En Reü leefde, nadat hij Serug verwekt had, tweehonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 22 Toen Serug dertig jaar geleefd had, verwekte hij Nachor. 23 En Serug leefde, nadat hij Nachor verwekt had, tweehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 24 Toen Nachor negenentwintig jaar geleefd had, verwekte hij Terach. 25 En Nachor leefde, nadat hij Terach verwekt had, honderd negentien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 26 Toen Terach zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Abram, Nachor en Haran.

     

    Het is het Bijbelboek 1 Kronieken dat ons leert dat in de dagen van Peleg, een achter-achterkleinzoon van Sem, dat de aarde verdeeld werd, wat volgens de Joodse overlevering op de spraakverwarring slaat.

    1 Kronieken 1:17 De zonen van Sem waren: Elam, Assur, Arpaksad, Lud, Aram, Us, Chul, Geter en Mesek. 18 Arpaksad verwekte Selach, en Selach verwekte Eber. 19 Aan Eber werden twee zonen geboren: de naam van de een was Peleg, want in zijn dagen werd de aarde verdeeld; en de naam van zijn broeder was Joktan. 20 En Joktan verwekte Almodad, Selef, Chasarmawet, Jerach, 21 Hadoram, Uzal, Dikla, 22 Ebal, Abimaël, Seba, 23 Ofir, Chawila, en Jobab; deze allen waren de zonen van Joktan. 24 Sem, Arpaksad, Selach, 25 Eber, Peleg, Reü, 26 Serug, Nachor, Terach, 27 Abram – dat is Abraham.

    De hiervoor geciteerde Bijbelgedeelten geven de geslachtslijn van Sem tot Abraham op en via hun vermelde leeftijden bij verwekking van nageslacht, zijn we in staat ‘de dagen van Peleg’ vanaf de Grote Vloed te berekenen, en chronologisch op de tijdsbalk te plaatsen. Dit is dan onze eerste oefening alvorens we heel de zaak aan de westerse tijdrekening koppelen.

    Een chronologisch overzicht van de geslachtslijst van Sem geeft het volgende resultaat:

    Zondvloed:                1656 jaar Anno Mundi (okt/sep)

    Sem                           twee jaar na de Grote Vloed

    Arpachsad                 1658 + 35 =

    Selah                          1693 + 30 =

    Heber                         1723 + 34 =

    Peleg                         1757 + 30 =

    Rehu                          1787 + 32

    Serug                          1819 + 30

    Nahor                         1849 + 29

    Terah                          1878 + 70 = …de vader van Abram, Nachor en Haran    1948

     

    Peleg werd geboren in het jaar 1757 AM of 101 jaar na de vloed. Op de leeftijd van dertig jaar verwekte hij zijn erfgenaam Reü dat het jaar 1787 AM is, en hij leefde daarna nog 209 jaar dat ons in het jaar 1996 AM, of 340 jaar na de Grote Vloed brengt. Ergens tijdens deze periode dient de spraakverwarring op de tijdsbalk geplaatst te worden. In mijn werk ‘Genesis versus Egyptologie, 2009, hoofdstuk 11’, gaf ik een hint naar een jaartal op basis van een cyclus van meganatuur-catastrofes: 2197 v. Chr. Maar dit laatste jaar was geen exacte berekening op basis van Bijbelse chronologie. Het Jodendom is overigens ook verdeeld over de vraag wanneer juist tijdens Peleg ’s leven, de aarde verdeeld werd. De Seder Olam plaatst de verdeling van de aarde in het laatste jaar van Peleg: 340 jaar na de Grote Vloed. Maar zoals eerder opgemerkt een veel oudere Joodse bron (Heinrich W. Guggenheimer, The Rabbinic View of Biblical Chronology, 1998) vermeldt dat Peleg, (wat splitsen betekent) zijn naam bij zijn geboorte kreeg, toen de nakomelingen van Noach de aarde onder elkaar de aarde verdeelden. Het is de laatste vermelding die chronologisch zin heeft en de spraakverwarring voldoende in tijd, voor Abraham en de eerste farao ’s van Egypte plaatst.

    De spraakverwarring van Genesis 11:7 dateren we aldus in 1757 AM, 101 jaar na de Grote Vloed, of naar de westerse tijdrekening omgerekend in het jaar 2239 v. Chr.

    Vanuit de vlakte van Sinear, in het huidige Irak, verspreiden de nakomelingen van Sem, Cham en Jafeth zich over de wereld. We moeten deze groepen van volken zien als hoogontwikkelde mensen met allerhande kennis tot het opstarten van de eerste beschavingen. Het beeld dat bijvoorbeeld Hollywood van Noach, Sem, Cham en Jafeth geven is gebaseerd op de evolutietheorie waar een ontwikkeling van oermensen tot homo-sapiens geleerd wordt. Telkens laat Hollywood, Noach en zijn nakomelingen steevast in lompen gekleed en met wilde haren, zien. Het eerste mensenpaar dat door de HEERE God met dierenhuiden bekleed werd, wordt ook meestal als een haveloos paar neergezet, getoond. Ook geïllustreerde Bijbels doen hier aan mee, waar men vanuit de eigen vaderlandse geschiedenis niet onmiddellijk een probleem mee heeft, aangezien dit het vertrouwde beeld van de holbewoners is. In mijn rijke verbeelding zie ik echter een ander beeld: de beschreven dierenhuiden zijn voor mij bewerkt leder en de kleding van het eerste mensenpaar zie ik als lederen maatpakken. Zo ook trouwens de kleding van Noach en de zijnen. Deze mensen behoorden tot een hoog beschavingsniveau met bouwtechnieken waar men heden nog altijd vragen bij stelt, van hoe ze het gekund hebben. En het zijn namelijk bouwtechnieken die heden verloren gegaan zijn. Bij de bouw van de tempel te Jeruzalem door Salomo krijgen we in de Bijbel een hint naar de bouwtechnieken van drieduizend jaar geleden.

    1 Koningen 6:7 Toen het huis gebouwd werd, werd het opgetrokken van steen, afgewerkt aan de groeve, en geen hamer of beitel of enig ijzeren gereedschap werd gehoord bij het bouwen van het huis.

     

    Dit Schriftwoord heeft het in wezen over een geluidloos optrekken van de Tempel, iets dat geen enkele moderne bouwwerf vandaag zou kunnen garanderen. Ik vermoed dat dezelfde technieken voor de Egyptische tempels gebruikt werden. De restanten van de bouwwerken in Egypte teruggaand tot zelfs de archaïsche tijd en het Oude Rijk zijn zo imposant dat sommige onderzoekers de bouwers ervan zelfs buitenaards zoeken. Volgens het Genesismodel zijn deze bouwers gewoon de nakomelingen van de hoogontwikkelde pre-zondvloedmens, of gezien vanuit de mythologieën, de nakomelingen van de Atlantis-mensen.

     

    De nakomelingen van Sem, Cham en Jafeth hebben tot in het zevende geslacht, allen leeftijden van tweehonderd jaar en meer bereikt. Noach zelf leefde nog tot 350 jaar na de Grote Vloed. Deze mensen werden dan ook door de volgende generaties, als goden beschouwd. De oudheid-historicus Herodotos schrijft in deze lijn, het volgende over Egypte:

    Toch is Egypte voor de tijd van die mannen (=priesters) door goden bestuurd die te midden van de mensen leefden. Nu eens had de een dan weer de ander de macht en de laatste van hen was Oros, de zoon van Osiris (Heracles/Nimrod). Deze heette Apollo in het Grieks; hij heeft Tyfon ten val gebracht en daarna als laatste god de troon bestegen. Osiris kun je aan Dionysos gelijkstellen. Herodotos Boek 2:144

     

    De namen tussen haakjes, in het citaat hierboven, heb ik toegevoegd. De oorsprong van de Egyptische god Osiris kan namelijk teruggevoerd worden tot de Bijbelse Nimrod of Heracles uit de Griekse mythologie. (Alexander Hislop, The Two Babylons, 1916, Chapter II)

     

    De apostel Paulus kreeg eens op één van zijn zendingsreizen de gelegenheid om op de Areopagus te Athene te spreken. Van de Areopagus of ‘het veld van Mars’, staat er in het Bijbelboek Handelingen geschreven dat: “Alle Atheners nu en de vreemdelingen, die zich daar ophielden, hadden voor niets anders tijd over dan om iets nieuws te zeggen of te horen”. Hierna de tekst van Paulus’ korte redevoering, maar waar de kern van de Bijbelse wereldgeschiedenis en heilsboodschap in zit. De redevoering was kort omdat Paulus wanneer hij over de overwinning over de dood door de Opstanding uit de dood van de Christus, begon te spreken hij door een meerderheid van zijn Griekse toehoorders weggehoond werd. De Bijbelse hoop van de beloofde opstanding paste niet in hun Griekse religieuze wereldaanschouwing.

    Handelingen 17:22 En Paulus, voor de Areopagus staande, zeide: Mannen van Athene, ik zie voor mijn ogen, dat gij in elk opzicht buitengewoon ontzag voor godheden hebt; 23 want toen ik door uw stad liep en de voorwerpen uwer verering aanschouwde, heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift: Aan een onbekende god. Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat verkondig ik u.

    24 De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt, 25 en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft. 26 Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, 27 opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons. 28 Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht. 29 Daar wij dan van Gods geslacht  zijn, moeten wij niet menen, dat de godheid gelijk is aan goud of zilver of steen door menselijke kunstvaardigheid gesneden of bedacht. 30 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering  moeten komen; 31 omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.

    32 Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen, maar anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen. 33 Aldus vertrok Paulus uit hun midden. 34 Doch enige mannen sloten zich bij hem aan, en kwamen tot geloof, onder wie ook Dionysius, de Areopagiet, en een vrouw, genaamd Damaris, en anderen met hen.

     


     



    01-05-2020 om 17:42 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong over de aarde van de oudheid. Epiloog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De Bijbelse spraakverwarring die gepaard ging met een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong volgde op de Grote Vloed die eveneens in het Bijbelboek Genesis beschreven wordt en gedateerd van oktober 2341 v. Chr. tot november 2340 v. Chr. De anno Mundi jaartelling heeft de teller sinds de schepping op 1656/1657 AM staan. De zondvloedramp zonder weerga gaven we al aandacht in het vierde hoofdstuk.

    In TIJD en TIJDEN, 2015, verwijs ik in de inleiding naar Joodse Bijbelvorsers die op basis van een Bijbelcode de ouderdom van de aarde berekenden op zo’n 15,3 miljard jaar. Dezelfde Joodse traditie leert dat voor de schepping van de mens er al eens een wereldperiode via een meganatuurcatastrofe door God was afgesloten. Het gaat hier om de zogenaamde restitutieleer.

    Genesis 1:1 In den beginne schiep God de hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig , en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren. (tijdskloof) 3 En God zeide: Er zij licht; en er was licht. 4 En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. (NBG Vertaling 1951)

     

    De restitutietheorie leert dat er tussen Genesis hoofdstuk 1 vers 1 en 3 een tijdskloof zit. Een periode die in tijd niet geopenbaard is. Over deze leer bestaat nochtans heel wat discussie. De restitutieleer maakt meestal ook deel uit van de bedelingenleer. Persoonlijk ben ik vierenveertig jaar geleden begonnen met de Scofield-studiebijbel aan te schaffen en sindsdien bij mijn studie van de Bijbelboeken te hanteren. Dat er een tijdsperiode zit tussen Genesis hoofdstuk 1 vers 1 en vers 3 lijkt mij als een gevolg van mijn studie, dan ook logisch. Het hierna volgende Bijbelgedeelte wordt ook in de restitutieleer gehanteerd:

     

    %%%FOTO1%%%

     

    2 Petrus 3:5 Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, 6 waardoor de toenmalige wereld .(de wereld van Genesis 1:1) is vergaan, verzwolgen door het water7 Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde (de zes dagen schepping) zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen.

     

    Hebreeën 1:10 En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen;.. (Statenvertaling)

     

    Psalm 102:26 Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;..

     

    Johannes 1:1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.

     

    Hierna volgt een beknopt citaat dienaangaande uit het Bijbels Panorama, Het Morgenrood, Bodegraven, 1974, Jacob Klein-Haneveld (1918/1987). Het is beknopt maar brengt de essentie van de leer.

    “In den beginne schiep God de hemel en aarde”. Met deze verheven verklaring over het begin van alle dingen voert de Heilige Geest ons rechtstreeks naar God. Er blijft geen ruimte voor menselijke veronderstellingen. Alles, wat de mens daarover weet en op deze aarde ooit weten zal, is daarmee gezegd. “Heft uwe ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?” (Jesaja 40:26). Het is voor ieder schepsel duidelijk, dat er een stoffelijk universum bestaat, en het Woord van God biedt de enige, werkelijk aanneembare verklaring voor het ontstaan ervan. Geologen kunnen aardlagen doorzoeken en theorieën opstellen over fossielen, maar “de verborgenheid des HEREN is voor degenen, die Hem vrezen” (Psalm 25:14).

     

    “Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebreeën 11:3). Het Hebreeuwse woord “BARA” (= scheppen) duidt in zijn eigenlijke en oorspronkelijke betekenis de goddelijke handeling aan, waarin Hij iets schept, zonder daarbij gebruik te maken van een al bestaande stof. Door het goddelijke: “Er zij!” wordt in aanzijn geroepen, wat er voordien nog niet was. “Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er” (Psalm 33:9). “Want Hij gebood en zij waren geschapen” (Psalm 148:5).

     

    “In den beginne”. Wanneer dit begin was, wordt ons niet meegedeeld, maar ongetwijfeld heeft deze verklaring betrekking op het tijdloze verleden toen de hemel en de aarde door de daad, de wil en het woord van de almachtige God geschapen werden.

    Nu wordt ons in Genesis 1:2 gezegd, “dat de aarde woest en ledig was” (Hebreeuws “tohoewabohoe”). Dat dit niet een uitdrukking is, die de aarde beschrijft, zoals ze geschapen is “in den beginne”, maakt ons een uitspraak van Jesaja duidelijk: “Niet tot een baaierd (tohoewabohoe) heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd” (Jesaja 45:18).

     

    De verklaring van Genesis 1:1 beschrijft een volkomen werk, waar aan niets toegevoegd hoeft te worden. Ze heeft betrekking op een scheppingsdaad van God in de tijdloze eeuwigheid. Genesis 1:2 vertelt ons dan, dat de aarde om redenen, die voor ons verborgen, maar bij God bekend zijn, tot een chaotische woestenij geworden is. We worden niet gewaar, hoeveel tijd er verstreek tussen Gods eerste scheppingsdaad en het verval tot chaos. Het is echter duidelijk, dat er een ingrijpende omwenteling heeft plaatsgehad, die de aarde volledig veranderde, zodat ze “woest en ledig” werd. Hoewel we niets met zekerheid over het hoe en wanneer kunnen zeggen, vinden we bij een zorgvuldige bestudering van Gods Woord toch enige aanwijzingen van een dergelijke catastrofe. Vers 3 wijst erop, dat God begint “het gezicht van de aarde te vernieuwen”, om het als woonplaats voor de mens klaar te maken. Zo zegt ook de psalmist het: “Zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem” (Psalm 104:30).

     

    Tijdens de tweede scheppingsdag “verdeelde” God de wateren: het bericht vermeldt hier niet, dat zij op dat moment “geschapen werden”. Verder in het verslag wordt ons ook niet gezegd, dat God zon en maan op de vierde dag “schiep”, maar dat God twee grote lichten (eigenlijk: lichtdragers) maakte (Hebreeuws: ASHER).

    Zij werden gemaakt om de aarde te verlichten en om te dienen als tijdsbepaling. “In den beginne” werden zij geschapen. Verder wordt ons meegedeeld, dat God sprak: “Dat het droge tevoorschijn kome!” Hier wordt niet van de schepping van de aarde gesproken, maar, zoals Genesis 1:9 zegt, van de verzameling van het water op één plaats, zodat het droge (de aarde, die “in den beginne” geschapen werd) tevoorschijn kwam, zichtbaar werd.

    Het Mozaïsche bericht spreekt eigenlijk maar van drie werkelijke scheppingsdaden (Hebreeuws “BARA”) van God:

    De schepping van de hemel en de aarde “in den beginne”,

    De schepping van de dieren,

    De schepping van de mens.

    Einde citaat.

    De restitutietheorie krijgt heel wat ondersteuning van de Amerikaanse wetenschapper Donald Wesley Patten in zijn studie: The Biblical Flood and the Ice Epoch. Het boek dat in 1966 voor de eerste maal gepubliceerd werd en meerdere herdrukken kende blijft een aanrader. Voor diegene die meende dat de Bijbelse Grote Vloed alleen maar een periode van veel regen over een bepaald gebied op aarde betekende krijgt met het boek een beter begrip van de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong die planeet aarde in het derde millennium voor Christus getroffen heeft.

    Patten verbindt de IJstijd met de Zondvloed en verklaart zo het ontstaan van de ijskappen op de Noord- en Zuidpool door ijs dat vanuit ‘outer space’ met catastrofale gevolgen op planeet aarde gedeponeerd werd. Ik had het boek al langer in bezit nadat ik het jaren geleden samen met dat andere boeiende boek van Patten: The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, verkreeg. Dit laatste boek kreeg op mijn blog al heel wat aandacht. Mijn zelf opgelegde opdracht was om de historische cyclus van meganatuurcatastrofes op de tijdsbalk chronologisch aan te brengen. De wetenschapper Donald Wesley Patten en zijn medewerkers Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer hanteerden namelijk ter berekening van hun cyclus de jaartallen van de Bijbelse koningen volgens de fabricatie van de chronoloog Edwin R. Thiele die in de twintigste eeuw de Bijbelse koningslijsten met die van de Assyrische koningen verbond. Thiele verkorte hierbij de regeerperiode van de koningen van Israël en Juda met zo maar even een afwijking van acht tot veertig jaar ter inpassing in het Assyrische koningslijstkeurslijf.

    Een exact jaartal voor de Grote Vloed of Zondvloed geeft Patten niet maar werkt met circa ‘s.

    In TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik de Grote Vloed gedateerd van oktober/november Anno Mundi 1656 tot oktober/november van AM 1657 of 2341/2340 v. Chr. volgens de westerse jaartelling. Dat de meganatuur-catastrofe dat de zondvloed was, een volledig jaar duurde leert het Bijbelboek Genesis 7:10-12 en Genesis 8:13-14. De beschrijving in Genesis 7:11 dat alle kolken der grote waterdiepten openbraken verklaart Patten vanuit kosmische krachten veroorzaakt wanneer planeet aarde in haar baan om de zon door andere hemellichamen verstoord werd. Patten verklaart verder de continentale drift op aarde en de vorming wereldwijd van bergketens als een gevolg van de zondvloedramp. Bijzonder fascinerend vond ik Patten ‘s theorie in hoofdstuk IX, 4, dat planeet aarde ook al voor de zes-dagenschepping door meganatuurcatastrofes van kosmische aard getroffen werd en hij geeft een wetenschappelijke verklaring voor het Bijbelgedeelte van Genesis 1:1-2: In den beginne schiep God den hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond;

     

    Hierna een citaat uit het boek:

    The Earth then became a dark, hydrocarboniferous dump at the time of the earlier catastrophe or catastrophes. Part of the surface tar (bitumen) from that period may have been utilized by Noah and his sons for the pitching of the Ark (Genesis 14). Bitumen was also gathered several centuries after the Flood in the oil-rich Mesopatamian Valley. It was used at that later time to pitch the Tower of Babel so that it, too, like the Ark, would be impervious to water if another Flood might recur (Genesis 11:3). Similarly, bitumen was reported in the slime pits of Sodom and Gomorrah (Genesis 14:10) at a time which may have just preceded a rifting of the Earth's crust in that region. Thus, it is posited, some 10,000 or 20,000 years ago, our planet may well have been the scene of a dark, celestial, carboniferous dump. This might help explain why horizontal seams of coal, like subterranean pools of petroleum, contain virtually no Carbon-14 (along with limestones). Perhaps this is how our antediluvian canopy originated, with its abundances of water vapor and carbon dioxide, merely oxygenated hydrogen and carbon. Our planet may have become literally a dark dump or void, a contention suggested in Genesis 1:2. ‘The Earth became without form and an empty waste (or void), and darkness was upon the face of the very great deep’. (KJV)

     

    Het Bijbelboek Genesis leert een wereldwijde grote vloed dat het einde van de eerste beschaving sinds de Schepping betekende met een nieuw begin in 2340 v. Chr. De wereld die onderging was een beschaving zonder weerga gelijk aan het Atlantis uit de Griekse mythologie. Maar het was een beschaving geweest die haar eigen weg naar de ondergang ging. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed was de maat vol en was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven. Wat de maat vol maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der mensen, met als resultaat: de Nefilim. Een Hebreeuws woord in Genesis 6:1-8 dat meestal vertaald wordt met reuzen of geweldenaars.

     

    Literatuurlijst:

    Bijbel, Statenvertaling

    Herodotos, English translation: G. C. Macaulay, 1890 AD

    Flavius Josephus, vertaald en van commentaar voorzien door William Whiston, 1867 AD

    Alexander Hislop, The Two Babylons, 1916

    A.M. Rehwinkel, de Zondvloed, 1951

    Donald W. Patten, Ronald R. Hatch, Loren C. Steinhauer, THE LONG DAY OF JOSHUA, 1977

    Donald W. Patten, The Biblical Flood and the Ice Epoch

    Donovan A. Courville, THE EXODUS PROBLEM and its Ramifications, 1971

    Immanuel Velikovsky, EEUWEN IN CHAOS, WERELDEN IN BOTSING, MENSHEID ZONDER GEHEUGEN, AARDE IN BEROERING, 1950-1979

    Heinrich Guggenheimer, Seder Olam, the Rabbinic view of Biblical chronology, 1998

    Louis Ginzberg, 1909, The Legends of the Jews, a massive collation of the Haggada--the traditions which have grown up surrounding the Biblical narrative. These stories and bits of layered detail are scattered throughout the Talmud and the Midrash, and other sources, including oral. In the 19th century Ginzberg undertook the task of arranging the Haggada into chronological order, and this series of volumes was the result.

     

    01-05-2020 om 17:33 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.INDEX 2017

    INDEX 2017

     

    Een Suezkanaal in de Oudheid?, 02.01.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1483311600&stopdatum=1483916400

    De Assyrische koningen van de achtste eeuw v. Chr. herzien, 09.01.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1483916400&stopdatum=1484521200

    De Assyrische koning Jareb uit de achtste eeuw v. Chr., 16.01.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1484521200&stopdatum=1485126000

     

     

    De Assyriër Salmaneser III chronologisch in lijn gebracht met Achab van Israël, 23.01.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485126000&stopdatum=1485730800

    De profeet Jeremia (46:15) en de Egyptische Apis-stier, 30.01.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485730800&stopdatum=1486335600

    De Assyriologie, Thiele en het noodlottige jaartal 930 v. Chr., 06.02.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1486335600&stopdatum=1486940400

    De Libische farao Osorkon I met een Amarna-pruik afgebeeld?, 13.02.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1486940400&stopdatum=1487545200

     

     

    De zonsverduistering over Nineveh tijdens het eponiem van Bur-Saggile, 20.02.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1487545200&stopdatum=1488150000

    Over de chronologie van het oude Egypte, 27.02.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1488150000&stopdatum=1488754800

    De eerste drieduizend jaar sinds Genesis, 06.03.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1488754800&stopdatum=1489359600

    De zondvloed van Deucalion, 13.03.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489359600&stopdatum=1489964400

     

     

    De Bijbelse farao Sisak, 20.03.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489964400&stopdatum=1490569200

    En scrol naar beneden.

    Het zeventigste jubeljaar oktober 1987/september 1988, 23.03.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1489964400&stopdatum=1490569200

    Chronologie van de Apocalyps, 27.03.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1490565600&stopdatum=1491170400

    De eerste drieduizend jaar (vervolg) - de chronologie van Mozes tot de Exodus, 03.04.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1491170400&stopdatum=1491775200

    Tirhaka, de koning van Koesj, farao over Egypte, 10.04.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1491775200&stopdatum=1492380000

    En scrol naar beneden.

     

     

    Goede vrijdag 7 april 30 AD, 14.04.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1491775200&stopdatum=1492380000

    Het eerste historische Jubeljaar van (oktober)1395/(september)1394 v. Chr., 19.04.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1492380000&stopdatum=1492984800

    Het tweede historisch genoteerde Jubeljaar van (okt.) 1346/(sept.) 1345 v. Chr., 24.04.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1492984800&stopdatum=1493589600

    De geschiedenis van Juda en Thamar – chronologie en hoerenkleding, 02.05.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1493589600&stopdatum=1494194400

    Het derde historisch genoteerde Jubeljaar van (okt.) 1297/(sept.) 1296 v. Chr., 08.05.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1494194400&stopdatum=1494799200

    Het vierde historisch genoteerde Jubeljaar van (okt.) 1248/(sept.) 1247 v. Chr., 16.05.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1494799200&stopdatum=1495404000

    En scrol naar beneden.

    Gemummificeerde dino ontdekt: huid en ingewanden intact, 17.05.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1494799200&stopdatum=1495404000

    De datering van de Grote Vloed in het jaar 2340 v. Chr., 23.05.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1495404000&stopdatum=1496008800

    Het zesde en het zevende historische jubeljaar, 30.05.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1496008800&stopdatum=1496613600

    Door wie werd de Grote Piramide op het Gizeh plateau gebouwd en wanneer?, 07.06.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1496613600&stopdatum=1497218400

     

     

    Het achtste historische jubeljaar 1052/1051 v. Chr., 14.06.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1497218400&stopdatum=1497823200

    Dr. Floyd Nolen Jones: 'The Chronology of the Old Testament' en de 390 jaar van de profeet Ezechiël ‘s ‘ongerechtigheid van het huis Israëls’, 21.06.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1497823200&stopdatum=1498428000

    Chronologie van de Apocalyps (vervolg), 28.06.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

    De tijden der heidenen: 2520 dagen of zijn het jaren?, 07.07.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1499032800&stopdatum=1499637600

    De datering van de profeet Jona te Nineveh, 14.07.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1499637600&stopdatum=1500242400

    360 dagen in een oudheidjaar?, 21.07.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1500242400&stopdatum=1500847200

    want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren…, 27.07.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1500847200&stopdatum=1501452000

    Joshua (fit) fought the battle of Jericho and the walls came tumbling down, 03.08.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1501452000&stopdatum=1502056800

    Salomo en het negende historische jubeljaar van 1003/1002 v. Chr., 11.08.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1502056800&stopdatum=1502661600

    De Dendera tempel, 18.08.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1502661600&stopdatum=1503266400

     

     

    Een vingerafdruk van koning Achaz van Juda uit de achtste eeuw v. Chr.?, 25.08.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1503266400&stopdatum=1503871200

    Ramses II en zijn tijd, 01.09.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1503871200&stopdatum=1504476000

    Was het Tetragrammaton in het oude Egypte in hiërogliefenschrift bekend?, 08.09.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1504476000&stopdatum=1505080800

    Het tiende historische jubeljaar van oktober 954/september 953 v. Chr., 15.09.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1505080800&stopdatum=1505685600

    De tocht van de profeet Elia naar de berg Gods Horeb in Arabië, 22.09.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1505685600&stopdatum=1506290400

    De zinloze tochten van Wen-amon, 29.09.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1506290400&stopdatum=1506895200

    Het elfde historische jubeljaar van oktober 905/september 904 v. Chr., 06.10.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1506895200&stopdatum=1507500000

    Wie was de Bijbelse farao met de Hebreeuwse naam ‘So’ ten tijde van de val van Samaria in 717 v. Chr.?, 13.10.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1507500000&stopdatum=1508104800

    Dunkirk 1940, 20.10.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1508104800&stopdatum=1508709600

    Het twaalfde historische jubeljaar van oktober 856/september 855 v. Chr., 27.10.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1508709600&stopdatum=1509314400

    De mogelijke oorsprong van Halloween, 01.11.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1509318000&stopdatum=1509922800

    De datering van het Egyptische Oude Rijk aan de hand van de Bijbelboeken Genesis en Exodus, 10.11.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1509922800&stopdatum=1510527600

    De moeder van alle verwoestingen, 17.11.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400

     

     

    Het evangelie naar Johannes hoofdstuk 2 en chronologie, 24.11.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1511132400&stopdatum=1511737200

    De knieval van de godgeleerde Edwin R. Thiele, 30.11.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1511737200&stopdatum=1512342000

    Azaria de koning van Juda, heerser over Klein-Azië en Egypte in de achtste eeuw v. Chr., 08.12.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1512342000&stopdatum=1512946800

    Het dertiende historische jubeljaar van oktober 807/september 806 v. Chr., 14.12.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1512946800&stopdatum=1513551600

    Het Bijbelhistorische boek 2 Koningen en de archeologie, 19.12.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1513551600&stopdatum=1514156400

    Het Salomo-tijdperk en de archeologie, 26.12.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1514156400&stopdatum=1514761200

     

     


    14-04-2020 om 08:45 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Index 2018

    Een woord voor u beste volger van mijn blog. Het jaar 2020 dat ik hoopvol met het geplaatste artikel over de Hethieten op 27 januari 2020 begon heeft een onverwachte wending genomen. Om een lang verhaal kort te houden begin ik maar ineens met een schot voor uw boeg te plaatsen. In het voorjaar werd in het hospitaal vastgesteld dat ik beenmergkanker heb. Een kanker waar geen genezing van gegarandeerd wordt. Hoogstens uitstel van executie. Mijn verwachte levenstijdspan zou volgens de dokter nog vijf jaar bedragen waarna de dood onherroepelijk zal volgen. In de tussentijd onderga ik een wekelijkse chemokuur met telkens hospitaalopname van één à twee dagen. Dat is dan ook een reden voor het ontbreken van mijn wekelijkse artikels voor mijn blog sinds januari 2020. Ik hoop en bid echter naar de toekomst toe, de tijd en de energie te hebben om u verder van dienst te zijn.

    De index van geplaatste artikels voor 2019 van 31.12.2019 blijkt een groot succes te zijn. Om deze reden heb ik ook een index voor de geplaatste artikels van het jaar daarvoor: 2018, samengesteld. Dit in afwachting voor andere afleveringen die ik hoop nog te kunnen plaatsen.

     

     

    Hierna een index van de geplaatste artikels op mijn blog van januari tot december 2018:

    De era van Salomo en de archeologie, 04.01.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1514761200&stopdatum=1515366000

    De chronologie van het evangelie van Johannes, 12.01.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1515366000&stopdatum=1515970800

     

     

    Het veertiende historische jubeljaar van oktober 758/september 757 v. Chr., 19.01.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1515970800&stopdatum=1516575600

    De Libische farao Osorkon II van dynastie XXII en een genoteerde meganatuurcatastrofe in Egypte, 27.01.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1516575600&stopdatum=1517180400

    Essarhaddon ‘s veldtocht naar Egypte en de vermelding van een meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong, 02.02.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1517180400&stopdatum=1517785200

    Honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen, 09.02.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1517785200&stopdatum=1518390000

    Het vijftiende historische Jubeljaar van oktober 709/september 708 v. Chr., 16.02.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1518390000&stopdatum=1518994800

    De profeet Zefanja en de identificatie van de Keretieten, 22.02.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1518994800&stopdatum=1519599600

    Een vreemde eend in de bijt voor de orthodoxe egyptologie, 02.03.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1519599600&stopdatum=1520204400

    Pesach anno 2018: vrijdag 30 maart ’s avonds tot zaterdag 7 april, 08.03.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1520204400&stopdatum=1520809200

    Het zestiende historische Jubeljaar van oktober 660/september 659 v. Chr., 14.03.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1520809200&stopdatum=1521414000

    Chronologie en de door farao Ahmose op de Hyksos buitgemaakte runderen, 21.03.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1521414000&stopdatum=1522018800

    De Amarna-briefwisseling, 28.03.2018, zie link: https://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1522015200&stopdatum=1522620000

    Het zeventiende historische Jubeljaar van oktober 611/september 610 v. Chr., 04.04.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1522620000&stopdatum=1523224800

    De Holocaust/Sjoa, 10 .04.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1523224800&stopdatum=1523829600

    De chronologie van het evangelie van Matteüs, 17.04.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1523829600&stopdatum=1524434400

    Het achttiende historische Jubeljaar van oktober 562/september 561 v. Chr., 24.04.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1524434400&stopdatum=1525039200

    Theudas, de oproerkraaier die beweerde dat hij iets was, 01.05.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1525039200&stopdatum=1525644000

    Een verborgen kamer in de tombe van Toetanchamon?, 07.05.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1525644000&stopdatum=1526248800

     

     

    Het negentiende historische Jubeljaar van oktober 513/september 512 v. Chr., 14.05.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1526248800&stopdatum=1526853600

    Waar lag de vestingstad stad Avaris en wie bouwde ze?, 21.05.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1526853600&stopdatum=1527458400

    De ivoren troon van Salomo, 28.05.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1527458400&stopdatum=1528063200

    Het twintigste historische Jubeljaar van oktober 464/september 463 v. Chr., 04.06.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1528063200&stopdatum=1528668000

    Farao Sethos van Manetho ‘s negentiende dynastie, 11.06.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1528668000&stopdatum=1529272800

    De eerste drieduizend jaar (slot), 27.06.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1529877600&stopdatum=1530482400

    De Assyrische koning Salmaneser III gereviseerd., 02.07.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1530482400&stopdatum=1531087200

    Het eenentwintigste historische Jubeljaar van oktober 415/september 414 v. Chr., 09.07.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1531087200&stopdatum=1531692000

    De Assyrische annalen van Shamsi Adad V, Adad Nirari III en de Bijbelse chronologie, 16.07.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1531692000&stopdatum=1532296800

    Het tweeëntwintigste historische Jubeljaar van oktober 366/september 365 v. Chr., 23.07.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1532296800&stopdatum=1532901600

    De datering van de val van Homeros’ Troje, 30.07.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1532901600&stopdatum=1533506400

    Een cyclus van meganatuurcatastrofes van kosmische oorsprong in de oudheid (deel 4), 06.08.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1533506400&stopdatum=1534111200

    Het drieëntwintigste historische Jubeljaar van oktober 317/september 316 v. Chr. , 13.08.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1534111200&stopdatum=1534716000

    De Assyrische koningen Salmaneser IV, Assur Dan III en Assur Nirari V chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Israël gebracht, 20.08.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1534716000&stopdatum=1535320800

    Het vijfentwintigste historische jubeljaar van oktober 219/september 218 v. Chr., 27.08.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1535320800&stopdatum=1535925600

    Het vierentwintigste historische jubeljaar van oktober 268/september 267 v. Chr., 27.08.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1535320800&stopdatum=1535925600

    Anomalie, prinses Ano: een vreemde eend in de bijt, 03.09.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1535925600&stopdatum=1536530400

    De datering van de wegvoering van Elia met een vurige wagen met vurige paarden, 10.09.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1536530400&stopdatum=1537135200

    De Assyrische koningen Pul én Tiglath Pileser III chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Israël gebracht, 17.09.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1537135200&stopdatum=1537740000

    Het zesentwintigste historische jubeljaar van oktober 170/september 169 v. Chr., 24.09.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1537740000&stopdatum=1538344800

    Het zevenentwintigste historische jubeljaar van oktober 121/september 120 v. Chr., 24.09.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1537740000&stopdatum=1538344800

    Een vreemde eend in de bijt van de gevestigde egyptologie, 01.10.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1538344800&stopdatum=1538949600

    De Assyrische koning Salmaneser V chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Juda en Israël gebracht, 08.10.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1538949600&stopdatum=1539554400

    Het achtentwintigste historische jubeljaar van oktober 72/september 71 v. Chr., 15.10.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1539554400&stopdatum=1540159200

    Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben. 22.10.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1540159200&stopdatum=1540764000

    Koning David en de Edomiet Hadad als asielzoeker aan het Egyptische hof (1 Koningen 11:14-22), 29.10.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1540767600&stopdatum=1541372400

    De Assyrische koning Sargon II chronologisch in lijn met de Bijbelse koningen van Israël en Juda gebracht. 05.11.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1541372400&stopdatum=1541977200

    Farao Eje van de achttiende dynastie alias Kreon van de Griekse legende. 12.11.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1541977200&stopdatum=1542582000

    Hoe verzeilden driehonderd gouden schilden van Salomo (1000 BC) in een tempel van farao Thothmosis III (1500 BC) te Karnak in Egypte? 19.11.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1542582000&stopdatum=1543186800

    Het negenentwintigste historische jubeljaar van oktober 23/september 22 v. Chr., 26.11.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1543186800&stopdatum=1543791600

    De Assyrische koning Sanherib chronologisch in lijn met de Bijbelse koning Hizkia van Juda gebracht. 04.12.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1543791600&stopdatum=1544396400

    Een verwijzing naar Israël op de Merneptah-stele, 10.12.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1544396400&stopdatum=1545001200

    Het dertigste jubeljaar van oktober 27 AD/september 28 AD, 17.12.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1545001200&stopdatum=1545606000

    De volgorde van de gebeurtenissen bij de kruisiging van Jezus Christus, 24.12.2018, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1545606000&stopdatum=1546210800

     

    %%%FOTO3%%

     

    Met hartelijke groet,

    Robert De Telder

     




    08-04-2020 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Hethieten

    Genesis 10:6 En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaän. 7 En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan. 8 En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op de aarde. 9 Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN. 10 En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad, en Calne in het land Sinear. 11 Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Nineve, en Rehoboth, Ir, en Kalach. 12 En Resen, tussen Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad. 13 En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten, 14 En de Pathrusieten, en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen zijn, en de Caftorieten. 15 En Kanaän gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth, 16 En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet, 17 En den Hivviet, en den Arkiet, en den Siniet, 18 En den Arvadiet, en den Tsemariet, en den Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der Kanaänieten verspreid. 19 En de landpale der Kanaänieten was van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en Adama, en Zoboim, tot Lasa toe. 20 Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken. (Statenvertaling)

     

    De Hethieten worden in de volkenlijst van het Bijbelboek Genesis vermeld en hebben hun oorsprong bij Heth (Genesis 10:15), een zoon van Kanaän, een zoon van Cham, een zoon van Noach. Hun oorsprong gaat helemaal terug tot de periode na de Grote Vloed en de spraakverwarring in het najaar van 2239 v. Chr. Hun woongebied wordt aanvankelijk in Kanaän geplaatst en volgens het Bijbelboek Jozua (1:4) ook noordelijk van Kanaän aan de Eufraat (Jozua 1:4).

    Jozua 1:1 Het geschiedde nu, na den dood van Mozes, den knecht des HEEREN, dat de HEERE tot Jozua, den zoon van Nun, den dienaar van Mozes, sprak, zeggende: 2 Mijn knecht Mozes is gestorven; zo maak u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land, dat Ik hun, den kinderen Israëls, geve. 3 Alle plaats, waarop ulieder voetzool treden zal, heb Ik u gegeven, gelijk als Ik tot Mozes gesproken heb. 4 Van de woestijn en dezen Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier Frath, het ganse land der Hethieten, en tot aan de grote zee, tegen den ondergang der zon, zal ulieder landpale zijn. (Statenvertaling)

     

    Er is echter reden om aan te nemen dat de woorden: ‘het ganse land der Hethieten’, later bij het compileren van de Bijbel ter verduidelijking zijn toegevoegd. De Griekse Septuagint vertaling van de Bijbel daterend uit de derde eeuw v. Chr. vermeldt het land van de Hethieten als grens van het beloofde land Kanaän, niet. De Septuagint LXX heeft verder bij al de aangehaalde Bijbelteksten in dit artikel ‘Hethieten’ staan als één volk en komt er geen spel met klinkers voor. Toen de HEERE God in 1889 v. Chr. Zijn verbond met Abram aanging en het land Kanaän aan hem en zijn zaad beloofde hadden de Hethieten hun verblijfplaats in Kanaän.

    Genesis 15:18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: 19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet, 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten, 21 En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet. (Statenvertaling)

     

    Toen Sara in het jaar 1851 v. Chr. in Kanaän stierf kocht Abraham een stuk land met een spelonk als begraafplaats van de Hethieten, de zonen Heths, te Hebron (Genesis 23). De Hethieten zouden in het land tot aan de komst van de Israëlieten aan de grens van Kanaän in 1443 v. Chr. verblijven. Naar het Woord van de HEERE God zouden zij door Jozua uit het Beloofde Land Kanaän verdreven worden.

    Jozua 3:7 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Dezen dag zal Ik beginnen u groot te maken voor de ogen van gans Israël, opdat zij weten, dat Ik met u zijn zal, gelijk als Ik met Mozes geweest ben. 8 Gij dan zult den priesteren, die de ark des verbonds dragen, gebieden, zeggende: Wanneer gijlieden komt tot aan het uiterste van het water van de Jordaan, staat stil in de Jordaan. 9 Toen zeide Jozua tot de kinderen Israëls: Nadert herwaarts, en hoort de woorden des HEEREN, uws Gods. 10 Verder zeide Jozua: Hieraan zult gijlieden bekennen, dat de levende God in het midden van u is, en dat Hij ganselijk voor uw aangezicht uitdrijven zal de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Hevieten, en de Ferezieten, en de Girgazieten, en de Amorieten en de Jebusieten. 11 Ziet, de ark des verbonds van den Heere der ganse aarde gaat door voor ulieder aangezicht in de Jordaan. (Statenvertaling)

     

     

    De verdrijving van de genoemde volken waaronder de Hethieten zou zes jaar in beslag nemen waarna het land in het zevende jaar, dat het eerste sabbatjaar van april 1437/maart 1436 v. Chr. was, onder de twaalf stammen verdeeld werd. Enkele volken zouden nog in het land en aan de buitengrenzen aanwezig blijven en ten tijde van de Richteren voor problemen zorgen. Na hun verdrijving uit Kanaän vestigden de Hethieten zich in Anatolië in het gebied van het huidige Turkije. Het Oude Rijk van de Hethieten ziet hier zijn aanvang. Vanuit Anatolië en hun nieuwe hoofdstad Hattoesa, het huidige Böghazkoy, zouden zij enkele generaties later een nieuwe macht in de regio en daarbuiten worden. Ten tijde van koning Salomo (1007/967 v. Chr.) heeft de Bijbel het over ‘de koningen’ van de Hethieten in het meervoud en moeten we ons een serie stadstaten voor de geest halen.

    1 Koningen 10:27 En de koning maakte het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte. 28 En het uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnen garen, de kooplieden des konings namen het linnen garen voor den prijs. 29 En een wagen kwam op, en ging uit van Egypte, voor zeshonderd sikkelen zilvers, en een paard voor honderd en vijftig; en alzo voerden ze die uit door hun hand voor alle koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrië.

     

    Tegen de negende eeuw v. Chr. aan worden de Hethieten in de Bijbel als een militaire grootmacht aangeduid. Ten tijde van de profeet Elisa, de opvolger van de profeet Elia, wordt naar de Hethieten in 876 v. Chr. verwezen.

    2 Koningen 7:6 Want de HEERE had het heir der Syriërs doen horen een geluid van wagenen, en een geluid van paarden, het geluid ener grote heirkracht; zodat zij zeiden de een tot den ander: Zie, de koning van Israël heeft tegen ons gehuurd de koningen der Hethieten, en de koningen der Egyptenaren, om tegen ons te komen. 7 Derhalve hadden zij zich opgemaakt, en waren in de schemering gevloden, en hadden hun tenten gelaten, en hun paarden, en hun ezelen, het leger gelijk als het was; en waren gevloden om huns levens wil.

     

    De Hethieten worden in dit Bijbelgedeelte in de tweede helft van de negende eeuw v. Chr. als een van de twee militaire grootmachten in die dagen aangeduid.

    Het Hethieten-rijk wordt door de gevestigde seculiere geschiedschrijving in drie perioden verdeeld. Men spreekt over een Oude Rijk, een Midden Rijk en een Nieuw Rijk. De Hethieten vermeldde ik in mijn eerdere publicaties: ‘Van Noach tot Christus’(1987), ‘Kroniek van het Oude Israël’(1993) en ‘De Assyriologie herzien’ (2012) blz. 130-136). Vooral het baanbrekend werk van Dr. Donovan Courville (The Exodus Problem and its Ramifications, Volume 2, Chapter 17) was mijn leidraad. Dr. Courville (Van Noach tot Christus, 1987, hoofdstuk 10 t/m hoofdstuk 13) plaatst de Hethietische koning Pithanus in de vijftiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk, tot op koning Telepinus in de elfde eeuw v. Chr., die hij met Ilu Teshup uit Assyrische bronnen identificeert. Het was de Assyriër Tiglath Pileser I die in de elfde eeuw v. Chr. aan het Oude Rijk van de Hethieten een einde bracht. Wat volgde was een chaotische periode, genaamd het Midden Rijk, tot aan de regering van Tudhaliyas II, die het tijdperk van het Nieuwe Rijk inluidde. De chaotische periode van het Midden Rijk werd vermoedelijk veroorzaakt door het optreden van farao Thothmosis III alias Sisak die in 963 v. Chr. (gereviseerde chronologie) aan een serie jaarlijkse veldtochten naar Klein-Azië begon. Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid plaatst Thothmosis III in de tiende eeuw v. Chr. en niet in de vijftiende eeuw v. Chr. waar de orthodoxe egyptologie hem foutief plaatste. Praktisch vijf duistere eeuwen verdwijnen nu en brengen de contemporaine heersers tezamen op de tijdsbalk. Het is het rechttrekken van de chronologie der Egyptische farao ’s aan de hand van de Bijbel dat de uitkomst gaf.

    De hierboven geschetste reconstructie van de geschiedenis en chronologie is volledig op basis van de Bijbels-historische gegevens samengesteld. Het Rijk van de Hethieten kent hier zijn aanvang in de vijftiende eeuw v. Chr. na de verdrijving uit Kanaän.

     

     

    Een misleidende kaart met de periode van de twaalfde eeuw v. Chr. volgens de gangbare seculiere geschiedschrijving. De situatie in Klein-Azië zoals men meent dat ze bestond bij de invallen van de Zeevolken waartegen Ramses III optrad. Het land Kanaän wordt op de kaart tot de Egyptische invloedssfeer gerekend. Dit als een gevolg van het hanteren van een vermeende Sothis-kalender in het oude Egypte en een foutieve chronologie van de farao ‘s. Het jaartal 1200 v. Chr. wordt bovendien door seculiere wetenschappers als een archeologische breuklijn tussen Laat Brons en Vroeg IJzer gehanteerd. Volgens de Bijbel echter zaten er vijf eeuwen tussen de Exodus en de era van Salomo. De archeologische breuklijn in Kanaän bij de intocht van de Israëlieten dient gedateerd naar 1443 v. Chr. en herkend als de breuklijn van vroeg-brons naar midden-brons. Laat-brons vangt nu aan bij het begin van de Salomo-era rond 1000 v. Chr. Tijdens de lange Richterenperiode van 1407 tot 1087 v. Chr. zwijgt de Bijbel over Egypte als een grootmacht. Geen invloed in of over Kanaän door Egypte moet de conclusie zijn.

     

    De seculiere geschiedschrijving baseert zich niet op de Bijbel maar tracht op basis van wat de archeologie tevoorschijn heeft gebracht een en ander te verklaren. De kaart hierboven is zulk een voorbeeld. Het donkeroranje gekleurde gebied is het kernland van de Hethieten en het lichtoranje gekleurde gebied toont de veronderstelde grootste uitbreiding in de twaalfde eeuw v. Chr. Het groen gekleurde gebied duidt Egypte en Kanaän aan ten tijde van de regeerperiode van Ramses II. Ook archeologen met Bijbels-gefundeerde achtergrond die overigens waardevol werk op het terrein afleveren hanteren meestal de jaartallen van de Egyptologie tot het (foutief) dateren van aardlagen.

     

    Te Kadesj (Qadesh) werd in 1275 v. Chr. volgens de conventionele tijdrekening slag geleverd tussen Ramses II en de Hethiet Hattoesilis III. Ramses II is door de orthodoxe egyptologie een regeerperiode van 1279 v. Chr. tot 1212 v. Chr. gegeven en alzo op de tijdsbalk geplaatst. Eerder al was er interactie met de Egyptische Aton-ketterfarao ’s waarvan veel van de briefwisseling in de vorm van kleitabletten bewaard is gebleven. Deze farao ’s worden echter door de egyptologie foutief in de veertiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk geplaatst en mét hen de contemporaine Hethieten. Dit alles op basis van het veronderstelde gebruik van een dubbele kalender in het oude Egypte: de Sothis-kalender. De kalender is echter een fantasie van Grieken en Romeinen en is nooit in het oude Egypte gehanteerd. Zie het artikel van 02.09.2019 op dit blog: de zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1567375200&stopdatum=1567980000

    Het is nochtans aan de gefabriceerde Egyptische chronologie dat de gebruikte jaartallen voor de Hethieten gekoppeld werd. Vandaar de verschillen tussen het Bijbelse tijdskader voor de Hethieten en de seculiere jaartallen. De eerder aangehaalde Aton-farao ’s horen echter in de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk thuis en Ramses II zit volgens de revisie van de geschiedenis van de oudheid op de tijdsbalk in de zevende eeuw v. Chr.

    Dat een nieuwe chronologie voor de chronologie van de Hethietische koning noodzakelijk is blijkt uit verschillende aanwijzingen. Zo schrijft Dr. Margarete Riemschneider (Die Welt der Hethiter, 1958, blz. 34) onverbloemd over de verwijzing naar het product ijzer ten tijde van de regering van Hattoesilis, terwijl het orthodox gezien niet evident is dit product in het Brons tijdperk tegen te komen. Tijdens de regering van Hattoesilis is namelijk een schrijven bekend van een Assyrische vorst met het verzoek om het zenden van ijzer. Hattoesilis gaf een ontwijkend antwoord, schreef dat zijn magazijnen leeg waren en het jaargetijde niet geschikt voor verwerking van ijzer, maar stuurde als teken van goede wil een ijzeren dolk naar de Assyriër.

    De seculiere geschiedschrijving die de Sothis-kalender voor Egypte volgt heeft als een gevolg een veel oudere datering voor de verschillende rijken van de Hethieten. Veel vraagtekens blijven echter bestaan. Zij menen ook de Hethietische taal als een Indo-Europese taal te herkennen. Te Karatepe werd op een archeologische site een tweetalige tekstinscriptie in Hethietische hiërogliefen en het Fenicisch ontdekt. Omdat het Fenicisch schrift reeds bekend was, werd deze vertaling van de hiërogliefen met vreugde begroet. Zoals bij de vondst van de Rosetta-steen of de Behistoen-inscripties meende men de sleutel gevonden te hebben tot een hele nieuwe literatuur. Maar die hoop is tot nu toe niet in vervulling gegaan. Filologen voor een hele tijd aan het werk met de tekst, geraken er alsnog niet uit. Buiten de Bijbel blijft de kennis over de Hethietische geschiedenis voor een groot deel afhankelijk van zinspelingen op gebeurtenissen en personen gevonden in Assyrische en Egyptische annalen.

    Via het vermoeden met een Indo-Europese taal te maken te hebben wordt de oorsprong door sommigen niet bij de nakomelingen van Cham gezocht (wat de Bijbel leert) maar bij de zonen van Jafeth in de geslachtslijn van Javan.

    Genesis 10:2 De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras. 3 En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath, en Togarma. 4 En de zonen van Javan zijn: Elisa, en Tarsis; de Chittieten en Dodanieten. 5 Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken.

     

    De Chittieten of Kittiërs kunnen Schriftuurlijk-geografisch  niet met de Hethieten geïdentificeerd worden. De bekende encyclopedie van de uitgeverij KOK, 1975 heeft het volgende commentaar:

    Kittiërs. Een volksstam, nakomelingen van Javan. Gn. 10, 4. Chittim of Kittim is de hebr. naam voor een Fenicisch gebied op Cyprus, welke kolonie door de Grieken Kittion werd genoemd. Deze naam Kittim ging over op het eiland Cyprus, gelijk dit Js. 23, (SV) als het land Kittim wordt aangeduid. En omdat Cyprus het eerste eiland is, dat uit het oosten komende werd aangedaan, werd het met de meest westelijke eilanden samengevat onder de naam kustlanden der Kittiërs. Jr. 2,10: van Kittim. Ez. 27, 6: waarop de Kittiërs varen. Nm. 24, 24; Dn. 11, 30

     

    De Kittiërs of Chittieten dienen geografisch-Bijbels gezien in de kustlanden geplaatst/gezocht te worden en niet in Klein-Azië. Er is maar een volk in de Bijbel dat met de naam ‘Hethieten’ aangeduid wordt. De reconstructie die Dr. Donovan Courville (The Exodus Problem and its Ramifications, Volume 2, Chapter 17) van de geschiedenis van de oudheid samenstelde geeft een goede verklaring over de Hethieten in zowel Kanaän als Anatolië. In een te volgen aflevering breng ik zijn reconstructie van de Hethietische koningslijst vanaf hun verdrijving uit Kanaän.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     


    27-01-2020 om 05:22 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1945/2020, 75 JAAR BEVRIJDING VAN AUSCHWITZ
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze maand gedenken we dat het vijfenzeventig jaar geleden is dat het Russische leger Auschwitz bevrijde . Hierna een citaat uit mijn nog altijd actuele boek DE TWEEDE WERELDOORLOG DOOR DE OGEN VAN EEN NEUTRALE BELG, 2007.

     

    Citaat: Op 26 januari 1945 werd Auschwitz door de Russen bevrijd. De wereld, werd nu getuige van de vernietigingsindustrie van de nazi's. In de doodsindustrie van Auschwitz kwamen naar schatting 2.5 miljoen mensen om het leven. Onder de kundige leiding van de kampcommandant Rudolf Höss werd de vernietiging van mensenlevens een ware industrie. Op het laatst hadden de vijf crematoria een dag-capaciteit van 4756 (HORIZON BBC 1994, Producer Isabelle Rosin, Editor Jana Bennett) personen. Deze cijfers tonen aan hoe bijvoorbeeld in 1944 vijfhonderdduizend Hongaarse Joden op enkele weken tijd vermoord konden worden. 4756 personen per dag geeft 47.560 mensen op tien dagen tijd en 142.680 op dertig dagen tijd. Binnen een periode van slechts drie maanden verdwenen circa 425.000 Hongaarse mensen via de schoorsteen in Auschwitz.

     

    %%%FOTO1%%%

     

    © Website: evidenceincamera.co.uk
    Luchtopname van de RAF uit 1944. Dat jaar draaide de vernietigingsindustrie op volle toeren. Honderdduizenden Hongaarse Joden werden op enkele maanden tijd vergast en gecremeerd.

     

    Pas toen het Rode Leger dit kamp bevrijde, drong de waarheid in Europa door. En wanneer de Amerikanen Bergen-Belsen onder ogen kregen (dat niet eens een vernietigingskamp was maar een 'concentratie'kamp dan eerst ging het Westen beseffen wat er die jaren daarvoor gebeurd was. Het was echter te laat. Zes miljoen Joden waren vermoord! Toen alle hulp nog mogelijk was, in de jaren dertig toen de pogroms begonnen, had het Westen verzuimd hieraan te verhelpen. En tijdens de oorlog werd niets ondernomen het lot van de Joden te verzachten. Men waste zijn handen in onschuld! Geheel onschuldig waren Engeland en de VS echter niet. Zij hadden immers in de jaren dertig hun grenzen en die van het mandaatgebied Palestina gesloten voor Joden. De Duitse Joden werden zo veroordeeld in het 'slachthuis’ Nazi-Duitsland te blijven, en het onvermijdelijke af te wachten. De bedoelingen van de nazi's waren nochtans altijd zeer duidelijk geweest. Mijn hoofdstuk over "Endlösung" begon ik met een toespraak van Hitler, die voor de goede luisteraar niet dubbelzinnig te interpreteren viel: "Deutschland erwache-Juda verrecke" was niet alleen een slogan, maar bittere werkelijkheid voor de Europese Joden onder Nazi-Duitse bezetting.

     

    Einde citaat.

    Bestellen kan bij:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    21-01-2020 om 17:52 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een nieuw jaar 2020 AD

    Ik wens de lezers van mijn blog een gelukkig en voorspoedig nieuw jaar 2020 AD

    Numeri 6:22 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: 23 Spreek tot Aäron en zijn zonen, zeggende: Alzo zult gijlieden de kinderen Israëls zegenen, zeggende tot hen:

    24 De HEERE zegene u, en behoede u! (in 2020), 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! (in 2020), 26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! (in 2020) 27 Alzo zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israëls leggen; en Ik zal hen zegenen. (Statenvertaling)

     

    In december 2019 heb ik de kaap van ruim 35.000 hits of pageviews voor mijn blog overschreden. Met een totaal van 23.638 unieke bezoekers bevind ik mij sinds 2014 nu in de top 100 op een totaal van 195.229 blogs. Volgens de geografische statistieken zijn de landen van herkomst als het volgt verdeeld: 44.4 % België, 42.1 % Nederland, 5.3 % Verenigde Staten, 1.4 % Israël, 1.0 % Duitsland en 5.8 % overige. Een resultaat waar ik dankbaar voor ben.

     

    Met hartelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Hierna een index van de geplaatste artikels op mijn blog in 2019:

    Een nieuw jaar 2019 AD, 01.01.2019

    Abraham in Egypte tijdens de Archaïsche tijd, 07.01.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1546815600&stopdatum=1547420400

    De Assyrische eponiemlijsten en kronieken nagerekend , 14.01.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1547420400&stopdatum=1548025200

    toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was…, 21.01.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548025200&stopdatum=1548630000

    De late datering van de exodus, 28.01.201, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548630000&stopdatum=1549234800

    Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde haar tot een eeuwigen hoop, ter verwoesting, tot op dezen dag (Jozua 8:28), 04.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1549234800&stopdatum=1549839600

    480 jaar - 1 Koningen 6:1, 11.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1549839600&stopdatum=1550444400

    De kalender van het oude Egypte nagerekend…, 18.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1550444400&stopdatum=1551049200

    het dal Achor, een deur der hoop…, 25.02.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1551049200&stopdatum=1551654000

    eerherstel voor de oudheidhistoricus Herodotos, 04.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1551654000&stopdatum=1552258800

    Herodotos’ farao ’s Proteus en Rhampsinitos, 11.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1552258800&stopdatum=1552863600

    Werd de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. bij de val van Jeruzalem vernietigd of werd ze toen verborgen en tot op heden ergens bewaard?, 18.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1552863600&stopdatum=1553468400

    De oorsprong van Kusch, de zoon van Cham, de zoon van Noach…, 25.03.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1553468400&stopdatum=1554073200

    Pesach 15 Nisan 1483 v. Chr., 01.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1554069600&stopdatum=1554674400

    De farao van de Exodus, 08.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1554674400&stopdatum=1555279200

    Psalm 83: de identificatie van de oudheidplaats Gebal voor onze tijd, 15.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1555279200&stopdatum=1555884000

    De volgorde van de gebeurtenissen bij de opstanding van Jezus Christus, 22.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1555884000&stopdatum=1556488800

    De Egyptische faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos (vervolg), Cheops, Chefren, Mykerinos, 29.04.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1556488800&stopdatum=1557093600

    De Egyptische faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, farao Asychis, 06.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1557093600&stopdatum=1557698400

    Herodotos’ ANYSIS, de blinde farao uit de gelijknamige stad Anysis, 13.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1557698400&stopdatum=1558303200

    Chronologie en reisroute van veertig jaar wildernis voor Israël? 20.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1558303200&stopdatum=1558908000

    Het Bijbelboek Openbaring en het herstel van Israël, Efeze, 27.05.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1558908000&stopdatum=1559512800

    Farao Sethos volgens de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, 03.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1559512800&stopdatum=1560117600

    Elf dag reizen zijn het van Horeb, door den weg van het gebergte Seir, tot aan Kades-barnea, 10.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1560117600&stopdatum=1560722400

    Farao Psammetichos volgens de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, 17.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1560722400&stopdatum=1561327200

    De oorsprong van Put, een zoon van Cham, de zoon van Noach…, 24.06.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1561327200&stopdatum=1561932000

    Assyriology revised, the Biblical Assyrian kings Pul and Tiglath Pileser III are two separate kings and not one, 01.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1561932000&stopdatum=1562536800

    Farao Neko en de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, 08.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1562536800&stopdatum=1563141600

    DNA onthult gevreesde Filistijnen., 15.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400

    De chronologie van Daniël s’ zeventig jaarweken, 22.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1563746400&stopdatum=1564351200

    Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis en toekomst van Israël - Micha, 30.07.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1564351200&stopdatum=1564956000

    Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël – Jesaja, 06.08.2019 zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1564956000&stopdatum=1565560800

    De datering van de archeologische breuklijnen in Kanaän, 12.08.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1565560800&stopdatum=1566165600

    De Bijbelse krijgsheer Salman geïdentificeerd als Farao Sjosjenq I, 19.08.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1566165600&stopdatum=1566770400

    De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia, Smyrna en Pergamus, 26.08.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1566770400&stopdatum=1567375200

    De zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender, 02.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1567375200&stopdatum=1567980000

    Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël, Zacharia, 09.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1567980000&stopdatum=1568584800

    Assyriology revised, Shalmaneser V the conqueror of Samaria, 16.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1568584800&stopdatum=1569189600

    De eindtijd-Assyriër, 23.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1569189600&stopdatum=1569794400

    Het Messiaanse Vrederijk, 30.09.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1569794400&stopdatum=1570399200

    Assyriology revised, Sargon II the forger of history, 07.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1570399200&stopdatum=1571004000

    De ark van het verbond, 15.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1571004000&stopdatum=1571608800

    Assyriology revised, the years of reign of Sennacherib revised and fixed in a chronological time line with the contemporary Biblical kings, 23.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1571608800&stopdatum=1572213600

    Was er nu één belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib of twee, zoals Velikovsky beweerde?, 28.10.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1572217200&stopdatum=1572822000

    De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg) Thyatira en Sardis, 04.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1572822000&stopdatum=1573426800

    Dertig historische jubeljaren, 11.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1573426800&stopdatum=1574031600

    Dertig historische jubeljaren – de val van Nineveh 612 v. Chr., 18.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1574031600&stopdatum=1574636400

    De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg en slot) Philadelphia en Laodicea, 26.11.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1574636400&stopdatum=1575241200

    Het huis van Omri: de grondvesting van SAMARIA in 914 v. Chr., 02.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1575241200&stopdatum=1575846000

    De datering van het spijkerschriftalfabet ontdekt te Oegarit in de twintigste eeuw, 09.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1575846000&stopdatum=1576450800

    De antagonisten in de slag bij Karchemis in 605 v. Chr., 16.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1576450800&stopdatum=1577055600

    Ramses II een alter-ego van Necho? (vervolg), 23.12.2019, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1577055600&stopdatum=1577660400


    31-12-2019 om 09:09 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ramses II een alter-ego van Necho? (vervolg)

    Mijn artikel van deze week is een aanvulling op mijn publicatie van verleden week op dit blog: de antagonisten in de slag bij Karchemis in 605 v. Chr. Volgens Dr. Immanuel Velikovsky (1895/1979) was de bekende farao Ramses II van de negentiende dynastie identiek met farao Necho II van de zesentwintigste dynastie en was de Babyloniër Nebukadnezar een tijdgenoot en zijn antagonist. Het Hettietische koninkrijk zou volgens Velikovsky hetzelfde rijk zijn geweest als het Chaldeeuwse rijk van Nebukadnezar? Met zijn boek ‘Ramses II en zijn tijd’ lanceerde hij in 1978 zijn herschikking van de farao ’s van Manetho ’s negentiende dynastie op de tijdsbalk. Ik vermeldde in het artikel dat het boek bij publicatie niet alleen door de orthodoxe egyptologie werd afgewezen maar ook door verschillende revisionisten van de geschiedenis van de oudheid. Voor velen was het te drastisch. De orthodoxe Egyptologie heeft Ramses II op de tijdsbalk geplaatst van het jaar 1279 tot 1212 v. Chr. Meer dan zes eeuwen tijdverschil zitten er tussen beide constructies.

    In een eerder artikel op dit blog gaf ik aandacht aan twee revisionisten van de geschiedenis van de oudheid: de Bijbelvorser Donovan A. Courville (The Exodus Problem and its Ramifications, 1971) en de egyptoloog David Rohl (A Test of Time, 1995)

     

     

    Het hierboven getoonde schema van Courville laat de reconstructie van de Egyptische dynastieën in relatie tot Israël zien. De onderzoeker Donovan A. Courville laat in zijn opus magnum: The Exodus Problem and its Ramifications, 1971, de negentiende dynastie van Manetho de achttiende dynastie opvolgen en plaatst Ramses II op de tijdsbalk in de periode 805/739 v. Chr. en maakt hem een tijdgenoot van de koningen Uzzia van Juda en van Jerobeam II van Israël. Deze koningen van Juda en Israël evenaarden echter de macht van David en beheersten het gebied vanaf de beek van Egypte tot aan de Eufraat. De expansionistische Ramses II laat zich tijdens deze epoque niet eenvoudig op de tijdsbalk plaatsen. Waar Courville ’s reconstructie met Velikovsky overeenstemt is zijn contemporaine plaatsing van het Egyptische Oude- en Midden-rijk voor de Exodus van Israëlieten. Beide rijken kwamen aan hun einde als een gevolg van de tien plagen en de vernietiging van het Egyptische leger in de Schelfzee ten onder. Hetzelfde jaar van de exodus vielen de Hyksos Egypte binnen en overrompelden het in korte tijd. Er was geen tegenstand van Egyptische zijde aangezien het Egyptische leger in de Exodus-ramp ten onder ging. Velikovsky identificeerde de Hyksos of Amoe uit Egyptische bron met de Bijbelse Amalekieten en voegde de periode van de Hyksos als tussenperiode in de Egyptische geschiedenis in van de vijftiende tot de tiende eeuw v. Chr. Courville volgt hem daar in en plaatst de Hyksos dynastieën op de tijdsbalk gelijk met de lange richterenperiode in Israël. Het Egyptische nieuwe rijk vangt aan met de verdrijving van de Hyksos en deze farao ’s zijn nu tijdgenoten van de koningen Saul, David en Salomo van Israël. Voor de onderzoeker Donovan A. Courville (1901/1996) was de Bijbel een historisch boek dat hij met ontzag voor de Auteur in zijn reconstructie van de Egyptische geschiedenis van de oudheid hanteerde.

     

    De bekende Egyptoloog David Rohl heeft het werk van Velikovsky verworpen en een eigen variant uitgewerkt. In zijn bestseller ‘A TEST OF TIME’ beperkt hij de tijd dat de Hyksos over Egypte heersten tot een kwart van de gangbaar geaccepteerde Hyksos-tijd. Het Nieuwe Egyptische Rijk zit volgens zijn reconstructie op de tijdsbalk voor een groot gedeelte contemporain met de Richteren-periode in Israël, en de eerste koning van het verenigd koninkrijk van de twaalf stammen: Saul, laat hij in een vazal-status met farao in Egypte corresponderen. Hierbij zij echter opgemerkt dat het Bijbelboek Richteren nergens naar Egypte als een macht in de regio verwijst. Een en ander is aldus indien men met de Bijbel als historische bron rekening houdt, moeilijk te aanvaarden. Over de historisch verifieerbare tijdsperiode dat de Hyksos over Egypte heersten schreef ik op 12.09.2016 op dit blog een artikel: hoelang heersten de Hyksos over Egypte?, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1473631200&stopdatum=1474236000

     

    Rohl ’s navigatiepunt op de tijdsbalk ter plaatsing van het Nieuwe Rijk is een vermeende zonsverduistering over Oegarit in het jaar 1012 v. Chr. op 9 mei in de namiddag, precies te 18.09 u. (A Test of Time, Chapter Eleven, Navigating by the Stars. The Ugarit Solar Eclipse). Een astronoom berekende voor hem met een computerprogramma de zonsverduistering over Oegarit. Rohl bouwt zijn thesis op rond de ontdekking van een kleitablet in de ruïnes van Oegarit. Het ontcijferde kleitablet KTU 1.78 bevat de volgende tekst: The day of the new moon of Hiyaru was put to shame as the sun (goddess) set, with Rashap (?) as her gate keeper. In de Amarnabrief EA151 beschrijft de koning van Tyrus; Abimilki, het catastrofale einde van Oegarit aan farao Achnaton: “En vuur heeft Oegarit, de stad van de koning, verteerd; de helft ervan is verteerd, en de andere helft niet; en het volk van het leger van Hatti is niet daar”. Rohl verankerde vanuit zijn bevindingen het twaalfde regeringsjaar van farao Achnaton met het jaar 1012 v. Chr., en rangschikte de overige regeerperioden van de farao ’s van de achttiende dynastie op basis van dit ankerjaar. Rohl ’s tijdsconstructie maakt dat zowel Saul als David tijdgenoten van farao Amonhotep IV van de achttiende dynastie waren en ondergeschikt aan hem. De knecht-relatie naar farao toe past echter niet in het tijdskader van het Bijbelboek 2 Kronieken 12:1-9, waar staat dat het knechtschap naar Egypte toe, pas in het vijfde regeringsjaar van Rehabeam een aanvang nam. Wanneer men de betreffende Amarna-brieven online op het internet leest dan valt onmiddellijk op dat de Amarna-correspondenten allen afgodendienaars waren. De persoon van David staat uitvoerig in de Bijbel beschreven waar vooral de Bijbelboeken 1 en 2 Samuël, 1 Koningen en 1 Kronieken zijn levensloop beschrijven. Zo ook zijn er meerdere psalmen in de Bijbel die door David geschreven zijn. ‘Een man naar mijn hart’ noemt de HEERE God hem. Wanneer men al deze informatie tot zich neemt is het onmogelijk koning David van Israël als een afgodendienaar te herkennen.

    De keuze voor de duur van de Hyksos/Amalek-tijd dient bepaald door wat de Bijbel over deze epoque te zeggen heeft. De constructie van Velikovsky, Courville en anderen, die de Hyksos-tijd tussen de Exodus en het optreden van Saul tegen Amalek plaatsen, ‘past’ in het Bijbelse tijdskader. De constructie van Rohl past hierin niet.

    De kosmische catastrofetheorie van Velikovsky en verder uitgewerkt door de wetenschappers Patten, Hatch, Steinhauer (The Long Day of Joshua and Six Other Catastrophes, 1973), en anderen, liet Rohl ook varen. Hij volgt de evolutietheorie, de orthodox-kosmische uniformiteittheorie. Vanuit deze theorie neemt men aan dat wat men tegenwoordig in de kosmos vaststelt altijd zo geweest is: ‘The Present is the Key to the Past’. De eerder geciteerde wetenschappers tonen nochtans aan dat planeet aarde meerdere malen in de oudheid in haar baan om de zon verstoord werd en er tegen de achtste eeuw v. Chr. een kalenderhervorming nodig was. Zie TIJD en TIJDEN, 2016, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor Christus, blz. 331-338). De conclusie zou moeten zijn dat men geen exacte zonsverduisteringen in de tijd kan terugrekenen, die voorbij het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia van Juda gaan. In dat jaar, leert de Bijbel (Jesaja 38:1-8), ging de schaduw van de zon op de trap van Achaz, tien treden terug. Aan de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong van het veertiende regeringsjaar van Hizkia, gingen nog eerdere meganatuurcatastrofes vooraf. Zie recent het artikel van 28.10.2019 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1572217200&stopdatum=1572822000

    Het einde van de stad Oegarit gepaard gaande met de kosmische tekenen aan de zon, kan beter aan de hand van de cyclus van meganatuurcatastrofes van de achtste eeuw v. Chr., gedateerd worden. Een ander hemellichaam was dan verantwoordelijk voor de zonsverduistering. Zie het artikel van 09.12.2019 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1575846000&stopdatum=1576450800

     

    De egyptoloog David Rohl (A Test of Time, 1995) laat de negentiende dynastie de achttiende opvolgen via zijn navigatiepunt de vermeende zonsverduistering over Oegarit in het jaar 1012 v. Chr. en het twaalfde regeringsjaar van Achnaton en plaatst Ramses II in de tiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk. Bovendien identificeert hij Ramses II met de Bijbelse farao Sisak die in het vijfde regeringsjaar van Rehabeam van Juda, Jeruzalem innam en de Tempelschatten als buit meenam. Waar de egyptoloog Rohl volledig de mist ingaat is dat hij de jaartallen der regeerperioden van de koningen van Israël en Juda hanteert die door Thiele in de tweede helft van de twintigste eeuw gefabriceerd werden om deze te laten passen met de chronologische gegevens die de Assyriologie voor de koningen van Assyrië opdringt. Hoewel Rohl in zijn boek A TEST OF TIME een appendix over de noodzaak van de herziening van de jaartallen door de Assyriologie geleverd toevoegde gaat hij desalniettemin er van uit de uitgedokterde regeerperiode voor Saul door de geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986): “The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1977, correct is?

     

     

    De regeerperiode van Saul zit echter Bijbels-historisch op de tijdsbalk verankerd met de jaren 1087/1047 v. Chr. De gefabriceerde jaartallen van Thiele voor Saul zijn 1051/1011 v. Chr. of een verschil van zesendertig jaar. De noodlottige constructie van Thiele heb ik ook in EXODUS, 2016, met het hoofdstuk: het jaartal van de Exodus 1483 v. Chr., blz. 59-69, besproken. Thiele verkorte de regeringsduur van de koningen van Juda en Israël ter inlassing in het Assyrische tijdskader. Het gangbare jaartal 1447 v. Chr. voor de Exodus is ook het resultaat van het hanteren van Thiele ’s constructie.

    De conclusie is dat A TEST OF TIME wat het onderdeel over de Hyksos-periode en de identificatie van Ramses II met de Bijbelse Sisak betreft de test met de Bijbel niet doorstaan heeft. Ik wil echter benadrukken dat het een onderdeel van het werk van David Rohl is, en niet heel zijn studie. Wie mijn blog regelmatig volgt weet de maat van de waarde die ik aan het algemene onderzoek van de Egyptoloog David Rohl hecht. Ook Velikovsky volg ik niet blindelings, maar wijk ook hier op onderdelen regelmatig af. Ook hier val ik de autodidact Velikovsky niet af en/of verklaar hem als achterhaald, maar geef ik krediet aan wie krediet toekomt. We staan tenslotte allemaal op de schouders van mensen die ons zijn voorgegaan. Ik vraag me zelfs af of er vandaag zonder Velikovsky een revisionisme van de geschiedenis van de oudheid bestaan zou hebben?

    Men moet ook geen Egyptoloog zijn, om bepaalde reconstructies van de geschiedenis van de oudheid af te wijzen. Gewone Bijbelkennis is voldoende, zoals eertijds de Griekse christenen te Berea in de tijd van Paulus het toepasten.

    Handelingen 17:10 En de broeders zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg naar Berea; welke, daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der Joden; 11 En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren. 12 Velen dan uit hen geloofden, en van de Griekse eerlijke vrouwen en van de mannen niet weinige. (Statenvertaling)

     

    Deze mensen gingen dagelijks de Schriften (wat wij vandaag het Oude Testament noemen) na of de zaken die Paulus verkondigde wel klopten.

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    23-12-2019 om 08:33 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De antagonisten in de slag bij Karchemis in 605 v. Chr.

    Jeremia 46:1 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen de heidenen. 2 Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier Frath, bij Karchemis was, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda. 3 Rust het schild en de rondas toe, en nadert tot den strijd! 4 Spant de paarden aan, en klimt op, gij ruiters! en stelt u met helmen; veegt de spiesen, trekt de pantsiers aan! 5 Waarom zie Ik, dat zij versaagd en achterwaarts gedreven zijn? Zelfs hun helden zijn verslagen, en nemen de vlucht, en zien niet om; er is schrik van rondom, spreekt de HEERE. 6 De snelle ontvliede niet, en de held ontkome niet; tegen het noorden, aan den oever der rivier Frath zijn zij gestruikeld en gevallen. 7 Wie is deze, die optrekt als een stroom, wiens wateren zich bewegen als de rivieren? 8 Egypte trekt op als een stroom, en zijn wateren bewegen zich als de rivieren; en hij zegt: Ik zal optrekken, ik zal de aarde bedekken, ik zal de stad, en die daarin wonen, verderven. 9 Trekt op, gij paarden! en raast, gij wagens! en laat de helden uittrekken: de Moren, en de Puteërs, die het schild handelen, en de Lydiërs, die den boog handelen en spannen. 10 Maar deze dag is des HEEREN, des HEEREN der heirscharen, een dag der wrake, dat Hij zich wreke van Zijn wederpartijders, en het zwaard zal vreten, en verzadigd, en dronken worden van hun bloed; want de Heere, HEERE der heirscharen, heeft een slachtoffer in het land van het noorden, aan de rivier Frath. 11 Ga henen op naar Gilead, en haal balsem, gij jonkvrouw, dochter van Egypte! Tevergeefs vermenigvuldigt gij de medicijnen, er is geen heling voor u. 12 De volken hebben uw schande gehoord, en het land is vol van uw gekrijt; want zij hebben zich gestoten, held tegen held, zij zijn beiden te zamen gevallen.

     

     

    Het was de profeet Jeremia die een woord des HEEREN kreeg gericht tegen Egypte, tegen het leger van farao Necho. Volgens de eerste verzen van Jeremia hoofdstuk zesenveertig was het de koning van Babel: Nebukadnezar die Necho II in het vierde jaar van de regering van koning Jojakim van Juda, te Karchemis versloeg. Exacte chronologische geschiedschrijving wordt ons in dit Bijbelgedeelte aangereikt. Diezelfde Necho had vier jaar eerder in 609 v. Chr. koning Josia, de vader van Jojakim, in de slag bij Megiddo gedood en drie maanden later Jojakim als koning over Juda aangesteld (2 Kronieken 35:20). Koning Jojakim van Juda was een vazal van Egypte en vertrouwde op dit land tegen het oprukkende Babylon onder leiding van Nebukadnezar. De profeet Jeremia riep Juda in die dagen op om op de HEERE God te vertrouwen en niet op de heidense wereldmachten. Uiteindelijk zou Juda, het tweestammenrijk, ook net zoals het tienstammenrijk voorheen in ballingschap weggevoerd worden en de Tempel van Salomo door de Babyloniërs vernietigd. Dit geschiedde negentien jaar na de slag bij Karchemis.

    Farao Necho behoorde tot de zesentwintigste dynastie van de Egyptische oudheidhistoricus Manetho. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 375-384, gaf ik aandacht aan de zesentwintigste dynastie. Het is een rij van farao ’s die goed gedocumenteerd door de oudheidhistorici en de Bijbel werd doorgegeven. Zie het artikel op dit blog van 08.07.2019, Farao Neko en de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1562536800&stopdatum=1563141600

    Waar menigeen niet bij stilstaat is dat van deze dynastie tot nu toe weinig of niets aan archeologisch materiaal gevonden werd? Geen begraafplaatsen, geen tempels, geen mummies, niets van dit alles werd tot op heden tevoorschijn gebracht. Nochtans schrijft de oudheidhistoricus Herodotos (boek 2, 169) dat alle farao ’s van het kanton Saïs in één praalgraf, tombe, bijgezet werden, samen met al hun schatten.

    Voor de bekende revisionist van de geschiedenis van de oudheid Dr. Immanuel Velikovsky (1895/1979) was het ontbreken van enig archeologisch spoor naar de farao ’s van Manetho ’s zesentwintigste dynastie een reden om deze farao ’s als alter-ego’s van de negentiende dynastie te herkennen. Volgens Velikovsky was de bekende Ramses II dezelfde farao als Necho II en was de Babyloniër Nebukadnezar een tijdgenoot en zijn antagonist. Het Hettietische koninkrijk zou volgens Velikovsky hetzelfde rijk zijn geweest als het Chaldeeuwse rijk van Nebukadnezar. Met zijn boek ‘Ramses II en zijn tijd’ lanceerde hij in 1978 zijn theorie. Een boek dat niet alleen door de orthodoxe egyptologie werd afgewezen maar ook door verschillende revisionisten van de geschiedenis van de oudheid. Voor velen was het een brug te ver. De orthodoxe Egyptologie heeft Ramses II op de tijdsbalk geplaatst van het jaar 1279 tot 1212 v. Chr. en dit op basis van het gebruik van een veronderstelde Sothis-kalender in het oude Egypte. Meer dan zes eeuwen tijdverschil zitten er tussen beide constructies.

    Met ‘TIJD en TIJDEN, 2016’ volg ik nochtans de grote lijnen van Velikovsky ’s reconstructie met hier en daar enkele afwijkingen waar ik meen een verbetering te kunnen aanbrengen. Een voorbeeld is de bekende Amarna-tijd in Egypte dat ik op de tijdsbalk in de achtste eeuw v. Chr. onderbracht met de koningen Pekah en Hosea van het tienstammenrijk als correspondenten met farao Achnaton. Wat het boek Ramses II en zijn tijd betreft wijk ik alleen van Velikovsky af in die zin dat ik Ramses II van de negentiende dynastie niet zoals Velikovsky als een alter ego van farao Necho II van de zesentwintigste dynastie beschouw maar als contemporain met elkaar. Ramses II is in mijn reconstructie ondergeschikt aan Necho II. Zo zijn ook Nebukadnezar en Hattoesilis tijdgenoten van elkaar en niet één en dezelfde persoon. Het was het boek van C. Verburg, Farao nagerekend, 1977, hoofdstuk II, 43-45, dat me op deze denkpiste zette.

    Ramses II ook wel Ramses de Grote genoemd, nam als onderdeel van het leger van Necho met zijn legereenheid deel aan de slag bij Karchemis in 605 v. Chr. Velikovsky (Ramses II en zijn tijd, hoofdstuk 1) toonde in zijn werk aan dat de slag tussen Ramses II en de Hettieten wel degelijk bij Karchemis aan de rivier de Eufraat werd uitgevochten en niet aan de rivier de Orontes. Zijn bewijslast voor de herkenning van het Egyptische ‘Kadesj’ dat ‘heilige’ betekent, met Karchemis is overtuigend. Karchemis betekent ‘de stad’ (Kar) van Kemis of ‘Kemosj’. Als naar een god genoemde of aan een god gewijde stad was het een heilige plaats: Kadesj. Op Assyrische muurreliëfs van Salmaneser met afbeeldingen van de stad Karchemis herkennen we dezelfde stad zoals afgebeeld op Egyptische muurreliëfs. Dr. Immanuël Velikovsky haalde zijn gegevens uit een grondig onderzoek van oudheidteksten en oude topografische kaarten en plannen van veldslagen en van stratigrafische methoden van de archeologie.

    Het leger van Necho II bestond tijdens de slag bij Karchemis uit vier divisies. Ramses II commandeerde slechts één van de divisies van het leger van farao Necho, namelijk de divisie van Amon die aan de Eufraat in moeilijkheden geraakte en gered werd door het tijdig op het strijdtoneel verschijnen van de andere legergroep. Een andere divisie van het leger van Necho was samengesteld met de Sardan of Lidiërs. Deze soldaten worden ook beschreven door de profeet Jeremia. De oudheidhistoricus Herodotos (Boek 2:154) leert ons dat ten tijde van de regering van Psammetichos van Manetho ’s zesentwintigste dynastie het aan Griekse huurlingen toegestaan werd zich in noordoostelijk Egypte te vestigen. De Lidiërs of Loedim in het Hebreeuws, die de profeet Jeremia vermeldt zijn de Griekssprekende huurlingen die in het leger van Necho dienden en mee aan de Eufraat in de slag bij Karchemis tegen Nebukadnezar vochten.

     

     

    Volgens mijn variant meen ik dat farao Necho II tijdens de slag bij Karchemis in 605 v. Chr. het leven liet en Ramses II ongedeerd met het leger naar Egypte terugkeerde. Dat Necho sneuvelde in de slag bij Karchemis kan men afleiden uit Jeremia 46:17 waar farao ‘een rumoermaker’ genoemd wordt die zijn tijd liet voorbijgaan. Bij zijn behouden thuiskomst trok Ramses II alle macht naar zich toe en voerde een damnatio memoriae naar de persoon van Necho II uit. Het kanaal van de Nijl naar de Rode Zee bijvoorbeeld een werk dat door Necho begonnen (Herodotos Boek 2:158), kwam aldus op naam van Ramses II. Ook op vele bouwwerken van Necho werd de naam van Ramses II toegevoegd (Kroniek van de farao’s - Peter A.Clayton - hoofdstuk negentiende dynastie Ramses II - Ramses de bouwer ). De beelden van Necho II werden het offer van de razernij waarmede zijn nagedachtenis werd vervolgd. Momenteel werden slechts een klein aantal steles, enkele reliëfs en twee bronsjes gevonden die voor vernieling bewaard gebleven zijn.”

    Het Bijbelboek Jeremia geeft heel wat informatie over het Egypte van de zevende eeuw voor Christus. Tijdens de periode van de slag bij Kadesj/Karchemis leert Jeremia dat Egypte meerdere koningen had met ieder een hoofdstad:

    Jeremia 46:13 Het woord, dat de HEERE tot den profeet Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland te slaan. 14 Verkondigt in Egypte, en doet het horen te Migdol; doet het ook horen te Nof en Tachpanhes; zegt: Stelt er u naar, en maakt u gereed, want het zwaard heeft verteerd, wat rondom u is. 15 Waarom zijn uw sterken weggeveegd? Zij stonden niet, omdat hen de HEERE voortdreef. 16 Hij maakte der struikelenden veel; ja, de een viel op den ander; zodat zij zeiden: Staat op en laat ons wederkeren tot ons volk, en tot het land onzer geboorte, vanwege het verdrukkende zwaard. 17 Daar riepen zij: Farao, de koning van Egypte, is maar een gedruis; hij heeft den gezetten tijd laten voorbijgaan. (Statenvertaling)

     

     

    Tachpanhes was volgens de Bijbelde belangrijkste plaats in Egypte ten tijde van de slag bij Karchemis. Jeremia (hfst.43:9) situeert aldaar het paleis van de farao. De stad Nof was Memfis, maar van Tachpanhes en Migdol weten we tot op heden niet waar deze plaatsen zich bevonden. Migdol betekent wachttoren en lag vermoedelijk aan de grens van Egypte met Klein-Azië. De orthodoxe Egyptologie heeft de hoofdstad Saïs van de zesentwintigste dynastie in de noordwestelijke Nijl-Delta op de kaart geplaatst. Nu blijkt vanuit het werk van Velikovsky dat deze keuze heel lichtvaardig gemaakt is en in wezen zonder archeologische basis. Tot op heden werden geen ruïnes van de stad gevonden. De ondergrond van het huidige Sa al-Hagar (waar men vermoedt dat Saïs begraven ligt) is van water verzadigd en daarom nooit grondig onderzocht (Peter A. Clayton, Kroniek van de farao’s - 26ste dynastie). Wat gevonden werd zijn slechts enkele oesjabti’s met de naam van Psammetichos, de vader van Necho er op vermeld. Velikovsky stelt dat men te snel tot voorbarige conclusies is gekomen wat de plaatsing van Saïs betreft op de kaart van Egypte. Velikovsky beweert dat Tanis, (het Bijbelse Zoan), en Saïs één en dezelfde stad zijn. Hier ook volg ik echter een eigen variant los van Velikovsky. Ik meen namelijk op grond van Jeremia ’s opgave van Egyptische steden dat niet Tanis, maar het Bijbelse Tachpanhes het Saïs van de oudheid is. Saïs en het Bijbelse Tachpanhes met het paleis van farao zijn dan één en dezelfde stad. En er zijn in de Bijbel aanwijzingen waar Tachpanhes te vinden is. De Joodse vluchtelingen, door Jeremia (43:5-7) beschreven, doen als eerste stad in Egypte Tachpanhes aan. Dit gegeven plaatst deze stad zondermeer in het noordoosten van Egypte. Een en ander wordt door de Griekse Septuagint Bijbelvertaling bevestigd; dat Tachpanhes als Taph’nas weergeeft. En dit zou de belangrijke versterkte stad Daphnai in noordoostelijk Egypte geweest kunnen zijn. Het ontdekken van het werkelijke Sais zou wel de archeologische vondst bij uitstek van het derde millennium zijn. Zoals eerder opgemerkt beschrijft Herodotos(Boek 2:169) het paleis en de begraafplaats van farao Amasis en zijn voorgangers met al hun schatten. Op basis van wat de Bijbel over farao Necho en zijn hoofdplaats Tachpanhes leert, had men beter voor het Griekstalige ‘Saïs’ op zoek gegaan in de noordoostelijke Nijldelta en heel wat tijd, energie en geld bespaart. Ook de oudheidhistoricus Herodotos wijst naar de noordoostelijke Nijldelta voor de plaatsing van Saïs op de kaart, langs de door hem beschreven Saïtische Nijlmonding stroomafwaarts.

    Hierna een citaat van wijlen Velikovsky:

    “Niets is zo vermoeiend als een gedetailleerde chronologie. Maar indien deze wiskunde van de geschiedenis nageplozen wordt niet ter wille van zichzelf maar om identiteiten vast te stellen en als het dient om deze identiteiten te kunnen bewijzen, dan kan er een boeiende studie uit voortvloeien”.

     

    Tot slot van dit artikel citeer ik verder hoofdstuk zesenveertig van de profeet Jeremia en de gevolgen voor Egypte.

    Jeremia 46:18 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen; hij zal voorzeker, als Thabor onder de bergen, en als Karmel bij de zee, aankomen! 19 Maak voor u gereedschap der gevankelijke wegvoering, gij inwoneres, gij dochter van Egypte! want Nof zal ter verwoesting worden, en zal verbrand worden, dat er niemand in wone. 20 Egypte is een zeer schone vaarze; de slachter komt, hij komt van het noorden. 21 Zelfs haar gehuurden in haar midden zijn als gemeste kalveren; maar die hebben zich ook gewend, zij zijn te zamen gevlucht, zij hebben niet gestaan; want de dag huns verderfs is over hen gekomen, de tijd hunner bezoeking. 22 Haar stem zal gaan als van een slang; want zij zullen met krijgsmacht daarhenen trekken, en tot haar met bijlen komen, gelijk houthouwers. 23 Zij hebben haar woud afgehouwen, spreekt de HEERE, hoewel het niet is te onderzoeken; want zij zijn meerder dan de sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan. 24 De dochter van Egypte is beschaamd; zij is gegeven in de hand des volks van het noorden. 25 De HEERE der heirscharen, de God Israëls, zegt: Ziet, Ik zal bezoeking doen over de menigte van No, en over Farao, en over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen, ja, over Farao, en over degenen, die op hem vertrouwen. 26 En Ik zal hen geven in de hand dergenen, die hunlieder ziel zoeken, en in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand zijner knechten. Maar daarna zal zij bewoond worden als in de dagen van ouds, spreekt de HEERE.

     

    Het oordeel over Egypte en haar goden liet nog een korte tijd op zich wachten. Het is na de vernietiging van de Tempel in 586 v. Chr. in het achttiende jaar van Nebukadnezar dat Egypte aan de beurt was. In het drieëntwintigste jaar van Nebukadnezar marcheerde deze Egypte binnen en onderwierp het land. Het is de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus die hierover bericht (Joodse Oudheden Boek X, iv, 7.). Dat de HEERE God de goden van Egypte tot een schouwspel zou maken staat in de verzen vijftien en vijfentwintig aangegeven. Over de goden van Egypte plaatste ik eerder op dit blog een artikel op 30.01.2017: de profeet Jeremia (46:15) en de Egyptische Apis-stier, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485730800&stopdatum=1486335600

     

    Jeremia 46:27 Maar gij, Mijn knecht Jakob! vrees niet, en ontzet u niet, o Israël! want zie, Ik zal u verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; en Jakob zal wederkomen, en stil en gerust zijn, en niemand zal hem verschrikken. 28 Gij dan Mijn knecht Jakob! vrees niet, spreekt de HEERE; want Ik ben met u; want Ik zal een voleinding maken met al de heidenen, waarhenen Ik u gedreven zal hebben, doch met u zal Ik geen voleinding maken, maar u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden. (Statenvertaling)

     

    Het slot van Jeremia hoofdstuk 46 is verrassend. Israël krijgt de belofte van herstel zowel geestelijk als nationaal in het oude land der vaderen. Het is een belofte die niet alleen over de terugkeer uit de zeventigjarige Babylonische ballingschap handelt maar een tijdschijf van meer dan tweeduizendzeshonderd jaar tot de huidige tijd overspant.

    Wordt vervolgd....

    Robert De Telder

    Recente publicaties:ordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    16-12-2019 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oegarit en het oud-Hebreeuws in spijkerschrift

    In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 323-326, gaf ik aandacht aan de archeologische site te Oegarit nabij het huidige Ras Shamra in Syrië. De plaats bleek al in het derde millennium vóór Christus tijdens het Neolithicum-tijdperk bewoond te zijn. Ten tijde van de Vroege en de Late Bronstijd was Oegarit een Kanaänietische zeehaven die de stad met Cyprus, Egypte en de Griekse wereld verbond. Oegarit was in deze periode een stadstaat met een koning aan het hoofd. De stad werd volgens de orthodoxe tijdrekening, na haar vernietiging door vuur rond 1190 v. Chr. verlaten en werd bij toeval in 1928 AD herontdekt. Een autochtone landbouwer opende bij het ploegen van het veld een graf wat leidde tot de ontdekking van de necropolis van Oegarit en vervolgens werd de oude stad en haven door archeologen blootgelegd. Haar belangrijkste bloeiperiode was tijdens het Laat Brons tijdperk. Een periode die volgens de orthodoxie foutief van de zestiende tot het einde van de dertiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk gedateerd wordt. En hier wringt het schoentje. Het is de gefabriceerde chronologie van de Egyptologie die verantwoordelijk is voor de plaatsing van het einde van het Laat Brons tijdperk in de dertiende/twaalfde eeuw v. Chr. De archeologische lagen in Kanaän worden aan de Egyptische chronologie gekoppeld en dusdanig gedateerd. Een chronologie die gebaseerd is op de veronderstelling van het gebruik van een dubbele kalender in het oude Egypte: de Sothis-kalender. Een kalender die echter door het revisionisme van de geschiedenis onderuit gehaald is. Zie o.a. het artikel op dit blog van 27.02.2017: over de chronologie van het oude Egypte, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1488150000&stopdatum=1488754800

    Volgens de tijdsconstructie van de egyptologie bracht Ramses III in 1177 v. Chr. een halt toe aan de invasie van de Zeevolken in de Levant en Egypte. In mijn uitgave ‘De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016’ plaatst ik de invasie van de Zeevolken in 712 v. Chr. en verhuist de breuk tussen Laat Brons en IJzer van de dertiende eeuw v. Chr. naar de achtste eeuw v. Chr. Mijn verhaal laat ik aanvangen aan het begin van de achtste eeuw v. Chr. wanneer een meganatuurcatastrofe de oude wereld trof en verantwoordelijk was voor het opgang komen van heel wat volksverhuizingen. De vernietiging van Oegarit past in dit kader. De achtste eeuw v. Chr. werd gekenmerkt door een cyclus van meganatuurcatastrofes die de oude wereld van toen teisterde. Keer op keer mislukten als een gevolg oogsten en volgden er grote volksverhuizingen. Ook zijn er veelvuldig vermeldingen naar pestplagen. De jaren 800, 790 761, 748, 735, 722 en 709 v. Chr. duid ik aan als rampjaren wat ook aansluit bij de klimaatverstoring die de profeet Jesaja voor deze periode voorspelt hadt.

    Jesaja 5:5 Nu dan, Ik zal ulieden nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, opdat hij zij tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding. 6 En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. (Statenvertaling)

    Zie het artikel van 15.07.2019 op dit blog: DNA onthult gevreesde Filistijnen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400

     

     

    Reconstructietekening van het paleis van Oegarit, het huidige Ras Shamra in Syrië. Rechtsonder: een afbeelding van het spijkerschrift-alfabet

     

    Ramses III hoort in de achtste eeuw v. Chr. op de tijdsbalk thuis en niet in de twaalfde eeuw v. Chr. Hij is een van de twaalf koningen die de oudheidhistoricus Herodotos vermeld, die farao Sethos opvolgde, een tijdgenoot van de Assyriër Sanherib. Zie het artikel op dit blog van 03.06.2019: Farao Sethos volgens de faraolijst van de oudheidhistoricus Herodotos, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1559512800&stopdatum=1560117600

     

    Een belangrijke vondst was de bibliotheek van Oegarit gevuld met archieven van schrijftabletten met teksten in spijkerschrift. De bevolking van Oegarit bestond uit diverse etnische groepen en talen. Twee van die talen waren eenvoudig te herkennen: het Soemerisch en het Akkadisch. Verbaasd waren de eerste onderzoekers over het gebruikte alfabet van dertig tekens en dat de derde taal het oud-Hebreeuws geschreven in spijkerschrift was. De vierde taal was het Char, de plaatselijke taal van een groot deel van de bevolking. Dr. I. Velikovsky (eeuwen in chaos, 1977, hoofdstuk 5) identificeert het Char als de taal van de Cariërs en maakt overtuigend de link naar de Griekse wereld. Volgens de orthodoxe foutieve tijdsdatering is het gebruik van oud-Hebreeuws te Oegarit een anomalie. Gereviseerd naar de achtste eeuw v. Chr. passen alle puzzelstukjes in het plaatje. Het catastrofale einde van Oegarit valt volgens mijn revisie van de geschiedenis van de oudheid in 709 v. Chr., het jaar van de meganatuurcatastrofe. Het gebruik van het Hebreeuws te Oegarit is nu geen anomalie meer. De archeologische lagen in de Levant dienen her-dateert op basis van de Bijbels-historische data. Zie het artikel op dit blog van 12.08.2019: de datering van de archeologische b reuklijnen in Kanaän, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1565560800&stopdatum=1566165600

    Mijn keuze voor het jaar 709 v. Chr. in de cyclus van meganatuurcatastrofes in relatie tot Oegarit wordt mee bepaald door de vondst van een vermelding van een onbekende koning over het verdrijven van zeevolken na de ramp:

    “Een of andere binnenvallende koning decreteerde dat de Jaman (Ioniërs), het volk van Didyme (Danuna), de Char (Cariërs), de Cyprioten, alle vreemdelingen, tezamen met koning Nikmed uit Oegarit verbannen moesten worden, al degenen die u beroven, al degenen die u onderdrukken, al degenen die u te gronde richten.”

    In ‘De zonaanbidder, Achnaton de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016’, heb ik deze epoque in het bijzonder behandeld. De Amarna-periode met de Aton-ketter farao Achnaton op kop wordt op de tijdsbalk naar de correcte plaats geloodst, en tijdgenoot gemaakt met de Bijbelse koningen van Israël en Juda: Pekah, Hosea en Achaz alias Labaja, Rib Addi en Abdi Hiba van de Amarna-correspondentie. Verder identificeer ik Achnaton met farao Anysis van de vader der historie: Herodotos, en geef opnieuw aandacht aan het werk van Dr. Immanuel Velikovsky: Oedipus en Achnaton. De Griekse legende heeft haar oorsprong in het Egyptische Thebe. Het zijn puzzelstukjes die alle in het plaatje van de achtste en begin zevende eeuw v. Chr., passen. Over Herodotos’ farao Anysis uit de stad Anysis plaatste ik dit jaar op 13.05.2019 nog een artikel op mijn blog: Herodotos’ ANYSIS, de blinde farao uit de gelijknamige stad Anysis, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1557698400&stopdatum=1558303200

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    %%% FOTO2%%%

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder




    09-12-2019 om 11:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het huis van Omri: de grondvesting van SAMARIA in 914 v. Chr.

    De geschiedenis over het hoe, waar en wanneer koning Omri van het tienstammenrijk zijn hoofdstad Samaria grondveste vinden we in het Bijbelboek 1 Koningen behandelt. De jaartallen van de regeerperiode van Omri verankeren we op de tijdsbalk met de gegevens die we in de Bijbel over Asa, de koning van Juda of het tweestammenrijk bezitten. Het is de koningslijst van Juda met zijn jaartallen die als een kostbaar snoer de tijd overspant vanaf Salomo tot aan de Babylonische ballingschap en verankeringspunten op de tijdsbalk geeft voor de chronologie van de koningen van Israël en in sommige gevallen voor die van de buurvolken. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 225-228: Kroniek van de koningen Abiam en Asa van Juda, heb ik de regeerperiode van Asa chronologisch van 948 v. Chr. tot 906 v. Chr. op de tijdsbalk ondergebracht. De verkorte chronologie van Edwin R. Thiele (1895/1986), A Chronology of the Hebrew Kings, 1977, met in totaal zesendertig jaar verifieerbare geschiedschrijving verwijderd, werd afgewezen en een nieuwe chronologie op basis van de sabbat- en jubeljaren volgens de wijze van rekenen van William Whiston uitgewerkt. Het inkorten van de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda door Thiele was om reden deze te laten passen met de chronologie van de Assyrische koningen. Thiele achtte de Assyrische koningslijst op basis van de Eponiem-lijsten gezaghebbender dan die van de Bijbel. Volgens de nieuwe chronologie valt de dood van Salomo en de splitsing van het Verenigd Koninkrijk van Israël nu in het jaar 967 v. Chr. en zijn het de koningen van Assyrië wiens regeerperiode op de tijdsbalk herschikt worden. De herziening van de Assyrische chronologie krijgt regelmatig aandacht op dit blog. Het recentste artikel dienaangaande dateert van 28.10.2019, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3185368

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 48

     

    Hierna het betreffende Bijbelgedeelte over de regeerperiode van Omri:

    1 Koningen 16:15 In het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, regeerde Zimri zeven dagen te Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon, dat der Filistijnen is. 16 Het volk nu, dat zich gelegerd had, hoorde zeggen: Zimri heeft een verbintenis gemaakt, ja, heeft ook den koning verslagen; daarom maakte het ganse Israël ten zelfden dage Omri, den krijgsoverste, koning over Israël, in het leger. 17 En Omri toog op, en gans Israël met hem van Gibbethon, en belegerde Thirza. 18 En het geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, dat hij ging in het paleis van het huis des konings, en verbrandde boven zich het huis des konings met vuur, en stierf; 19 Om zijn zonden, die hij gezondigd had, doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende in den weg van Jerobeam, en in zijn zonde, die hij gedaan had, doende Israël zondigen. 20 Het overige nu der geschiedenissen van Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël?

    21 Toen werd het volk van Israël verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den zoon van Ginath, om hem koning te maken; en de helft volgde Omri. 22 Maar het volk, dat Omri volgde, was sterker dan het volk, dat Tibni, den zoon van Ginath, volgde; en Tibni stierf, en Omri regeerde.

     

     

    23 In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israël, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren. 24 En hij kocht den berg Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers, en bebouwde den berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naam van Semer, den heer des bergs, Samaria. 25 En Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren. 26 En hij wandelde in alle wegen van Jerobeam, den zoon van Nebat, en in zijn zonden, waarmede hij Israël had doen zondigen, verwekkende den HEERE, den God Israëls, tot toorn, door hun ijdelheden. 27 Het overige nu der geschiedenissen van Omri, wat hij gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël? 28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats.

     

     

    © Robert De Telder, Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 52


    Het geciteerde Bijbelcitaat begint met de geschiedenis van Zimri die in het zevenentwintigste regeringsjaar (oktober 921/september 920 v. Chr.) van koning Asa van Juda, zijn heer en koning Ela te Thirsa in de toenmalige hoofdstad van het tienstammenrijk doodsloeg en voor een periode van slechts zeven dagen zich het koningschap over Israël toe-eigende. Zimri was volgens het Bijbelbericht, de bevelhebber over de helft van de krijgswagens. De legeroverste van Israël was Omri die op het moment van de samenzwering, met zijn leger de stad Gibbethon in Filistea belegerde. Bij het vernemen van de moord van Elah brak Omri de belegering van Gibbethon af en spoedde zich met zijn krijgsmacht naar de hoofdplaats Thirsa. Zodra Zimri merkte dat de stad ingenomen was, ging hij in de burcht van het koninklijk paleis en verbrandde het koninklijk paleis boven zich met vuur. Wat daarna volgde was een tweestrijd in Israël tussen Omri en een andere rivaal voor het koningschap: Tibni. De ontstane burgeroorlog zou aanslepen tot het eenendertigste regeringsjaar van Asa van Juda, of oktober 917/september 916 v. Chr. In dat jaar leert het Bijbelbericht stierf de rivaal Tibni en werd Omri koning over Israël. Omri zou twaalf jaar over het tienstammenrijk heersen, waarvan zes jaar in de oude hoofdstad Thirsa en zes jaar te Samaria, de nieuwe hoofdstad die hij op een strategisch gelegen heuvel liet bouwen. De grondvestiging van Samaria dateren we aldus zes jaar gerekend vanaf de dood van Zimri, in het jaar 914 v. Chr. De naam Samaria is afgeleid van de vorige eigenaar van de berg met de naam Semer. Samaria (met de klinker a) en Semer (met de klinker e) zijn namen die we daarna in de loop der geschiedenis bij de buurlanden Egypte en Assyrië verbasterd aantreffen. Ik vermeld de klinkers ‘A’ en ‘E’ tussen haakjes omdat deze later zijn toegevoegd. Het Hebreeuws en andere oudheidtalen kenden geen klinkers. Als er dus bijvoorbeeld in de Egyptische Amarna-briefwisseling in de Akkadische taal verwezen wordt naar Sumur dan is dit dezelfde naam als Semer of Samaria (zie ‘de zonaanbidder. Achnaton, de strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja, 2016, blz. 125-130). De Assyriërs verwijzen in hun bewaard gebleven annalen naar Samaria als Samerinaja. De klinkers zijn hier ook door de vertalers toegevoegd.

    Dat we Samaria in de historische bronnen van de buurvolkeren terugvinden heeft te maken met het feit dat Omri van Samaria een grootmacht in de regio gemaakt heeft. Het Bijbelcitaat van 1 Koningen hoofdstuk zestien, vers zevenentwintig verwijst naar ‘een overige geschiedenis’ van Omri en ‘zijn macht die hij gepleegd heeft’ dat in ‘het boek der kronieken der koningen van Israël’ opgeschreven werd. Een boek dat over de eeuwen heen niet bewaard gebleven is, wat betreurenswaardig is. Wanneer tweeëndertig jaar na de dood van Omri generaal Jehu van het leger van Joram, de kleinzoon van Omri, naar het bivak van de Assyrische koning Salmaneser III met tribuut optrekt, verwijzen de Assyriërs op hun bewaard gebleven annalen nog naar ‘Jehu van het huis/dynastie van Omri’.

    De zoon en troonopvolger van Omri: Achab, vinden we ook in de Assyrische annalen opgetekend. De Assyrische koning Salmaneser III vermeld Achab als de aanvoerder van een coalitie van Klein-Aziatische vorsten in de slag bij Karkar tegen hem. Volgens de Karkar-stele zou Achab een leger gehad hebben van tweeduizend strijdwagens. De vermelding van tweeduizend strijdwagens toont de onbetrouwbaarheid va de Assyrische geschiedschrijving aan. Het aantal tweeduizend is sterk overdreven en vermoedelijk door de Assyriërs aangedikt om hun overwinning extra in de verf te zetten. Ik meen dat ongeveer honderdvijftig wagens en driehonderd paarden realistischer is, het aantal namelijk dat in Megiddo in de door Salomo aangelegde wagenpaardenstallen kon ondergebracht worden. Over de chronologie van Salmaneser III en diens verankering op de tijdsbalk met de koningen van Israël schreef ik eerder op 02.07.2018, op dit blog een artikel: de Assyrische koning Salmaneser III gereviseerd, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1530482400&stopdatum=1531087200

    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen van Israël’, 2017, bespreek ik uitvoerig de regeerperioden van Omri en Achab.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    %%%FOTO4%%%

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     


    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen van Israël’, 2017, bespreek ik uitvoerig de regeerperioden van Omri en Achab.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    02-12-2019 om 09:17 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg en slot) Philadelphia en Laodicea

    Met onze aflevering van 04.11.2019 op dit blog behandelden we de brieven van Jezus Christus aan de engel der gemeente te Thyatira en te Sardis. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3186456

    Deze week vervolgen we met de twee laatste brieven van Christus aan de gemeenten te Philadelphia en te Laodicea. Hierbij vestigen we nogmaals de aandacht op het feit dat het laatste boek van het Nieuwe Testament: Openbaring, inhoudelijk volledig over het herstel van Israël in de toekomst gaat.

    Openbaring 1:1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; 2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. (Statenvertaling)

     

     

    © Map Public Domain, bewerkt door de auteur. De zeven Gemeenten in de Romeinse provincie Asia kregen op de kaart een blauwe omkadering.

     

    Openbaring 3:7 En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Filadelfia is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die den sleutel Davids heeft; Die opent, en niemand sluit, en Hij sluit, en niemand opent: 8 Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend. 9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb. 10 Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen. 11 Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. 12 Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den Naam Mijns Gods, en de naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalems, dat uit den hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwen Naam. 13 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. (Statenvertaling)

     

    Met onze vorige aflevering van 04.11.2019 hebben we gezien dat de brieven van Jezus Christus aan Thyatira en te Sardis de historische periode van Juda en Israël belichten van de koningen van Israël en Juda af tot aan de ballingschap. De brieven aan Philadelphia en Laodicea gaan over de historische periode van de diaspora tot aan de komst van Christus voor Israël aan het einde van de antichristelijke nacht, de periode van ‘het beest’ van Openbaring. De betekenis van Philadelphia is broederliefde. De naam komt niet in het Bijbelboek Handelingen voor noch in de brieven van Paulus, de apostel der niet-Joden. Het is een brief geadresseerd aan een Gemeente waar niets op aan te merken valt. De brief staat dan ook voor al degenen die trouw aan God bleven tijdens de verdrukkingen van de laatste tweeduizend jaar. Vers acht heeft het over het bewaren van Gods Woord en het niet verloochenen van Zijn Naam. Tijdens de komende eindtijdperiode zullen velen in Israël de pseudo-Messias volgen en diens naam aannemen.

    Openbaring 13:16 En het maakt, dat het aan allen, kleinen en groten, en rijken en armen, en vrijen en dienstknechten, een merkteken geve aan hun rechterhand of aan hun voorhoofden; 17 En dat niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft, of den naam van het beest, of het getal zijns naams. 18 Hier is de wijsheid: die het verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderd zes en zestig.

    Zie ook Openbaring 14:9-12.

    De Gemeente van Philadelphia zal met haar kleine kracht (vers 8) een geopende deur gegeven worden zodat toch enigen uit de synagoge van de satan, die van Laodicea, gered zullen worden uit de grote verdrukking van de eindtijd. De overwinnaars van Laodicea zullen samen met de Gemeente van Philadelphia bewaard worden van de ure de verzoeking en naar de over-Jordaanse woestijn in veiligheid weggevoerd worden.

    Hosea 2: 13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. 14 En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de dagen harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. 15 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baäl! 16 En Ik zal de namen der Baäls van haar mond wegdoen; zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. 17 En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. 18 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. 19 (En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. (Statenvertaling)

     

     

    Jeremia 31: 1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israëls tot een God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn. 2 Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israël, als Ik henenging om hem tot rust te brengen. 3 De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. 4 Ik zal u weder bouwen, en gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israëls! gij zult weder versierd zijn met uw trommelen, en uitgaan met den rei der spelenden. 5 Gij zult weder wijngaarden planten op de bergen van Samaria; de planters zullen planten, en de vrucht genieten. 6 Want er zal een dag zijn, waarin de hoeders op Efraïms gebergte zullen roepen: Maakt ulieden op, en laat ons opgaan naar Sion, tot den HEERE, onzen God! (Statenvertaling)

    Voor de chronologie der gebeurtenissen tijdens de Apocalyps, zie het artikel op dit blog van 28.06.2017, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

    Openbaring 3: vers 11 luidt: ‘Zie, Ik kom haastelijk; houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme’. Met dit Bijbelgedeelte herkennen we weer die andere bedeling van de wet. Onder de bedeling van ‘de genade’ zijnde weet een kind van God vandaag zich verzekerd te weten van de liefde van God.

    Romeinen 8:38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, 39 Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.

    Openbaring 3:13 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

    De opdracht tot ‘horen’ voor Israël vinden we al terug bij de aanvang van de Tien Woorden die ze in 1483 v. Chr. vijftig dagen na de exodus bij het geven van de Thora kregen:

    Deuteronomium 6:4 Hoor, Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE!

    ‘Horen’ roept in de Bijbel op tot ‘gehoor’zamen en doen, tot ‘be’kering of ‘om’kering.

    Romeinen 10:17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods,…

    De Gemeente van Philadelphia zijn dan ook overwinnaars met de belofte deel te zullen uitmaken van het komende Vrederijk. Zij zullen naar de belofte van Openbaring 13:12 als pilaren zijn in de nieuwe tempel die dan door de Koning der koningen noordelijk van Jeruzalem opgericht zal worden. Na de vernietiging van de Tempel van Salomo door de Babyloniërs en de wegvoering in ballingschap beloofde de HEERE God hun niet los te laten:

    Ezechiël 11:16 Daarom zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Hoewel Ik hen verre onder de heidenen weggedaan heb, en hoewel Ik hen in de landen verstrooid heb, nochtans zal Ik hun een weinig tijds tot een heiligdom zijn, in de landen, waarin zij gekomen zijn. 17 Daarom zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal ulieden vergaderen uit de volken, en Ik zal u verzamelen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israëls geven. (Statenvertaling)

    De bekende voortreffelijke King James heeft het als het volgt vertaald:

    Ezekiel 11:16 Therefore say, Thus saith the Lord God; Although I have cast them far off among the heathen, and although I have scattered them among the countries, yet will I be to them as a little sanctuary in the countries where they shall come. (KJV)

     

    Ik neem aan dat de synagoge met centraal het Woord van God dat wij (niet-Joden) het Oude Testament noemen als een heiligdom gefungeerd heeft tot het bewaren van het volk van God in de diaspora. De Gemeente van Philadelphia heeft hier de proef doorstaan. De laatste gemeente die in het boek Openbaring wordt aangesproken is die van Laodicea die een tegenpool van Philadelphia blijkt te zijn.

    Openbaring 3:14 En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen: Dit zegt de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods: 15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart, of heet! 16 Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. 17 Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt. 18 Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt. 19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u. 20 Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij. 21 Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon. 22 Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

     

    De betekenis van het woord Laodicea is: volksregering. De plaatsnaam Laodicea komen we ook tegen in de brief van Paulus aan de Colossenzen met een verwijzing naar een christengemeente ter plaatse. Men zou verwachten dat de Heer Jezus die de engel der Gemeente van Laodicea aanschrijft, de koning van de Gemeente is maar dat is in Laodicea niet het geval. Het is een volksregering en geen theocratie, met de Heer Jezus die buiten aan de deur staat en klopt (vers 20) om binnen te mogen. De voltallige Gemeente wordt in vers 20 ook niet meer aangesproken maar alleen nog individuen die ‘horen’. De term volksregering doet me denken aan de moderne seculiere staat Israël die een democratische staatsvorm kent en zich sinds het jaar 1948 in het Midden-Oosten handhaaft. Een nationaal herstel dat de profeten weliswaar voorspelt hebben en vooraf gaat aan het beloofde geestelijke herstel. Aan het wonen in het Beloofde Land zijn echter voorwaarden verbonden, het houden van de Wet namelijk, met een niet mis te verstane waarschuwing vanuit het verleden:

    Leviticus 18:26 Maar gij zult Mijn inzettingen en Mijn rechten onderhouden, en van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. 27 Want de lieden dezes lands, die voor u geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan; en het land is onrein geworden. 28 Dat u dat land niet uitspuwe, als gij hetzelve zult verontreinigd hebben; gelijk als het het volk, dat voor u was, uitgespuwd heeft. 29 Want al wie enige van deze gruwelen doen zal, die zielen, die ze doen, zullen uit het midden van haar volk uitgeroeid worden. 30 Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen, die voor u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE, uw God! (Statenvertaling)

    Dezelfde waarschuwing krijgt de engel der gemeente te Laodicea in vers 16 te horen: Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen. Dit maakt uiteraard deel uit van de oude bedeling der wet. Een kind van God vandaag weet zich vandaag verzekerd van Gods aanvaarding, zie o.a. Romeinen 8:14-16.

    Efeze 2: 8 Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; 9 Niet uit de werken, opdat niemand roeme. 10 Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.

    De huidige bedeling van de genade wordt in de toekomst afgesloten met de komst van Christus voor Zijn Gemeente, die vandaag in de wereld verborgen is. De doden die ‘in’ Christus gestorven zijn zullen dan eerst opstaan en vervolgens met die laatste generatie van gelovigen die zonder de dood te moeten ondergaan, samen met verheerlijkte lichamen naar de Stad van God: het Hemelse Jeruzalem weggevoerd worden, hun Heer en Heiland Jezus tegemoet (zie 1 Thessalonicensen 4:13-18)

    Wat daarna volgt is een oordeelsperiode van zeven jaar verdeeld in twee gelijke tijdschijven. De tweede  tijdschijf is de periode die Jezus beschreef als de nacht wanneer niemand werken kan.

    Johannes 9:4 Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan.

    Het is een periode van twee en veertig maanden met een nooit eerder geziene wereldwijde verdrukking waar het vooral het Bijbelboek Openbaring over handelt:

    Openbaring 13:1 En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op zijn hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van gods lastering. 2 En het beest dat ik zag, was een pardel gelijk, en zijn voeten als eens beers voeten, en zijn mond als de mond eens leeuws; en de draak gaf hem zijn kracht, en zijn troon, en grote macht. 3 En ik zag een van zijn hoofden als tot den dood gewond, en zijn dodelijke wonde werd genezen; en de gehele aarde verwonderde zich achter het beest. 4 En zij aanbaden den draak, die het beest macht gegeven had; en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is dit beest gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve? 5 En hetzelve werd een mond gegeven, om grote dingen en gods lasteringen te spreken; en hetzelve werd macht gegeven, om zulks te doen, twee en veertig maanden. 6 En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen. 7 En hetzelve werd macht gegeven, om den heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen; en hetzelve werd macht gegeven over alle geslacht, en taal, en volk. 8 En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld. 9 Indien iemand oren heeft, die hore.

     

    Vers vijf en zes beschrijven de duur van de verdrukking en het feit dat de heiligen (lees Israël) overwonnen zullen worden. Het is alleen in de wildernis van het over-Jordaanse gebied (zie satellietafbeelding) dat een rest, een overblijfsel van Israël veilig zal zijn. Het land westelijk van de Jordaan wordt dan door vreemde legers overspoeld.

     

    Tot slot wil ik nog opmerken dat volgens de Bijbelvorser C.I. Scofield (1843/1921) de zeven brieven aan de zeven Gemeenten een viervoudige toepassing hebben: (1) lokaal, naar de Gemeenten die in 93 AD daadwerkelijk zijn aangesproken; (2) vermanend, voor alle Gemeenten in alle tijden als beproevingen waarmee ze hun ware spirituele staat in de ogen van God kunnen onderscheiden; (3) persoonlijk, in de vermaningen aan hem "die een oor heeft", en in de belofte "aan hem die overwint"; (4) profetisch, als het onthullen van zeven fasen van de geschiedenis van de Gemeenten tot het einde. Volgens punt 3 zijn de brieven voor de christen in de huidige bedeling als vermaning en bemoediging gegeven zoals trouwens heel de Schrift (Romeinen 15:4 en 1 Korintiërs 10:6).

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

    Het hierna vermelde boek kan gratis online gelezen worden:

    EXODUS, 2016, zie link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

     

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    26-11-2019 om 08:35 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig historische jubeljaren – de val van Nineveh in 612 v. Chr.

    Met de aflevering van 11.11.2019 gaf ik aandacht aan mijn boek ‘Dertig Jubeljaren’, 2018, en legde de nadruk op de ‘historische’ jubeljaren en de wijze van rekenen door de geleerde William Whiston (1667/1752 AD). Whiston is bekend voor zijn vertaling van de werken van de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus van het Grieks naar het Engels. In een toegevoegde ‘Dissertation V’ geeft Whiston in het boek een opgave van de sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786 v. Chr. tot 27/28 AD. Dit laatste jaartal van september 27 AD tot oktober 28 AD was het dertigste jubeljaar dat door Jezus van Nazareth met Jom Kippoer in de synagoge van Nazareth werd uitgeroepen.

    Een bijzonderheid waar William Whiston op wees was de wijze van het correct berekenen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar van april tot maart (nisan) zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven maal zeven sabbatjaarcycli. Tijdens het negenenveertigste jaar begon met de Grote Verzoendag (Jom Kippoer) het jubeljaar, dat van oktober tot september van het volgende jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van april (nisan) tot maart door. Volgens de wijze van tellen van Whiston gaat men aldus vanaf 27/28 AD in de tijd terug via zeventallen en dit zonder onderbreking. William Whiston geeft in zijn werk tien historische verankeringen op de tijdsbalk op die zijn wijze van tellen bevestigen.

    Ik voeg met mijn boek ‘dertig jubeljaren’ nog een extra verankering toe, het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. dat exact gelijk viel met het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, toen deze uit zijn gevangenis verlost werd door de nieuwe koning Evil Merodach die dat jaar zijn vader Nebukadnezar opvolgde.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 273

     

    Maar er zijn nog meer opmerkelijke aanwijzingen die aansluiten bij William Whiston ’s wijze van het berekenen van de jubeljaren. Wanneer we bijvoorbeeld van het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. via zeven maal zeventallen de tijd verder ingaan, arriveren we in het jaar oktober 611/september 610 v. Chr. voor het zeventiende jubeljaar. Op het bijgevoegde tijdschema is de val van Nineveh in 612 v. Chr. verticaal aangeduid. Het zesde jaar van de zevende sabbatjaarcyclus heb ik bijzonder gemarkeerd als het jaar van dubbele zegening. Het zesde jaar van de sabbatjaarcyclus leverde onder de zegen van de HEERE God een dubbele oogst op aangezien in het sabbatjaar en het jubeljaar het land niet bewerkt mocht worden.

    Leviticus 25:19 En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. 20 En als gij zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar! Ziet, wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; 21 Zo zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. 22 Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten.. (Statenvertaling)

     

     

    Het is opmerkelijk dat de val van Nineveh, de hoofdstad van het Assyrische Rijk, plaatsvond in het jaar van de dubbele zegening over het land in 612 v. Chr. De val van Nineveh betekende namelijk het begin van het einde voor het Assyrische Rijk dat vooral in de achtste en zevende eeuw v. Chr. een doodsvijand van Israël en Juda was geweest. Het jaar van de dubbele zegening over het land had hier duidelijk ook een geestelijke betekenis voor het volk toen. Het was tijdens de regeerperiode van koning Josia dat het zeventiende jubeljaar plaatsvond. Een koning die de HEERE God ‘met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op’ (2 Koningen 23:24-27). De chronologie van de regeerperiode van Josia heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 361-365, uitgewerkt.

    Het waren de Meden en de Babyloniërs die geallieerd een einde aan de bloedstad Nineveh maakten. De nieuwe wereldmachten van de oudheid tekenden zich aan de horizon al af. De val van Nineveh was door de profeet Nahum (1:1-15) aangekondigd. Aan het einde van de oordeelsaankondiging van Nahum volgt het belangrijk vers 15 waar staat: vier uw vierdagen.

    Nahum 1:15 Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die vrede doet horen; vier uw vierdagen, o Juda! betaal uw geloften; want de Belialsman zal voortaan niet meer door u doorgaan, hij is gans uitgeroeid.

    De NBG 1951 vertaling heeft het als het volgt vertaald:

    Zie, op de bergen de voeten van de vreugdebode die heil verkondigt. Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften! Want voortaan zal de snoodaard niet meer door u heentrekken, hij is geheel en al uitgeroeid.

     

    Toch mooi! “Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften!” Dit zijn al de feesten waaronder het jubeljaar die in het derde Bijbelboek Leviticus beschreven staan.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    18-11-2019 om 09:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig historische jubeljaren

    Met de aflevering van deze week wil ik op mijn blog nogmaals de aandacht vestigen op mijn boek dat sinds 2018 via het internet verkrijgbaar is: Dertig Jubeljaren. Op het wereldwijde internet is er momenteel heel wat aandacht voor de theorie van een periode van honderdtwintig jubeljaren die er zouden zitten tussen de Schepping en de komst van de Messias. Bij de presentatie van de theorie gaat het vooral om het berekenen van het jaartal van de wederkomst van de Messias. Jaartallen van 2022 tot 2043 merk ik op, krijgen nu de aandacht.

     

     

    Met mijn boek breng ik de dertig historische jubeljaren die genoteerd werden tussen de periode van de inname van het Beloofde Land Kanaän en het openbaar worden van Jezus van Nazareth als de verwachte Messias met Jom Kippoer in 27 AD. Men zou nu verwachten dat de historische jubeljaren zouden passen in het raamwerk van de 120 jubeljaren maar dat blijkt niet het geval te zijn, wat maakt dat de 120 jubeljaren sinds Genesis een theorie blijft.

    De historische jubeljaren heb ik uitgewerkt op basis van de bevindingen van de geleerde William Whiston (1667/1752 AD). Deze geleerde is vooral bekend door zijn vertaling van de werken van de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus van het Grieks naar het Engels. In een toegevoegde ‘Dissertation V’ geeft Whiston in het boek een opgave van de sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786 v. Chr. tot 27/28 AD. Het Jubeljaar oktober 27/september 28 AD zag bij de aanvang de Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth, met het voorlezen uit de Bijbelrol Jesaja (hoofdstuk 61) het ‘aangename jaar des HEREN’, uitroepen. Een bijzonderheid waar William Whiston op wees was de wijze van het correct berekenen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar van april tot maart zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven maal zeven sabbatjaren. Tijdens het negenenveertigste jaar begon met de Grote Verzoendag (Jom Kippoer) het jubeljaar, dat van oktober tot september van het volgende jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van april (nisan) tot maart door. Over de juiste wijze van het berekenen van de jubeljaren bestaat er verschil van mening, ook in het Jodendom (SEDER OLAM, the Rabbinic View of Biblical Chronology, translated and with commentary by Heinrich W. Guggenheimer, 1998, ISBN 9780765760210, page 143). De observatie van William Whiston dat de sabbatjaren zonder onderbreking verder liepen en dit historisch aangetoond kan worden maakt dat de theorie van de honderdtwintig jubeljaren een theorie blijft met als uitkomst dat vijftig maal honderdtwintig het getal zesduizend oplevert.

     

     

    Wat de studie van William Whiston zo uniek maakt is dat hij in zijn ‘dissertatie V’ tien verwijzingen naar historische gebeurtenissen geeft die een verankering van de sabbat- en jubeljaren op een tijdsbalk mogelijk maakt. Deze verwijzingen haalde Whiston uit de Bijbel, uit de werken van Josephus en uit het apocriefe Makkabeeënboek. De tien verankeringen van historische sabbat- en jubeljaren zijn als het ware de schakels van een ketting in de tijd terug. Na dit alles op millimeterpapier uitgetekend te hebben, merkte ik dat het door Whiston opgegeven achttiende Jubeljaar van 562/561 v. Chr., gelijk viel met het zevenendertigste jaar der gevangenschap /ballingschap van koning Jojachin van Juda. Dat jaar zag een regeringswissel in Babylon wanneer na de dood van Nebukadnezar diens zoon Evil Merodach het koningschap overnam en tegelijkertijd Koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis verloste. Zie het artikel op dit blog van 19.12.2017, getiteld: het Bijbelhistorische boek 2 Koningen en de archeologie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1513551600&stopdatum=1514156400

    Deze vaststelling was nieuw, een elfde aanwijzing uit primaire bron, en een aanzet om de aangereikte tijdsketting van William Whiston verder te onderzoeken. Een kruispeiling met de Ptolemeüs-canon bevestigde het jaar 561 v. Chr. voor de regeringswissel te Babylon. Hierna een opsomming van alle jubeljaren naar de opgave van Whiston. Begin sabbatjaartelling: het jaar 1443 v. Chr., bij de intocht van de Israëlieten in Kanaän: 1. 1395/1394 - Richter Othniël, 2. 1346/1345 - Richter Ehud, Ruth 6:6, 3. 1297/1296 - Richter Ehud, 4. 1248/1247 - verdrukking Jabin, 5. 1199/1198 - Richter Thola, 6. 1150/1149 - verdrukking Ammon, 7. 1101/1100 - Richter en profeet Samuël, 8. 1052/1051 – Saul, 9. 1003/1002 – Salomo, 10. 954/953 – Rehabeam, 11.905/904 – Josafat, 12. 856/855 – Joas, 13. 807/806 –Amazia, 14. 758/757 – Uzzia, 15. 709/708 - Het veertiende jaar van Hizkia, 16. 660/659 – Manasse, 17.611/610 - Josia - Val Nineveh, 18. 562/561 - het 37ste jaar der ballingschap van Jojachin, 19. 513/512 – Haggaï, 20. 464/463 – Ezra, 21. 415/414 – Nehemia, 22. 366/365 - Perzische periode, 23. 317/316 - Griekse periode, 24. 268/267 - Griekse periode, 25. 219/218 - Griekse periode, 26. 170/169 - Griekse periode, 27. 121/120 – Makkabeeën, 28. 72/71 – Makkabeeën, 29. 23/22 - Hongersnood Herodes, 30. 27/28 AD - Messias Jezus – Lucas 4:14.

    Ik beschreef het achttiende jubeljaar in het jaar 561 v. Chr. als een kruispeiling via de Ptolemeüs-canon ter een bevestiging van de regeringswissel te Babylon dat jaar. Het gaat bij historische chronologie inderdaad als een navigeren op een tijdsbalk terug de tijd in. Men heeft meerdere ankerpunten nodig ter vaststelling waar men is en waar men naartoe wil. En hoe meer navigatiepunten ter beschikking met nog een kruispeiling erbij, hoe beter. We hebben namelijk navigatiepunten nodig die historische gebeurtenissen met de westerse jaartelling verbinden en waarover geen discussie mogelijk is. Zulke jaartallen zijn bijvoorbeeld naar mijn mening het jaar 70 AD wanneer de Romeinen, Jeruzalem en de herbouwde Tempel met de grond gelijk maakten en de Joden in ballingschap wegvoerden, en/of het jaartal van de val van Babylon in 539 v. Chr., een jaar dat dan weer verbonden is met het jaar 586 v. Chr. en de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs. Het jaar ook dat de Tempel van Salomo door de Babyloniërs met de grond gelijk gemaakt werd.

     

     

    Zo zitten er dertig verifieerbare historische Jubeljaren op de tijdsbalk tussen de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus en het openbaar worden van de Messias of de Christus. Het gebod op het houden van een jubeljaar gaat terug tot het jaar van de exodus in 1483 v. Chr. wanneer Mozes de Tien Woorden van de HEERE God met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag in ontvangst nam. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar via een Losser te herstellen en aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. Diegene die de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een allegorie naar de Messias toe die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij Zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

    De sabbatjaar- en jubeljaartelling nam volgens de Bijbel een aanvang bij de inname van het land Kanaän door de Israëlieten onder leiding van Jozua in 1443 v. Chr. en niet bij Genesis.

    Leviticus 25: 1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinaï, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. (Statenvertaling)

     

    De sabbatjaar- en jubeljaartelling begon bovendien al met een tijdsonderbreking/vertraging van 38 jaar. Door hun ongeloof en weigering het Beloofde Land in het tweede jaar na de Exodus binnen te trekken werden de Israëlieten veroordeeld tot een extra verblijf van 38 jaar in de wildernis. De tijd was nochtans rijp in 1482 v. Chr. Voor de Kanaänieten was de maat der zonde vol (Genesis 15:16). Als een gevolg van het ongeloof van de Israëlieten kregen zij echter 38 jaar respijt. Dit toont aan dat bepaalde wetmatigheden een rol spelen. Het berekenen van de (weder)komst van de Messias op basis van de verlopen jubeljaren is niet mogelijk vanwege de wetmatigheid dat er geloof van de zijde van de Israëlieten (nu Israëli ’s) moet zijn, alvorens het Vrederijk werkelijkheid kan worden. Ook hier spelen de maat der zonde en ongeloof hun rol. Het is mijn overtuiging dat bij de komst van de Goël of Verlosser een Jubeljaar zal worden uitgeroepen dat chronologisch niet past, niet compatibel is met de historische jubeljaren. Het duiden van jaartallen voor de komst van Christus leidt alleen maar tot verlegenheid bij zowel de auteurs als bij de mensen die hieraan geloof willen hechten.

     

    Hierna de gegevens van ‘Dertig Jubeljaren’:

    Paperback, afmetingen: 24 x 17 x 1,9 cm, aantal pagina's: 329 met illustraties, ISBN: 9789402182422, NUR: 683

    Wettelijk Depot: D/2018/Robert De Telder

    Trefwoorden: Bijbel, Jubeljaren, oudheidgeschiedenis

    Foto-cover: © sjofar door Zachi Evenor, Israël

    EUR 19.02 plus verzendingskosten.

    Bestellen kan uitsluitend via de volgende link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?bltgh=gfFkfvLrXaMPESZocGBFvg.1.8.ProductImage

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    11-11-2019 om 09:18 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg) Thyatira en Sardis

    De eerste brief van Jezus aan de engel van de Gemeente te Efeze behandelden we met het artikel van 27.05.2019 op dit blog. De tweede en derde brief van Jezus aan de engel van de Gemeente van Smyrna en aan de engel van de Gemeente van Pergamus behandelden we met onze aflevering van 26.08.2019, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1566770400&stopdatum=1567375200

    Deze week vervolgen we met de brieven van Jezus Christus aan de engel van de gemeente te Thyatira en te Sardis.

    Het laatste boek van het Nieuwe Testament gaat inhoudelijk volledig over het herstel van Israël in de toekomst.

    Openbaring 1:1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; 2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. (Statenvertaling)

     

     

    © Map Public Domain, bewerkt door de auteur. De zeven Gemeenten in de Romeinse provincie Asia kregen op de kaart een blauwe omkadering.

     

    Vooraleer het Bijbelboek Openbaring de toekomstige gebeurtenissen als vooraf geschreven geschiedenis behandelt wordt de oude geschiedenis van Israël in de zeven brieven geadresseerd aan zeven gemeenten in Klein-Azië, herkenbaar weergegeven. De zeven gemeenten bevonden zich in het westelijke gedeelte van de Romeinse provincie Asia tegenover de Egeïsche zee in de volgende plaatsen: Efeze, Smyrna, Pergamon, Thyatira, Sardes, Philadelphia en Laodicea. Het karakter van de zeven plaatselijke Gemeenten was afwijkend van elkaar en is een type van de geschiedenis van het oude Israël vanaf de Exodus tot de komst van de Messias. Volgens de Bijbelvorser C.I. Scofield (1843/1921) hebben de zeven brieven aan de zeven Gemeenten daarenboven een viervoudige toepassing: (1) lokaal, naar de Gemeenten die in 93 AD daadwerkelijk zijn aangesproken; (2) vermanend, voor alle Gemeenten in alle tijden als beproevingen waarmee ze hun ware spirituele staat in de ogen van God kunnen onderscheiden; (3) persoonlijk, in de vermaningen aan hem "die een oor heeft", en in de belofte "aan hem die overwint"; (4) profetisch, als het onthullen van zeven fasen van de geschiedenis van de Gemeenten tot het einde. Volgens punt 3 zijn de brieven voor de christen in de huidige bedeling als vermaning en bemoediging gegeven zoals overigens heel de Schrift (Romeinen 15:4 en 1 Korintiërs 10:6).

    Het woord Gemeente in onze Bijbelvertaling is een vertaling van het Griekse woord: EKKLESIA. Een Grieks woord dat in onze Bijbelvertalingen ook gebruikt wordt voor de aanduiding van ‘kring’ en/of ‘vergadering’ wat de betekenis van het woord EKKLESIA weergeeft. De geestelijke lessen in iedere brief zijn in tegenstelling tot het historische niet aan een tijdsperiode gebonden. Alle zeven brieven zijn iedere keer gericht aan de engel der gemeente: ‘Schrijf aan de engel der Gemeente te …’. Hier kan alleen maar de Joodse gemeente of synagoge mee bedoelt zijn. Tussen de Ekklesia, het lichaam van Christus, en de Heer Jezus Christus, het hoofd van de Ekklesia, in de huidige bedeling staat er geen engel of andere tussenpersoon. “Waar twee of drie in mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in uw midden”, zegt Christus tot iedere kring van christenen, zonder tussenpersoon. De Nieuwtestamentische gemeente is bovendien verborgen in de wereld en niet te verwarren met het christendom dat teruggaat op de Romeinse keizer Constantijn de Grote van de vierde eeuw na Christus.

    In de oude bedeling van de Wet en Israël stonden engelen als tussenpersonen in een bijzondere relatie tot Israël zoals ook de brief van Paulus aan de Hebreeën vermeld:

    1:14 Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?

    Zie ook Psalm 82 waar naar engelenmachten als goden over de volken en Israël verwezen wordt. Dat de brieven van Christus aan de zeven gemeenten in Asia aan engelen gericht zijn past in de oude bedeling en in de geschiedenis van de Israëlieten vanaf de Exodus uit Egypte. Zo hebben we gezien dat de Efeze-brief, de Smyrna-brief en de Pergamus-brief historisch in de veertigjarige periode tussen de Exodus en de inname van het Beloofde Land Kanaän geplaatst kunnen worden. De brieven aan Thyatira en Sardis passen beide in de historische periode van de koningen van Israël en Juda tot aan de ballingschap.

    Openbaring 2:18 En schrijf aan den engel der Gemeente te Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs, en Zijn voeten zijn blinkend koper gelijk: 19 Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat de laatste meer zijn dan de eerste. 20 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich zelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten. 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd. 22 Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken. 23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. 24 Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatira zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen; 25 Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen. 26 En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen; 27 En hij zal ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb. 28 En Ik zal hem de morgenster geven. 29 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. (Statenvertaling)

     

    De betekenis van Thyatira is de wierook offerende en handelt over de historische periode van de tien stammen van Israël. De plaats Thyatira wordt in het Nieuwe Testament (Handelingen 16:14) vermeld als de plaats waar Lydia van afkomstig was. Zij was een purperverkoopster die op de prediking van Paulus te Filippi in Macedonië tot bekering kwam. Dat er een Joodse Gemeente of synagoge te Thyatira was is zeker.

    De scheuring van het Verenigd Koninkrijk van Israël was het gevolg van de afgoderij van Salomo, bericht de Bijbel (1 Koningen 11:4). Het dieptepunt was de verkiezing door Salomo van de Ammonietische Naäma tot hoofdvrouw, de moeder van de latere kroonprins Rehabeam in zijn vierentwintigste regeringsjaar in 983 v. Chr. (TIJD en TIJDEN, blz. 211-21). De ongerechtigheid van Israël nam hier een aanvang, en de scheuring van het Rijk werd door de HEERE God toen al aan Salomo aangekondigd. Vooral het Bijbelboek 1 Koningen geeft heel wat informatie over deze periode. Over de tien stammen in verleden, heden en toekomst schreef ik een boek dat sinds 2017 op het internet verkrijgbaar is: Kronieken van de koningen van Israël. Zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=featured_product&suggestedFor=robert%20de%20t&originalSearchContext=media_all&originalSection=main

    Geen een van de opvolgers van Jerobeam I keerde zich ooit tot de HEERE God voor uitkomst maar volhardde in het dienen van afgoden. De vrouw Jezabel waar in Openbaring 2:20 naar verwezen wordt was de Fenicische vrouw van koning Achab van het tienstammenrijk.

    1 Koningen 16:30 Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, meer dan allen die vóór hem geweest waren. 31 Het minst erge was, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, maar hij nam tot vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs, en ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen.

    De afgodische toestand had toen zulke afmetingen aangenomen dat op een moment er slechts een overblijfsel van zevenduizend mensen in Israël was die de HEERE God trouw waren. Overwinnaars worden ze in de brief van Christus aan de engel te Thyatira genoemd.

    1 Koningen 19:18 Ook heb Ik in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baäl, en allen mond, die hem niet gekust heeft.

    Uiteindelijk werden de tien stammen in 717 v. Chr. in Assyrische ballingschap weggevoerd. Tussen de rivieren Eufraat en Indus zijn ze terechtgekomen waar ze tot op huidige dag (onbekend) bewaard worden. Op God ’s tijd zal hun herstel volgen, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen. In mijn eerder geciteerde boek: Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 147-157, geef ik in het bijzonder aandacht aan de stam Zebulon wat de toekomst betreft.

     

    De vijfde brief van Jezus Christus in het Bijbelboek Openbaring is gericht aan de engel van de Gemeente te Sardis.

    Openbaring 3:1 En schrijf aan den engel der Gemeente, die te Sardis is: Dit zegt, Die de zeven geesten Gods heeft, en de zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood. 2 Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God. 3 Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal. 4 Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn. 5 Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. 6 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

     

    De betekenis van het woord Sardis is ontvluchten. De inhoud van de brief vinden we terug in de historische periode van de twee stammen na de scheuring van het Verenigd Koninkrijk van Salomo in 967 v. Chr. Tien stammen scheurden zich na de dood van Salomo van Juda en Benjamin af. De twee stammen Juda en Benjamin bleven samen met de Levieten met Jeruzalem en de Tempeldienst achter. Als een gevolg hadden zij de naam dat zij geestelijk leefden maar bleken geestelijk dood te zijn. Ook hier waren er echter overwinnaars en mensen met geestelijke oren. Niet alle koningen waren afgodendienaars maar soms waren er koningen die op de HEERE God vertrouwden en de afgoderij een halt toeriepen. Het mocht echter niet baten en uiteindelijk gingen zij honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen na de wegvoering van de tien stammen in 717 v. Chr. ook in ballingschap. Zie het artikel van 09.02.2018 op dit blog, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1517785200&stopdatum=1518390000

    In 586 v. Chr. werd de Tempel door de Babyloniërs vernietigd en werden de twee stammen in ballingschap weggevoerd. Alhoewel er na zeventig jaar Babylonische ballingschap een tijdelijk herstel volgde. Na de verwerping van de Messias bij Zijn eerste komst volgde veertig jaar later in 70 AD de vernietiging van Jeruzalem en de herbouwde Tempel door de Romeinen gevolgd door de wereldwijde diaspora.

    De aanhef van de brief aan de engel van de gemeente te Sardis maakt onmiddellijk duidelijk dat men in de oude bedeling van de wet zit. Een kind van God in de huidige bedeling van de genade is namelijk ten allen tijde door het geloof in een staat van genade en zeker van het eeuwig leven dat hem geschonken werd. Het is sola gratia, sola fide en sola scriptura.

    1 Johannes 5:11 En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. 12 Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet. 13 Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God.

     

    Ook vers drie valt onder de oude bedeling en is niet van tel voor een kind van God in de huidige bedeling van de genade. De gelovige vandaag die deel uitmaakt van het Lichaam van Christus (Efeze 1:22-23) verwacht de komst van zijn of haar Heiland en ziet niet uit naar een dief die komt in de nacht.

    1 Thessalonicenzen 2:1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, 2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.

     

    Gedurende de bijna tweeduizend jaar nu sinds de eerste komst van de Messias wordt het Lichaam van Christus, voor de wereld verborgen, gevormd. Op God ’s tijd zal na de bedeling van de genade, de draad met Israël weer opgenomen worden. Het nationale herstel is sinds 1948 een feit en een teken aan de wand, het geestelijke herstel laat op zich wachten. Dit gaan we bespreken in een toekomstige aflevering over de twee laatste brieven: Philadelphia en Laodicea.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

    Het hierna vermelde boek kan gratis online gelezen worden:

    EXODUS, 2016, zie link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    04-11-2019 om 09:40 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Was er nu één belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib of twee, zoals Velikovsky beweerde?

    In zijn boek ‘Werelden in botsing’, 1971, Deel II Mars, II, Het jaar -687, meent Dr. I. Velikovsky (1895/1979) dat er twee belegeringen van Jeruzalem door Sanherib plaatsvonden: de eerste in 702 of 701 v. Chr. en een tweede belegering in 687 v. Chr. waarbij het leger van Sanherib door de engel des HEEREN nabij Jeruzalem catastrofaal vernietigd werd. Dit laatste jaartal haalde hij uit oud-Chinese bronnen waar kosmische fenomenen voor deze periode beschreven worden. Alhoewel Velikovsky bekend is vanwege zijn grondige revisie van de geschiedenis van de Egyptische oudheid heeft hij de Assyriologie met haar plaatsing van de Assyrische koningen op de tijdbalk in relatie tot Israël en Juda met rust gelaten. Dit blijkt onmiddellijk aan de jaartallen die hij hanteert zoals bijvoorbeeld voor de val van Samaria door Sargon II in het jaar 722 v. Chr. en de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. Jaartallen die overigens volledig haaks staan op de Bijbelse chronologie van de koningen van Israël en Juda.

    Volgens Assyrische bronnen zitten er éénentwintig jaar tussen beide feiten: de val van Samaria in 722 v. Chr. met Sargon II en de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. Volgens de Bijbel (2 Koningen 18:9-13) verliepen er slechts acht jaar tussen beide feiten. Een van beide bronnen zit er volledig naast. De jaartallen 722 v. Chr. en 701 v. Chr. zijn het resultaat van het linken van de Assyrische eponiemlijsten door de Assyriologie aan het jaar 763 v. Chr. met de vermelding van een zonsverduistering over Nineveh tijdens het eponiem van Bur Sagale in het tiende regeringsjaar van Assur Dan III. Een eponiem zou een ambtenaar voorstellen naar wie een bepaald jaar genoemd werd met af en toe in de Eponiemlijst een belangrijke gebeurtenis vermeld zoals bijvoorbeeld een zonsverduistering. Eponiemlijsten zijn samengesteld vanaf ongeveer 892 tot 648 v. Chr., een belangrijke periode eveneens in de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Het Assyrische ankerpunt voor de gehele lijst werd het jaar van de zonsverduistering in 763 v. Chr. Al de andere vermelde gebeurtenissen en regeringsjaren van koningen werden aan de hand van deze datum op de tijdsbalk verankerd. De Assyriologie gaat er fundamentalistisch van uit dat de koningslijst volledig is, dat de Assyrische koningen in opeenvolging geregeerd hebben en vooral: dat er geen namen in de koningslijsten ontbreken. Dit laatste is echter teveel verlangd. Er ontbreken zondermeer namen in de koningslijst en meermaals waren er historisch aanwijsbare perioden in de geschiedenis van Assur met meer dan één koning op de troon van Assyrië. Zie bijvoorbeeld met artikel van 14.01.2019 op dit blog: De Assyrische eponiemlijsten en kronieken nagerekend, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1547420400&stopdatum=1548025200

    Wanneer we de verschillende Bijbelteksten die over koning Jehizkia van Juda en de belegering van Jeruzalemdoor Sanherib met elkaar vergelijken blijkt het echter overduidelijk dat er slechts één belegering was, die van het veertiende regeringsjaar van Jehizkia namelijk. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 327-330, heb ik de regeerperiode van Jehizkia besproken. Het cruciale Bijbelgedeelte is:

    2 Koningen 18:9 Het geschiedde nu in het vierde jaar van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende jaar van Hosea, den zoon van Ela, den koning van Israël) dat Salmaneser, de koning van Assyrië, opkwam tegen Samaria, en haar belegerde. 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea, den koning van Israël, als Samaria ingenomen werd. 11 En de koning van Assyrië voerde Israël weg naar Assyrië, en deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam geweest, maar Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan. 13 Maar in het veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. (Statenvertaling)

     

    Het veertiende jaar van Jehizkia liep van najaar 710 tot najaar 709 v. Chr. De Assyrische invasie met de belegering van Jeruzalem geschiedde in het voorjaar van 709 v. Chr. De regeerperiode van koning Hizkia van Juda laat zich exact op de tijdsbalk vastpinnen via het vijftiende Jubeljaar van oktober 709/september 708 v. Chr. als ankerjaar. Naar dit jubeljaar verwijst de profeet Jesaja wanneer deze profeet in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia (Jesaja 36:1) de koning tijdens de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, benaderd met een bemoedigend woord van God:

    Jesaja 37:30 En dat zij u een teken, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten. (Statenvertaling)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, pagina 266

     

    Het jubeljaar waar de profeet Jesaja naar verwijst liep van oktober 709 tot september 708 v. Chr. Het woord van de profeet: ‘gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt’, situeert zich in het zevende sabbatjaar (april 709/ maart 708) en ‘in het tweede jaar wat daarvan weder uitspruit’, slaat op het jaar april 708 tot maart 707 v. Chr., het houden van het jubeljaar liep tot september 708 v. Chr. Daarna kon er gezaaid en geplant worden: ‘maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten’ (zie Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 97-98).

    Het veertiende regeringsjaar van Hizkia met de belegering van Jeruzalem door Sanherib viel Bijbels-chronologisch in 709 v. Chr. Het is na de vernietiging van de tegen Jeruzalem verzamelde Assyrische legermacht waarbij 185.000 soldaten het leven lieten, dat Hizkia ziek werd en er vijftien jaar aan zijn leeftijd span werden toegevoegd.

    Jesaja 38:1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven. 2 Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE. 3 En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. 4 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: 5 Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; 6 En Ik zal u uit de hand des konings van Assyrië verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen. 7 En dit zal u een teken zijn van den HEERE, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen zal: 8 Zie, Ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van Achaz' zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd, in de graden, die zij nederwaarts gegaan was.

     

    Volgens een Joodse legende (The Legends of the Jews, Boek IX) geschiedde de vernietiging van het Assyrische leger voor Jeruzalem tijdens de Pesach-nacht. ‘The Legends of the Jews’ gecompileerd door Louis Ginzberg, 1909 (This is a massive collation of the Haggada--the traditions which have grown up surrounding the Biblical narrative. These stories and bits of layered detail are scattered throughout the Talmud and the Midrash, and other sources, including oral. In the 19th century Ginzberg undertook the task of arranging the Haggada into chronological order, and this series of volumes was the result), lijkt een verstoring van de aarde in haar loop om de zon te leren:

    …. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance. God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with thee." Furthermore, the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat, and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his recovery.

     

     

    De belegering van Jeruzalem vinden we door Sanherib beschreven op zijn bewaard gebleven prisma-stele. Het was de derde veldtocht van zijn co-bewind met Sargon II. Hierna het betreffende gedeelte:

    “18 As for Hezekiah the Judahite, 19 who did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as 20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them. 24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses, camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and counted as spoil. (Hezekiah) himself, like a caged bird 28 I shut up in Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him— 30 the one coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33 Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him the surrender of their land and imposts—gifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem, his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and 42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides, elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept servitude, he dispatched his messengers.”

    (Prisma-stele kolom 2)

    Met waarheidsgetrouwe geschiedschrijving hield Sanherib zich niet bezig. Hij beweerde propagandistisch dat hij een verslagen Hizkia als een vogel in een kooi in Jeruzalem had ingesloten. De werkelijkheid was anders (2 Koningen 19:32-35). Achthonderd talenten zilver beweerde hij bovendien van Hizkia als losgeld verkregen te hebben. In werkelijkheid liet Hizkia volgens de Bijbel driehonderd talenten zilver naar het bivak van Sanherib te Lachis afleveren.

    2 koningen 18:14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den koning van Assyrië, naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd, keer af van mij, wat gij mij opleggen zult, zal ik dragen. Toen leide de koning van Assyrië Hizkia, den koning van Juda, driehonderd talenten zilvers, en dertig talenten gouds op.

     

     

    De zon die op de zonnewijzer van Achaz tien graden was teruggekeerd betekende volgens de Joodse legende een periode van tien uur die aan daglicht werd toegevoegd. Het mechanisme verantwoordelijk voor dit fenomeen was volgens Velikovsky en anderen een kosmisch fenomeen. Bijbels-chronologisch gezien viel dit in het voorjaar van 709 v. Chr. Het was in dat jaar dat het leger van Sanherib geslagen moest afdruipen. De conclusie moet zijn dat er slechts één belegering van Jeruzalem plaatsvond. Dit jaartal is een mijlpaal in de wereldgeschiedenis of zou het moeten zijn. Volgens de eerder geciteerde ‘Legends of the Jews, nam ‘the new order’ toen een aanvang. De aarde werd toen in haar omloop om de zon verstoord en als een gevolg daarvan kunnen er geen correcte zonsverduisteringen voorbij het jaar 709 v. Chr. in de tijd uitgerekend worden zonder met dit fenomeen rekening te houden. Het jaar 709 v. Chr. was één van meerdere jaren in de achtste eeuw v. Chr. waarbij planeet aarde iedere keer danig geschud werd. Tegen het einde van die eeuw aan werd een kalenderhervorming noodzakelijk die in verschillende oudheid-bronnen terug te vinden is (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 331-337).

    Naar mijn weten is er maar één onderzoeker geweest die op het feit van de kosmische catastrofe in het veertiende regeringsjaar van Hizkia wees en het gevolg voor exacte zonsverduisteringberekeningen voorbij dit jaar, en dat is Christoph Marx. Zijn opmerking werd gepubliceerd in het Amerikaanse magazine ‘Ancient History and Catastrophism’ in juni 1980 maar kreeg geen bijval en niemand maakte er naar mijn weten, daarna gebruik van. De bevinding van de revisionist Christoph Marx (1931/2016) zet ook het vermeende kosmische sleuteljaar 687 v. Chr. van de revisionist Dr. Immanuël Velikovsky op de helling. Hierna een citaat van Marx: “Neither in his published writings nor in the manuscripts I have seen is there an analysis by Velikovsky questioning the year 687 BC. Nevertheless, this date depends entirely on the solar eclipse actualistically calculated for 763 BC; it therefore is equally wrong by at least the same margin of error.”

    Het eerder geciteerde Bijbelgedeelte uit 2 Koningen 18:9-13 was voor de godgeleerde Edwin R. Thiele onmogelijk in zijn chronologische reconstructie in te voegen en dus verklaarde hij schaamteloos in zijn boek: The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951, dat deze passage kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd werd. Thiele ’s dramatische knieval naar de Assyriologie toe. Zie het artikel van 02.12.2017 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1511737200&stopdatum=1512342000

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    28-10-2019 om 07:53 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised, the years of reign of Sennacherib revised and fixed in a chronological time line with the contemporary Biblical kings

    We continue with the revision of the Assyrian Kings list on the time line of history. Our instruments are the Bible and the works of the Jewish historian Flavius Josephus. The last article on this blog dates back to 07.10.2019 when we discussed Sargon II and his new chronological placement on the time line. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3181139

    His son and successor Sennacherib was for a long time co-regent with his father as will be shown in this week’s article. Just like with Sargon II his son Sennacherib is also mentioned by name in the Bible.

    2 Kings 18:9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is in the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the Lord their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the Lord commanded, and would not hear them, nor do them. 13 Now in the fourteenth year of king Hezekiah did Sennacherib king of Assyria come up against all the fenced cities of Judah, and took them. (King James Version)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The above mentioned Bible quotation was considered by the theologian Edwin R. Thiele in his book ‘The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings’, 1951, as artificially added to the Bible and this statement was made shameless. Thiele considered the Assyrian kings list and its placement on the time line superior to the Biblical chronology and its bearing points on the timeline of history. The result was that he presented in his book a revised chronology for the kings of Israel and Judah whereby he shortened their reigns totaling up to 40 years. The fact that he was unable to fit the chronological link mentioned in 2 Kings 18:9-13 between Hezekiah and Sennacherib made him make such a foolish claim implying that this part of Scripture was not inspired. Thiele ‘s revision of the chronology of the Hebrew kings became nevertheless widely accepted by scholars and is unfortunately even used by many revisionists of ancient history. The Bible Book 2 Kings 18:9-13 however is very clear on the subject and cannot be interpreted otherwise. The fall of Samaria by Shalmaneser V happened in the sixth year of reign of Hezekiah being 717 BC based on Biblical chronology. And in the fourteenth year of reign of King Hezekiah, eighth years later, did Sennacherib king of Assyria laid siege to Jerusalem but was defeated. The fall of Samaria is firmly fixed on the timeline of history in 717 BC based on Josephus and the Bible. In the article of 16.09.2019 on this blog I quoted Flavius Josephus, Antiquities, Chapter X, ix.7b stating that the exile of the ten tribes of Israel happened exactly 136 years, six months and ten days prior to the exile of the two tribes in July 586 BC which leads us to the year 717 BC for the fall of Samaria and the exile of the ten tribes. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3177041

    A cross bearing that leads us also to 717 BC as an anchor point on the time line of history are the Jubilee years. The fourteenth year of reign of Hezekiah was the Sabbath year that preceded the 15th Jubilee year of Oct 709/Sep 708 BC. This is confirmed by the prophet Isaiah who approached Hezekiah at that time with a Word of the LORD God making clear that we have a Sabbath year followed by a Jubilee year:

    Isaiah 37:30 And this shall be a sign unto thee, Ye shall eat this year (April 710/March 709 BC) such as groweth of itself; and the second year (April 709/March 708 BC) that which springeth of the same: and in the third year (October 709/September 708 BC) sow ye, and reap, and plant vineyards, and eat the fruit thereof. (KJV)

    In my book ‘Thirty Jubilees’ published in Dutch in 2018 I used the Jubilee years to determine the chronological order of the period of reigns of the kings of Judah between the 37th year of Babylonian captivity of King Jojachin (2 Kings 25:27) which was the 18th Jubilee, and the fourteenth year of reign of Hezekiah. The fourteenth year of Hezekiah and the siege of Jerusalem by Sennacherib is firmly fixed to 709 BC.

    The siege of Jerusalem is mentioned on a prism stele of Sennacherib as his third campaign without mentioning a specific year of reign. Clearly the man was a co-regent of Sargon II at the time. The Bible during this period refers to the kings of Assyria in plural (2 Kings 18:13 and 2 Chronicles 32:1-4). Hereafter follows the relevant part as found on the prism stele of Sennacherib:

    “18 As for Hezekiah the Judahite, 19 who did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as 20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them. 24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses, camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and counted as spoil. (Hezekiah) himself, like a caged bird 28 I shut up in Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him— 30the one coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33 Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him the surrender of their land and imposts—gifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem, his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and 42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides, elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept servitude, he dispatched his messengers.”

    (Prism-stele kolom 2)

    Should we have only the prism stele today as a witness in our possession one could argue that the siege of Jerusalem by Sennacherib was successful. The historical truth learns different. According to the Bible the army of Sennacherib besieging Jerusalem was devastated by an angel of the LORD God with 185.000 soldiers killed in one blow.

    2 Kings 19:32 Therefore thus saith the Lord concerning the king of Assyria, He shall not come into this city, nor shoot an arrow there, nor come before it with shield, nor cast a bank against it. 33 By the way that he came, by the same shall he return, and shall not come into this city, saith the Lord. 34 For I will defend this city, to save it, for mine own sake, and for my servant David's sake. 35 And it came to pass that night, that the angel of the Lord went out, and smote in the camp of the Assyrians an hundred fourscore and five thousand: and when they arose early in the morning, behold, they were all dead corpses. 36 So Sennacherib king of Assyria departed, and went and returned, and dwelt at Nineveh.

    The defeat of Sennacherib at the gates of Jerusalem in 709 BC is also mentioned by the Jewish historian Flavius Josephus:

    "Now when Sennacherib was returning from his Egyptian war to Jerusalem, he found his army under Rabshakeh his general in danger [by a plague], for God had sent a pestilential distemper upon his army; and on the very first night of the siege, a hundred fourscore and five thousand, with their captains and generals, were destroyed. So the king was in a great dread and in a terrible agony at this calamity; and being in great fear for his whole army, he fled with the rest of his forces to his own kingdom, and to his city Nineveh; and when he had abode there a little while, he was treacherously assaulted, and died by the hands of his elder sons, Adrammelech and Seraser, and was slain in his own temple, which was called Araske. Now these sons of his were driven away on account of the murder of their father by the citizens, and went into Armenia, while Assarachoddas took the kingdom of Sennacherib." And this proved to be the conclusion of this Assyrian expedition against the people of Jerusalem. (Flavius Josephus, Jewish Antiquities, Book X, 1. 5.)

    The defeat of Sennacherib is furthermore mentioned in the Jewish Legends compiled by Louis Ginzberg, Book IX:

     “…… With this vast army Sennacherib hastened onward, in accordance with the disclosures of the astrologers, who warned him that he would fail in his object of capturing Jerusalem, if he arrived there later than the day set by them. His journey having lasted but one day instead of ten, as he had expected, he rested at Nob. A raised platform was there erected for Sennacherib, whence he could view Jerusalem. On first beholding the Judean capital, the Assyrian king exclaimed: "What! Is this Jerusalem, the city for whose sake I gathered together my whole army, for whose sake I first conquered all other lands? Is it not smaller and weaker than all the cities of the nations I subdued with my strong hand?" He stretched himself and shook his head, and waved his hand contemptuously toward the Temple mount and the sanctuary crowning it. When his warriors urged him to make his attack upon Jerusalem, he bade them take their ease for one night, and be prepared to storm the city the next day. It seemed no great undertaking. Each warrior would but have to pick up as much mortar from the wall as is needed to seal a letter and the whole city would disappear. But Sennacherib made the mistake of not proceeding directly to the attack upon the city. If he had made the assault at once, it would have been successful, for the sin of Saul against the priest at Nob had not yet been wholly expiated; on that very day it was fully atoned for. In the following night, which was the Passover night, when Hezekiah and the people began to sing the Hallel Psalms, the giant host was annihilated….

    …. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance. God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with thee." Furthermore, the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat, and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his recovery….

    …..In view of all the wonders God had done for him, it was unpardonable that Hezekiah did not feel himself prompted at least to sing a song of praise to God. Indeed, when the prophet Isaiah urged him to it, he refused, saying that the study of the Torah, to which he devoted himself with assiduous zeal, was a substitute for direct expressions of gratitude. Besides, he thought God's miracles would become known to the world without action on his part, in such ways as these: After the destruction of the Assyrian army, when the Jews searched the abandoned camps, they found Pharaoh the king of Egypt and the Ethiopian king Tirhakah. These kings had hastened to the aid of Hezekiah, and the Assyrians had taken them captive and clapped them in irons, in which they were languishing when the Jews came upon them. Liberated by Hezekiah, the two rulers returned to their respective realms, spreading the report of the greatness of God everywhere. And again, all the vassal troops in Sennacherib's army, set free by Hezekiah, accepted the Jewish faith, and on their way home they proclaimed the kingdom of God in Egypt and in many other lands.” The Legends of the Jews, Book IX,

    The capturing of the Egyptian Pharaoh is also mentioned on the prism stele of Sennacherib:

    “…. The officials, nobles, and people of Ekron, who had thrown Padi their king—bound by oath and curse of Assyria— into fetters of iron and had given him over to Hezekiah, the Judahite—he kept him in confinement like an enemy— their heart became afraid, and they called upon the Egyptian kings, the bowmen, chariots and horses of the king of Meluhha [Ethiopia], a countless host, and these came to their aid. In the neighborhood of Eltekeh, their ranks being drawn up before me, they offered battle. With the aid of Assur, my lord, I fought with them and brought about their defeat. The Egyptian charioteers and princes, together with the Ethiopian king's charioteers, my hands captured alive in the midst of the battle. Eltekeh and Timnah I besieged, I captured, and I took away their spoil. …(Prism-stele Sennacherib)

     

    The above mentioned battle between the Egyptian army and the Assyrians is also mentioned by Herodotus Book 2:141:

    After him there came to the throne the priest of Hephaistos, whose name was Sethos. This man, they said, neglected and held in no regard the warrior class of the Egyptians, considering that he would have no need of them; and besides other slights which he put upon them, he also took from them the yokes of corn-land which had been given to them as a special gift in the reigns of the former kings, twelve yokes to each man. After this, Sanacharib king of the Arabians and of the Assyrians marched a great host against Egypt. Then the warriors of the Egyptians refused to come to the rescue, and the priest, being driven into a strait, entered into the sanctuary of the temple and bewailed to the image of the god the danger which was impending over him; and as he was thus lamenting, sleep came upon him, and it seemed to him in his vision that the god came and stood by him and encouraged him, saying that he should suffer no evil if he went forth to meet the army of the Arabians; for he himself would send him helpers. Trusting in these things seen in sleep, he took with him, they said, those of the Egyptians who were willing to follow him, and encamped in Pelusion, for by this way the invasion came: and not one of the warrior class followed him, but shop-keepers and artisans and men of the market. Then after they came, there swarmed by night upon their enemies mice of the fields, and ate up their quivers and their bows, and moreover the handles of their shields, so that on the next day they fled, and being without defense of arms great numbers fell. And at the present time this king stands in the temple of Hephaistos in stone, holding upon his hand a mouse, and by letters inscribed he says these words: "Let him who looks upon me learn to fear the gods."

    The pharaoh to which Herodotus refers with the Greek name Sethos must be the same as the Biblical So and those two are identical with the Assyrian name Sebech as king of Egypt during that time.

    The brutal end of Sennacherib‘s live we read in verse 37 of the above mentioned Bible quotation. His successor was the crown prince and son Essarhaddon.

    2 Kings 19:37 And it came to pass, as he was worshipping in the house of Nisroch his god, that Adrammelech and Sharezer his sons smote him with the sword: and they escaped into the land of Armenia. And Esarhaddon his son reigned in his stead. (KJV)

    The year of the assassination was 680 BC. The Ptolemy-canon has Essarhaddon become king over Babylon in 08.02.680 BC.

    The first year of reign of Sennacherib by the orthodox Assyriology is 705 BC. There is a way however to calculate the first year of (co)reign of Sennacherib. There exists a preserved statement of Sennacherib (Assyrian Kings from Adasi to Assur Dan II - synthesized from Synchronistic Chronicle, Meissmer’s list, and corrected to the Khorsabad List - as quoted by Courville), that says that there were 418 years between his period of rule and the one of Tiglath Pileser I. The revised period of reign of Tiglath Pileser I has him reigning from 1134 till 1096 BC (De Assyriologie herzien, 2012, page 104-113). When we apply the time period of 418 years from 1134 BC the result is 716 BC for the first year of co-reign of Sennacherib. It is the same year that Shalmaneser V was besieging Tyrus and Sargon II was campaigning against Mannea. The Assyrian empire was ruled by a triumvirate at the time.

    Probably Sennacherib was campaigning against Merodach Baladan in Babylon during the same year 716 BC. With his comments regarding his third campaign against Jerusalem in mind we may doubt the correctness of his statement:

    “20 In my first campaign I accomplished the defeat of Merodach-baladan, 21 king of Babylonia, together with the army of Elam, 22 his ally, on the plain of Kish. 23In the midst of that battle he deserted his camp, 24 and he escaped alone, so he saved his own life. 25 The chariots, horses, wagons, mules, 26 which he left behind at the beginning of the battle 27 my hands seized. Into his palace, which is in 28 Babylon, I entered jubilantly. 29 I opened his treasure-house: gold, silver, vessels of god and silver, 30 precious stones of every name, goods and property 31without limit, heavy tribute, his harem, 32 courtiers and officials, singers—male and 33 female—all his artisans, 34 as many as there were, his palace servants 35 I brought out, and I counted as spoil. In the might of Assur 36 my lord, seventy-five of his strong walled cities 37 of Chaldea, and 420 small cities 38 of their area I surrounded, I conquered, I carried off their spoil. 39 The Arabs, Arameans, and Chaldeans 40 who were in Erech, Nippur, Kish, Harsagkalamma, 41 Kutha and Sippar, together with the citizens, 42 the rebels I brought out and counted as booty…..”

    Babylon was not taken until 709 BC by Sargon II and the comments made by Sennacherib on his prism stele are nothing else than magniloquence. The second campaign of Sennacherib that is mentioned on the prism stele is the one to the land of the Kassites. This campaign is to be dated between the years 715 BC and 710 BC.

    “65 In my second campaign, Assur, my lord, encouraged me, and 66 against the land of the Kassites and the land of the Yasubigallai, 67 who from of old had not been submissive to the kings, my ancestors, 68 I marched. In the midst of the high mountains 69 I rode on horseback where the terrain was difficult, 70 and had my chariot drawn up with ropes: 71 where it became too steep, I clambered up on foot like the wild-ox. 72 The cities of Bît-Kilamzah, Hardishpi, 73and Bît-Kubatti, their strong, walled cities 74 I besieged, I captured. People, horses, 75 mules, asses, cattle, and sheep 76 I brought out from their midst and counted as booty. 77 And their small cities, which were beyond numbering, 78 I destroyed, I devastated, and I turned into ruins. The houses of the steppe, (namely) the tents, 79 in which they lived, I set on fire and 80 turned them into flames. I turned round, and 81 made that Bît-Kilamzah into a fortress— 82 I made its walls stronger than they had ever been before—….”

    No other historical source of his second campaign is available. We can only assume that a campaign took place which was carried out with disproportionate cruelty in the name of the gods of Assur. The prism stele refers to a total of eight campaigns and closes with the description of the building Sennacherib’s palace in Nineveh. Placing all eight campaigns on the time line of history is difficult and leaves a lot of questions.

    The eponym list that follows has not all the answers to fill the apparent time gap there exist in list. The reader should notice the damages that occurred in the text and the many brackets used by Assyriology’s to clarify their viewpoint.

    The Bible in 2 Kings 18:9-13 narrows the time span between the fall of Samaria in the 6th year of reign of Hezekiah and the siege of Jerusalem in the 14th year of reign of Hezekiah to only eight years. Assyriology in contradiction has 21 years between the fall of Samaria by Sargon II and the siege of Jerusalem by Sennacherib. A difference of 13 years. The only way to solve this anomaly created by Assyriology is to accept that co-regencies took place between Shalmaneser V, Sargon II and Sennacherib. I repeat the Bible refers to the kings of Assyria in the plural form during this time period.

    2 Chronicles 32:1 After these things, and the establishment thereof, Sennacherib king of Assyria came, and entered into Judah, and encamped against the fenced cities, and thought to win them for himself. 2 And when Hezekiah saw that Sennacherib was come, and that he was purposed to fight against Jerusalem, 3 He took counsel with his princes and his mighty men to stop the waters of the fountains which were without the city: and they did help him. 4 So there was gathered much people together, who stopped all the fountains, and the brook that ran through the midst of the land, saying, Why should the kings of Assyria come, and find much water? (KJV)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 267

     

    The article regarding the period of reign of Sargon II and its revision closed with the Eponym of 706/705 BC.

    [706/705]During the eponomy of Mutakkil-A¹¹ur, the governor of Guzana, the king stayed in the land; the nobles were in Karalla; in Ajaru, the sixth, Dur-©arruken was completed; [...] received.

    The next Eponym of 705/704 BC refers according to Assyriology to the first year of Sennacherib.

    [705/704]During the eponomy of Nashru-Bl, the governor of Amedi,  the king marched on Tabal; against Gurdi, the Kulummaean, [...] the king was killed; the camp of the king of Assyria [...] In Abu, the twelfth, Sennacherib, the king [started his reign?].

    The missing part after ‘Sennacherib, the king’ is filled in by orthodox Assyriology by: started his reign ? with a question mark. It remains indeed by guessing.

    [704/703]During the eponomy of Nab-deni-epu¹, the governor of Nineveh, to Larak and Sarrabanu; the palace of Kalizi was restored, in [...] the nobles against the Kulummaean.

    [703/702] During the eponomy of Nuh¹aya, the governor of Kalizi, campaign against [Babylonia?].

    [702/701] During the eponomy of Nab-le'i, the governor of Arbela, campaign against [Hirimma and Hararatum?].

    [701/700] During the eponomy of Hananu, the governor of Til-Barsip, [...] from Halzi [...]

    [700/699] During the eponomy of Metunu, the governor of Isana, A¹¹ur-nadin-¹umi, the son of Sennacherib, [became king of Babylonia?] of the palace, in the city [...], great cedar logs, alabaster in Ammananum [...], in Kapri-Dagili [...] for [...] the king [...].

    [699/698] During the eponymy of Bl-¹arrani, governor of Kurba'il,

    Broken off

    On top of all the confusing and contradicting preserved Assyrian sources the eponym list is broken off after the year 698 BC. The preserved yearly eponym list are not complete but damaged. Campaigns are referred to with the target missing. It is impossible this way to fill in the campaigns of Sennacherib after his third against Jerusalem. They should find there place on the time line of history somewhere between 708 BC and 680 BC.

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    23-10-2019 om 08:20 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ark van het Verbond

    Exodus 25:10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen. 12 En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. 13 En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud. 14 En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage. 15 De draagbomen zullen in de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. 16 Daarna zult gij in de ark leggen de getuigenis, die Ik u geven zal. 17 Gij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs lengte zijn, en anderhalve el deszelfs breedte. 18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels.

     

     

    19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken, uit de beide einden van hetzelve. 20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn. 21 En gij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij in de ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. 22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. (Statenvertaling)

     

    De hiervoor beschreven ark van het verbond werd door de Israëlieten op instructie van de HEERE God in de zomer van 1483 v. Chr. na het overhandigen van de Tien Woorden aan Mozes, in de wildernis gemaakt. Zij werd gehuisvest in de Tent der samenkomst waar éénmaal per jaar met de Grote Verzoendag de hogepriester van dienst verzoening voor het volk uitvoerde (Hebreeën 9:1-10).

     

     

    De ark heeft de Israëlieten tot haar vernietiging toe door de hand van de Babylonische horden in 586 v. Chr., altijd vergezeld. Ten tijde van de veertig jaar wildernis, daarna bij de inname van Kanaän gevolgd door de Richterenperiode en de eerste koningen Saul en David verbleef de ark in een tent. Toen de Tempel van Salomo afgewerkt was kreeg de Ark haar plaats in het Heilige der heiligen in de Tempel. Het was daar dat de Ark van het verbond samen met de Tempel ten tijd van koning Zedekia van Juda vernietigd werd.

    2 Koningen 25:8 Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. 10 En het ganse heir de Chaldeeën, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. 11 Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg. (Statenvertaling)

     

    Ook Psalm 74 leert duidelijk dat alles in het Heilige der heiligen vernield werd: 1 Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? 2 Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. 3 Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven. 4 Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. 5 Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte. 6 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen.

     

     

    7 Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. 8 Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. 9 Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? 11 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde. (Statenvertaling)

     

    In de herbouwde Tempel van Zerubbabel en de veel later gerestaureerde Tempel door Herodes de Grote was er geen Ark meer voorhanden. Volgens Joodse legendes bevond er zich in de herbouwde tempel een steen waarop de hogepriester op de grote Verzoendag het vat met reukwerk zette . Er was dus ook geen verzoendeksel meer, waarop het bloed van de zondoffers gesprenkeld kon worden. Dit is volledig in lijn met de profetie van Jeremia die optrad ten tijde van de val van Jeruzalem door de Babyloniërs.

    Jeremia 3:14 Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion. 15 En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand. 16 En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. (Statenvertaling)

     

    De originele Ark van het Verbond is definitief vernietigd in 586 v. Chr., er zijn echter vermoedelijk replica ’s van de Ark gemaakt geweest. Het is na de vernietiging van de Tempel van Herodes de Grote dat de legendes en het zoeken naar de ark een aanvang namen. Met enige zekerheid kan men stellen dat in Ethiopië vandaag, op een geheime plaats te Axoem, zulk een replica van de ark van het verbond vereerd wordt. Ethiopië betwist namelijk Arabië de roem van de koningin van het Zuiden. De koningen van Ethiopië eisten afstamming voor zich op van Menelik, een zoon van Salomo en de koningin van Scheba, die, naar zij beweren, hun koningin was. Volgens de legende bracht de koningin van Scheba een replica van de ark naar haar land mee. Een aantal jaar geleden bracht de BBC een overtuigende documentaire over de verborgen ark te Axoem. Volgens de documentaire wordt de ark op een geheime plaats bewaard in de kerk van de Heilige Maria van Sion door een monnik bekend als de 'bewaarder van de ark'. Een andere hardnekkige legende beweerd dat de ark bij de nadering van de Babyloniërs verborgen werd op de berg Nebo in Jordanië. Deze legende wordt in het apocriefe boek 2 Makkabeeën als historische waarheid (wat een leugen is) gebracht. Hierna het citaat van het Bijbel-vreemde boek Makkabeeën dat de Rooms-katholieke kerk aan haar bijbel heeft toegevoegd.

    2 Makkabeeën 2:1 In de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: ‘Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op grootse wijze geheiligd zou worden.’ 9 Ook werd erin verteld wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes’ gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: ‘Omdat het zondeoffer niet genuttigd is, is het door het vuur verteerd.’ 12 Ook Salomo heiligde acht dagen lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd, waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen. 17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. (Willibrord Vertaling 1995)

     

    Indien er een replica van de ark van het verbond ergens op de berg Nebo in Jordanië gevonden zou worden dan wordt het apocriefe boek door Rome aan hun bijbel toegevoegd, tot een misleiding zoals nooit eerder gezien. De antichrist zal namelijk zijn tempel te Jeruzalem vestigen en daar aanbidding eisen. Satans grote moment. Het laatste Boek van de Bijbel: Openbaring of Apocalyps, leert in het dertiende hoofdstuk dat de antichrist een handlanger zal hebben. Het betreffende hoofdstuk heeft het over twee beesten. Een dat uit de volkeren-zee opkomst en één dat uit de aarde opkomt. Het eerste beest is een politiek leider die ik laatst op dit blog op 23.09.2019 beschreven heb, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3178438

    Het tweede beest uit de aarde is een religieus leider die de Messias imiteert, een pseudo-Messias die de rol van hogepriester zal overnemen.

    Openbaring 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. 12 En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was. 13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen. (Statenvertaling)

    Wanneer vers dertien uit het profetische Boek Openbaring werkelijkheid wordt met hemels vuur dat op het slachtoffer in de nieuw opgerichte Tent der samenkomst op de Tempelberg neerkomt zal de misleiding volkomen zijn. Heel de wereld zal daarop dit genie volgen en de nieuwe religie omarmen. Zie ook de profeet Jesaja 66:3 en 17. Het zal echter een offerdienst zijn die de HEERE God afwijst. Volgens Openbaring hoofdstuk 11 zullen twee getuigen van de HEERE God 1260 dagen tegen de hele zaak profeteren. Zij worden na 1260 dagen of 42 maanden (aan 30 dagen per maand) door 'het beest uit de afgrond' gedood. Dit beest krijgt dan 42 maanden tijd om zijn zaak te doen waarna het Godsrijk van bovenuit gevestigd wordt. De periode dat de Apocalyps over deze planeet woedt, duurt exact zeven jaar. Het begin wordt ingeluid door het zegevierende oprukkende witte paard dat wereldwijd vrede en valse gerustheid brengt. Het Jeruzalem van de eindtijd wordt in de Bijbel in het laatste boek Apocalyps: Sodom en Egypte genoemd.

    Ook de Moslimwereld zal door de eventuele vondst van de Ark van het verbond in verwondering geraken. De Koran verwijst namelijk naar Mozes als profeet en de Ark komt in een positieve zin in de koran voor. In Soera 2:248 staat geschreven:

    "En hun profeet zeide tot hen: Het teken van zijn koningschap is, dat tot u zal komen de Ark, waarin is een Godsrust van uw Heer en een nalatenschap, welke nagelaten hebben het geslacht van Musa en het geslacht van Harun, en welke de engelen dragen. Daarin is waarlijk een teken voor u, indien gij gelovigen zijt." (in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers, vijfde druk)

    Hoe dit alles in de toekomst zijn beslag zal krijgen is vandaag moeilijk in te vullen. Profetie is pas duidelijk wanneer de tijd daar is.

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    15-10-2019 om 14:27 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised, Sargon II the forger of history

    With the article published on 16.09.2019 we discussed the revision of the reign of the Assyrian king Shalmaneser V in light of the Bible and Flavius Josephus. The Assyrian king Shalmaneser V was brought in chronological line with the contemporary kings of Judah and Israel of the time. Assyriology has a fundamentalist approach in the way they present their Assyrian kings-list and its fixing on the timeline of history. Their bearing point is the reported Sun eclipse during the eponym of Bur-Sagale over Nineveh in 763 BC. This may be correct, their teaching however that no names in the kings list nor the Eponym lists are missing or were ever deleted is impossible to accept. Other historical sources like the Bible and the historian Flavius Josephus learn different. I will show that certain Assyrian kings-names definitely were deleted from the kings list and that on several occasions in their history the Assyrian kings had co-regencies and consequently it is the Assyrian kings list and its modern chronology that needs adjusting.

    This week we continue with the successor of Shalmaneser V: the usurper Sargon II. Traditionally Sargon II is given a period of sole reign from 723/722 till 705/704 BC based on the interpretation of the Eponym-list. As was the case with Shalmaneser V using solely the Eponym-lists to determine the years of reign and the anchor-points on the time-line leads into error. It should be the Bible and the historian Flavius Josephus for use of anchor points on the timeline of history. Sargon II is mentioned by name in the Bible:

    Isaiah 20:1 In the year that Tartan came unto Ashdod, (when Sargon the king of Assyria sent him,) and fought against Ashdod, and took it; 2 At the same time spake the Lord by Isaiah the son of Amoz, saying, Go and loose the sackcloth from off thy loins, and put off thy shoe from thy foot. And he did so, walking naked and barefoot. 3 And the Lord said, Like as my servant Isaiah hath walked naked and barefoot three years for a sign and wonder upon Egypt and upon Ethiopia; 4 So shall the king of Assyria lead away the Egyptians prisoners, and the Ethiopians captives, young and old, naked and barefoot, even with their buttocks uncovered, to the shame of Egypt. 5 And they shall be afraid and ashamed of Ethiopia their expectation, and of Egypt their glory. 6 And the inhabitant of this isle shall say in that day, Behold, such is our expectation, whither we flee for help to be delivered from the king of Assyria: and how shall we escape?

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 265

     

    The prophet Isaiah places Sargon II on the time line in the year 719 BC at the time the Assyrians besieged Ashdod after the prophet had walked barefoot in the land for a period of three years as a sign.

    The other historical Books of the Bible do not mention Sargon II by name but instead refer during the époque we are studying now to the kings of Assyria, kings in plural. We will show that also Sargon II shared the crown with others, firstly with Shalmaneser V and secondly with Sennacherib his successor. Sargon II during his co-regency with Salmaneser V was subservient to him. Using the prophecy of Isaiah as a bearing point on the time line we can state that Sargon II was a co-regent of Shalmaneser V at that time. That observation however does not show itself in the preserved annals of Sargon II. The fall of Samaria in 717 BC for instance is claimed by Sargon II there where the Bible says it was Salmaneser V.

    Annals of Sargon: “7. I besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me.”

    (Excerpted from "Great Inscription in the Palace of Khorsabad," Julius Oppert, tr., in Records of the Past, vol. 9 (London: Samuel Bagster and Sons, 1877), pp. 3-20)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The Bible states in contradiction that it was Shalmaneser who besieged and took Samaria. The Bible unmasks Sargon II in fact as a forger of history.

    2 Kings 18:9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the LORD their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the LORD commanded, and would not hear them, nor do them. (KJV)

     

    Since we have Sargon II mentioned as king over Assyria in the Bible in the year 719 BC when Ashdod was besieged, he is as such proven to have been a co-regent or with Shalmaneser V at the fall of Samaria in 717 BC. In fact we can reconstruct from the Bible what really happened between the years 720 till 717 BC.

     

     

    The two Assyrian armies one lead by Sargon II and the other lead by Salmaneser V descended south together till Megiddo where they split with the army of Sargon II moving towards Ashdod and the army of Salmaneser V marching on Samaria where a three year long siege was started. The eponym list does not refer to the siege of Samaria at all and in fact has a gap shown with several years missing.

    The siege and fall of Samaria is based on Biblical chronology firmly fixed in the years 720/717 BC. While Shalmaneser V was besieging Samaria the Eponym-list mentions the following brief activities of Sargon II:

    [719/718] During the eponomy of Sargon [II], the king of Assyria entered [.?.].

    [718/717] During the eponomy of Zeru-ibni, the governor of Rasappa, campaign against Tabal.

    [717/716] During the eponomy of Tab-¹ar-A¹¹ur, the chamberlain, Dur-©arruken [the new capital of Assyria] was founded.

     

    The eponym of Sargon II has the king of Assyria entered (?) between brackets. We can however fill in from his preserved annals that he campaigned in Elam that year: “6. This is what I did from the beginning of my reign to my fifteenth year of reign : I defeated KHUMBANIGAS, King of Elam, in the plains of Kalu.”

    While his tartan or field Marshall was at Ashdod with an army Sargon II was campaigning in the east.

    The annals we refer to are the ones that decorated the walls of his palace. On it Sargon II seems to have been omnipotent. Also the siege and victory over Samaria is found in this section on the wall:

    “7. I besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me.

    8. HANUN, King of Gaza, arid SEBECH, Sultan of Egypt, allied themselves at Rapih to oppose me, and fight against me; they came before me, I put them to flight. SEBECH yielded before my cohorts, he fled, and no one has ever seen any trace of him since. I took with my own hand HANUN, King of Gaza.

    9. I imposed a tribute on PHARAOH, King of Egypt, SAMSIE, Queen of Arabia, IT-AMAR, the Sabean, of gold, sweet smelling herbs of the land, horses, and camels.”

     

    We noticed earlier in our reconstruction that in fact the army of Sargon II moved against Ashdod and marched on towards the Egyptian border while the army of Shalmaneser V laid siege to Samaria. At Raphia on the Egyptian border the army of Egypt under the leadership of a certain ‘Sebech’ was defeated by the Assyrians. This ‘Sebech’ must be a Assyrian variant of the Biblical pharaoh ‘So’ in whom the last king of Israel Hoshea had put his trust. The defeat of the Egyptian army under ‘So’ by the Assyrian army of Sargon II at the border sealed the fate of Samaria under siege by the army of Shalmaneser V. The prophecy of Isaiah Chapter 20:4 regarding Egypt was herewith fulfilled.

     

    The following year 718/717 BC according to the Eponym list has Sargon II campaigning against Tabal. This place is situated in the northwest of Assyria. This campaign is also preserved in detail on his palace walls:

    “11. Amris of Tabal, had been placed upon the throne of KHULLI his father; I gave to him a daughter and I gave him Cilicia which had never submitted to his ancestors. But he did not keep the treaty and sent his ambassador to URZAHA, king of Armenia, and to MITA, King of the Moschians, who had seized my provinces. I transported Amris to Assyria, with his belongings, the members of his ancestors' families, and the magnates of the country, as well as 100 chariots; I established some Assyrians, devoted to my government, in their places. I appointed my Lieutenant Governor over them, and commanded tributes to be levied upon them.”

     

    The following year 717/716 BC while Shalmaneser ‘s army finished the siege of Samaria by capturing it Sargon II started building his new capital: Dur-©arruken a place situated near modern Khorsabad in today ‘s Iraq. To the west the army of Sargon II campaigned that year against Hamath. The fate of the defeated king of Hamath defies all imagination:

    “12. JAUBID of Hamath, a smith, was not the legitimate master of the throne, he was an infidel and an impious man, and he had coveted the royalty of Hamath. He incited the towns of Arpad, Simyra, Damascus, and Samaria to rise against me, took his precautions with each of them, and prepared for battle. I counted all the troops of the god Assur; in the town of Karkar, which had declared itself for the rebel, I besieged him and his warriors, I occupied Karkar and reduced it to ashes. I took him, himself, and had him flayed, and I killed the chief of the rioters in each town, and reduced them to a heap of ruins. I recruited my forces with 200 chariots and 600 horsemen from among the inhabitants of the country of Hamath and added them to my empire.

     

    Hereafter follow the remaining eponym-list regarding Sargon II:

    [716/715] During the eponomy of Tab-sil-E¹arra, the governor of Libbi-ali, campaign against Mannea.

    Comment: The year 716 BC was the year Sennacherib became a co-regent of Sargon II. In a following article this will be discussed in detail.

    [715/714] During the eponomy of Taklak-ana-bli, the governor of Nisibis, governors were appointed.

    Comment: While the co-king Shalmaneser V is besieging Tyrus the eponym-list only mentions the appointment of governors while the annals of Sargon II have him capturing Karkemis. The fact that the taking Karkemis is not mentioned in the eponym-list leaves a question-mark.

    [714/713] During the eponomy of I¹tar-duri, the governor of Arrapha, campaign against Urartu and Musasi; [the statue of the god] Haldi was deported.

    Comment: While Shalmaneser V is still besieging Tyrus (according to Flavius Josephus) Sargon II is campaigning against Urartu.

    [713/712]During the eponomy of A¹¹ur-bani, the governor of Kalhu, the nobles fought at Ellipi; the god [...] entered his new temple, to Musasir.

    Comment: This year is the fourth year of the five-year siege of Tyrus by Shalmaneser V. Sargon II went to Musasir which was an important mountain-city in Urartu.

    [712/711] During the eponomy of ¹arru-emuranni, the governor of Mazamua, the king stayed in the land.

    Comment: the king stayed in the land is a euphemism for doing nothing.

    The year 712 BC is the year of the invasion of the Sea Peoples in the Levant and Egypt. The invasion and its revision on the time line of history had my attention in my published book (in Dutch) ‘De zonaanbidder’, 2016, appendix 1, page 149-158. The prophet Isaiah described the invasion in detail in his chapters 15/18. The year 712 BC was obtained with the revision of the years of reign of Ramses III. Ramses III was according to my revision one of the twelve kings that followed the priest-king Sethos (Herodotos Book 2, 147), the latter firmly fixed in the 8th Century BC by Herodotos.

    [711/710] During the eponomy of Inurta-alik-pani, the governor of Si'immel, campaign against Mar'a¹.

    Comment: The invasion of the Sea Peoples in 712 BC was halted by Ramses III the same year. Sargon residing in the heartland of Assur remained unharmed and was as such able to carry out his campaign against Maras the next year. In the meantime along the coast of the Levant some of the Sea Peoples had remained and settled there. In Asdod a Greek (Ionian) ruler had established himself as king over the region. In his preserved annals Sargon referred to the Greeks who had settled themselves in Asdod.

    32. AZURI, King of Ashdod, determined within himself to render no more tributes; he sent hostile messages against Assyria to the neighboring Kings. I meditated vengeance for this, and I withdrew from him the government over his country. I put his brother AKHIMIT on his throne. But the people of Syria, eager for revolt, got tired of AKHIMIT's rule, and installed IAMAN, who like the former, was not the legitimate master of the throne. In the anger of my heart, I did not assemble the bulk of my army nor divide my baggage, but I marched against Ashdod with my warriors, who did not leave the trace of my feet.

    33. IAMAN learnt from afar of the approach of my expedition; he fled beyond Egypt towards Libya (Meluhhi), and no one ever saw any further trace of him. I besieged and took Ashdod and the town of Gimtu-Asdudim; I carried away captive IAMAN'S gods, his wife, his sons, his daughters, his money and the contents of his palace, together with the inhabitants of his country. I built these towns anew and placed in them the men that my arm had conquered.

    34. I placed my Lieutenant as Governor over them, and I treated them as Assyrians. They never again became guilty of impiety.

    [710/709] During the eponomy of ©ama¹-bla-usur, the governor of Ahizuhina, campaign against Bit-zeri [against the Babylonian ruler Marduk-apla-iddina, who was defeated]; the king stayed in Ki¹.

    [709/708] During the eponomy of Mannu-ki-A¹¹ur-le'i, the governor of Tille, Sargon took the hand of Bl [and became king of Babylonia].

    Comment: This statement of Sargon II becoming king over Babylon in 709/708 BC is confirmed by the Ptolemy-canon. In the spring of 709 BC Sennacherib the son of Sargon II was besieging Jerusalem with his own army but was defeated. The spring of 709 was the 14th year of reign of Hezekiah (Oct 710/Sep 709 BC) based on the new chronology of the kings of Judah by applying the Sabbath and Jubilee years of reckoning. With the following article on Sennacherib this will be worked out in detail.

    38. MERODACH-BALADAN, son of IAKIN, King of Chaldaea, the fallacious, the persistent in enmity, did not respect the memory of the gods, he trusted in the sea, and in the retreat of the marshes; he eluded the precepts of the great gods, and refused to send his tributes. He had supported as an ally KHUMBANIGAS, King of Elam. He had excited all the nomadic tribes of the desert against me. He prepared himself for battle, and advanced. During twelve years,[ From 721 to 709 BC] against the will of the gods of Babylon, the town of BEL, which judges the gods, he had excited the country of the Sumers and Accads, and had sent ambassadors to them. In honor of the god Assur, the father of the gods, and of the great and august Lord MERODACH, I roused my courage I prepared my ranks for battle. I decreed an expedition against the Chaldeans, an impious and riotous people. MERODACH-BALADAN heard of the approach of my expedition, dreading the terror of his own warriors, he fled before it, and flew in the nighttime like an owl, falling back from Babylon, to the town of Ikbibel. …

    Comment: The defeat of Merodach Baladan, king of Babylon, by Sargon II as mentioned in his annals established to be 709 BC shows that using the eponym list solely as a guiding point delivers false navigation points of the time line of history. The Bible refers to Berodachbaladan visiting Hezekiah after the defeat of the Assyrian army of Sennacherib.

    2 Kings 20:12 King James Version (KJV) At that time Berodachbaladan, the son of Baladan, king of Babylon, sent letters and a present unto Hezekiah: for he had heard that Hezekiah had been sick. 13 And Hezekiah hearkened unto them, and shewed them all the house of his precious things, the silver, and the gold, and the spices, and the precious ointment, and all the house of his armour, and all that was found in his treasures: there was nothing in his house, nor in all his dominion, that Hezekiah shewed them not.

    According to Biblical chronology this history belongs on the time line of history after the defeat of the Assyrian army of Sennacherib in 709 BC. It was after the siege that Hezekiah became ill and 15 years were added to his lifespan. The visit of Merodach Baladan took place after the failed siege of Jerusalem by Sennacherib in Oct. 709/sept 708 BC and falls within the years of reign of Sargon II as stated by the Ptolemy canon.

    The biblical chronology as fabricated by Edwin R. Thiele on basis of the reign of Sennacherib according to the eponym list has as a result a wandering king of Babylon visiting Jerusalem in 701/700 BC.

    [708/707] During the eponomy of ©ama¹-upahhir, the governor of Habruri, Kummuhu was captured; a governor was appointed.

    [707/706] During the eponomy of ©a-A¹¹ur-dubbu, the governor of Tu¹han, the king returned from Babylon; the chief vizier, the nobles, the booty of Dur-Yakin was carried off; [...] Dur-Yakin was destroyed; in Ta¹rtu, the twenty-second, the gods of Dur-©arruken entered their temples.

    [706/705]During the eponomy of Mutakkil-A¹¹ur, the governor of Guzana, the king stayed in the land; the nobles were in Karalla; in Ajaru, the sixth, Dur-©arruken was completed; [...] received.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 267

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    07-10-2019 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geprofeteerde Messiaanse Vrederijk

    Recent heb ik drie afleveringen op mijn blog geplaatst met als onderwerp ‘het tijds-dal’ dat in verschillende oudtestamentische profetieën handelend over het beloofde herstel van Israël voorkomt. Op 30.07.2019 kreeg de profeet Micha (5:1-3) en diens profetie over de geboorteplaats van de Messias aandacht. Het tweede recente artikel op dit blog met als onderwerp het tijds-dal, dateert van 06.08.2019 en handelde over het tijds-dal in de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3171307

    Op 09.09.2019 ging het over het tijds-dal bij de profetie van Zacharia (9:9-10) wanneer deze de intocht van de Koning van Israël, de Messias of Gezalfde, in Jeruzalem zes eeuwen van tevoren voorspelde. Een profetie die op zondag 2 april 30 AD in vervulling ging toen Jezus op een ezelsveulen Zijn intrede te Jeruzalem deed (Matteüs 21:1-5).

    Zacharia 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. ( TIJDS-DAL)

    De verzen tien tot en met zeventien van Zacharia 9:9 gaan over het beloofde Messiaanse vrederijk dat als een gevolg van de verwerping van Jezus van Nazareth als Messias uitgesteld werd. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1567980000&stopdatum=1568584800

    Met de aflevering van deze week wil ik in het bijzonder aandacht geven aan het Messiaanse Vrederijk dat God ’s tijd, na het tijds-dal, in de toekomst opgericht zal worden. Het zogenaamde Messiaanse vrederijk luidt ook een nieuwe bedeling in. De draad met het Joodse volk wordt dan weer opgenomen en Israël als heilsorgaan hersteld. De bedeling van de Ekklesia sinds de eerste eeuw na Christus waarbij individuen uit de volken en uit Israël ‘uit’geroepen werden tot het Lichaam van Christus, is dan afgesloten. Volgens Zacharia 9:10 zullen bij de aanvang van het Vrederijk alle oorlogswapens vernietigd worden en zal er vrede zijn tot aan de einden der aarde. Een overblijfsel van de twaalf stammen van Israël zal dan het Beloofde Land erven en vanuit Jeruzalem zal het Woord van God uitgaan. Het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Zacharia geeft heel wat nauwkeurige details over de laatste strijd om Jeruzalem en de aanvang van het Vrederijk. In hoofdstuk 14:1-2 beschrijft de profeet hoe de HEERE God alle heidenen (niet-Joden) tegen Jeruzalem zal laten optrekken die de stad op gewelddadige wijze zullen innemen. In het heetst van de strijd zal de HEERE God ingrijpen en strijden tegen de legers van de verenigde volken (Zacharia 14:3) die tegen Jeruzalem zijn opgetrokken. Het is de gevreesde oorlog, een wereldoorlog die in het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps beschreven worden (Openbaring 16:16 en 19:11-21). Zacharia 14:4 beschrijft hoe de HEERE God op de Olijfberg nabij Jeruzalem zal terugkeren, en dat dan de Olijfberg als gevolg van een grote aardbeving middendoor zal splijten tot een groot dal strekkend van het oosten naar het zuiden. Naar dit ontstane dal zal een overblijfsel, een nalezing, van de bevolking van Jeruzalem in veiligheid kunnen vluchten. De aardbeving wordt door de profeet Zacharia beschreven als gelijkaardig aan de kracht van de historische aardbeving ten tijde van koning Uzzia, dat een meganatuurcatastrofe was (zie het artikel op dit blog van 17.11.2017: de moeder van alle verwoestingen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400). Het slot van Zacharia ’s profetie is als het volgt:

    Zacharia 14:6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7 Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. 8 Ook zal het te dien dage geschieden, dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn. (Statenvertaling)

     

    In vers zeven wordt nogmaals onderlijnd dat die dag alleen bij de HEERE God bekend is. Vers acht beschrijft verder hoe er vanuit een nieuwe bron levende wateren vanuit Jeruzalem zullen vloeien zowel naar de westelijke of Middellandse Zee als naar de Dode Zee die als een gevolg van dit bronwater of levend water gezond zal worden. Het is een profetie die we ook bij de profeten Ezechiël en Joël in detail beschreven vinden.

     

     

    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen Israël’, 2017, blz. 147-167, geef ik aandacht aan het herstel van de tien plus twee stammen van Israël met focus op de stam Zebulon die volgens de profeet Ezechiël zijn woonplaats in het vrederijk aan de nieuwe oostelijke zee zal hebben.

    Zacharia 14:9 En de HEERE (JHWH) zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE (JHWH) een zijn, en Zijn Naam een. (Statenvertaling)

    Na een tijds-dal van nu bijna tweeduizend jaar waarvan de exacte duurtijd niet geopenbaard werd, zal de HEERE God tot Koning over de ganse aarde zijn en vangt een nieuwe bedeling van God ’s handelen met de mens aan. De duur van het Vrederijk is in de Bijbel in tegenstelling met de duur van het tijds-dal, wel geopenbaard. In Openbaring lezen we dat de duivel voor een periode van duizend jaar, de duur van de bedeling van het Messiaanse Vrederijk, gebonden zal worden.

    Openbaring 20:1 En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; 2 En hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren; 3 En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Statenvertaling)

     

     

    De profeet Jesaja (11:1-12) geeft eveneens heel wat details over de algemene toestand der dingen in het Messiaanse Vrederijk. Flora en fauna zullen een nooit eerder geziene ontwikkeling kennen. De paradijselijke toestand van Eden wordt geëvenaard. Mens en (roof)dier zullen in harmonie met elkaar op aarde leven.

    Jesaja 11:6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. 7 De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. 8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk. 9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. 10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn. 11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. 12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden des aardrijks.

     

    De verzen elf en twaalf van het hierboven geciteerde Bijbelgedeelte handelen over de vergadering van een overblijfsel van Israël dat naar het land Israël na de oordeelstijd teruggebracht wordt. Het Bijbelboek Jesaja is een bron van informatie die over deze alsnog toekomstige tijd handelt. Tot aan praktisch het einde van het Bijbelboek wordt keer op keer de waarschuwing en belofte van herstel herhaald.

    Jesaja 65:17 Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen. 18 Maar weest gijlieden vrolijk, en verheugt u tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid. 19 En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws. 20 Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. 21 En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten. 22 Zij zullen niet bouwen, dat het een ander bewone; zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten. 23 Zij zullen niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring; want zij zijn het zaad der gezegenden des HEEREN, en hun nakomelingen met hen. 24 En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen. 25 De wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg, zegt de HEERE. (Statenvertaling)

     

    De levenscondities die voor het Messiaanse Vrederijk beschreven worden overtreffen alles wat de huidige wereld betreft. De levensduur van de mensen die in de huidige bedeling zeventig tot tachtig jaar is (Psalm 90) zal dan gelijk zijn aan de dagen van een (eik)boom. Een rechtvaardige zal de duizend jaar overleven en deel kunnen uitmaken van de nieuwe bedeling die na het afsluiten van het duizendjarige vrederijk in de Bijbel beschreven wordt. Een zondaar zal pas na honderd jaar door de vloek getroffen worden. En het hoofdstuk sluit af met nogmaals de belofte dat mens en dier in harmonie met elkaar zullen leven.

    De profeet Zacharia waar ik dit artikel met begon leert dat een overblijfsel van de volken in het vrederijk aanwezig zal zijn. Deze volken zullen volgens de profetie jaarlijks naar Jeruzalem moeten trekken ter viering van het Loofhuttenfeest. Het weigeren van dit gebod houdt straf in.

    Zacharia 14:16 En het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten. 17 En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen. 18 En indien het geslacht der Egyptenaren, over dewelke de regen niet is, niet zal optrekken noch komen, zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE die heidenen plagen zal, die niet optrekken zullen, om te vieren het feest der loofhutten. 19 Dit zal de zonde der Egyptenaren zijn, mitsgaders de zonde aller heidenen, die niet optrekken zullen, om te vieren het feest der loofhutten. 20 Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: De HEILIGHEID DES HEEREN. En de potten in het huis des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; 21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen den HEERE der heirscharen heilig zijn, zodat allen, die offeren willen, zullen komen, en van dezelve nemen, en in dezelve koken; en er zal geen Kanaäniet meer zijn, in het huis des HEEREN der heirscharen, te dien dage. (Statenvertaling)

     

    De profetie van Jesaja 65:17 over de “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen”, is nog niet de vervulling van de belofte van Openbaring 21:1 en kan best niet verward worden. Gedurende de bedeling van het Messiaanse Vrederijk zal de dood nog niet uitgebannen zijn. Die toestand vangt pas aan na het afsluiten van de toekomstige duizendjarige periode wanneer satan gebonden zal zijn en niet in staat de mens te verleiden.

    Openbaring 21:1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. 2 En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. 3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen , en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, 4 en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. 5 En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Enzoverder tot vers 27)

     

    De mens, geschapen met een vrije wil, gaat sinds zijn fatale keuze in de hof van Eden zijn eigen heilloze weg. Hetzelfde hoofdstuk drie van Genesis waar de zondeval beschreven wordt, vermeld ook de belofte (Genesis 3:15) dat de oude slang, zoals satan in Openbaring 20:1 genoemd wordt, de kop vermorzeld zal worden door het zaad van de vrouw: de Zoon van God, de Messias. Dit werd vervuld op Golgotha door de Heer Jezus Christus. God is liefde, schrijft Johannes in zijn eerste brief: 1 Johannes 4: 8 “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde”. De ‘Liefde’ is het hele Wezen van God. Zijn strijd is aldus gans anders dan die van de tegenstanders. Hij zoekt niemand te onderwerpen. De profeet Jesaja noemt Hem een God, die Zich verborgen houdt, maar uiteindelijk volgens Zijn plan tot Zijn doel komt: de verlossing van de dood voor de mens en het herstel van alle dingen.

    Jesaja 45:15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland.

    De verschillende bedelingen van de laatste zesduizend jaar tonen keer op keer dat de mens op eigen kracht er niet geraakt en dat uitsluitend bij de HEERE God het heil is. Alleen door het geloof kan iemand zijn of haar geestelijke ogen geopend worden.

    Over de chronologie van de beschreven alsnog toekomstige gebeurtenissen in de Apocalyps schreef ik eerder op 28.06.2017 op dit blog een artikel: chronologie van de Apocalyps (vervolg), zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

    Toen ik met de studie van de bedelingenleer begon vond ik de bedeling van het Messiaanse Vrederijk en in het bijzonder de afsluiting van deze bedeling opmerkelijk, erg verrassend. Ik meende dat het met de mens na een periode van duizend jaar leven in volkomen harmonie met God en Zijn Schepping, volledig in orde zou zijn. Maar minder blijkt waar te zijn. Ook deze toekomstige bedeling blijkt te eindigen in opstand en oordeel, net zoals de vorige bedelingen. De boodschap is dat de mens er op eigen kracht niet geraakt en in iedere bedeling door de dood ingehaald wordt. Uitsluitend in het persoonlijk aannemen van Jezus Christus als Heiland is er hoop voor de mens (Johannes 1:12-13). Het is alleen door de Genade, alleen door de Bijbel, het Woord van God, dat eeuwige redding mogelijk is. Dit was de lijfspreuk van de moedige hervormer Maarten toen die in 1517 AD het herontdekte evangelie verkondigde: ‘Sola Fide, Sola Gratia, Sola Scriptura’. Alleen door het geloof, alleen de genade en uitsluitend door de Heilige Schriften die zonder tussenpersonen gelezen en geïnterpreteerd kunnen worden.

    De hier beschreven Ekklesia mag niet verward worden met het christendom. De Ekklesia is het lichaam van Christus (1 Korintiërs 12:27 - Colossenzen 1:24) en is verborgen in de wereld zoals de gelijkenissen in het Matteüs-evangelie leren.

    Matteüs 13:44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker. 45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zoekt; 46 Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. (Statenvertaling)

    Het christendom als godsdienst en plichtenleer verkondigt dat de parel van grote waarde Christus is en dat de mens zich volledig moet inzetten ter verkrijging van die parel. Volgens het evangelie echter is de parel van grote waarde de Ekklesia en is het Christus die alles opgegeven heeft en de parel gekocht heeft. Dit is een relatie binnen een nieuw, alsnog voor de wereld verborgen, organisme dat per definitie geen godsdienst is maar een liefdesrelatie.

    Johannes 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. 13 Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden. 14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede. 15 Ik heet u niet meer dienstknechten; want de dienstknecht weet niet, wat zijn heer doet; maar Ik heb u vrienden genoemd; want al wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, dat heb Ik u bekend gemaakt. (Statenvertaling)

    De Ekklesia bestaat uit individuen uit de volken en uit Israël die sinds de komst van de Trooster tot één lichaam gevormd worden.

    Galaten 3:27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus.

    Colossenzen 3:10(b).. die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, 11 waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    30-09-2019 om 10:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs