Het
feit dat we stoffelijk zijn en uiteindelijk over een leeftijdsspan heen tot
stof wederkeren maakt dat we ook een mensenleven van de geboorte tot het
sterven chronologisch op een tijdsbalk
kunnen uittekenen. De Bijbel geeft de mens in Psalm 90 een leeftijdsspan van
zeventig tot tachtig jaar, afhankelijk of een mens sterk is of niet. We weten
allen dat hierop uitzonderingen mogelijk zijn. Boeiend is het te bedenken dat
Mozes de auteur van Psalm 90 is en deze psalm al ongeveer 3500 jaar oud. Vooral
boeiend vanwege de opgegeven leeftijdsspan van zeventig tot tachtig jaar, een
levensspan die in het Westen pas in de twintigste eeuw als een gemiddelde
bereikt werd. De voedings- en reinigings-wetten van Mozes zullen in het oude
Israël hun rol gespeeld hebben.
Psalm
90:1 Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van
geslacht tot geslacht. 2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de
wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. 3 Gij doet den mens wederkeren tot
verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! 4 Want duizend
jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als
een nachtwaak. 5 Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den
morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert; 6 In den morgenstond
bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort.
7 Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.
8 Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht
Uws aanschijns. 9 Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij
brengen onze jaren door als een gedachte.
10 Aangaande de dagen
onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig
jaren; en het uitnemendste van die is moeite
en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
11 Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat
Gij te vrezen zijt? 12 Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart
bekomen. 13 Keer weder, HEERE! tot
hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten. 14 Verzadig ons in den
morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in
al onze dagen. 15 Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt,
naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. 16 Laat Uw werk aan Uw
knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen. 17 En de
liefelijkheid des HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk
onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat. (Statenvertaling)
De
vermelde zeventig tot tachtig jaar als leeftijdsspan kan ook volgens de Bijbel
verder in belangrijke ontwikkelingsfasen ingedeeld worden. Ook op geestelijk
gebied:
1
Johannes 2:12 Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil. 13
Ik schrijf u, vaders! want gij hebt
Hem gekend, Die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen. Ik schrijf u, kinderen, want gij hebt den Vader
gekend. (Statenvertaling)
We
beginnen (zowel geestelijk als lichamelijk) als kinderkens, vervolgens groeien
we naar kinderen toe, daarna tot jongelingen en daarna het ouderschap. Het
getal zeven valt in deze fase van ontwikkeling op. Zeven jaar oud, veertien
jaar oud en vervolgens eenentwintig jaar oud toont een ontwikkeling in stappen.
In het Oude Testament werd men voor zijn daden verantwoordelijk gesteld vanaf
het eenentwintigste levensjaar (20plus). Dat merken we in de Exodusgeschiedenis
waar alle van het Israëlitische geslacht, van ouder dan twintig jaar, die weigerden
het Beloofde Land binnen te trekken, veroordeeld werden tot veertig jaar in de
wildernis en daar ook aan hun einde kwamen.
De
beschreven leeftijdsspan van de mens, die overigens getekend is door moeite en
verdriet, eindigt volgens Psalm 90:3 in de verbrijzeling van het lichaam.

De dood
is over de mens en de schepping gaan heersen vanaf Genesis 3:17
zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de
dagen uws levens. 18 Ook zal het u doornen
en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten. 19 In het zweet uws aanschijns zult gij
brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen
zijt; want gij zijt stof, en gij zult
tot stof wederkeren.
Dit
alles als een gevolg van het oordeel over de rebellie van de eerste mensen. Een
oordeel dat van generatie op generatie aanhoudt (Romeinen 5:12), ook voor
diegenen die niet op gelijke wijze zoals Adam hun doel gemist hebben.
Doornen
en distels brengt de vervloekte aarde sindsdien voort (Genesis 3:17:19), en het
sterven heerst over alles. De Schepping is dienstbaar aan de vergankelijkheid
geworden, en kreunt zoals in een barensnood in al haar delen (Romeinen 8:20-23).
Het
Bijbelboek Prediker hoofdstuk twaalf beschrijft in detail het aftakelingsproces
dat zich al heel vroeg in een mensenleven inzet met uiteindelijk in vers zeven:
de beschreven dood. Wat de mens onderscheidt van de dieren en de rest van de
schepping is dat bij zijn of haar dood, zijn/haar levensadem wederkeert tot
God, die hem geschonken heeft.
Prediker
12:7
en het stof wederkeert tot de aarde, zoals
het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.
Prediker
3:19 Want het lot der mensenkinderen is gelijk het
lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven
genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de
dieren; want alles is ijdelheid, 20
alles gaat naar één plaats, alles is
geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. 21 Wie bemerkt, dat de
adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt
naar beneden in de aarde? (NBG Vertaling 1951)

Hierna
het Bijbelgedeelte uit het boek Prediker dat in detail het aftakelingsproces beschrijft.
Ik heb tussen haakjes de Bijbelse beeldspraak verduidelijkt.
Prediker
12:1 Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren
naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen
behagen; 2 voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de
maan en de sterren en de wolken na de regen wederkeren; 3 op de dag, dat de
wachters (de armen) van het huis (het lichaam) beven en de sterke mannen
(de benen) zich krommen, en de maalsters (de tanden) ophouden, omdat
haar aantal gering geworden is, en zij, die uit de vensters (de ogen)
zien, hun glans verliezen (staar), 4 en de deuren (de oren) naar de
straat gesloten worden; als het geluid van de molen verzwakt, en de stem hoog
wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden; 5 op de dag, dat
men ook vreest voor de hoogte, en er verschrikkingen op de weg zijn (insomnia),
de amandelboom (witte haren) bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de
kapperbes niet meer helpt (seks) want de mens gaat naar zijn eeuwig huis
en de rouwklagers gaan rond op de straat ; 6 voordat het zilveren
koord (ruggengraat) losgemaakt en de gouden lamp (de schedel)
verbroken wordt; voordat de kruik bij de bron verbrijzeld en het
scheprad in de put verbroken wordt (falen van het hart), 7 en het stof wederkeert tot de aarde,
zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem
geschonken heeft.
Dit
beschreven dienstbaar zijn aan de vergankelijkheid is voor alle mensen van alle
generaties van zowel verleden als heden gelijk. Dit zowel voor gelovigen als
voor niet-gelovigen, andersgelovigen, binnen het verbond, buiten het verbond
enzoverder, allen worden getroffen en er is geen uitzondering.
De
aarde is sinds de eerste rebellie van de mens door de Schepper aan de
vruchteloosheid onderworpen (Romeinen 8:20), leert Paulus in het Nieuwe
Testament.
Paulus
ondervond in zijn eigen lichaam de eerdere beschrijving van het verval van de
mens. In zijn brief aan de Galaten lezen we in hoofdstuk 4 vers twaalf, dat hij
ziek geworden was. Het was vermoedelijk een oogkwaal, zoals we kunnen opmaken
uit Galaten 4:15 en Galaten 6:11:
Galaten 4:12 Weest zoals ik, bid ik u, broeders, omdat
ook ik ben zoals gij. Gij hebt mij in geen enkel opzicht verongelijkt.
13 Ja, gij weet, dat ik aan u de eerste maal, omdat ik ziek geworden was, het evangelie verkondigd heb,
14 en toch hebt gij de verzoeking,
die er voor u in mijn lichamelijke toestand gelegen was, niet als iets
verachtelijks beschouwd of ertegen gespuwd, maar gij hebt mij ontvangen als een
bode Gods, (ja), als Christus Jezus. 15 Gij hebt u toen gelukkig geprezen;
wat is daarvan over? Want ik kan van u getuigen, dat gij, ware het mogelijk
geweest, uw ogen uitgerukt en ze mij
gegeven zoudt hebben.
Aan de Korintiërs schreef Paulus
(2 Korintiërs 12:7-10) dat hem een doorn in het vlees gegeven was, een angel
die hem lichamelijk zwak maakte, waar hij onder gebukt ging.
Driemaal had hij God gebeden die angel weg te nemen, maar vergeefs. Mijn
genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid,
was het antwoord van God op Paulus gebed om genezing.
Ook anderen kon Paulus niet altijd helpen. Aan Timoteüs
zijn vriend en mede-evangelist, die aan gedurige maagongesteldheden leed
schreef Paulus (1 Timoteüs 5:23) als recept voor zijn maag, dat hij niet alleen
water zou drinken maar ook een beetje wijn.
In de tweede brief aan Timoteüs (2 Tim. 4:20) schrijft
Paulus dat hij een medewerker met de naam Trofimus te Milete, ziek zijnde had
moeten achterlaten.
Aan de
Filippenzen schrijft Paulus in zijn brief aan hen over Epafroditus, een
medestrijder en afgevaardigde van Paulus, dat deze doodziek was geweest, maar
dat God Zich over hem ontfermd had.
Filippenzen
2:25 Maar ik achtte het noodzakelijk, Epafroditus tot u te zenden, mijn
broeder en medearbeider en medestrijder, die uw afgevaardigde was om mij te
helpen in hetgeen ik nodig had. 26 Immers, hij was vol verlangen naar u allen
en ook in zorg, omdat gij gehoord hadt, dat
hij ziek was. 27 Hij is ook ziek
geweest, de dood nabij, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet
alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou
hebben. 28 Ik zend hem dan met te meer spoed, opdat gij, als gij hem ziet, u
weer verblijden moogt en ik minder zorg moge hebben.
Vers 27
geeft vandaag hoop aangezien we mogen weten dat God in deze tijd de huidige
bedeling van de genade, Zich wil ontfermen. Alhoewel er toch een groot
onderscheid is met de toestand tijdens de bedeling onder de Wet. Aan het oude
Israël dat als natie met de Exodus in 1483 v. Chr. uit
Egypte getrokken was, was de belofte gegeven dat zij vrij van ziekten
zouden zijn, indien zij de Wet zouden onderhouden.
Exodus
15:26 En (Mozes) zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult,
en doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden, en houdt
al Zijn inzettingen; zo zal Ik geen van
de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de
HEERE, uw Heelmeester!
De
troost die Paulus, de apostel der heidenen, aan de Romeinen onder de huidige
bedeling doorgeeft is de volgende:
Romeinen
8:18 Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd
niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. 19
Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.
Het
openbaar worden van de zonen Gods, gebeurt bij de (tweede) komst van Jezus
Christus. Het is de in de Bijbel beloofde opstanding. Een opstanding die in
chronologische etappes gebeuren zal. Eerst de Christus, vervolgens de Ekklesia (1
Korintiërs 15:20-28), vervolgens Israël en de volken (Daniël 12:2, 3 en 13). Het
is de vertroosting van de tweede
komst van Christus en de daarmee gepaard gaande opstanding van de Ekklesia die
Paulus aan de Thessalonicenzen doorgaf, wanneer zij geliefden aan de dood, aan
de verbrijzeling moesten afgeven.

(de hierboven getoonde afbeelding is niet naar
waarheid getekend maar is alleen maar een poging tot visuele uitbeelding van de
opstanding. De auteur is mij onbekend en ik zal de afbeelding bij eerste
verwittiging dan ook verwijderen. De beeldspraak is wel zeer treffend. Het laat
een kerkgebouw met kerkhof in verval zien alsof het christendom in die toekomende
tijd van weinig tel meer is. Wat ook opvalt is de eerder beschreven opstanding
in etappes. De tijdens hun leven wedergeboren christenen krijgen op de
afbeelding hun opstanding terwijl de overige doden in hun graven (voorlopig)
onberoerd blijven.)
1
Thessalonicenzen 4:14 Want indien wij geloven, dat
Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, weder brengen met Hem. 15
Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend
overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen,
die ontslapen zijn. 16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels,
en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; 17 Daarna wij, die levend overgebleven
zijn, zullen te zamen met hen opgenomen
worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij
altijd met den Heere wezen. 18 Zo dan, vertroost elkander met deze woorden. (NBG
Vertaling 1951)
Het
begrijpen van de Romeinenbrief hoofdstuk 8 kan ook vandaag als een troost en
berusting werken wanneer men zelf (of geliefden) getroffen wordt door de eerder
in Psalm 90 beschreven moeite en verdriet eindigend in de verbrijzeling van het
lichaam. De Romeinenbrief heeft het over het lijden van de tegenwoordige tijd.
Dit lijden is gelijk voor gelovigen en niet-gelovigen. Alle zijn aan de
dienstbaarheid van de vergankelijkheid onderworpen. De schepping zucht en is
als in barensnood.
Romeinen
8:20 Want de
schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om
(de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, 21 in hope echter, omdat
ook de schepping zelf van de
dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid
van de heerlijkheid der kinderen Gods. 22 Want wij weten, dat tot nu toe de
ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. 23 En niet alleen
zij, maar ook wij zelf, [wij,] die
de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten
bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons
lichaam.
De
enige hoop voor de van ouds rebellerende mens is het aannemen van Jezus
Christus als zijn Heer en Heiland, en de verwachting van Zijn (weder)komst als
de Losser die alles hersteld.
Filippenzen
3:20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de
hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21
die ons vernederd lichaam veranderen
zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de
kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen
Romeinen
8:24 Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop,
die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? 25
Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met
volharding. 26 En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten
niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met
onuitsprekelijke verzuchtingen. 27 En Hij, die de harten doorzoekt, weet de
bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen
pleit. 28 Wij weten nu, dat [God] alle
dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn
voornemen geroepenen zijn. 29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij
ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid
aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder
vele broederen; 30 en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook
geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en
die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. 31 Wat zullen
wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? 32
Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen
overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? 33 Wie zal uitverkorenen
Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; 34 wie zal veroordelen?
Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.
35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid,
of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? 36 Gelijk
geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend
als slachtschapen.
37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem,
die ons heeft liefgehad. 38 Want ik ben
verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden
noch toekomst, noch krachten, 39 noch hoogte noch diepte, noch enig ander
schepsel ons zal kunnen scheiden van de
liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. (NBG
Vertaling 1951)
Wordt
zeker vervolgd
.
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009: dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar.