Joshua (fit) fought the
battle of Jericho and the walls came tumbling down
Dit zijn de bekende woorden van het Amerikaanse
gospellied geïnspireerd door het Bijbelverhaal van de verovering van Jericho
door de Israëlieten onder leiding van Jozua. Een verhaal dat wereldwijd bekend
is. Eerst zond Jozua twee verkenners naar Jericho om inlichtingen te vergaren
over de verdedigingswerken en het moreel van de stadsbevolking. De twee mannen
kregen onderdak in het huis van Rachab een prostitué, die bij de uiteindelijke
verovering en vernietiging van Jericho door de Israëlieten samen met haar
familie behouden bleef. De verovering van Jericho wordt op wonderlijke wijze in
de Bijbel beschreven. Dag na dag zes dagen lang trok het leger van de
Israëlieten in stilte omheen de stadsmuur. Op de zevende dag echter sloegen de
Israëlieten toe. Die dag hieven zij na zes maal om de muur te zijn getrokken,
een luid krijgsgehuil aan en werd er op de ramshorens geblazen en prompt kwam
de muur naar beneden. Elke soldaat liep daarop recht voor zich uit, staat er
geschreven, de ingestorte muur over en sloeg heel de stad in de ban. Daarna
werd Jericho tot de grond toe afgebrand. Dit is een weergaloos verhaal en was
een uitdaging voor de archeologen wanneer deze wetenschap van start ging, om te
onderzoeken. In de tweede helft van de negentiende eeuw begon het werk.
Verschillende expedities werkten over de jaren heen na elkaar in het gebied. De
meest bekende namen zijn deze van de Bijbelgeleerde Ernst Sellin, professor
John Garstang en Kathleen Kenyon.

Een Duits-Oostenrijks team onder leiding van de
theoloog Ernst Sellin werkte enkele
jaren te Jericho van 1907 tot 1909. Zij hadden toelating tot graven gekregen
van de toenmalige heersers over het gebied van het oude Israël: de Ottomanen.
Sellin was een pionier op het gebied van Bijbelse archeologie. In zijn werk
werd hij geassisteerd door de archeoloog Carl
Watzinger. Hij bevond dat de noordelijke muur van Jericho niet volledig was
neergekomen en concludeerde (terecht) dat deze zijde het huis van Rachab, die
gespaard werd, moest gehuisvest hebben. Een gedeelte van de muur met een hoogte
van ongeveer 2,40 meter stond in 1907 namelijk nog recht. Met de rapportering van zijn bevindingen
betreffende de opgravingen te Jericho werd hij nog niet geplaagd door het
gebruik van foutieve dateringsmethoden door latere archeologen.
De Brit John
Garstang werkte te Jericho in de dertiger jaren van de twintigste eeuw. De
Britten hadden toen het zeggenschap over het gebied. Het huidige gebied van
Israël en Jordanië werd na de Eerste Wereldoorlog een Brits mandaatgebied.
Garstang bestudeerde de versterkingen en herkende vier achtereenvolgende
bouwfasen, waarvan de laatste gewelddadig verwoest en verbrand was. Hij schreef
die vernietiging toe aan de periode van de Israëlitische intocht, die hij
dateerde rond 1400 voor Christus, dit in afwijking van het meer algemeen
aangenomen jaartal 1250 v. Chr., de zogenaamde late en vroege datering. Wanneer
Garstang de vloeren van de Midden-brons stad blootlegde vond hij kruiken tot de
rand toe gevuld met verkoold graan wat het Bijbelse relaas bevestigde dat de
Israëlieten Kanaän binnenkwamen met Pesach op het moment dat er geoogst was.
Ook vermeldt de Bijbel dat alles met vuur verbrand werd.
Deze bevindingen van Garstang werden echter in de
vijftiger jaren door de archeologe Kenyon
volledig onderuit gehaald. Zij bevond dat er een grote stad uit de vroege
bronstijd in Jericho was geweest gedurende heel het derde millennium tussen
3000 en 2300 v. Chr., waarvan de muren niet minder dan zeventien maal gevallen
en weer opgetrokken waren, toen de stad als een gevolg van een ramp vernietigd
werd. De laatste drie fasen van deze versterkingen waren zeven meter voorbij de
lijn van de oorspronkelijke muren gebouwd, lager langs de helling van de heuvel
of Tell. Dit waren dan de muren geïdentificeerd door Garstang en gedateerd ten
tijde van Jozua maar nu door Kenyon gereviseerd naar zo een duizend jaar eerder
dan de intocht van de Israëlieten. Gedurende vele eeuwen na de vernietiging van
Jericho in 2300 v. Chr. werd Jericho volgens Kenyon, alleen bezet door nomaden
tot wanneer in ongeveer 1900 v. Chr. een nieuwe stad ontstond: het Jericho van
de Midden-bronstijd. Deze stad kwam volgens haar, aan haar einde ten tijde van
de laatste Hyksos-faraos in Egypte rond 1550 v. Chr. op basis van de orthodoxe
tijdsdatering. De verwoesting door vuur werd verklaard vanuit de theorie van de
verdrijving van de Hyksos uit Egypte en een achtervolging door het leger van
farao tot aan Jericho. Na deze vermeende vernietiging door het leger van farao,
(waar geen enkel Egyptisch historisch verslag van bestaat), werd de plaats van
Jericho volgens Kenyon verlaten en begon het puin van de verwoeste stad langs
de hellingen van de Tell weg te spoelen. De plaats werd volgens Kenyon opnieuw
bezet rond 1400 v. Chr. maar op een veel kleiner schaal. Er werden geen nieuwe
muren gebouwd, maar vermoedelijk lapten de nieuwe bewoners de resten van de
midden-brons muren op. Deze tweedehands muren zouden dan de muren geweest zijn
die Jozua deed vallen. Kathleen Kenyon bleef er echter bij dat de herbezetting
van Jericho minder dan een eeuw duurde totdat de stad opnieuw verlaten werd,
niet later dan 1300 v Chr. Haar conclusie is dat Jericho al een ruïne was ten
tijde van de Israëlitische intocht wanneer die orthodox gedateerd wordt in
1250/1225 v. Chr.
Sindsdien heeft de Bijbel voor de wetenschap van de
archeologie als historisch boek alle krediet verloren en wordt niet langer meer
als een accuraat historisch boek beschouwd. Verlegenheid op verlegenheid was
troef bij menig Bijbelgetrouw student vanaf de tweede helft van de twintigste
eeuw. Chronologische constructies werden opgezet en aangeboden om toch een en
ander te kunnen verzoenen. Hierbij werd altijd uitgegaan van de juistheid van
het aangeboden raamwerk door de orthodoxe Egyptologie?

Het diabolische is dat de hiervoor vermeldde
archeologen die overigens prachtig werk op het terrein geleverd hebben, een
foute dateringsmethode hanteerden en als een gevolg daarvan tot hun boude
verklaringen kwamen. Alle aardlagen en strata in Israël werden en worden namelijk
aan de hand van de foutieve jaartallen van de orthodoxe
Egyptologie, gedateerd. Wanneer bijvoorbeeld een scarabee van een zekere farao
in een bepaalde laag aangetroffen wordt, wordt dit stratum op basis van het
gevonden Egyptische object gedateerd. En aangezien het chronologische raamwerk
van de Egyptologie fout is geeft dit foute dateringen weer in het gebied van
het oude Israël. Zie ter illustratie het artikel van 16.08.2016 op dit blog: Unieke archeologische vondst te Jeruzalem,
zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1471212000&stopdatum=1471816800
Alleen het revisionisme van de Egyptologie geeft
uitkomst. Vooral Dr. Immanuël Velikovsky was in de tweede helft van de
twintigste eeuw met zijn publicaties de aanzet tot een wereldwijde studie. De
Bijbel had toch gelijk. In de tussentijd houdt de orthodoxie hardnekkig vast
aan de juistheid van haar vermeende Egyptische Sothis-datering. Zie mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de
geschiedenis van de geschiedenis, blz. 27-41.
Betreffende de exodus uit Egypte en veertig jaar
later de intocht in Kanaän door de Israëlieten leren de meeste boeken (en ook
Hollywoodfilms) dat farao Ramses II de farao van de Exodus was. Deze farao
wordt door de orthodoxie in het Laatbrons tijdperk geplaatst en dus zocht men
naar sporen van een Israëlitische invasie in Kanaän op het einde van het
Laatbrons tijdperk, meer nauwkeurig bij de overgang van Laatbrons LBIIb naar
het IJzertijdperk IA. Farao Ramses II was een farao van de negentiende
dynastie. De onderzochte strata van het Laatbrons te Jericho geven echter geen
beeld weer van een vernietiging zoals de Bijbel die leert. Volgens het
Bijbelrelaas kwam de vestingmuur van Jericho volledig naar beneden en werd de
stad met alle voorraden erin verbrand.

Een bekend revisionist van de geschiedenis van de
oudheid is Dr. Donovan Courville. De
onderzoeker B. Th., B.A., M.A., Ph. Dr. Donovan Courville laat de Exodus op het
einde van de Egyptische zesde dynastie en het Oude Rijk plaatsvinden en
verplaatst Vroeg Brons IV naar de tweede helft van de vijftiende eeuw voor
Christus. Het Oude en het Midden-rijk waren volgens Courville contemporain met
slechts één tussenperiode, die van de Hyksos, die na de Exodus met de
vernietiging van het leger van farao, Egypte overrompelden. De Israëlieten
vervolgden hun weg naar Kanaän dat zij veertig jaar later in bezit namen. Zij
waren nieuwkomers met logischerwijze een nieuwe soort potten en pannen. Zij
namen, gepaard gaande met natuurlijke catastrofes, op gewelddadige wijze het
land in bezit. In het model van Courville volgt de Midden-brons periode
onmiddellijk op het Vroeg-brons tijdperk. Het archeologische beeld in de streek
van Jericho is duidelijk een noodlottige catastrofe, gevolgd door bezetting
door nieuwkomers. Het is in feite een eenvoudige oefening die Courville
toepast. Hij toont aan dat de Egyptologie er zeshonderd jaar naast zit. Wanneer
we de datering van het begin van Midden-brons aan de Bijbelse gegevens
aanpassen valt veel op zijn plaats. Niemand twijfelt er aan dat de Israëlieten
later het machtigste volk van Israël werden; dus veroverden ze op deze wijze
het land. Dat is uitgangspunt, het fundamentele feit. Een citaat van de
Bijbelvorser en Wetenschapper Courville:
...It must not be forgotten that the task of historians is not to create
history. The
events of history have occurred, and there is nothing that can be done to
change the time relationships between these events by a single minute. The task
is rather that of unraveling the confused records which have come down to us,
and when this task has been done correctly, it is axiomatic that it should not
be necessary to apologize for inconsistencies and anomalies at every turn of
events.1971, Donovan A. Courville, B.Th., B.A., M.A., Ph.D.
Conclusie: het is alleen de volledige herziening
van de chronologie van de orthodoxe Egyptologie dat echt uitkomst biedt. Er
zijn onderzoekers die niettemin het Bijbelverhaal alsnog trachten recht te doen
door het zoeken naar alternatieve oplossingen. Er worden constructies
aangeboden waarbij men de moeilijke Bijbelse jaartallen loslaat en naar een
zogenaamde late datering van de exodus gaat om een en ander te kunnen
verklaren. De Griekse LXX Septuagint Bijbelvertaling met haar afwijkende
jaartallen wordt ook gehanteerd wat alleen maar aan de verwarring toevoegt. Men
zit namelijk in het keurslijf van de orthodoxe Egyptologie dat men als een
historische bron beschouwd en zoekt naar aanvaardbare faraokandidaten voor de
exodus in de achttiende en negentiende dynastie van Manetho. Een moeilijke
opdracht aangezien de Bijbel leert dat farao samen met zijn leger (Psalm
136:15) in de Rode Zee verzoop wanneer hij de Israëlieten meende te kunnen
achtervolgen. Zie mijn boek EXODUS,
2016, hoofdstuk; farao met zijn heir in de Schelfzee gestort, blz. 93-106.
Men kan dan eventueel in een naïef geloof blijven
zoals dat zondagsschoolventje dat nadat hij de onderwijzer had horen uitleggen
dat de Rode Zee zich helemaal niet geopend had zoals het in de Bijbelfilm Exodus
te zien is, maar dat de Israëlieten door een riet-zee trokken met water slechts
tot aan de knieën. Het zondagsschoolmannetje merkte toen op: maar meester, dan
is er toch een groter wonder geschied, want dan zijn al die Egyptenaren in een
halve meter hoog water verzopen. Men kan hier om glimlachen, intussen blijft
het onze verantwoordelijkheid om de geschiedenis te ontrafelen. Al diegenen die
oprecht, naïef of moedwillig, in de strata van het Laatbrons tijdperk te
Jericho op zoek gaan naar bewijzen van een vernietiging van Jericho zoals de
Bijbel leert, zijn in feite bezig zoals de illustratie van dat dappere ventje
in de zondag klas die de riet-zee-route maar op de koop toe neemt, maar verder
geen onderzoek doet naar de correcte weg van de exodusroute.

Het resultaat van het plaatsen van de vernietiging
van Jericho in het Laatbrons tijdperk is dat dan ook het grote rijk van Salomo
zoals beschreven in de Bijbel, in het IJzertijdperk valt en van de uitgebreide
bouwactiviteiten van Salomo zijn in de strata van het IJzertijdperk geen echte
sporen terug te vinden. De diabolische consequentie hiervan is dat heel de
Bijbel dan mythe wordt. Of hoe belangrijk het werk van het revisionisme van de
oudheid is. Tot slot nog even opmerken dat de benaming: brons en ijzertijd niet
veel met het gebruik van deze metalen te maken heeft maar alles met het gebruik
van de verschillende soorten aardewerk zoals potten en pannen die in de
verschillende strata gevonden worden en die op basis van de orthodoxe Egyptologie
gedateerd worden.
Over de archeologie in het licht van het
revisionisme van de geschiedenis van de oudheid publiceerde ik eerder op
11.08.2015 op dit blog het artikel van een specialist ter zake: Dr. John J. Bimson, Exodus and Conquest
-- Myth or Reality? Can
Archaeology Provide the Answer? Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1439157600&stopdatum=1439762400
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder
Recente publicaties:

EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009: dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar.