Why are my messengers kept standing in the open sun? They will die in the
open sun. If it does the king good to stand in the open sun, then let the king
stand there and die in the open sun. Then will there be profit for the king!
But really, why should they die in the open sun? They will be killed in the
open sun. Amarna letter by Ashur Uballit
(Donald B. Redford, Akhenaten the Heretic king, 1984, hoofdstuk 15, blz.
235)
De
inleiding tot de bekende ketter-farao Achnaton (voorheen Amonhotep IV) begin ik
met een citaat uit een brief van een Assur Uballit, geciteerd door de
Egyptoloog Donald B. Redford, in zijn werk over de zonderling; farao Achnaton.
Het citaat beschrijft in enkele woorden de ware aard van farao Achnaton: een
godsdienstwaanzinnige die autoritair manu militari al zijn onderdanen en
buitenlandse gezanten, aan zijn nieuwe eredienst horig maakte. Zonder
bescherming, klaagt Assur Uballit in zijn brief aan, moesten zijn gezanten
urenlang in audiëntie voor een religieuze ceremonie te Achetaton (het huidige
Amarna) in de open zon staan. In België zou zo iets vandaag voor zonnekloppers
nog te verduren zijn, in Midden-Egypte echter bevind men zich dan in een
bakoven. Geen greintje mededogen was er duidelijk in Achnaton aanwezig.
De
orthodoxe Egyptologie plaatste Achnaton op de tijdsbalk in de veertiende eeuw
voor Christus, van het jaar 1350 tot 1334 v. Chr. Deze plaatsing was een gevolg
van hun gebruik van de foutieve Sothis-kalender. Een kalender die de Egyptoloog
Eduard Meyer in 1904 wereldkundig maakte en veronderstelde dat er in het oude
Egypte zo iets als Sothis-perioden van telkens 1460 jaar zouden bestaan hebben.
Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft de Sothis-kalender
onderuit gehaald en is er geen enkele reden meer om aan dit verzinsel van
oud-Grieken en Romeinen vast te houden. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
27-43, in het hoofdstuk; de geschiedenis van de geschiedenis, weerleg ik de
Sothis-kalender en biedt een alternatief aan. Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Farao
Achnaton en zijn opvolgers, de zogenaamde Aton-vereerders horen op de tijdsbalk
thuis in de achtste eeuw v. Chr.
De
briefschrijver, een koning van Assur
met de naam Assur Uballit, identificeert de orthodoxe Egyptologie met een Assyrische
koning met dezelfde naam, uit de veertiende eeuw v. Chr. De Assyrische koning Assur
Uballit I werd door de Assyriologie een regeerperiode met de jaartallen 1353-1318
v. Chr., gegeven en dit past ongeveer in de tijdsperiode dat Achnaton verondersteld
werd geregeerd te hebben. In mijn studie De Assyriologie herzien, 2012,
hoofdstuk Genesis en Assur, blz. 132, corrigeerde ik de jaartallen van Assur
Uballit I naar de jaren 1376/1340 v. Chr.:
[73]
Aur-uballit [I], zoon van Eriba-Adad, regeerde gedurende 36 jaar (orthodox 1353-1318). Herzien:
1376/1340 v. Chr.
Hoewel
deze correctie nu niet onmiddellijk van belang is. Wat wel belangrijk is dat
volgens de aangehaalde Assyrische bron de vader van Assur Uballit I de naam Eriba-Adad heeft en
niet Assur-Nadin-Ahe zoals de Amarna-briefschrijver naar zijn vader verwijst.
Van een Assur
Uballit zijn er twee brieven (kleitabletten) aan farao Achnaton bewaard
gebleven. Zij werden onder EA 15 en 16 gecatalogeerd. Hierna volgt brief (fragmentarisch)
EA 16 die van belang voor de naam van de vader van Assur Uballit, is:
EA 16
To Nafuria (Achnaton), Great
King, king of Egypt, my brother, thus speaks Ashur-uballit, king of Assyria,
Great King, your brother: may well-being reign over you, your house and your
land!
I feel very pleased after
having seen your envoy. This is felt, in truth... before me. I have sent you a
beautiful royal chariot, two white horses, an unfurnished chariot and a
beautiful stone seal as gifts. Of the Great King... it is said: The gold is in
your land like the dust; Why is there .... in your eyes? I have begun a new
palace, and I want to have it ready soon. Send me as much gold as is required
for its decoration and for what is needed.
When my father, Ashur-nadin-ahe, ordered
his messengers to go to Egypt, they sent him twenty gold talents. And when the
king of Khanigalbat sent his messengers to your father [Amonhotep III] in
Egypt, they sent twenty gold talents to him. See, to the king of Khanigalbat I
am ..., but to me you have sent only a little gold, which is not sufficient, in
spite of the goings and comings of my messenger. If it is your intention that a
sincere friendship exist, send much gold! And you may send people on your part,
and you will receive whatever you need!
Our lands are far apart, which is why our envoys must travel wisely .
De naam
van de vader; Ashur-nadin-ahe, van de
Amarna-briefschrijver Assur Uballit blijft een anomalie voor de orthodoxe
Egyptologie. Voor een revisionist van de geschiedenis van de oudheid is het zondermeer
duidelijk dat twee verschillende Assur Uballit s bedoelt zijn. De zoon van
Eriba-Adad met de naam Aur-Uballit blijft op de tijdsbalk met de
regeerperiode 1376/1340 v. Chr. De Amarna-briefschrijver Assur Uballit als de
zoon van Ashur-nadin-ahe, hoort in de achtste eeuw v. Chr. thuis. Hij is een
van de Assyrische koningen die in co-regentschap de troon met elkaar deelden.
De Bijbel verwijst voor deze epoque naar de koningen van Assur in het
meervoud.
"In
die tijd zond koning Achaz het verzoek tot de koningen van Assur hem te helpen." 2
Kronieken 28:16
"Na
deze gebeurtenissen, waarin Jehizkia 's trouw bleek, rukte Sanherib, de koning van Assur, op. Hij trok Juda
binnen en zeide: Waarom zouden de
koningen van Assur bij hun komst zoveel water vinden " 2 Kronieken
32:1-4
Als een
gevolg van de plaatsing van Amonhotep IV in de veertiende eeuw v. Chr. op de
tijdsbalk wordt deze farao ook al eens de eerste monotheïst ooit, genoemd. Men
neemt namelijk aan dat Mozes in Egypte bij Achnaton een en andere opgestoken
heeft. Zo is er een hymne bewaard gebleven van Achnaton aan zijn god Aton, dat
wel haast een kopie van Psalm 104 uit de Bijbel is. En op basis van de foutieve
plaatsing van de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk neemt men uiteraard aan
dat de Aton-hymne model stond voor de Bijbelse Psalm 104. Wanneer we echter dit
alles naar de achtste
eeuw v. Chr. transponeren blijven er dienaangaande geen vraagtekens meer, en
kan een en ander verklaart (en weerlegd) worden. Het zogenaamde monotheïsme van
Achnaton was overigens geen monotheïsme in de zuivere zin van het woord, maar
slechts monolatrie (Oedipus en Echnaton, I. Velikovsky, 1974, blz. 198).
Het is in het gerevisioneerde
model in het Jeruzalem van de achtste eeuw v. Chr. dat Achnaton, Psalm 104
geleend heeft en er een slechte kopie van gemaakt.
Een mogelijke bron van inspiratie
voor Achnaton was zijn moeder Teje, die een dochter van Joeja was, de luitenant
generaal van het Egyptische leger onder Amonhotep III, en vermoedelijk een
Israëliet. Over Joeja schreef ik eerder op dit blog een artikel op 27-09-2014: Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1411336800&stopdatum=1411941600
Joeja was
een Aziaat die het in Egypte tot generaal van de strijdwagens schopte. Hoe dat
mogelijk was verklaarde ik in het aangehaalde artikel door de eerdere acties
van koning Uzzia in Egypte. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, de hoofdstukken; Kroniek
van koning Uzzia blz. 279, de archeologische site in Egypte te TELL EL DABA,
identificeer ik de Aziatische veldheer Arsu uit het bekende Harris-papyrus (British
Museum) met koning Uzzia van Juda die gedurende een hele tijd Egypte overheerst
heeft. De Bijbel leert dat de roem en macht van koning Uzzia tot in Egypte
reikte:
2
Kronieken 26: 6 Hij trok uit en streed tegen de Filistijnen, slechtte de muren
van Gat, Jabne en Asdod en bouwde versterkingen bij Asdod en in het gebied der
Filistijnen. 7 God hielp hem tegen de Filistijnen, tegen de Arabieren die in
Gur-Baäl woonden, en tegen de Meünieten. 8 De Ammonieten brachten Uzzia
schatting. En tot in
Egypte verbreidde zich zijn roem, want hij klom tot een toppunt van macht.
Arsu was volgens het Harris-papyrus een veldheer uit Klein-Azië die met
een leger van ongeveer tweehonderdduizend soldaten Egypte overheerste. De
soldaten werden herders van Jeruzalem genoemd en zij verwoestten de tempels
van Egypte en verbrandden hun steden. Offeren aan de goden van Egypte was
tijdens deze overheersing verboden.
Dat een man als Joeja zulk een hoge positie in Egypte kon bekleden wijst
vermoedelijk op een bondgenootschap tussen Uzzia/Arsu en Thothmosis IV, de
voorganger van Amonhotep III. Met de hulp van Arsu/Uzzia kon hij in de
Nijldelta orde op zaken brengen. De
in het noorden ingeweken Libiërs (de 22ste dynastie) werden vanaf 784 v. Chr.
(volgens de gereviseerde chronologie) de bondgenoten van Thothmosis IV en
kregen hun plaats in de Nijldelta toegewezen. De Nijldelta werd tijdens deze
periode een lappendeken van dynastieën die ieder over hun gedeelte van Egypte
heersten. Zo regeerde ook de vierentwintigste dynastie onder de farao s
Tefnakht en Bocchoris tijdens deze periode over haar deel van Egypte. Over de vierentwintigste
dynastie schreef ik een hoofdstuk in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 301.
Het
is na de dood van koning Uzzia dat het Judese leger uit Egypte werd
teruggetrokken. Het is Flavius Josephus die een indicatie naar de datum van de
terugtrekking geeft. In zijn boek Tegen de Griek Apion, Boek II.2, haalt
Josephus uit naar Apion omdat die de exodus van de
Israëlieten uit Egypte verkeerd dateerde. Apion beweerde namelijk dat de exodus
geschiedde ten tijde van de zevende olympiade. En een zekere Lysimachus beweerde dat de exodus
geschiedde ten tijde van de regering van farao Bocchoris. Het ging mij bij het
bestuderen van dit alles, door het hoofd dat de tegenstanders van Josephus het
niet hadden over de exodus ten tijde van Mozes in 1483 v. Chr., maar in de
plaats daarvan verwezen naar de aftocht van het Judese leger van Uzzia uit Egypte
in de achtste eeuw v. Chr. En Apion levert door zijn verwisseling van de beide
historische feiten in wezen het jaartal van de terugtrekking van het leger van
Uzzia uit Egypte: 748 v. Chr. Tot dit jaartal arriveren we door te rekenen
vanaf de eerste olympiade in 776 v. Chr. Zeven maal vier jaar per olympiade
later, geeft als resultaat het jaar 748 v. Chr. voor de aftocht van het leger
van Uzzia/Arsu. Het is het jaar ook dat Bocchoris de troon met Tefnakht deelde.
In het hier geschetste variant behoorde Joeja tot het leger van
Azarja/Arsu, die na de terugtrekking van het Judese leger uit Egypte zijn
militaire functie aan het hof van farao behield en verder uitoefende.
Maar volgens de schaarse bronnen
die na de beeldenstorm door farao Horemheb zijn overgebleven, blijkt dat er nog
meer Aziaten op hoge posten tijdens de regeerperiode van Amonhotep III en IV,
aanwezig waren. Zo is er een verwijzing naar een Janammoe, een
hoge staat-functionaris, en verder een vizier met de naam Aper-el. In deze
laatste naam herkennen we in El een Bijbelse naam van de HERE God. Aper-el
zou aldus een Israëliet geweest kunnen zijn. Belangrijk is dat hij naast vizier
ook vader van de godheid genoemd werd, wat hem op religieus gebied zeer
belangrijk maakt.
Tempelreliëfs
die bewaard bleven tonen aan dat Achnaton ook Aziatische soldaten als lijfwacht
in dienst had. De Egyptologie catalogeert de afbeelding hierboven als van een
west-Aziatisch soldaat. In het gereviseerde plaatje naar de achtste eeuw v.
Chr. is dit de afbeelding van een Joodse soldaat in dienst bij Achnaton. Ik
wees er al eerder op dat Achnaton zijn nieuwe eredienst manu militari
afdwong.
Achnaton
begon zijn koningschap met de naam van zijn vader Amonhotep. Hij was de tweede
zoon van Amonhotep III. Zijn broer was vroegtijdig gestorven en zo ging de
kroon naar de zonderling Amonhotep IV. In het vijfde jaar van zijn
regeerperiode veranderde hij zijn naam van Amonhotep IV naar Achnaton
en bovendien verbood hij de eredienst aan de god Amon en liet alle manu
militari tempels sluiten. De naam Achnaton betekende dienaar van Aton
en zo wenste hij aangesproken te worden. In het zesde jaar van zijn
regeerperiode verhuisde hij vanuit Thebe naar zijn nieuw gebouwde residentie
nabij het huidige Amarna in Egypte: Achetaton. En in de nieuwe hoofdstad
ontving hij in zijn twaalfde regeringsjaar hoogwaardigheidsbekleders uit heel
zijn rijk (Donald B. Redford, Akhenaten, The Heretic King, 1984, Chapter 11, Of
Politics and Foreign Affairs). De ketterkoning ging zijn eigen weg, wat hem tot
de meest gehate persoon in de geschiedenis van Egypte maakte. Hij zou na zijn
dood opgevolgd worden door Smenkhkare en deze door de bekende Toetanchaton.
Deze laatste farao zou zijn naam wijzigen naar Toetanchamon en de
eredienst aan de god Amon herstellen. Na de dood van Toetanchamon regeerde
farao Eje voor een korte periode waarna generaal Horemheb de macht naar zich
toetrok en een ware beeldenstorm in Egypte ontketende. Zo wat alles wat
herinnerde aan de periode van de Aton-ketters werd vernietigd wat resulteerde in een damnatio memoriae voor
het Egypte van deze periode. Het resultaat is dat wat we vandaag over deze
periode weten, heel fragmentarisch is.
De god
Aton werd afgebeeld als een zonneschijf waarvan de beschermende (?) stralen
eindigden in handjes die de anch-hiëroglief vasthielden. En anch stond voor
leven. De nieuwe god en godsdienst van farao Achnaton was echter niet zo
nieuw. Zo bezitten we (British Museum) een grote scarabee van Achnaton s
grootvader Thothmosis IV met een tekst waarin de god Aton al genoemd wordt. Het
nieuwe bij Achnaton was dat hij Aton zelfstandig ging aanbidden. En hij
alleen had toegang tot Aton, wat een intermediair priesterschap overbodig
maakte. Dit maakte hem voor Egypte tot een soort antichrist avant la lettre.
De
regeerperioden van de Aton-vereerders vaststellen is geen eenvoudige opdracht.
Het zijn alleen enkele monumenten (of wat er van overblijft) die enige
indicatie kunnen geven. Op de bekende Egyptische koningslijsten komen hun namen
niet voor; zo gehaat waren ze na hun dood, in de oudheid al. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015,
hoofdstuk: Mykerinos Toetanchamon, blz. 345-354, breng ik een alternatieve
rangschikking op de tijdsbalk.