De
zogenaamde Hyksos stamden uit Klein-Azië die volgens Manetho via zijn
kopieerders, tot vijf eeuwen over Egypte geheerst hebben. Het woord: Hyksos,
dat Manetho doorgeeft, is een Griekse verbastering van de wijze waarop in de
Egyptische taal (hkhswt) een vreemde heerser genoemd werd, of letterlijk
heerser van vreemde landen.
De
orthodoxe Egyptologie heeft hun regeerduur op basis van hun vermeend gebruik
van een dubbele Sothis-kalender in het oude Egypte, in afwijking met Manetho tot
slechts tweehonderddertig jaar beperkt. Maar laat ons eerst de verschillende
bronnen aan het woord laten. Flavius Josephus de Joodse oudheidhistoricus uit
de eerste eeuw na Christus, citeert in zijn werk de Egyptenaar Manetho uit de
derde eeuw voor Christus, die in zijn tijd de geschiedenis van Egypte in de
Griekse taal neerschreef.
Flavius Josephus Against Apion Bk. I, 14.
I shall begin with the writings of the Egyptians; not
indeed of those that have written in the Egyptian language, which it is
impossible for me to do. But Manetho
was a man who was by birth an Egyptian, yet had he made himself master of the
Greek learning, as is very evident; for
he wrote the history of his own country in the Greek tongue, by translating
it, as he saith himself, out of their sacred records; he also finds great fault
with Herodotus for his ignorance and false relations of Egyptian affairs. Now
this Manetho, in the second book of his
Egyptian History, writes concerning us in the following manner. I will set
down his very words, as if I were to bring the very man himself into a court
for a witness:
"There was a king of ours whose name was Timaus.
Under him it came to pass, I know not how, that God was averse to us, and there
came, after a surprising manner, men of
ignoble birth out of the eastern parts, and had boldness enough to make an
expedition into our country, and with ease subdued it by force, yet without our
hazarding a battle with them. So when they had gotten those that governed
us under their power, they afterwards burnt down our cities, and demolished the
temples of the gods, and used all the inhabitants after a most barbarous manner;
nay, some they slew, and led their children and their wives into slavery.

At length they made one of themselves king, whose name
was Salatis; he also lived at
Memphis, and made both the upper and lower regions pay tribute, and left garrisons
in places that were the most proper for them. He chiefly aimed to secure the
eastern parts, as fore-seeing that the Assyrians, who had then the greatest
power, would be desirous of that kingdom, and invade them; and as he found in the Saite Nomos, [Sethroite,] a city very proper for
this purpose, and which lay upon the Bubastic
channel, but with regard to a certain theologic notion was called
Avaris, this he rebuilt, and made very strong by the walls he built about it,
and by a most numerous garrison of two hundred and forty thousand armed men
whom he put into it to keep it. Thither Salatis came in summer time, partly to
gather his corn, and pay his soldiers their wages, and partly to exercise his
armed men, and thereby to terrify foreigners. When this man had reigned thirteen years, after him reigned
another, whose name was Beon, for forty-four years; after him reigned another,
called Apachnas, thirty-six years and seven months; after him Apophis reigned sixty-one years, and then Janins fifty
years and one month; after all these reigned Assis forty-nine years and two
months. And these six were the first
rulers among them, who were all along making war with the Egyptians, and
were very desirous gradually to destroy them to the very roots. This whole nation was styled HYCSOS,
that is, Shepherd-kings: for the first syllable HYC, according to the sacred
dialect, denotes a king, as is SOS a shepherd; but this according to the
ordinary dialect; and of these is compounded HYCSOS: but some say that these
people were Arabians." Now in another copy it is said that this word does
not denote Kings, but, on the contrary, denotes Captive Shepherds, and this on
account of the particle HYC; for that HYC, with the aspiration, in the Egyptian
tongue again denotes Shepherds, and that expressly also; and this to me seems
the more probable opinion, and more agreeable to ancient history. [But Manetho
goes on]: "These people, whom
we have before named kings, and called shepherds also, and their descendants,"
as he says, "kept possession of
Egypt five hundred and eleven years." (Vertaling naar het
Engels door William Whiston)

Josephus
beschrijft hoe de Hyksos vanuit het oosten Egypte overvielen en het land zonder
slag of stoot konden overmeesteren. De Egyptenaren boden zelfs geen weerstand,
staat er geschreven. De eerste Hyksos-koning was Salatis, die in het
noordoosten van Egypte een vesting liet bouwen met de naam Avaris, van waaruit
hij de hele regio overheerste. Verder geeft Josephus de namen van de eerste zes
Hyksos-machthebbers met hun regeerperioden. Daarna volgden nog heersers die in
totaal voor een periode van 511 jaar
over Egypte heersten totdat farao Ahmose van de achttiende dynastie hun uit
Egypte verdreef. De namen in de Griekse taal die Josephus van de eerste zes
heersers kopieerde samen met hun regeerduur zijn de volgende:
1.
Salatis
13 jaar
2.
Beon 44 jaar
3.
Apachnas 36 jaar + 7 maanden
4.
Apophis 61 jaar
5.
Janins 50 jaar + 1 maand
6.
Assis 49 jaar + 2 maanden
Africanus,
een andere kopieerder van het historisch werk van Manetho, beschrijft eveneens
de verovering van Egypte door de Hyksos en geeft voor de vijftiende
Hyksos-dynastie ook zes koningen op, maar in een verschillende volgorde en vorm
dan wat Josephus doorgeeft:
1.
Saites 19
jaar
2.
Bnon 44
3.
Pachnan 61
4.
Staan 50
5.
Archles 49
6.
Aphophis 61
Africanus
geeft vervolgens voor de zestiende Hyksos-dynastie de vermelding van 32
koningen zonder echter de naam op te geven, met een regeerperiode van in totaal
518 jaar.
Eusebius,
de derde kopieerder van het werk van Manetho, geeft voor de twee
Hyksos-dynastieën geen namen op maar vermeldt alleen een regeerduur van 250
jaar voor de vijftiende dynastie en een regeerduur van 190 jaar voor de
zestiende dynastie, wat een totaal van 440
jaar voor de duur van de Hyksos-overheersing van Egypte, geeft.
Verder
is er de beschadigde Turijn-papyrus met haar opgave van de Egyptische
koningslijsten. Het papyrusgedeelte dat over de Hyksos-koningen gaat is echter
zwaar gefragmenteerd en leent zich niet tot het exact bepalen van de regeertijd
van de Hyksos-farao s. Men meent echter een periode van 108 jaar voor de Hyksos-tijd te kunnen reconstrueren (Donald B.
Redford, 1992, Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times, Chapter 5).
In zijn
boek The Lords of Avaris, 2008, Chapter Three rapporteert David Rohl over een
herschikking door hem van de gefragmenteerde delen van de Turijn-koningslijst
waarbij de Hyksos-heersers beter in beeld komen. Hij beweerd er in geslaagd te
zijn de zes farao s van Manetho s vijftiende Hyksos-dynastie in de zwaar
beschadigde gefragmenteerde Turijn-koningslijst tevoorschijn te brengen met een
regeertijd van honderd-plus jaren. Het is een boeiend hoofdstuk in Rohl s
studie, vooral dan de noodlottige geschiedenis van de Egyptische
papyrus-koningslijst en hoe het papyrus uiteindelijk zwaar beschadigt in Turijn
belandde. De Egyptische historicus Manetho heeft hoogstwaarschijnlijk in de
derde eeuw v. Chr. van de Turijn-koningslijst gebruik gemaakt voor het opstellen
van zijn geschiedenis van Egypte: Aegyptiaca. Het is betreurenswaardig dat dit
alles in de loop der tijden verloren ging of zwaar beschadigd werd. We zouden
vandaag veel minder vraagtekens betreffende de Egyptologie hebben.
De enkele
gevonden scarabeeën in Egypte uit de Hyksos-periode geven ook geen informatie
over de duur van de regeerperiode van de Hyksos-koningen. Namen van
Hyksos-koningen die bewaard bleven zijn Egyptische namen die in Hiërogliefen
werden doorgegeven: Sjesji, Jakoebher, Chyan, Apepi I en Apepi II voor de
vijftiende dynastie en slechts twee namen van de zestiende dynastie bleven in
steen op scarabeeën bewaard: Anather en Jakobaäm. De naam Sjesji in hiëroglyfen
wordt meestal met de Griekse naam Salatis geïdentificeerd, de eerste
Hyksos-farao volgens Manetho, die Egypte ten tijde van de Exodus binnenviel
De
hoofdreden voor het gebrek aan monumenten uit de Hyksos-tijd is de ware
beeldenstorm die farao Ahmose van de achttiende dynastie liet uitvoeren na het
verslaan en verdrijven van de Hyksos uit Egypte. De herinnering aan de vermaledijde Hyksos werd uitgewist.
De
bekende Abydos-koningslijst van Seti I die tot op heden op de tempelmuren te
Abydos in Egypte te zien is, vermeld eenvoudig weg de Hyksos-faraos niet. De
koningslijst gaat van de laatste farao van het zogenaamde Midden-rijk
onmiddellijk verder met de eerste farao van het Nieuwe-rijk. Zie TIJD en
TIJDEN, 2016, hoofdstuk: de koningslijst van farao Seti I, blz. 366-370.
Heel
opmerkelijk vinden we ook in de Bijbel een opdracht tot het uitwissen van de
herinnering aangaande de Amalekieten terug:
Exodus
17: 14
Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en leg
het in de oren van Jozua, dat Ik de
gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel.
(Statenvertaling)
Volgens
de revisie van Dr. I. Velikovsky (Eeuwen in Chaos, hoofdstuk II) zijn de Hyksos
identiek met de Bijbelse Amalekieten die in de vijftiende eeuw v. Chr., ten
tijde van de Exodus, tegen de Israëlieten optrokken en daarop Egypte
binnenrukten. Zie mijn boek EXODUS,
2016, hoofdstuk: toen kwam Amalek, blz. 107. (Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331)
In het
Bijbels-chronologische raamwerk rukten de Amalekieten/Hyksos in 1483 v. Chr. Egypte binnen en
onderwierpen het land met gemak aangezien het Egyptische leger twee maanden
eerder in de Rode Zee vernietigd was. Het land lag voor invasie open. De
Amalekieten zouden binnen het Bijbels-chronologisch raamwerk gedurende meer dan
vier eeuwen over Egypte en het Midden-Oosten heersen. Tijdens deze tijdsperiode
hadden we in Israël de Richteren-periode, Richteren die na de dood van Jozua en
de oudsten, het gezag uitoefenden.
De
Hyksos/Amalekieten werden pas in Klein-Azië verslagen door het optreden van
Saul, de eerste koning van het verenigd koninkrijk van Israël, volgend op de
Richterenperiode, in 1049 v. Chr. (TIJD
en TIJDEN, 2016, hoofdstuk: Saul veertig jaar koning, blz. 179-184), wat een periode van 434 jaar op de
tijdsbalk oplevert. Een tijdsduur die dicht aanleunt bij de gefragmenteerde
gegevens van Manetho via zijn drie kopieerders, in tegenstelling tot de
orthodoxe Egyptologie die deze periode tot 230 jaar beperkte. Het jaar 1049 v.
Chr. is het jaar dat in Egypte farao Ahmose van de achttiende dynastie de
Hyksos tot terugtrekken dwong. Daarna rukte Ahmose Klein-Azië binnen ter
belegering van Sjaruhen dat Velikovsky in de nabijheid van Petra situeerde. Het
is daar dat het leger van Saul gezamenlijk met het leger van Ahmose de stad van
Amalek innam.
Dat de
Hyksos tijdens deze epoque op de tijdsbalk thuishoorden leerde ook Dr. Donovan A. Courville (1901/1996), (The
Exodus Problem and its Ramifications, 1971), die op dit onderdeel niet van
Velikovsky s revisie afweek. Hierna volgt een chronologisch schema van
Courville s revisie van de geschiedenis van het oude Egypte in relatie tot
Israël. Bovenaan ziet men Israël s geschiedenis met vermelding van de tijd van
de patriarchen: Abraham, Izaak en Jakob, gevolgd door het verblijf in Egypte.
De Israëlitische Exodus betekende een ware breuk voor de verschillende
Egyptische dynastieën/Rijken. Men merkt op het schema dat het Egyptische Oude
en het Midden-Rijk volgens Courville contemporain was, en de Hyksos-periode liep
gelijk met de tijd van de Richteren in Israël. Het Nieuwe Rijk in Egypte nam
een aanvang bij het opkomen van het Verenigd Koninkrijk van Israël. Dit alles
is door Courville uiteraard op het schema in grote lijnen uitgetekend en wordt
in zijn eerder geciteerde werk uitgewerkt.

Alhoewel
Dr. Donovan A. Courville een eigen variant uitwerkte, wat de herschikking van
de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk betreft, los van de reconstructie van Velikovsky,
volgde hij wel de identificatie van de Bijbelse Amalekieten met de Hyksos en de
ruim vier eeuwen heerschappij door hen over Egypte en een gedeelte van
Klein-Azië.
Het is
een reconstructie die volledig in het Bijbels-historische kader past.
In het Richterenboek komt Egypte namelijk als grootmacht niet voor en de eerste
koningen van het verenigd koninkrijk van Israël: Saul, David en Salomo, waren
onafhankelijke soevereine vorsten. Onder het bewind van David vestigde Israël
zijn hegemonie over het Midden-Oosten vanaf de beek van Egypte tot aan de
Eufraat. Dit was ook het gebied waar Salomo bij zijn troonsbestijging over
heerste. Het is pas na de dood van Salomo, in het vijfde regeringsjaar van de
zoon en troonopvolger: Rehabeam, dat farao Sisak Klein-Azië binnenrukte en Jeruzalem
tot de staat van knechten reduceerde.
2
Kronieken 12:1 Het geschiedde nu, als Rehabeam het koninkrijk bevestigd had, en
hij sterk geworden was, dat hij de wet
des HEEREN verliet, en gans Israël met hem. 2 Daarom geschiedde het, in het
vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat Sisak,
de koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog (want zij hadden overtreden
tegen den HEERE), 3 Met duizend en tweehonderd wagenen, en met zestig duizend
ruiteren; en des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libyers,
Suchieten en Moren; 4 En hij nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam
tot Jeruzalem toe. 5 Toen kwam Semaja, de profeet, tot Rehabeam en de oversten
van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren, uit oorzaak van Sisak, en hij zeide
tot hen: Alzo zegt de HEERE: Gij hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook
verlaten in de hand van Sisak. 6 Toen verootmoedigden zich de oversten van
Israël en de koning, en zij zeiden: De HEERE is rechtvaardig. 7 Als nu de HEERE
zag, dat zij zich verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot Semaja,
zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven; maar Ik zal
hun in kort ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand
van Sisak niet zal uitgegoten worden. 8 Doch
zij zullen hem tot knechten zijn, opdat zij onderkennen Mijn dienst, en den
dienst van de koninkrijken der landen. 9 Zo toog Sisak, de koning van
Egypte, op tegen Jeruzalem; en hij nam de schatten van het huis des HEEREN en de
schatten van het huis des konings weg; hij nam alles weg; hij nam ook al de
gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had.(Statenvertaling)
Elke reconstructie die de
koningen Saul, David en Salomo van het verenigde koninkrijk van Israël in een
knecht-relatie met Egypte op de tijdsbalk plaatst, zit Bijbels gezien fout en
dient verworpen.
Dat de
orthodoxe Egyptologie de regeertijd van de Hyksos-faraos tot slechts
tweehonderddertig jaar beperkt heeft, is een gevolg van hun hanteren van een veronderstelde
Sothis-kalender. Sothis is de Griekse naam voor het Egyptische Sopdet waarvan
wordt aangenomen dat het de Hondsster voorstelt. In het Latijn werd de
vermeende ster naar Sirius vertaald. De benaming Sothis-kalender is verbonden
met de Egyptoloog Eduard Meyer die in 1904 zijn werk kalender en
Sothis-periode bekend maakte. Hij ging er van uit dat er in het oude Egypte
twee kalenders naast elkaar bestaan hadden. Een burgerlijke en een
godsdienstige gebaseerd op het opkomen van de Hondsster. In mijn boek TIJD en
TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de geschiedenis van de geschiedenis, blz. 27-42, heb
ik de theorie van Eduard Meyer beschreven en weerlegd.

Zie ook
het artikel uit 2014 op dit blog over het Ebers-papyrus dat de constructie van
Eduard Meyer op losse schroeven zet. Zie de volgende link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1388962800&stopdatum=1389567600
Men zou
denken dat er een massa geschreven materiaal in Egypte voorhanden is dat het
bestaan van Sothis-perioden van 1460 jaar bevestigd, maar het tegendeel is
waar. De enkele schijnbare verwijzingen naar het hanteren van Sothis-perioden
in het oude Egypte kunnen tegenwoordig vrij eenvoudig verklaard en weerlegd
worden. Maar ook in de tijd van Eduard Meyer was er onder collega-Egyptologen
al een discussie bezig. De conclusie van de Egyptoloog Cecil Torr (Memphis and
Mycenae, 1896) was dat de Sothis-cyclus een uitvinding van de Grieken was van
latere tijd. Noch is er enige indicatie, schrijft hij, dat de Egyptenaren de
cyclus kenden; geen vermelding wordt er over gevonden in hun inscripties of
papyri, buiten enkele occasionele vermeldingen over het opkomen van de
Hondsster:
This all looks as though the cycle was invented by
the later Greeks at Alexandria. Nor is there anything to indicate that it was
known to the Egyptians in earlier times; no mention of it being found in their
inscriptions or papyri, though occasionally these note the rising of the
dog-star.
Dat de
regeertijd van de Hyksos-farao s tot tweehonderddertig jaar beperkt werd heeft
dus te maken met het hanteren door de orthodoxe Egyptologie van het gebruik van
een veronderstelde dubbele kalender in het oude Egypte en het linken van de
twaalfde dynastie via farao Senwosret III in 2773 v.Chr.
De
meningen over de duur van de Hyksos-periode lopen ook onder de verschillende
revisionisten van de geschiedenis van de oudheid, uiteen. De bekende Egyptoloog
David Rohl heeft het werk van Velikovsky
verworpen en een eigen variant uitgewerkt. In zijn bestseller A TEST OF TIME beperkt hij de tijd dat
de Hyksos over Egypte heersten tot twee eeuwen. Het Nieuwe
Egyptische Rijk zit volgens zijn reconstructie op de tijdsbalk voor een groot
gedeelte contemporain met de Richteren-periode in Israël, en de eerste koning
van het verenigd koninkrijk van de twaalf stammen: Saul, laat hij in een
vazal-status met farao in Egypte corresponderen.
Zijn
ankerpunt op de tijdsbalk voor deze era is een vermeende zonsverduistering over
Oegarit in het jaar 1012 v. Chr. op 9 mei in de namiddag, precies te 18.09 u. (A
Test of Time, Chapter Eleven, Navigating by the Stars. The Ugarit Solar
Eclipse). Een astronoom berekende voor hem met een computerprogramma, de
zonsverduistering over Oegarit. Rohl bouwt zijn thesis op rond de ontdekking
van een kleitablet in de ruïnes van Oegarit. Het ontcijferde kleitablet KTU 1.78 bevat de volgende
tekst: The day of the new moon of Hiyaru was put to shame as the sun (goddess)
set, with Rashap (?) as her gate keeper. En in de Amarnabrief EA151 beschrijft de koning van Tyrus;
Abimilki, het catastrofale einde van Oegarit aan farao Achnaton: En vuur heeft
Oegarit, de stad van de koning, verteerd; de helft ervan is verteerd, en de
andere helft niet; en het volk van het leger van Hatti is niet daar. Rohl
verankerde vanuit zijn bevindingen het twaalfde regeringsjaar van farao Achnaton
met het jaar 1012 v. Chr., en rangschikte de overige regeerperioden van de
farao s van de achttiende dynastie op basis van dit ankerjaar.
Rohl s
tijdsconstructie verondersteld dat zowel Saul als David tijdgenoten van farao
Amonhotep IV van de achttiende dynastie waren, en ondergeschikt aan hem. Op
basis van het eerder geciteerde Bijbelgedeelte uit 2 Kronieken 12:1-8 staat
deze constructie echter haaks op wat de Bijbel over deze epoque leert.
De
kosmische catastrofetheorie van Velikovsky en verder uitgewerkt door de
wetenschappers Patten, Hatch, Steinhauer (The Long Day of Joshua and Six Other
Catastrophes, 1973), en anderen, liet Rohl ook varen. Hij volgt de
evolutietheorie, de orthodox-kosmische uniformiteittheorie. Vanuit deze theorie
neemt men aan dat wat men tegenwoordig in de kosmos vaststelt altijd zo geweest
is: The Present is the Key to the Past.
De
eerder geciteerde wetenschappers tonen nochtans overduidelijk aan dat planeet
aarde meerdere malen in de oudheid in haar baan om de zon verstoord werd en er tegen
de achtste eeuw v. Chr. een kalenderhervorming nodig was. Zie TIJD en TIJDEN,
2016, hoofdstuk: de noodzakelijke kalenderhervorming van de achtste eeuw voor
Christus, blz. 331-338)
De
conclusie zou moeten zijn dat men geen exacte zonsverduisteringen in de tijd
kan terugrekenen, die voorbij het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia
van Juda gaan. In dat jaar, leert de Bijbel (Jesaja 38:1-8), ging de schaduw
van de zon op de trap van Achaz, tien treden terug.
Aan de
meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong van het veertiende regeringsjaar
van Hizkia, gingen nog eerdere meganatuurcatastrofes vooraf. Het jaar 776 v.
Chr. ten tijde van koning Uzzia/Azaria zag in de maand oktober een
gelijkaardige meganatuurcatastrofe met 54 jaar en zes maanden later een
herhaling in het stervensjaar van koning Achaz in april 722 v. Chr. Een Joodse
overlevering leert dat op de dag dat Achaz begraven werd, er slechts enkele
uren licht was. Er geschiedde een opschudding: de aardas verplaatste zich of
kantelde en de zonsondergang werd verscheidene uren vervroegd.
Het
einde van de stad Oegarit gepaard gaande met de kosmische tekenen aan de zon,
kan beter aan de hand van de cyclus van meganatuurcatastrofes van de achtste
eeuw v. Chr., gedateerd worden. Een ander hemellichaam was dan verantwoordelijk
voor de zonsverduistering.
Wat de
jaartallen van de koningen van Israël betreft, volgt Rohl de constructie van de
geleerde Edwin R. Thiele (1895/1986):
The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1977. Thiele verkorte de regeringsduur
van bepaalde koningen van Juda en Israël om deze te laten passen in het
Assyrische tijdskader. Met het inkorten van sommige regeerperioden van
Israëlitische koningen verdedigde Thiele de zogenaamde dual dating en paste
het enkele malen toe, ook daar waar de Bijbel niet expliciet duidelijk over is.
Om de val van Samaria, in het negende regeringsjaarjaar van Hosea, (in de
Bijbel contemporain met het zesde jaar van Hizkia van Juda), te laten passen
met de Assyrische gegevens betreffende Sargon II, verkondigde Thiele dat de
Bijbelse gegevens van 2 Koningen hoofdstukken 17 en 18 foutief waren, als laat
en kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd.
2 Koningen 18:9 In het vierde jaar van koning Hizkia dat is
het zevende jaar van Hosea, de zoon van Ela, de koning van Israël trok
Salmanassar, de koning van Assur, op tegen Samaria en sloeg het beleg ervoor.
10 Men nam het in na verloop van drie jaren; in het zesde jaar van Hizkia dat is het negende jaar van Hosea, de
koning van Israël werd Samaria ingenomen.
2 Koningen 18:9-10 is een
Bijbelgedeelte dat absoluut niet compatibel met de Assyrische koningslijst is,
en vooral dan met de regeerperiode van Salmaneser V, Sargon II en Sanherib.
Toen het voor Thiele niet lukte door middel van dual dating en het hanteren
van accession~years de Bijbelse chronologie in lijn te brengen met de
Assyrische gegevens, deed hij zijn knieval en verkondigde hij dat dit
Bijbelgedeelte fout was. Thiele had dus niet als vertrekbasis dat de Bijbel
door God geïnspireerd is en historisch correct. Een trieste vaststelling die
nochtans door meerdere theologen aanvaard wordt, aangezien de gefabriceerde
jaartallen van Thiele in heel wat naslagwerken gehanteerd worden.
Het resultaat van het hanteren
van Thiele s jaartallen voor de koningen van Israël en Juda is een verschil
van acht jaar tot zesendertig jaar op de tijdsbalk. Het jaartal 1447 v. Chr.
voor de Exodus is het resultaat van het hanteren van Thiele s constructie.
David Rohl gaat er van uit dat de
jaartallen van Thiele correct zijn en gebruikt ze in zijn reconstructie van de
geschiedenis van Egypte in relatie tot Israël en de Bijbel. De regeerperiode
van Saul zit echter Bijbels-historisch op de tijdsbalk verankerd met de jaren
1087/1047 v. Chr. De gefabriceerde jaartallen van Thiele voor Saul zijn
1051/1011 v. Chr. of een verschil van zesendertig jaar.
De noodlottige constructie van Thiele heb ik ook in
EXODUS, 2016, in het hoofdstuk: het jaartal van de Exodus 1483 v. Chr., blz.
59-69, besproken. (Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331)
Tot
slot en besluit van dit artikel moet de keuze voor de duur van de Hyksos-tijd
bepaald worden door wat de Bijbel over deze epoque te zeggen heeft. De
constructie van Velikovsky, Courville en anderen, die de Hyksos-tijd plaatsen
tussen de Exodus en het optreden van Saul tegen Amalek, past in het Bijbelse
tijdskader. Het getal 434 jaar voor de duur van de Hyksos-heerschappij is het resultaat.
De
constructie van Rohl met Saul en David in een knecht-relatie naar farao toe,
past niet in het tijdskader van 2 Kronieken 12:1-9, waar staat dat het
knechtschap naar Egypte toe, pas in het vijfde regeringsjaar van Rehabeam een
aanvang nam.
Men
moet ook geen Egyptoloog zijn, om de constructie van Rohl af te wijzen. Gewone
Bijbelkennis is voldoende, zoals eertijds de Griekse christenen te Berea in de
tijd van Paulus het toepasten.
Handelingen
17:10 En de broeders zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg naar Berea; welke, daar gekomen zijnde,
gingen heen naar de synagoge der Joden; 11 En
dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen
met alle toegenegenheid, onderzoekende
dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren. 12 Velen dan uit hen
geloofden, en van de Griekse eerlijke vrouwen en van de mannen niet weinige.
(Statenvertaling)
Deze
mensen gingen dagelijks de Schriften (wat wij vandaag het Oude Testament
noemen) na of de dingen die Paulus verkondigde wel klopten.
A TEST OF TIME heeft
wat het onderdeel over de Hyksos-periode betreft, de test met de Bijbel niet
doorstaan. Ik wil echter benadrukken dat het een onderdeel van het werk van
David Rohl is, en niet heel zijn studie. Wie de eerder vermelde link naar het
Ebers-papyrus heeft aangeklikt, weet de maat van de waarde die ik aan het
algemene onderzoek van de Egyptoloog David Rohl hecht.
Wie
vertrouwd is met mijn blog en mijn gepubliceerde boeken weet dat ik ook
Velikovsky niet blindelings volg, maar ook hier op onderdelen regelmatig
afwijk, en een eigen variant aanbiedt. Ook hier val ik de autodidact Velikovsky
niet af en/of verklaar hem als achterhaald, maar geef ik krediet aan wie
krediet toekomt. We staan tenslotte allemaal op de schouders van mensen die ons
zijn voorgegaan. Ik vraag me zelfs af of er vandaag zonder Velikovsky een
revisionisme van de geschiedenis van de oudheid bestaan zou hebben?
Wordt
met zekerheid vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder