We
vervolgen deze week met onze afleveringen over de historische jubeljaren. Met
het artikel van 16.02.2018 op dit
blog gaven we aandacht aan het vijftiende jubeljaar dat in de Bijbel aan de
hand van de profeet Jesaja heel duidelijk als een historisch jubeljaar herkend
wordt. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=3055355
De
wijze van rekenen met de Bijbelse sabbat- en jubeljaren heb ik van William
Whiston (JOSEPHUS Complete Works, Translated by William Whiston, A.M., Appendix
Dissertation V) overgenomen. Ik heb dertig jubeljaren uit zijn lijst
geselecteerd en op een tijdsbalk ondergebracht. Het resultaat was verhelderend.
Vanaf het eerste jubeljaar in 1395/1394 v. Chr. na de inname van het Beloofde
Land Kanaän tot het openbaar worden van Jezus Christus als de Messias in 27/28
AD tellen we dertig jubeljaren. Hierna een opsomming van de jubeljaren die we
al behandeld hebben.
Exodus
jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.
Jubeljaren
en jaartallen v. Chr.: Historische
periode:
1. 1395/1394 Richter
Othniël
2. 1346/1345 Ruth
6:6
3. 1297/1296 Richter
Ehud
4. 1248/1247 verdrukking
Jabin
5. 1199/1198 Richter
Thola
6. 1150/1149 verdrukking
Ammon
7. 1101/1100 Richter
en profeet Samuël
8. 1052/1051 Saul
9. 1003/1002 Salomo
10. 954/953 Rehabeam
11. 905/904 Josafat
12. 856/855 Joas
13. 807/806 Amazia
14. 758/757 Uzzia
15. 709/708 Het
14de jaar van Hizkia
16.
660/659 Manasse

Het
zestiende jubeljaar sinds de instelling ervan in de Wet van Mozes viel ten
tijde van de regeerperiode van koning Manasse, de zoon van Hizkia. Naar het
houden van het Jubeljaargebod ten tijde van Manasse is er in de Bijbel geen
verwijzing te vinden. Bij het lezen van het hierna volgende Bijbelgedeelte
mogen we twijfelen of de bepalingen van het jubeljaar inderdaad gevolgd werden.
2
Koningen 21:1 Manasse was twaalf jaren oud, toen hij koning werd, en hij
regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
Hefzi-bah. 2 En hij deed dat kwaad was
in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor het
aangezicht der kinderen Israëls uit de bezitting verdreven had. 3 Want hij
bouwde de hoogten weder op, die Hizkia, zijn vader, verdorven had; en hij
richtte Baäl altaren op, en maakte een bos, gelijk als Achab, de koning van
Israël, gemaakt had, en boog zich neder voor het heir des hemels, en diende ze.
(Statenvertaling)
Op het
bijgevoegde tijdschema merkt men dat er een co-regentschap van drie jaar tussen
Hizkia met zijn zoon Manasse heeft plaatsgevonden. Het chronologisch verband
tussen beide regeerperioden heb ik in TIJD
en TIJDEN, 2015, blz. 339-343, uitgewerkt.

Met ons
tweede tijdschema vervolgen we de sabbatjaar- en jubeljaartelling ten tijde van
de lange regeerperiode van Manasse, koning van Juda. Bovenaan ziet u de
jaartallen gebaseerd op de westerse jaartelling, onderverdeeld in vier vakjes.
Op deze manier is het eenvoudig de zeven maal zeven sabbatjaren via een
lichtblauwe tijdsbalk van april tot maart van het volgende jaar aan te tonen.
Daaronder ziet u de regeerperiode van Manasse afgebeeld in een donkerblauwe
kleur met een kalender die van oktober tot september van het volgende jaar
loopt. Verder zijn op het tijdschema de koningslijsten van Assyrië en Egypte te
vinden. In Assyrië neemt in 680 v. Chr. Essarhaddon na de dood van zijn vader
Sanherib, de scepter over. Aan Assyrië geven we bij het derde tijdschema van
dit artikel bijzondere aandacht.

Het derde
bijgevoegde tijdschema markeert het tweeëntwintigste regeringsjaar van Manasse.
Het is het jaar dat hij door de Assyriërs gevankelijk werd weggevoerd. De
geschiedenis van de wegvoering halen we in de eerste plaats uit het Bijbelboek
2 Kronieken. Het exacte jaartal is ons overgeleverd in de Joodse legendes.
2 Kronieken 33:9 Zo deed Manasse
Juda en de inwoners te Jeruzalem dwalen, dat zij erger deden dan de heidenen,
die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israëls verdelgd had. 10 De HEERE
sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij merkten daar niet op. 11
Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten, die de koning van Assyrië had, dewelke Manasse gevangen namen onder de
doornen; en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel.
(Statenvertaling)
Een
jaartal voor de wegvoering in Assyrische gevangenschap geeft het Bijbelboek 2
Kronieken niet weer. Het zijn de Joodse legendes die ons chronologisch gezien
van dienst zijn.
Legends of the Jews, by Louis Ginzberg, 1909, Volume
IV, IX, The later kings of Juda, Manasseh,
God is long-suffering, but in the end Manasseh
received the deserved punishment for his sins and crimes. In the twenty-second year of his rulership, the Assyrians came and
carried him off to Babylon in fetters, him together with the old Danite
idol, Micah's image. Et cetera…
Op ons
tijdschema merken we dat dit geschiedde tijdens de regeerperiode van Essarhaddon
in Assyrië. Maar er is meer, de bewaard gebleven Assyrische annalen van
Essarhaddon vermelden een veldtocht naar Arzani in zijn vijfde regeringsjaar. Waar
‘Arzani’ juist op de landkaart gesitueerd moet worden blijft voor de
Assyriologie een vraagteken. Het is de verdienste van wijlen Dr. I. Velikovsky
die aantoonde dat de Assyrische geografische term ‘Arzani’ in feite een
verbastering van het Hebreeuwse woord ‘Arzenoe’ is wat ‘ons land’ betekent. Zie
het artikel van 20.06.2016 op dit
blog: de zoon van de Assyriër Sanherib: Essarhaddon, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1466373600&stopdatum=1466978400

Met ons
vierde tijdschema voor deze aflevering arriveren we bij het zestiende
historische jubeljaar van oktober 660/september 659 v. Chr. dat in het achtendertigste
regeringsjaar van Manasse viel. Zoals bij de aanvang van dit artikel vermeldt
hebben we in de Bijbel geen indicatie of het zestiende jubeljaargebod ten tijde
van Manasse gehouden werd.
Vanuit
de Joodse legendes weten we dat Manasse in zijn tweeëntwintigste regeringsjaar
door de Assyriërs naar Babylon gevankelijk werd weggevoerd (Legends of the
Jews, by Louis Ginzberg, 1909, Volume IV, IX The later kings of Juda,
Manasseh). De legende vermeldt echter niet wanneer exact hij naar Judea
terugkeerde?
Indien
hij in zijn achtendertigste regeringsjaar opnieuw in zijn koningschap hersteld
was, hebben we een indicatie in de Schrift dat het Jubeljaargebod gehouden
werd. Dit blijkt uit het Bijbelgedeelte van 2 Kronieken hoofdstuk 33 wanneer we
dit Schriftgedeelte verder citeren:
2 Kronieken 33: 12 En als hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des
HEEREN, zijns Gods, ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht
van den God zijner vaderen, 13 En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden,
en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem, in zijn
koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de
HEERE God is. 14 En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids,
aan de westzijde van Gihon in het dal, en tot den ingang van de Vispoort, en
omsingelde Ofel, en verhief dien zeer; hij leide ook krijgsoversten in alle
vaste steden in Juda. 15 En hij nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het
huis des HEEREN weg, mitsgaders al de altaren, die hij gebouwd had op den berg
van het huis des HEEREN, en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten de stad. 16 En
hij richtte het altaar des HEEREN toe, en offerde daarop dankofferen en
lofofferen, en zeide tot Juda, dat zij
den HEERE, den God Israëls, dienen zouden. (Statenvertaling)
Absolute
zekerheid over het eventueel houden van het Jubeljaargebod hebben we ditmaal
niet. Dat het zestiende jubeljaar niettemin een historisch feit is weten we op
basis van het feit dat het past in de tijdsketen van de dertig jubeljaren die
door elf historische verwijzingen op de tijdsbalk verankerd zijn. Met de
aflevering van 16.02.2018 hebben we
het vijftiende jubeljaar als historisch verankerd met het jaar 709/708 v. Chr.
gezien en op 18.12.2017 gaven we
aandacht aan het historisch verankerde achttiende jubeljaar via een artikel
over een link met de archeologie: het Bijbel-historische boek 2 Koningen en de
archeologie, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1513551600&stopdatum=1514156400
Het
zestiende jubeljaar zit als puzzelstukje volmaakt op zijn plaats in het geheel van
het plaatje.
Tot
slot wil ik nog een opmerking maken over het fenomeen van de afgoderij dat in
de oudheid telkens opnieuw de kop opstak in zowel Israël als Juda. De oorsprong
en oorzaak ligt volgens mij bij de cyclus van meganatuurcatastrofes van
kosmische oorsprong die planeet aarde met intervallen vanaf de vierentwintigste
eeuw v. Chr. tot de zevende eeuw v. Chr. getroffen heeft. De wereld van de oudheid
was voor een lange tijd in beroering en een bron van afgoderij bij de volkeren
en Israël die meenden in de ‘planeten in beroering’, goden aan het werk te
zien. Toen de Israëlieten onder leiding van Mozes in 1483 v. Chr. uit Egypte
trokken namen zij hun afgoden al mee. Het bekende gouden kalf dat zij bij de
berg Gods maakten was een afbeelding van een Egyptische afgod. Zie het artikel
van 30.01.2017 op dit blog: de
profeet Jeremia (46:15) en de Egyptische Apis-stier, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485730800&stopdatum=1486335600
Het is
Stefanus die in 30 AD voor de Joodse raad staande deze onheilsgeschiedenis
beknopt doorgaf:
Handelingen
7:41 En zij maakten een kalf in die dagen, en
brachten offerande tot den afgod, en verheugden zich in de werken hunner
handen. 42 En God keerde Zich, en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden, gelijk geschreven is in het boek der
profeten: Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd, veertig
jaren in de woestijn, gij huis Israëls? 43 Ja, gij hebt opgenomen den
tabernakel van Moloch, en het
gesternte van uw god Remfan, de
afbeeldingen, die gij gemaakt hebt, om die te aanbidden; en Ik zal u overvoeren
op gene zijde van Babylon. (Statenvertaling)
Stefanus
citeerde de profeet Amos hoofdstuk vijf waar de god Remfan vermeldt wordt. Er
is verschil in schrijfwijze van de naam Remfan, ook in het Grieks. De
Septuagintvertalers noemden hem Raephan. De NBG-vertalers van 1951 vertaalden
de naam naar Kewan. Deze naam staat voor de oud-Babylonische god: Kajawanu, die
de planeet Saturnus voorstelde. De verering van Saturnus en de naam Saturnus
kan zelfs in verband gebracht worden met Nimrod, de anti-messias van Genesis.
In het oude Babylon werd de naam als ‘Stur’ geschreven, een naam met een
getalswaarde van zeshonderdzesenzestig.
Als men
dan niet het geloof van Mozes heeft naar Hebreeën 11:27 ‘die voorwaarts ging
als ziende de Onzienlijke’, dan maakt men geestelijk blind en doof zijnde de
verkeerde keuzes wanneer ‘werelden in botsing’ komen, en mist men zijn doel.
Wordt
vervolgd…
Met
vriendelijke groet
Robert
De Telder
Recente publicaties:
Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).