Met dit
artikel wil ik de identificatie van de
Keretieten, een volk naar wie de profeet Zefanja (2:5) verwijst. De
betekenis van de naam Zefanja is: ‘Bewaard heeft de HEERE’. Wat zo bijzonder
aan de introductie van Zefanja in de Bijbel is, is zijn voorgeslacht. Zijn
over-overgrootvader was namelijk koning Hizkia (724/694 v. Chr.) van Juda. De
bediening van de profeet Zefanja besloeg de tijd van de regeerperiode van koning
Josia in Juda. Over de chronologie van de regeerperiode van koning Josia
schreef ik een hoofdstuk in TIJD en
TIJDEN, 2015, blz. 361-365. Koning Josia regeerde van het jaar 640 tot 609
v. Chr., een periode van eenendertig jaar. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015,
blz. 371-373, gaf ik in relatie tot Josia ook aandacht aan de invasie van de Scythen in Klein-Azië. Een Scythische invasie van
Klein-Azië die hen zelfs tot aan de grens van Egypte bracht, maar het gebied
van Josia met rust liet.
De
profeet Zefanja ’s opdracht was te profeteren tegen ‘het overblijfsel van Baäl’
en de algemene afgodendienst die aan het begin van de regeerperiode van Josia in
Juda nog voorkwam (Zefanja 1: 1-5). De vermelde oordeelaankondiging
moeten we op de tijdsbalk voor de godsdiensthervorming van koning Josia
plaatsen. De jaartallen verstrekt het Bijbelboek 2 kronieken:
2
kronieken 34:1 Josia was acht jaren oud, toen hij
koning werd, en hij regeerde eenendertig jaar te Jeruzalem. 2 Hij deed wat
recht is in de ogen des HEREN en wandelde in de wegen van zijn vader David; hij
week niet af, rechts noch links. 3 In
het achtste jaar zijner regering, toen hij nog jong was, begon hij de God
van zijn vader David te zoeken, en in
het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te reinigen van de hoogten,
de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden. 4 Men brak in zijn tegenwoordigheid de altaren der Baäls af; de
wierookaltaren die daarop stonden, hieuw hij om; de gewijde palen, de gesneden
en de gegoten beelden verbrijzelde en verpulverde hij, en het stof strooide hij
op de graven van hen die daaraan geofferd hadden; 5 de beenderen der priesters
verbrandde hij op hun altaren. Zo reinigde hij Juda en Jeruzalem. 6 Ook in
de steden van Manasse, Efraïm en Simeon, en zelfs in die van Naftali, welke
allerwegen in puin lagen, 7 brak hij de altaren en de gewijde palen af, en
sloeg hij de gesneden beelden tot gruis; al de wierookaltaren in het gehele
land van Israël hieuw hij om. Daarna keerde hij terug naar Jeruzalem. (NBG
Vertaling 1951)
Het
twaalfde regeringsjaar van Josia was okt629/sep628 v. Chr. De aanvang van de
bediening van Zefanja zit op de tijdsbalk voor het jaar 629 v. Chr. en liep
vermoedelijk gelijk met de eerste twaalf jaar van het koningschap van Josia.
Het resultaat van zijn prediking (en van andere profeten) was dat de jonge Godvruchtige
koning Josia zijn godsdiensthervorming in het land kon doorvoeren. Het
aangekondigde oordeel door de mond van de profeet Zefanja werd voor koning Josia
afgewend en uitgesteld tot op zijn opvolgers op de troon van Juda: zijn zonen
Jojakim, Jojachin en vervolgens Zedekia. Deze laatste koning maakte de val van
Jeruzalem in 586 v. Chr. mee met de vernietiging van de Tempel en de wegvoering
in Babylonische Ballingschap. Daarvoor had de Babyloniër Nebukadnezar voor de
ogen van Zedekia eerst diens zonen laten doden en daarna Zedekia laten
verblinden. Met uitgestoken ogen werd Zedekia gevankelijk naar Babylon
weggevoerd. Het was het einde van het koningschap van Israël.
De
profetie van Zefanja heeft betrekking op een
herkenbaar historisch gedeelte maar gaat ook dikwijls over, naar wat men de
eindtijd of Apocalyps noemt. Een oordeelperiode over Juda en de volken dat ook,
vandaag nog toekomst is.
Zefanja
1:14 Nabij is de
grote dag des HEREN, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des HEREN;
bitter schreeuwt dan de held. 15 Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst,
een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van
donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis, 16 een dag van
bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de
hoge hoektorens. 17 Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden,
want zij hebben tegen de HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als
stof en hun ingewand als drek. 18 Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen
redden op de dag van de verbolgenheid des HEREN. Door het vuur van zijn naijver
zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk
einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden. 2:1 Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, 2
voordat het besluit tot uitvoering komt – als kaf gaat een dag voorbij –
voordat over u komt de brandende toorn des HEREN, voordat over u komt de dag van de toorn des HEREN. 3 Zoekt
de HERE, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt
gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van
de toorn des HEREN.
Voorwaar,
men wordt niet vrolijk gestemd bij het lezen van de oordeelaankondiging van de
profeet Zefanja. Nochtans is het wat inhoud betreft dezelfde aankondiging die
men bijvoorbeeld ook in het laatste Bijbelboek vind: de Openbaring van Jezus
Christus. De ‘dag des HEEREN’ beslaat in het Bijbelboek Openbaring een periode
van zeven jaar verdeeld in twee perioden van 3 ½ jaar. Een periode van oordeel
over een mensenwereld die de Baäls volgen.
Onze
aandacht gaat met dit artikel in de eerste plaats naar het duidelijk herkenbaar
historisch gedeelte vanaf Zefanja 2:4 waar het volk der Keretieten vermeld wordt. De profeet Zefanja voorspelde een oordeel
over het land der Filistijnen. Een oordeel dat hij aankondigde in de periode
640/629 v. Chr. en pas in vervulling ging met de Scythische invasie van het
gebied in het jaar 621 v. Chr.
Zefanja
2:4 Want Gaza
zal verlaten zijn, en Askelon tot een
woestenij worden, Asdod zal men
op de middag verdrijven, en Ekron
zal ontworteld worden. 5 Wee u, bewoners
der zeekust, volk der Keretieten!
Het woord des HEREN is tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te
gronde richten, zodat er geen inwoner meer zal zijn. 6 De zeekust zal worden
tot weideplaatsen, tot putten der herders en tot kooien voor schapen. 7 De kust
zal ten deel vallen aan het overblijfsel
van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon
zullen zij zich des avonds legeren, want de HERE, hun God, zal acht op hen
slaan en een keer in hun lot brengen. 8 Ik heb gehoord het gesmaad van Moab en
het gehoon der Ammonieten, waarmede zij mijn volk smaadden en zich verhieven tegen
hun gebied. 9 Daarom, zo waar Ik leef, luidt het woord van de HERE der
heerscharen, de God van Israël, voorwaar, Moab zal aan Sodom gelijk worden, en
de Ammonieten aan Gomorra, een veld van distelen en een zoutgroeve en een
woestenij tot in eeuwigheid. Het
overblijfsel van mijn volk zal hen plunderen en de rest van mijn natie hen
erfelijk bezitten. 10 Dit zal hun wedervaren voor hun overmoed, want zij hebben
gesmaad en zich verheven tegen het volk van de HERE der heerscharen. 11 Geducht
zal de HERE tegen hen wezen, want Hij zal alle goden der aarde doen wegteren,
en voor Hem zullen zich neerbuigen, ieder uit zijn plaats, alle kustlanden der
volken. 12 Ook gij, Ethiopiërs, zult met mijn zwaard doorstoken worden. 13 En Hij zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken,
Hij zal Assur te gronde richten en Nineve tot een wildernis maken, dor als een
woestijn. 14 Kudden zullen zich daar legeren, alle gedierte, dat in troepen
leeft; zowel pelikaan als roerdomp zullen overnachten op zijn kapitelen; hoort,
hoe het giert door het venster; verwoesting is op de drempel, want men heeft
het cederwerk vernield. 15 Dit is de uitgelaten stad, die zo onbezorgd woonde,
die bij zichzelf zeide: Ik ben het en niemand anders. Hoe is zij tot een
woestenij geworden, een rustplaats voor het wild gedierte! Ieder die haar
voorbijgaat, zal fluiten, met de hand schudden. (NBG Vertaling 1951)

Zoals
in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 371-374, uiteengezet bleef het land
Juda bij de Scythische invasie van de kust van Klein-Azië ongedeerd maar werd
het gebied van Asdod, toentertijd een Assyrische provincie, in 622/621 v. Chr.
door de Scythen onder de voet gelopen. Alle door Zefanja vermeldde plaatsen van
Gaza tot Ekron bevonden zich in de Assyrische provincie Asdod. De oudheidhistoricus
Herodotos (Boek 1, 105) rapporteert eveneens over de plundering van/en het lot van
Ashkelon.
In dit
gebied woonde toen niet meer de oorspronkelijke bevolking ten tijde van Saul en
David, maar hadden zich daar sinds 712 v. Chr. nieuwe zogenaamde zeevolken, gevestigd.
De door Zefanja vermelde Keretieten
moeten met een van de zeevolken geïdentificeerd worden.
De bekende
handelsreis van Wen-Amon dateer ik in 667 v. Chr. en in die periode verbleef ook
een van de zeevolken: de Tjeker, in Byblos aan de Middellandse Zeekust. Zie het
artikel op dit blog van 29.09.2017:
de zinloze tochten van Wen-amon, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1506290400&stopdatum=1506895200
Ook van
de Assyriërs onder Sargon II en Sanherib bezitten we berichten over Ioniërs of
Grieken in het oude land der Filistijnen. De Keretieten van de profeet Zefanja zijn met een van de vele
zeevolken te identificeren. De Keretieten stammen hier af van de Kittiërs, de
zonen van Jawan, de zoon van Jafeth, de zoon van Noach:
Genesis
10:2 De zonen van Jafet waren Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesek en Tiras. 3 En de zonen van Gomer waren
Askenaz, Rifat en Togarma. 4 En de zonen van Jawan waren Elisa, Tarsis, de Kittiërs
en de Dodanieten. 5 Naar dezen zijn de kustlanden der volken in hun landen
verdeeld, elk naar zijn taal, naar hun geslachten, onder hun volken.
De
Septuagint-vertalers (van Hebreeuws naar Grieks) hebben in de derde eeuw voor
Christus het Hebreeuwse woord voor Keretieten
vertaald met Kretenzers. Ik neem aan
dat zij in hun tijd het vreemde woord Keretieten nog eenvoudig konden identificeren
met Kretenzers en hiermee tegelijkertijd de herkomst van dit nieuwe volk aan de
kust gaven. Hierna de Engelse vertaling van het betreffende Bijbelgedeelte uit
de LXX.
Zefanja 2:4 For Gaza shall be utterly spoiled, and
Ascalon shall be destroyed; and Azotus shall be cast forth at noon-day, and
Accaron shall be rooted up. 5 Woe to them that dwell on the border of the sea, neighbours of the Cretans! the word of
the Lord is against you, O Chanaan, land of the Philistines, and I will destroy you out of your dwelling-place. 6
And Crete shall be a pasture of
flocks, and a fold of sheep. 7 And the
sea cost shall be for the remnant of the house of Juda; they shall pasture
upon them in the houses of Ascalon; they shall rest in the evening because of
the children of Juda; for the Lord their God has visited them, and he will turn
away their captivity.
Het is
na het wegtrekken van de plunderende Scythen naar het noorden, dat koning Josia
volgens de profetie van Sefanja (2:6), het kustgebied heeft kunnen bezetten. De
macht van Assyrië was tanende. Zij werden al belaagd door Babyloniërs en Meden
en de Scythen hadden net een rooftocht door hun gebied uitgevoerd. Het is in dit
machtsvacuüm dat Josia zijn heerschappij over het gebied kon vestigen. De
Bijbel leert dat Josia ook het gebied van het van Israëlieten ontvolkte gebied
van Samaria controleerde (2 Koningen 23:15-19 en 2 Kronieken 34:1-7).

De
moderne archeologie bevestigt Josia ‘s beheersen van de kust. Niet ver van
Jafne-Jam hebben archeologen anno 1960 een vestingstad blootgelegd dat men de
naam Mesad Hashavjahoe gegeven heeft, en dit op basis van Hebreeuwse
inscripties op potscherven. De vondsten heeft men gedateerd van ongeveer het
jaar 630 tot 609 v. Chr., en valt aldus binnen de regeerperiode van koning
Josia van Juda. Hierna een citaat
van de bekende W.F. Albright:
"The
life of the fortress could be dated within narrow limits by the typical late
pre-exilic and early Ionian pottery found on the site, as well as by historical
considerations, which suggest a date about 630 BCE. This would be just after
the death of the Assyrian king Ashurbanipal and before the occupation of the
Philistine Plain by Psammetichus of Egypt."
Het
gevonden aardewerk is nochtans een onderwerp van heel wat discussies onder de
verschillende vak-wetenschappers. Ook hier is de orthodoxe Egyptologie en haar foutieve
tijdconstructie een hinderpaal in het verklaren van het gevonden Griekse
materiaal. Een bijkomende hinderpaal bij sommige wetenschappers is dat zij de
Bijbel alleen als een godsdienstig boek beschouwen en niet als een historisch correct
boek aanvaarden.
Van
groot belang was de vondst te Mesad Hashavjahoe van een potscherf met een
Hebreeuwse brief erin gegrift. Hierna
een citaat van Shmuel Ahituv met commentaar:
"The
letter is written in good biblical Hebrew, plus a possible scribal omission
here or there, and the script is that of a trained scribe. The work supervisor
mentioned in the text bears a clearly Judaean name, Hoshavyahu. All these
factors point to a time of Judaean control over the area."
De
archeoloog J. Naveh die in 1960 de werkzaamheden op de site leidde geeft hierop
het volgende commentaar:
"The
four Hebrew inscriptions together testify to this fortress having been under
Judaean control at the time. ... It seems likely that Josiah placed a military
governor in charge of the fortress, and that the force garrisoned there was
supplied with provisions by the peasants living in the un-walled settlements in
the vicinity.”
Het is
duidelijk dat koning Josia ‘s hegemonie zich ook over de zeekust uitstrekte. En
dat dit een vervulling van de profetie van Zefanja was. Vanaf het doortrekken
van de Scythen in het jaar 622/621 v. Chr. tot het jaar 609 v. Chr.
controleerde Josia de buurlanden (ex-Assyrische provincies) van Juda. In het
jaar 609 v. Chr. kwam Josia aan zijn einde te Megiddo, alwaar hij de doortocht
van het Egyptische leger onder farao Necho II de weg wilde versperren. In het
jaar 612 v. Chr. was Nineveh door Babyloniërs en Meden ten val gebracht en werd
daarop het Assyrische Rijk verdeeld. Egypte was hier ook een van de aasgieren
die hun deel van de buit wilde binnenhalen. Daarom het oprukken van farao Necho
II met zijn legers langs het kustgebied naar Karkemis in het noorden aan de
Eufraat. Het trieste levenseinde van Josia heb ik in een eerder artikel op dit
blog beschreven op 30.01.2017, de
Egyptische Apis en de profeet Jeremia, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1485730800&stopdatum=1486335600
Wordt
vervolgd…
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009: dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar.