Ik heb
recent het boek van de Amerikaanse wetenschapper Donald Wesley Patten: The
Biblical Flood and the Ice Epoch, gelezen. Het boek dat in 1966 voor de eerste
maal gepubliceerd werd en meerdere herdrukken kende blijft een aanrader. Voor
diegene die meende dat de Bijbelse Grote Vloed alleen maar een periode van veel
regen over een bepaald gebied op aarde betekende krijgt met het boek een beter begrip
van de meganatuurcatastrofe van kosmische oorsprong die planeet aarde in het
derde millennium voor Christus getroffen heeft.

Zoals
de cover van het boek al laat zien verbindt Patten de IJstijd met de Zondvloed
en verklaart hij het ontstaan van de ijskappen op de Noord- en Zuidpool door ijs
dat uit outer space met catastrofale gevolgen op planeet aarde gedeponeerd
werd. Ik had het boek al langer in bezit nadat ik het jaren geleden samen met
dat andere boeiende boek van Patten: The Long Day of Joshua and Six Other
Catastrophes, verkreeg. Dit laatste boek kreeg op mijn blog al heel wat
aandacht. De opdracht is om de historische cyclus van meganatuurcatastrofes op
de tijdsbalk chronologisch aan te brengen. De wetenschapper Donald Wesley
Patten en zijn medewerkers Ronald R. Hatch en Loren C. Steinhauer hanteerden
namelijk ter berekening van hun cyclus de jaartallen van de Bijbelse koningen volgens
de fabricatie van de chronoloog Edwin R. Thiele die in de twintigste eeuw de
Bijbelse koningslijsten met die van de Assyrische koningen verbond. Thiele
verkorte hierbij de regeerperiode van de koningen van Israël en Juda met zo
maar even een afwijking van acht tot veertig jaar ter inpassing in het
Assyrische koningslijstkeurslijf. Zie het artikel op dit blog van 06.02.2017: De Assyriologie, Thiele en
het noodlottige jaartal: 930 v. Chr. link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1486335600&stopdatum=1486940400
Een
exact jaartal voor de Grote Vloed of Zondvloed geeft Patten niet maar werkt met
circa s.
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik de
Grote Vloed gedateerd van oktober/november Anno Mundi 1656 tot oktober/november
van AM 1657 of 2341/2340 v. Chr. volgens de westerse jaartelling. Dat de meganatuurcatastrofe
dat de zondvloed was, een volledig jaar duurde leert het Bijbelboek Genesis:
Genesis 7:10 Na zeven dagen
kwamen de wateren van de vloed over
de aarde. 11 In Noach s zeshonderdste
levensjaar, in de tweede maand (oktober/november), op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote
waterdiepten open en werden de
sluizen des hemels geopend. 12 En de slagregen was veertig dagen en veertig
nachten over de aarde.
Genesis 8:13 In het zeshonderd en eerste jaar, in de eerste
maand (september/oktober), op de
eerste der maand, waren de wateren opgedroogd van de aarde; daarop
verwijderde Noach het luik van de ark, en hij zag uit, en zie, de aardbodem
droogde op. 14 In de tweede maand (oktober/november), op de zevenentwintigste dag der maand,
was de aarde droog.
De
beschrijving in Genesis 7:11 dat alle kolken der grote waterdiepten openbraken verklaart
Patten vanuit kosmische krachten veroorzaakt wanneer planeet aarde in haar baan
om de zon door andere hemellichamen verstoord werd. Patten verklaart verder de
continentale drift op aarde en de vorming wereldwijd van bergketens als een
gevolg van de zondvloedramp. Zie het commentaar op de cover van het boek hierna:
The
author contends that, through the agency of astral principles, the Earth became
engaged, or engulfed, in simultaneous gravitational upheavals and magnetic
conflicts. There came with suddenness to our fragile, spiraling sphere, The
Biblical Flood and The Ice Epoch. Readers of this unique book will find a
challenging and refreshing view of ancient catastrophism and its conclusion,
Divine Creation, a subject of importance in this age of increasing intellectual
rootlessness.
It is
over and against the prevailing monopoly of uniformitarian thought (which
proposes that oceans of time are necessary for anything and everything, both
geologically and biologically) that Mr. Patten proposes his view of historical
celestial crises, global catastrophes. Such catastrophes may explain many
features about several planets. Such catastrophes, relative to the Earth-Moon
system, explain the raising up of
mountain ranges, sweeping across the face of the Earth in arcuate alignment,
similar to the mountain patterns of the Moon.
This was achieved suddenly, and
by tidal upheavals within the oceans (of centrifugally rotating lava) within
the Earth's crust. Simultaneously, tidal upheavals engulfing the oceans raised
tides of subcontinental dimensions on the Earth's crust, thus the historically
recorded Deluge, or Flood.
(The Biblical Flood and the Ice Epoch by Donald Wesley
Patten, 1966)
Bijzonder
fascinerend vond ik Patten s theorie in hoofdstuk IX, 4, dat planeet aarde ook
al voor de zes-dagenschepping door meganatuurcatastrofes van kosmische aard
getroffen werd en hij geeft een wetenschappelijke verklaring voor het
Bijbelgedeelte van Genesis 1:1-2: In den
beginne schiep God den hemel en de aarde. 2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond;
Hierna
een citaat uit het boek:
The
Earth then became a dark, hydrocarboniferous dump at the time of the earlier catastrophe or catastrophes. Part of the
surface tar (bitumen) from that period may have been utilized by Noah and his
sons for the pitching of the Ark (Genesis 14). Bitumen was also gathered
several centuries after the Flood in the oil-rich Mesopatamian Valley. It was
used at that later time to pitch the Tower of Babel so that it, too, like the
Ark, would be impervious to water if another Flood might recur (Genesis 11:3).
Similarly, bitumen was reported in the slime pits of Sodom and Gomorrah
(Genesis 14:10) at a time which may have just preceded a rifting of the Earth's
crust in that region. Thus, it is
posited, some 10,000 or 20,000 years ago, our planet may well have been the
scene of a dark, celestial, carboniferous dump. This might help explain why
horizontal seams of coal, like subterranean pools of petroleum, contain
virtually no Carbon-14 (along with limestones). Perhaps this is how our antediluvian canopy originated, with
its abundances of water vapor and carbon dioxide, merely oxygenated hydrogen
and carbon. Our planet may have become literally a dark dump or void, a
contention suggested in Genesis 1:2.
The
Earth became without form and an empty waste (or void), and darkness was upon
the face of the very great deep. (King
James)
Hoe ik
de datering van de zondvloed in het jaar 2341/2340 v. Chr. bekomen heb is vrij
eenvoudig uit te leggen. De chronologie van mijn boek TIJD en TIJDEN is opgebouwd binnen het raamwerk van de sabbat- en
jubeljaren volgens de telling van William Whiston als fundament. Er waren
dertig jubeljaren vanaf het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27
AD te Nazareth volgens Lukas hoofdstuk 4, wanneer de Heiland het aangename
jaar des HEREN uitriep. Het eerste jubeljaar terug de tijd viel in okt.1395/sep.1394
v. Chr. Zeven maal zeven jaar eerder waren zij in 1443 v. Chr. het beloofde
land Kanaän binnengetrokken en begon de eerste sabbatjaren-cyclus. Veertig jaar
daarvoor waren de Israëlieten in 1483 v. Chr. uit Egypte opgetrokken. Volgens
het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren het vierhonderdtachtig jaar vanaf het
exodusjaar tot het vierde regeringsjaar van Salomo wanneer deze aan de bouw van
de Tempel te Jeruzalem begon. Het vierde regeringsjaar van Salomo viel volgens
de sabbat- en jubeljaar-telling in oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn
eerste regeringsjaar begon in oktober 1007 v. Chr. Daarvoor hebben we de
veertigjarige regeerperiode van David: 1047/1007 v. Chr. en daarvoor regeerde
Saul van 1087 tot 1047 v. Chr. over de twaalf stammen van Israël. De koningen
van Israël en Juda heb ik tussen de jaartallen 1087 en 586 v. Chr. op de
tijdsbalk herschikt met de historische sabbat- en jubeljaren als ijkpunten.
Vanaf Pesach
in het voorjaar van 1483 v. Chr. met de Exodus en negenenveertig dagen later
Sjavoeot en het geven van de Tien Woorden aan Mozes zijn het vierhonderddertig
jaar terug tot de roeping van Abram/Abraham (Galaten 3:17) in 1913 v. Chr. Het
was in het stervensjaar van Thera dat Abram uit Haran naar Kanaän vertrok
(Genesis 11:32 en 12:1-4). Vanaf Thera de vader van Abram/Abraham hanteren we
de jaartallen van de geslachtslijn van Sem de zoon van Noach (Genesis 11:10-22)
tot op Thera. Het resultaat is 2340 v. Chr. voor het einde van de Grote Vloed.
In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015,
blz. 13-21, wijs ik ook op de hogere jaartallen die de Griekse
Septuagintvertaling hanteert ter berekening van het jaar van de zondvloed en
leg uit waarom ik de Masoretische tekst van onze Bijbel verkies.
Mijn
keuze voor een jong jaartal voor de zondvloed werd bevestigd door de studie van
Dr. Werner Papke aan: Die Sterne von Babylon, Die geheime
Botschaft des Gilgamesch nach 4000
Jahren entschlüsselt. Het werk dateert al van 1989 (ISBN 3 7857 0498 4). De
auteur brengt een Duitse vertaling van het Gilgamesj-epos en berekend de
astronomische datum van de Babylonische versie van de zondvloed. Tot mijn
verrassing kwam in zijn studie telkens weer het jaar 2340 v. Chr. tevoorschijn, voor het gebeuren. Het is
hetzelfde jaartal waar ik bij arriveerde in mijn studie: TIJD en TIJDEN. En dit
op basis van de sabbat- en jubeljaartelling op de wijze van tellen volgens
William Whiston en vervolgens via de juiste verbinding met het tijdstip van de
roeping van Abraham, voorafgegaan met de Genesisgeslachtsregisters van de
aartsvaders. Ik beschouw de verkregen astronomische datum van 2340 v. Chr. van
Werner Papke voor het Gilgamesj-epos,
als een kruispeiling dat mijn in de tijd terug navigeren via de sabbat- en
jubeljaren, bevestigd. Verbazend bij het lezen van het werk van Dr. Werner
Papke was ook de astronomische kennis van de Chaldeeërs. Zij waren blijkbaar
Copernicus vierduizend jaar vooraf. Zij wisten bijvoorbeeld dat de planeten
niet om de aarde, maar om de zon cirkelen en dat planeet aarde met haar maan op
de vierde plaats na Saturnus komt. Het toont veel over de kennis van de
nakomelingen van Noach in het derde millennium v. Chr. Dit alles is een kennis
die later verloren ging en in het Westen slechts vijfhonderd geleden opnieuw
verkregen werd.
Het
Bijbelboek Genesis leert een wereldwijde grote vloed dat het einde van de
eerste beschaving sinds de Schepping betekende met een nieuw begin in 2340 v.
Chr. De wereld die onderging was een beschaving zonder weerga gelijk aan het
Atlantis uit de Griekse mythologie. Maar het was een beschaving geweest die
haar eigen weg naar de ondergang ging. Honderdtwintig jaar voor de Grote Vloed
was de maat vol en was de aarde en alles wat er op leefde gedoemd tot sterven.
Wat de maat vol maakte was het vermengen van de zonen Gods met de dochters der
mensen, met als resultaat: de Nefilim. Een Hebreeuws woord dat meestal vertaald
wordt met reuzen of geweldenaars.
Genesis
6:1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun
dochters geboren werden, 2 zagen de
zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich
daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3 En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet
altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar
zijn. 4 De reuzen waren in die dagen
op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen
kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit
zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. 5 Toen de HERE zag,
dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van
zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, 6 berouwde het de HERE,
dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. 7 En
de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem
uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het
gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. 8 Maar
Noach vond genade in de ogen des HEREN.

Een
periode van Gods handelen met de mens werd in 2341/2340 v. Chr. definitief
afgesloten. Ik vind het opmerkelijk dat er in het Bijbelboek Genesis staat geschreven
dat de HEERE God de deur van de ark sloot en niet Noach:
Genesis
7:16b
En de HEERE sloot achter hem toe..
Het betekende
het afsluiten van een Bijbelse bedeling. Slechts acht mensen: vier mannen en
vier vrouwen overleefden de meganatuurcatastrofe van Godswege en begonnen
daarna met een verbond van God en met de belofte dat Hij nooit meer de aarde
zou verderven (Genesis 9:9-11) aan een nieuw leven met nieuwe
verantwoordelijkheden. Het kwaad (Rom. 3:9-17) was echter mee de ark ingegaan
en in de geslachtslijn van Cham zou er dra een nieuwe opstand opkomen. Het was
de Bijbelse Nimrod die het verzet na de grote vloed
leidde. Met de roeping van Abram/Abraham in 1913 v. Chr. werd ook de bedeling
van na de vloed afgesloten en ving de periode van de belofte aan.
Het
belang van exacte chronologie blijkt iedere keer opnieuw wanneer men merkt dat
wetenschappers zoals bijvoorbeeld Patten en zijn medewerkers vanuit hun bepaalde
vakwetenschap in vertrouwen gebruik maken van de algemeen aanvaarde Bijbelse
chronologie zoals de geleerde Edwin R. Thiele ze gefabriceerd heeft, en zodoende
verbanden missen.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343