Met
onze aflevering van 04.06.2018 op
dit blog behandelden we het twintigste jubeljaar van oktober 464/september 463
v. Chr. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1528063200&stopdatum=1528668000
Deze
week vervolgen we onze reis in de tijd met het eenentwintigste jubeljaar sinds
de instelling ervan door Mozes.

Tijdschema
466/453 v. Chr.
Het
bijgevoegde schema 466/453 v. Chr. toont het zevende sabbatjaar gevolgd door
het twintigste jubeljaar van oktober 464 tot september 463 v. Chr.
In december
465 v. Chr. kwam aan de regeerperiode van Xerxes een einde waarna deze werd
opgevolgd door Artaxerxes I die regeerde van 17.12.465 tot 07.12.424 v. Chr. In
het zevende regeringsjaar van koning Artaxerxes arriveerde de bekende
Schriftgeleerde Ezra te Jeruzalem:
Ezra 6:6 Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een
vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israëls,
gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods, over
hem, al zijn verzoek. 7 Ook sommigen van de kinderen Israëls, en van de
priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers, en de Nethinim,
togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning Arthahsasta. 8 En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde
maand; dat was het zevende jaar dezes konings. 9 Want op den eersten der
eerste maand was het begin des optochts uit Babel, en op den eersten der vijfde
maand kwam hij te Jeruzalem, naar de goede hand zijns Gods over hem. 10 Want
Ezra had zijn hart gericht, om de wet des HEEREN te zoeken en te doen, en om in
Israël te leren de inzettingen en de rechten.
Op de
tijdsbalk valt het zevende regeringsjaar van Artaxerxes in 458 v. Chr. Het was
het zesde jaar van de nieuw aangevangen sabbatjaarcyclus die ons naar het
volgende jubeljaar zal loodsen. Een jaar van dubbele zegening over het land betekende
het zesde jaar in de sabbatjaarcyclus met ditmaal ook een geestelijke betekenis
er aan verbonden. De Schriftgeleerde Ezra arriveerde in Jeruzalem bij de al
eerder teruggekeerde ballingen met een schrijven van koning Artaxerxes:
Ezra 6:11 Dit is nu het afschrift
des briefs, dien de koning Arthahsasta gaf aan Ezra, den priester, den
schriftgeleerde; den schriftgeleerde van de woorden der geboden des HEEREN, en
Zijn inzettingen over Israël:
12 Arthahsasta
koning der koningen, aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde der wet
van den God des hemels, volkomen vrede en op zulken tijd. 13 Van mij wordt bevel gegeven, dat al wie
vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van deszelfs
priesteren en Levieten, om te gaan naar
Jeruzalem, dat hij met u ga. 14 Dewijl gij van voor den koning en zijn
zeven raadsheren gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judea, en te Jeruzalem,
naar de wet uws Gods, die in uw hand is; 15 En om henen te brengen het zilver
en goud, dat de koning en zijn raadsheren vrijwilliglijk gegeven hebben aan den
God Israëls, Wiens woning te Jeruzalem is; 16 Mitsgaders al het zilver en goud,
dat gij vinden zult in het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave des
volks en der priesteren, die vrijwilliglijk geven, ten huize huns Gods, dat te
Jeruzalem is; 17 Opdat gij spoediglijk voor dat geld koopt runderen, rammen,
lammeren, met hun spijsofferen, en hun drankofferen, en die offert op het
altaar van het huis van ulieder God, dat te Jeruzalem is. 18 Daartoe, wat u en
uw broederen goed dunken zal, met het overige zilver en goud te doen, zult
gijlieden doen naar het welgevallen uws Gods. 19 En geef de vaten, die u
gegeven zijn tot den dienst van het huis uws Gods, weder voor den God van
Jeruzalem. 20 Het overige nu, dat van node zal zijn voor het huis uws Gods, dat
u voorvallen zal uit te geven, zult gij geven uit het schathuis des konings. 21
En van mij, mij, koning Arthahsasta, wordt bevel gegeven aan alle schatmeesters,
die aan gene zijde der rivier zijt, dat alles, wat Ezra, de priester, de
schriftgeleerde der wet van den God des hemels, van u zal begeren, spoediglijk
gedaan worde; 22 Tot honderd talenten zilvers toe, en tot honderd kor tarwe, en
tot honderd bath wijn, en tot honderd bath olie, en zout zonder voorschrift. 23
Al wat naar het bevel van den God des hemels is, dat het vlijtiglijk gedaan
worde, voor het huis van den God des hemels; want waartoe zou er grote toorn
zijn over het koninkrijk des konings en zijner kinderen? 24 Ook laten wij
ulieden weten, aangaande alle priesteren en Levieten, zangers, poortiers,
Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods, dat men den cijns, ouden impost
en tol hun niet zal vermogen op te leggen. 25 En gij, Ezra, naar de wijsheid
uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders en richters, die al het volk
richten, dat aan gene zijde der rivier is, allen, die de wetten Gods weten, en
die ze niet weet, zult gijlieden die bekend maken. 26 En al wie de wet uws Gods
en de wet des konings niet zal doen, over dien laat spoediglijk recht worden
gedaan, hetzij ter dood, of tot uitbanning, of tot boete van goederen, of tot
de banden.
27
Geloofd zij de HEERE, de God onzer vaderen, Die alzulks in het hart des konings
gegeven heeft, om te versieren het huis
des HEEREN, dat te Jeruzalem is. 28 En heeft tot mij weldadigheid geneigd,
voor het aangezicht des konings en zijner raadsheren, en aller geweldige
vorsten des konings! Zo heb ik mij gesterkt, naar de hand des HEEREN, mijns
Gods, over mij, en de hoofden uit Israël vergaderd, om met mij op te trekken.
Ezra
arriveerde in Jeruzalem in de vijfde maand (juli/augustus) in het zevende jaar
van Artaxerxes een jaar dat op onze tijdsbalk van het voorjaar van 458 v. Chr.
tot het voorjaar van 457 v. Chr. loopt, wat maakt dat de vijfde maand in het
jaar 458 v. Chr. van de westerse jaartelling viel.
Daarna
in de zevende maand of september/oktober volgens de westerse maandtelling, las
Ezra de wet aan de verzamelde gemeente voor (Nehemia 8:1). Het Bijbelboek
Nehemia beschrijft in het achtste hoofdstuk in het bijzonder de geestelijke
impact die het voorlezen van de Wet van Mozes op het volk had: zij weenden (Nehemia
8:10). Het houden van het komende sabbatjaar van april 457/maart 456 v. Chr.
ligt hier voor de hand, net zoals ze met ijver het Loofhuttenfeest in dat jaar
458 v. Chr. gehouden hebben (Nehemia 8:15-1).
Het
zesde jaar van de dubbele zegening over het land van april 458 tot maart 457 v.
Chr. wordt door de geleerde William Whiston aangehaald ter staving van
zijn schikking van de sabbatjaar- en jubeljaren op de tijdsbalk:
Nehemia 8:11
Voorts zeide hij tot hen: Gaat, eet het vette, en drinkt het zoete, en
zendt delen dengenen, voor welken niets bereid is, want deze dag is onzen HEERE
heilig; zo bedroeft u niet, want de blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte.
12 En de Levieten stilden al het volk, zeggende: Zwijgt, want deze dag is
heilig, daarom bedroeft u niet. 13 Toen ging al het volk henen om te eten, en
om te drinken, en om delen te zenden, en om grote blijdschap te maken; want zij
hadden de woorden verstaan, die men hun had bekend gemaakt.
Op mijn
tijdsschema 466/453 v. Chr. heb ik het sabbatjaar via een blauwe verticale
tijdsbalk geaccentueerd. Het is het Bijbelboek Nehemia (5:14) dat voor deze
periode de chronologie geeft. Maar ook de Joodse oudheidhistoricus Flavius
Josephus verwijst naar deze periode en bevestigt een en ander chronologisch,
wat de herbouw van de muur van Jeruzalem onder leiding van Nehemia betreft.
Flavius
Josephus, Joodse Oudheden, Boek XI, v.
8. But
now when the Ammonites, and Moabites, and Samaritans, and all that inhabited
Celesyria, heard that the building
went on apace, they took it heinously, and proceeded to lay snares for them,
and to hinder their intentions. They also slew many of the Jews, and sought how
they might destroy Nehemiah himself,
by hiring some of the foreigners to kill him. They also put the Jews in fear,
and disturbed them, and spread abroad rumors, as if many nations were ready to
make an expedition against them, by which means they were harassed, and had
almost left off the building. But none of these things could deter Nehemiah from being diligent about the
work; he only set a number of men about him as a guard to his body, and so
unweariedly persevered therein, and was insensible of any trouble, out of his
desire to perfect this work. And thus did he attentively, and with great forecast,
take care of his own safety; not that he feared death, but of this persuasion,
that if he were dead, the walls for his citizens would never be raised. He also
gave orders that the builders should keep their ranks, and have their armor on
while they were building. Accordingly, the mason had his sword on, as well as
he that brought the materials for building. He also appointed that their
shields should lie very near them; and he placed trumpeters at every five
hundred feet, and charged them, that if their enemies appeared, they should
give notice of it to the people, that they might fight in their armor, and
their enemies might not fall upon them naked. He also went about the compass of
the city by night, being never discouraged, neither about the work itself, nor
about his own diet and sleep, for he made no use of those things for his
pleasure, but out of necessity. And this trouble he underwent for two years and four months; (14) for
in so long a time was the wall built, in the twenty-eighth year of the reign of (Arta)Xerxes,
in the ninth month. Now when the walls were finished, Nehemiah and
the multitude offered sacrifices to God for the building of them, and they
continued in feasting eight days. However, when the nations which dwelt in
Syria heard that the building of the
wall was finished, they had indignation at it. But when Nehemiah saw that
the city was thin of people, he exhorted the priests and the Levites that they
would leave the country, and remove themselves to the city, and there continue;
and he built them houses at his own expenses; and he commanded that part of the
people which were employed in cultivating the land to bring the tithes of their
fruits to Jerusalem, that the priests and Levites having whereof they might
live perpetually, might not leave the Divine worship; who willingly hearkened
to the constitutions of Nehemiah, by which means the city Jerusalem came to be
fuller of people than it was before. So when Nehemiah had done many other
excellent things, and things worthy of commendation, in a glorious manner, he
came to a great age, and then died. He was a man of a good and righteous
disposition, and very ambitious to make his own nation happy; and he hath left
the walls of Jerusalem as an eternal monument for himself. Now this was done in the days of Xerxes.
Het is
interessant het commentaar van de geleerde William Whiston en vertaler van het
Grieks naar het Engels van Josephus te lezen. Er staat in de tekst naar
verwezen met het nummer 14 tussen haakjes:
(14). It may not be very improper to remark here, with what an unusual accuracy Josephus
determines these years of (Arta)Xerxes, in which the walls of Jerusalem
were built, viz. that Nehemiah came
with his commission in the twenty-fifth
of (Arta)Xerxes, that the walls were two years and four months in building,
and that they were finished on the
twenty-eighth of Xerxes, sect. 7, 8. …..
Over de
chronologie van de Pers Artaxerxes I en Nehemia schreef ik eerder op dit blog
op 22.11.2016 een
artikel, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1479682800&stopdatum=1480287600
Het
bijgevoegde tijdschema 466/453 v. Chr. laat de aanvang van de geprofeteerde
zeventig jaarweken van de profeet Daniël in het voorjaar van 458 v. Chr. zien.
Daniël
9: 24
Zeventig weken zijn bestemd over uw
volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de
zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige
gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen,
en om de heiligheid der heiligheden te zalven. 25 Weet dan, en versta: van den uitgang des woords, om te doen
wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken;
de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden. 26 En na die twee en zestig weken zal de
Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een
volk des vorsten, hetwelk komen zal, zal de stad en het heiligdom verderven, en
zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed, en tot het einde toe zal er
krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen. 27 En hij zal velen het
verbond versterken een week; en in
de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en
over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding
toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste.
Mijn
keuze voor het jaartal 458 v. Chr. wordt uitsluitend door de chronologie
bepaald, die maakt dat er inderdaad negenenzestig jaarweken aan zeven maal
zeven jaar per week of 483 zonnejaren zitten tussen april 458/maart 457 v. Chr.
en 25/26 AD. De zeventigste jaarweek is vandaag nog toekomst en maakt dat er een
tijdskloof zit tussen het einde van de negenenzestigste jaarweek en het begin
van de zeventigste. De duur van de tijdskloof is niet geopenbaard en kan niet
berekend worden.
In mijn
boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 395-399, ga ik uitvoerig op de
verschillende gehanteerde berekeningen in. Op het einde van 25/26 AD treed een
jaar later Johannes de Doper op die ik meen met de gezalfde van Daniël
hoofdstuk negen te mogen identificeren. Het optreden van Johannes de Doper ging
vooraf aan het openbaar worden van Jezus Christus van Nazareth als de Gezalfde
of Messias. In oktober 27 AD proclameerde de Heer Jezus Christus bij zijn
voorlezen uit de Bijbelrol van Jesaja in de synagoge te Nazareth het ‘aangename
jaar des HEEREN’, bij de aanvang van het dertigste jubeljaar.
Een
alternatief jaartal dat door Bijbelvorsers gehanteerd wordt is het twintigste regeringsjaar
van Artaxerxes I wanneer Nehemia (2:1) in dat jaar 445 v. Chr. de toelating
kreeg naar Jeruzalem op te trekken. Ik wil mijn lezers het
onderzoek van wijlen Rev. Clarence Larkin (1850/1924), die vanaf het jaartal
445 v. Chr. rekende, niet weerhouden. Larkin ging er van uit dat de zeventig
jaarweken gebaseerd waren op jaren van 360 dagen, die hij als profetische jaren
aanduidde. Dit is niet onlogisch wanneer we bedenken dat het laatste Bijbelboek
Openbaring een zevenjarige eindtijdperiode hanteert met twee perioden van 1260
dagen en/of 42 maanden, wat 360 dagen per jaar uitmaakt. De zeventigste
jaarweek kent hier haar vervulling. In het tijds-dal tussen de negenenzestigste
en de zeventigste jaarweek zit de huidige periode (sinds 30 AD) van de Ekklesia
en de bedeling van de genadetijd. Hierna de berekening van Rev. Clarence Larkin
(Dispensational Truth, 1918) van bijna honderd jaar geleden nu:
“According to
ordinary chronology, the 475 years form BC 445 t AD 30 are Solar years of 365
years each. Now counting the years from BC 445 to AD 30 inclusively, we have
476 solar years. Multiplying these 476 years by 365 (the number of days in a
solar year) we have 173.740 days, to which add 119 days for leap years, and we
have 173.859 days. Add to these 20 days inclusive from March 14 to April 2, and
we have 173.879 days. Divide 173.879 by 360 (the number of days in a
prophetical year) and we have 483 years all to one day, the exact number of
days (483 in 69 weeks, each day standing for a year. Could there be anything
more conclusive that Daniel’s 69 weeks ran out on April 2, AD 30, the day that
Jesus rode in triumph into the city of Jerusalem”.

Tijdschema
452/439 v. Chr.
Het
bijgevoegde tijdschema toont met een lichtblauwe tijdsbalk het tweede en het
derde sabbatjaar in de nieuwe jubeljaarcyclus. Daaronder merkt men een
donkerblauwe tijdsbalk met de zeventig jaarweken van de profeet Daniël die een
aanvang namen in het zevende regeringsjaar van de Pers Artaxerxes I in 458 v.
Chr. Het is een tijdsbalk die ons naar het optreden van Johannes de Doper in 26
AD zal loodsen.
In het
twintigste regeringsjaar van de Perzische koning Artaxerxes I in april
445/maart 444 v. Chr. kreeg de Jood Nehemia, die een dienaar van Artaxerxes
was, de toelating van de koning om de muren van Jeruzalem te herbouwen.
Nehemia 2:1 In de maand Nisan, in het twintigste jaar van koning
Artachsasta, toen er wijn voor hem gereed stond, hief ik de wijn op en
reikte die de koning toe. Nu was ik nooit treurig geweest in zijn
tegenwoordigheid. 2 De koning zeide tot mij: Waarom staat uw gezicht zo somber,
hoewel gij niet ziek zijt? Dit kan niet anders dan hartzeer zijn. Toen werd ik
ten zeerste bevreesd, 3 en zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid!
Hoe zou mijn gezicht niet somber staan, daar de stad, de plaats waar de graven
mijner vaderen zijn, verwoest is en haar poorten door vuur verteerd zijn? 4 En de koning zeide tot mij: Wat is dan uw
verzoek? Toen bad ik tot de God des hemels. 5 En ik zeide tot de koning:
Dat gij, indien het de koning goeddunkt en indien uw knecht u welgevallig is, mij zendt naar Juda, naar de stad waar
de graven mijner vaderen zijn, om haar
te herbouwen. 6 De koning zeide tot mij, terwijl zijn gemalin naast hem
zat: Hoelang zal uw reis duren, en wanneer zult gij terugkeren? En de koning
stemde erin toe mij te zenden; en ik gaf hem een bepaalde tijd op. 7 En ik
zeide tot de koning: Indien het de koning goeddunkt, laat men mij brieven geven
voor de landvoogden van het gebied over de Rivier, dat zij mij laten
doortrekken, totdat ik in Juda kom; 8 ook een brief aan Asaf, de houtvester des
koning ‘s, dat hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de tempel
behoort, van zolders te voorzien, en voor de muur van de stad en voor het huis,
waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij, daar de goede hand van
mijn God over mij was. 9 Ik kwam bij de landvoogden van het gebied over de
Rivier en gaf hun de brieven van de koning. Ook had de koning legeroversten en
ruiters met mij meegezonden…
Nehemia
5:14 Ook hebben van de dag af, dat koning Artachsasta
mij (=Nehemia) aanstelde tot landvoogd
over het land Juda, van zijn twintigste tot zijn tweeëndertigste
regeringsjaar, twaalf jaar lang, noch ik, noch mijn broeders het brood van een
landvoogd gegeten.

Tijdschema
438/425 v. Chr.
Het
bijgevoegde tijdschema toont het vierde en het vijfde sabbatjaar in de cyclus
naar het eenentwintigste jubeljaar.
We
geven vooral aandacht aan de jaren van de regeerperiode van Artaxerxes die we
van de Ptolemeüs-canon hebben overgenomen en die aansluit bij de sabbatjaar- en
jubeljaartelling volgens de geleerde William Whiston. Met een blauwe verticale
balk is het sabbatjaar van april 436/maart 435 v. Chr. extra gemarkeerd.
Het is
naar het houden van het sabbatjaargebod tijdens de herbouw van de muren van
Jeruzalem dat het Bijbelboek Nehemia verwijst. Ook de oudheidhistoricus Flavius
Josephus verwijst in zijn werk ‘Joodse Oudheden’ naar deze periode wanneer de
muur van Jeruzalem door de teruggekeerde ballingen onder leiding van Nehemia,
gebouwd werd. Hierna eerst het commentaar van William Whiston op dit historisch
gedeelte van Josephus gevolgd door het relevante gedeelte:
(14). It may not be very improper to remark here, with what
an unusual accuracy Josephus determines these years of Xerxes, in which the walls of Jerusalem were built, viz. that Nehemiah came with his commission in the twenty-fifth of Xerxes, that the
walls were two years and four months in building, and that they were finished
on the twenty-eighth of Xerxes,
sect. 7, 8. It may also be remarked further, that Josephus hardly ever mentions
more than one infallible astronomical character, I mean an eclipse of the moon,
and this a little before the death of Herod the Great, Antiq. B. XVII. ch. 6.
sect. 4. Now on these two chronological characters in great measure depend some
of the most important points belonging to Christianity, viz. the explication of
Daniel's seventy weeks, and the duration of our Savior's ministry, and the time
of his death, in correspondence to those seventy weeks. See the Supplement to
the Lit. Accorap. of Proph. p. 72.
Flavius
Josephus, Joodse Oudheden, Boek XI, v.8
8. But now when the Ammonites, and Moabites, and
Samaritans, and all that inhabited Celesyria, heard that the building went on apace, they took it heinously, and proceeded
to lay snares for them, and to hinder their intentions. They also slew many of
the Jews, and sought how they might destroy Nehemiah himself, by hiring some of
the foreigners to kill him. They also put the Jews in fear, and disturbed them,
and spread abroad rumors, as if many nations were ready to make an expedition
against them, by which means they were harassed, and had almost left off the
building. But none of these things could deter Nehemiah from being diligent about the work; he only set a number
of men about him as a guard to his body, and so unweariedly persevered therein,
and was insensible of any trouble, out of his desire to perfect this work. And
thus did he attentively, and with great forecast, take care of his own safety;
not that he feared death, but of this persuasion, that if he were dead, the
walls for his citizens would never be raised. He also gave orders that the
builders should keep their ranks, and have their armor on while they were
building. Accordingly, the mason had his sword on, as well as he that brought
the materials for building. He also appointed that their shields should lie
very near them; and he placed trumpeters at every five hundred feet, and
charged them, that if their enemies appeared, they should give notice of it to
the people, that they might fight in their armor, and their enemies might not
fall upon them naked. He also went about the compass of the city by night,
being never discouraged, neither about the work itself, nor about his own diet
and sleep, for he made no use of those things for his pleasure, but out of
necessity. And this trouble he underwent for two years and four months; (14) for in so long a time was the wall built, in the twenty-eighth year of the reign of
Xerxes, in the ninth month. Now when the walls were finished, Nehemiah and
the multitude offered sacrifices to God for the building of them, and they
continued in feasting eight days. However, when the nations which dwelt in
Syria heard that the building of the wall was finished, they had indignation at
it. But when Nehemiah saw that the city was thin of people, he exhorted the
priests and the Levites that they would leave the country, and remove
themselves to the city, and there continue; and he built them houses at his own
expenses; and he commanded that part of the people which were employed in
cultivating the land to bring the tithes of their fruits to Jerusalem, that the
priests and Levites having whereof they might live perpetually, might not leave
the Divine worship; who willingly hearkened to the constitutions of Nehemiah,
by which means the city Jerusalem came to be fuller of people than it was
before. So when Nehemiah had done many other excellent things, and things
worthy of commendation, in a glorious manner, he came to a great age, and then
died. He was a man of a good and righteous disposition, and very ambitious to
make his own nation happy; and he hath left the walls of Jerusalem as an
eternal monument for himself. Now this was done in the days of Xerxes.

Tijdschema
424/411 v. Chr.
Het
bijgevoegde tijdschema toont het zesde en het zevende sabbatjaar gevolgd door
het eenentwintigste jubeljaar.
In de
maand december van het jaar 424 v. Chr. zien we het einde van de regeerperiode
van Artaxerxes I. De Perzische koning waaronder Nehemia optrad en de muren van
de stad Jeruzalem opbouwde.
De
Bijbel zwijgt over een eventueel in acht nemen van het jubeljaargebod door de
teruggekeerde Joden onder Nehemia. We mogen echter aannemen dat ditmaal het
jubeljaargebod gehouden werd.
Hierna
een opsomming van de jubeljaren die we met onze artikelenreeks al behandeld
hebben.
Exodus
jaartal: 1483 v. Chr. Begin sabbatjaartelling: 1443 v. Chr.
Jubeljaren
en jaartallen v. Chr.: Historische
periode:
1. 1395/1394 Richter
Othniël
2. 1346/1345 Ruth
6:6
3. 1297/1296 Richter
Ehud
4. 1248/1247 verdrukking
Jabin
5. 1199/1198 Richter
Thola
6. 1150/1149 verdrukking
Ammon
7. 1101/1100 Richter
en profeet Samuël
8. 1052/1051 Saul
9. 1003/1002 Salomo
10. 954/953 Rehabeam
11. 905/904 Josafat
12. 856/855 Joas
13. 807/806 Amazia
14. 758/757 Uzzia
15. 709/708 Jaar
14 jaar van Hizkia
16. 660/659 Manasse
17. 611/610 Josia-
val van Nineveh
18. 562/561 Jaar 37
ballingschap Jojachin
19. 513/512 Darius I
20. 464/463 Artaxerxes I
21. 415/414 Nehemia
wordt vervolgd…
Met
vriendelijke groet
Robert
De Telder
Recente publicaties:
Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Genesis
versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar
kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html
Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).