Het was
het herlezen van het boek: “The Splendour that was Egypt, A general survey of
Egyptian culture and civilization, 1949, by Margaret A. Murray, dat me op de
piste voor een nieuw artikel op dit blog zette. De vraag is namelijk of het
Hebreeuwse Tetragrammaton in het oude Egypte bekend was? Volgens sommige
egyptologen wel, wat ik echter meen te kunnen weerleggen. De Egyptologe Margaret
A. Murray (1863/1963) laat de naam van God al in de tweede helft van het vierde
millennium v. Chr. (orthodoxe chronologie) in Egypte bekend worden.
De naam
van de HEERE God, het Tetragrammaton dat niemand vandaag door het ontbreken van
de juiste klinkers nog correct kan uitspreken, werd door Mozes voor de eerste
maal in de geschiedenis van Egypte aan het hof van farao uitgesproken. We
schrijven dan 1484 v. Chr. één jaar voor de Exodus, wanneer Mozes en Aaron voor
farao stonden met de opdracht van God: Laat Mijn volk trekken. Of de wereldbekende
Engelse woorden uit de KJB: Let My People go.
Exodus
3:13 Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom
tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot
ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe
is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? 14 En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide
Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot
ulieden gezonden! 15 Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de
kinderen Israëls zeggen: De HEERE (Tetragrammaton: JHWH), de God uwer vaderen,
de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden
gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht
tot geslacht. (Statenvertaling)
De
exacte uitspraak weten we dan niet meer met absolute zekerheid, de betekenis is
bewaard gebleven: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL.
Het
Bijbelboek Exodus maakt ook duidelijk dat deze naam voor farao een nieuwe naam
was van een God die hij voordien niet kende.
Exodus
5:1 En daarna gingen Mozes en Aäron heen, en zeiden
tot Farao: Alzo zegt de HEERE, de God van Israël: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij een feest houde in de woestijn!
2 Maar Farao zeide: Wie is de HEERE, Wiens
stem ik gehoorzamen zou, om Israël te laten trekken? Ik ken den HEERE niet, en ik zal ook Israël niet laten trekken. 3
Zij dan zeiden: De God der Hebreën is ons ontmoet; zo laat ons toch
heentrekken, den weg van drie dagen in
de woestijn, en den HEERE, onzen God, offeren, dat Hij ons niet overkome
met pestilentie, of met het zwaard. (Statenvertaling)

Rechts: hiërogliefen-afbeelding van een
buitenlandse berg-god uitgebeeld met het teken van drie heuvels gevolgd door de
afbeelding van een god. Daarnaast links, de tijdens de zesentwintigste dynastie
toegevoegde hiërogliefen. Deze zouden bij transliteratie de letters JHW hebben
weergegeven.
De
Egyptologe Margaret A. Murray werd geboren in 1863 in Calcutta als kind van een
uit Engeland afkomstig gezin en kwam in 1894 naar het UCL voor het bestuderen
van hiërogliefen. Murray leidde ook een van het eerste mummieonderzoeken in
1906 en deed belangrijke archeologische ontdekkingen in Egypte en Syrië. Een
aantal van honderdvijftig publicaties waren uiteindelijk het resultaat van al haar
onderzoeken. Een van haar boeken ‘The
Splendour that was Egypt, A general survey of Egyptian culture and
civilization’, kon ik bij toeval op 17 maart 2001 in een antiquariaat in
Canterbury op de kop tikken. Dat ik zo nauwkeurig de dag, de maand en het jaar
kan vermelden volgt voort vanuit mijn gewoonte in elk van mijn verkregen boeken
mijn naam met plaats en datum van aankoop te vermelden. Het boek blijft naar
mijn mening een aanrader als inleiding tot de studie van de Egyptologie. Het is
in het eerste hoofdstuk dat Murray de voorgeschiedenis van Egypte brengt met
vooral aandacht voor de Gerza-tijd die vooraf ging aan de eerste dynastie met
als eerste farao: Menes.

Een afbeelding uit de zogenaamde Gerza-tijd
daterend van de ‘Pre-dynastische periode’ voor Egypte. Het stelt buitenlandse
schepen voor die Egypte aandoen. Het zijn enorme roeiboten met aan de
achtersteven grote roeren bevestigd. In het midden hebben de schepen twee
cabines met een grote mast met embleem in de top bevestigd aan een van de
cabines. De bergen in de vorm van een punt staan volgens het
hiërogliefenschrift voor vreemde landen. Ook het embleem op de mast met drie
tot vijf bergen afgebeeld staat voor de berg-god die zijn oorsprong in het land
van herkomst had.
Op de getoonde
afbeelding daterend uit de Gerza-tijd meent de Egyptologe Margaret A. Murray
het hiëroglief van de berg-god te herkennen. Een hiëroglief dat ten tijde van
de zesentwintigste dynastie na transliteratie als J-H-W gelezen kon worden. Ook
hier ontbreken de klinkers echter en blijft de correcte uitspraak een vraagteken.
Bovendien zijn het slechts drie letters en geen vier zoals in het Hebreeuwse
Tetragrammaton. De farao ’s van de zesentwintigste dynastie dateren we van 675
tot 525 v. Chr. Zie TIJD en TIJDEN,
2015, hoofdstuk: de zesentwintigste dynastie van Manetho, blz. 375-384. Een bekende
farao van deze dynastie was Necho II die in de Bijbel bij naam vermeld staat.
Het is deze farao die in de slag bij Megiddo in 609 v. Chr. koning Josia van
Juda doodde en op het slagveld hierbij een woord van de God van Israël aan
Josia meedeelde.
2 Kronieken
35:20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid
had, toog Necho, de koning van Egypte,
op, om te krijgen tegen Karchemis, aan den (Eu)Frath; en Josia toog uit hem
tegemoet. 21 Toen zond hij boden tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen,
gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen u niet, maar tegen een
huis, dat oorlog voert tegen mij; en God
heeft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat
Hij u niet verderve. 22 Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem;
maar hij verstelde zich, om tegen hem te strijden, en hoorde niet naar de woorden van Necho uit den mond van God;
maar hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. (Statenvertaling)
%
Deel van een granieten deurstijl van Ramses
II: waarschijnlijk een afbeelding van koning Josia van Juda, sneuvelend te
Megiddo. Zie het artikel op dit blog van 01.09.2017:
Farao Ramses II en zijn tijd.
Ondanks
de betoonde genade op genade liet Josia het leven op het slagveld te Megiddo.
Volgens de Joodse overlevering was Josia namelijk door de profeet Jeremia
gewaarschuwd om niet tegen Necho te strijden maar farao met zijn leger naar de
Eufraat te laten oprukken. Een eigenzinnige Josia trok niettemin met zijn leger
richting Megiddo om te strijden tegen farao Necho, en werd op het slagveld een
tweede maal door de God van Israël ditmaal door monde van Necho zelf,
gewaarschuwd de strijd alsnog af te breken en huiswaarts te keren. Het
resultaat kennen we vanuit de Bijbelse geschiedschrijving:
2
Kronieken 35:23 En de schutters schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot
zijn knechten: Voert mij weg, want ik
ben zeer gewond. 24 En zijn knechten namen hem weg van den wagen, en
voerden hem op den tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem; en hij stierf, en werd begraven in de
graven zijner vaderen; en gans Juda en Jeruzalem bedreven rouw over Josia. 25
En Jeremia maakte een klaaglied over Josia; desgelijks alle zangers en
zangeressen spraken in hun klaagliederen van Josia, tot op dezen dag; want zij
gaven ze tot een inzetting in Israël; en ziet, zij zijn geschreven in de
klaagliederen. 26 Het overige nu der geschiedenissen van Josia, en zijn
goeddadigheden, naar dat geschreven is in de wet des HEEREN; 27 Zijn
geschiedenissen dan, de eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in het
boek der koningen van Israël en van Juda. (Statenvertaling)
In
verband met ons onderwerp over het wel of niet gekende Hebreeuwse
Tetragrammaton in het oude Egypte is het belangrijk op te merken dat farao
Necho op het slagveld te Megiddo niet de Naam van God het Tetragrammaton in de
mond neemt, maar het Hebreeuwse ‘El’ wat naar het Nederlands vertaald wordt met
het Germaanse ‘God’.
De
Egyptologe Margaret A. Murray vermoedde dat de plaats van afkomst van de schepen
die Egypte aandeden met de berg-god in het vaandel, Kreta was. Maar dit is
gissen. De Gerza-tijd die aan de eerste Egyptische dynastie voorafging wordt
door de orthodoxe egyptologie rond 3500 v. Chr. gedateerd en de eerste farao daaropvolgend
rond 3150 v. Chr. In het licht van de chronologie die het Bijbelboek Genesis
levert valt de Gerza-tijd na de spraakverwarring en de verspreiding van de
volken vanuit de vlakte van Sinear over de oude wereld. De nakomelingen van de
Cham, een van de zonen van Noach, trokken daarop naar Egypte en andere landen. In
een artikel op dit blog van 04.07.2016
bracht ik deze geschiedenis: chronologie van Nimrod tot Abram/Abraham, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1467583200&stopdatum=1468188000
De
moderne wetenschap Egyptologie negeert het Bijbelboek Genesis met zijn
oorsprongsgeschiedenis en brengt een pre-dynastieke geschiedenis van Egypte op
basis van de evolutietheorie. De tijd die aan de eerste farao’s voorafging wordt
over verschillende tijdperken uitgesmeerd en de aanvang bij gebrek aan
schriftelijke bronnen in een ver niet meer verifieerbaar verleden geplaatst. Het
Paleo-lithicum-tijdperk plaatst men bijvoorbeeld rond 500.000 à 300.000 tot
10.000 v.Chr. op de tijdsbalk. Deze constructie is volledig op de evolutie-gedachte
gebaseerd, en blijft een theorie. Of zoals wijlen Huib Verweij (De boom der
kennis, 1973, blz. 18) het ooit opmerkte: de evolutietheorie is uitgevonden om
te bewijzen wat nog bewezen moet worden. Men kan nochtans via het Bijbelboek
Genesis een exacte (jonge) geschiedenis van de oudheid brengen.
Te
Naqada in Egypte werd een site door archeologen blootgelegd met een
nederzetting die voor de Archaïsche tijd gedateerd werd, de zogenaamde
Naqada-cultuur, verwijzend naar de mensen die tijdens de Kopertijd van circa
4400 tot 3150 v. Chr. het land daar bewerkten. De Naqada-cultuur werd
onderverdeeld in drie fases van bewoning. De oudste veronderstelde fase is die
van ‘Naqada I’ die bestond uit een lokale dorpscultuur. Maar ook voor de
Naqada-cultuur laat men Egypte al bevolkt worden. Vanaf circa 10.000 tot 5000
v. Chr. rangschikken deskundigen het tijdperk van het Epipa-leolithicum op de
tijdsbalk. Tijdens deze periode laat men volgens de theorie, bevolkingsgroepen
vanuit Zuidwest-Azië (!), de Sahara en de Boven-Nijl Egypte binnenkomen.
Vanuit
het Genesismodel gezien zijn dit de eerste kolonisten van de grote trek die in het
jaar 2239 v. Chr. vanuit het Tweestromenland op gang kwam. De feiten op het
terrein kloppen met elkaar, met uitzondering van de orthodoxe dateringsmethode.
De
Gerza-tijdperk-schepen die Egypte aandeden zie ik vanuit het oosten en/of het zuidwesten
het gebied van Egypte aandoen en niet vanuit Kreta waar Murray de oorsprong van
de schepen zag. De berg-god die de
zeevaarders als embleem in hun masten toonden is nu een van de vele goden uit het pantheon van Nimrod, de kleinzoon van
Cham.
Een
andere egyptoloog die meent dat de naam van God in het oude Egypte bekend was,
is Donald B. Redford (1934-). In
zijn boek Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times, 1992, geeft de auteur minstens
vijftien verwijzingen naar de naam Yahweh, samen met de toegevoegde klinkers
die sommige Anglo-Amerikanen menen te kunnen aanbrengen. De naam wordt ook beginnend
met een Ypsilon geschreven in plaats met de letter J of Jod maar dat heeft met
de Engelse uitspraak te maken.
De
egyptoloog Donald B. Redford beschouwt de Bijbel als een verzameling van
verhalen en legenden zonder historische waarde en in wezen gelijk aan de vele
mythologieën. De aartsvader Jozef bijvoorbeeld ziet hij als een fictief persoon
die geen enkele historische waarde heeft. Hij gaat er van uit dat de
Hyksos-periode in Egypte de oorzaak van het ontstaan van mythes in Kanaän werd
wat leidde tot het verhaal rond Mozes. De auteur van het Bijbelboek Exodus had
volgens Redford geen kennis van het oude Egypte van voor de zevende eeuw v.
Chr.
Wanneer
Redford in zijn boek ‘Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times’ over het
historische Israël schrijft doet hij dat aan de hand van de enkele schaarse
bewaard gebleven berichten uit het oude Egypte. Een voorbeeld is de Merneptah-stele waarop naar het volk
Israël verwezen wordt. Er bestond volgens Redford pas een Israëlitische
entiteit in Kanaän aan het einde van de dertiende eeuw v. Chr. Meer wil hij echter
niet invullen. De oorsprongsgeschiedenis van Israël zoals gebracht in de
Bijbelboeken Genesis en Exodus wijst hij af. Wat de dateringsmethode van de
Egyptische dynastieën op de tijdsbalk betreft volgt Redford de sinds meer dan
honderd jaar geldende Sothis-kalender die de Egyptoloog Eduard Meyer aan het
begin van de twintigste eeuw lanceerde. Farao Merneptah zit aldus foutief in
1212/1202 v. Chr. op de tijdsbalk. Over de gereviseerde plaats van Merneptah op
de tijdsbalk schreef ik eerder op dit blog op 02.08.2016 een artikel: een verwijzing naar Israël op de Merneptah-stele, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1470002400&stopdatum=1470607200
In lijn
met de orthodoxe egyptologie laat Redford de Tempel te Jeruzalem in het volgens
de Bijbel vijfde regeringsjaar van Rehabeam door farao Sjosjenq I van de
Libische tweeëntwintigste dynastie plunderen. Hier meent hij (Chapter 12) dat
de Bijbel voor de eerste maal pas een verifieerbare link met Egypte maakt? In
zijn hoofdstuk 12 verwijst Redford zelfs naar ‘het Huis van Yahweh’ te
Jeruzalem. Het is hier dat de wetenschapper Professor Donald Bruce Redford B.A.,
M.A. and Ph.D zich naar mijn mening laat meeslepen door de algemeen door de
orthodoxie aanvaarde maar fout bevonden schikking van de Libische dynastie op
de tijdsbalk. Geen enkele Egyptisch-Libische oudheidbron verwijst namelijk ten tijde
van Sjosjenq naar het Huis van Yahweh te Jeruzalem. Niettemin verbindt Redford
het ‘Huis van Yahweh’ met Sjosjenq I.
Het is
de verdienste van de revisionist van de geschiedenis van de oudheid de egyptoloog David M. Rohl de
plaatsing van de Libische dynastie in de tiende eeuw v. Chr. weerlegd te
hebben. In zijn boek A TEST OF TIME, The Bible – From Myth to History, 1995, Chapter
Five, toont Rohl op wetenschappelijke wijze aan dat farao Sjosjenq I nooit in
Jeruzalem geweest is en dat zijn veldtocht naar Klein-Azië noordelijk van Judea
plaatsvond. Rohl haalt hier op grandioze wijze een van de pilaren van de
orthodoxe egyptologie neer.
Redford
echter blijft trouw aan de dateringsmethode van de egyptologie waarmee de
dynastieën van Manetho op de tijdsbalk gerangschikt werden. Als een gevolg
daarvan ziet hij de Amarna-tijd in de veertiende eeuw v. Chr. met de vermelding
van Jeruzalem in de kleitabletten-briefwisseling van een veronderstelde
Kanaänietische koning Abdi Hiba met residentie in Jeruzalem met de farao ’s
Amonhotep III en IV van de achttiende dynastie Chapter 10). De algemene
briefwisseling beschrijft volgens de orthodoxie de toestand in Kanaän voor de
intocht van de Israëlieten. De orthodoxie ziet in de vermelde Habiroe in de Amarna-correspondentie
een verwijzing naar de Hebreeën van
Jozua.
De
draad met het Tetragrammaton en het Egyptische hiëroglief Y-H-W neemt Redford
op wanneer hij de Sjasoe in Kanaän beschrijft. Hij vereenzelvigd zonder bewijs
de Egyptische naam Y-H-W met het Tetragrammaton als stammend uit Edom en de
Sjasoe.
“For half a
century it has been generally admitted that we have here the tetragrammaton,
the name of the Israelite god, “Yahweh”, and
if this be the case, as it undoubtedly
is, the passage constitutes a most precious indication of the whereabouts
during the late fifteenth century BC of an enclave revering this god. And while
it would be wrong to jump to the conclusion that “Israel” as known from the
period of the Judges or the early monarchy was already in existence in Edom at
this time, one cannot help but
recall the numerous passages in later Biblical tradition that depict Yahweh
“coming forth from Seir” and originating in Edom. The only reasonable conclusion is that one major component in the later amalgam that constituted
Israel, and the one with whom the worship of Yahweh originated , must be looked for among the Shasu of
Edom already at the end of the fifteenth century BC.
Op
basis dat al gedurende een halve eeuw het toegegeven wordt dat het Egyptische Y-H-W
het Hebreeuwse Tetragrammaton voorstelt moet volgens Redford de conclusie zijn dat
het Tetragrammaton met Edom verbonden kan worden? Ter ondersteuning van zijn
postulaat dat het Tetragrammaton uit Edom stamt, haalt hij zonder
bronverwijzing veronderstelde zogenaamde talrijke passages uit de Bijbel en de
overleveringen aan waar vermeldt wordt dat de HEERE God uit Seïr optrekt. Ik
ben vanuit mijn studie vertrouwd met deze Bijbelgedeelten zoals dit van de
profeet Habakuk. Dit zijn Bijbelgedeelten die hun vervulling ten tijde van de
Exodus kenden en ook nog een eindvervulling zullen zien bij de alsnog
toekomstige Apocalyps. In die beschreven zogenaamde Apocalyptische tijd zal overigens
ook Edom opnieuw zijn rol spelen.
Het
laatste hoofdstuk van de profeet Zacharia sluit af met een apocalyptisch
gedeelte. Daarin wordt geprofeteerd over een wereldoorlog, over een oprukken
van alle natiën tegen het herstelde Jeruzalem (14:2). Op het hoogtepunt van de
beschreven eindstrijd grijpt de HEERE God in (14:3-4) en ziet de profeet Zacharia
Hem staan op de Olijfberg die als een gevolg splijten zal, waarna een
apocalyptisch beeld zonder weerga geschetst wordt. Het is de gevreesde en lang
verwachte Dag des HEEREN die beschreven wordt (14:5-8). En dan vervolgd de
profeet met een bijzondere voorspelling wat betreft de Naam van God:
Zacharia
14:9 En de HEERE zal tot Koning over de ganse aarde
zijn; te dien dage zal de HEERE een
zijn, en Zijn Naam een. (Statenvertaling)
Jesaja
42:8 Ik ben
de HEERE (JHWH), dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven, noch
Mijn lof den gesneden beelden. (Statenvertaling)
IK ZAL
ZIJN, Die IK ZIJN ZAL, de betekenis van het Tetragrammaton, zal dan voor ieder
duidelijk zijn. Het jaar 70 AD met de vernietiging van de Tempel door de
Romeinen en de wegvoering van de Joodse bevolking in ballingschap betekende
niet het definitieve einde van Israël maar zal volgens het Profetische woord
van de Bijbel een vervolg kennen.
De
conclusie van de egyptoloog Donald B. Redford dat de enige redelijke verklaring
voor de vraag waar het Tetragrammaton ontstond de Sjasoe in Edom was, is niet
aangetoond. Hij maakt zich zelfs hierbij naar mijn mening, schuldig aan een cirkelredenering
die in wezen niets bewijst. Alleen het revisionisme van de geschiedenis van de
oudheid geeft uitkomst. De achttiende en negentiende dynastie horen op de
tijdsbalk niet thuis in de veertiende en dertiende eeuw v. Chr. waar de
orthodoxie ze plaatste maar komen volgens de revisie op de tijdsbalk zo een
zeshonderd jaar dichterbij. Wie de Sjasoe in werkelijkheid waren wordt pas in
de zevende eeuw v. Chr. volledig duidelijk. Zie het artikel op dit blog van 11.08.2016: Farao Seti I van de
Egyptische negentiende dynastie, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1470607200&stopdatum=1471212000
Mijn
conclusie is dat het Egyptische hiëroglief van de berg-god niets anders is dan
de voorstelling van een vreemde berg-god. De oorsprong was het land van Nimrod:
Sinear, van waaruit Egypte aangedaan werd, en dit lang voor er sprake van
Edomieten en/of Sjasoe was. Ik merk ook op dat Redford nergens naar de
Egyptologe Margaret A. Murray en haar studie: “The Splendour that was Egypt, A
general survey of Egyptian culture and civilization, 1949, verwijst. Murray
maakt nochtans duidelijk dat de berg-god Y-H-W al tijdens de Gerza-periode zijn
intrede in Egypte deed en diens oorsprong dus niet in Edom ligt.
Let op:
het is een onderdeel van het werk van de egyptoloog Donald B. Redford dat ik
afwijs en niet zijn gehele studie. In mijn boek ‘De Zonaanbidder’ uit 2016
verwijs ik in mijn bibliografie naar het werk van Redford met vooral aandacht
voor zijn studie ‘Akhenaten-The Heretic King, 1987. In dit boek toont Redford zich
een genie die egyptologie en archeologie meesterlijk verbindt en hiermee een
nooit eerder getoond profiel van Achnaton weergeeft. Wat ik afwijs is de
orthodoxe dateringsmethode waarmee zij de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk
geplaatst hebben.
Wordt
vervolgd….
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Apocalyps, 2009: dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar.