Inhoud blog
  • Overlijden Robert De Telder
  • Corona
  • Chronologische schema's - afbeeldingen - vanaf de Grote Vloed tot de Spraakverwarring
  • Joeja
  • De eerste drieduizend jaar, hoofdstuk 1
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    KRONOS
    chronologie - archeologie - oudheid
    18-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig historische jubeljaren – de val van Nineveh in 612 v. Chr.

    Met de aflevering van 11.11.2019 gaf ik aandacht aan mijn boek ‘Dertig Jubeljaren’, 2018, en legde de nadruk op de ‘historische’ jubeljaren en de wijze van rekenen door de geleerde William Whiston (1667/1752 AD). Whiston is bekend voor zijn vertaling van de werken van de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus van het Grieks naar het Engels. In een toegevoegde ‘Dissertation V’ geeft Whiston in het boek een opgave van de sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786 v. Chr. tot 27/28 AD. Dit laatste jaartal van september 27 AD tot oktober 28 AD was het dertigste jubeljaar dat door Jezus van Nazareth met Jom Kippoer in de synagoge van Nazareth werd uitgeroepen.

    Een bijzonderheid waar William Whiston op wees was de wijze van het correct berekenen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar van april tot maart (nisan) zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven maal zeven sabbatjaarcycli. Tijdens het negenenveertigste jaar begon met de Grote Verzoendag (Jom Kippoer) het jubeljaar, dat van oktober tot september van het volgende jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van april (nisan) tot maart door. Volgens de wijze van tellen van Whiston gaat men aldus vanaf 27/28 AD in de tijd terug via zeventallen en dit zonder onderbreking. William Whiston geeft in zijn werk tien historische verankeringen op de tijdsbalk op die zijn wijze van tellen bevestigen.

    Ik voeg met mijn boek ‘dertig jubeljaren’ nog een extra verankering toe, het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. dat exact gelijk viel met het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, toen deze uit zijn gevangenis verlost werd door de nieuwe koning Evil Merodach die dat jaar zijn vader Nebukadnezar opvolgde.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 273

     

    Maar er zijn nog meer opmerkelijke aanwijzingen die aansluiten bij William Whiston ’s wijze van het berekenen van de jubeljaren. Wanneer we bijvoorbeeld van het achttiende jubeljaar van 562/561 v. Chr. via zeven maal zeventallen de tijd verder ingaan, arriveren we in het jaar oktober 611/september 610 v. Chr. voor het zeventiende jubeljaar. Op het bijgevoegde tijdschema is de val van Nineveh in 612 v. Chr. verticaal aangeduid. Het zesde jaar van de zevende sabbatjaarcyclus heb ik bijzonder gemarkeerd als het jaar van dubbele zegening. Het zesde jaar van de sabbatjaarcyclus leverde onder de zegen van de HEERE God een dubbele oogst op aangezien in het sabbatjaar en het jubeljaar het land niet bewerkt mocht worden.

    Leviticus 25:19 En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. 20 En als gij zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende jaar! Ziet, wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; 21 Zo zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat het de inkomst voor drie jaren zal voortbrengen. 22 Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst eten, tot het negende jaar toe; totdat zijn inkomst ingekomen is, zult gij het oude eten.. (Statenvertaling)

     

     

    Het is opmerkelijk dat de val van Nineveh, de hoofdstad van het Assyrische Rijk, plaatsvond in het jaar van de dubbele zegening over het land in 612 v. Chr. De val van Nineveh betekende namelijk het begin van het einde voor het Assyrische Rijk dat vooral in de achtste en zevende eeuw v. Chr. een doodsvijand van Israël en Juda was geweest. Het jaar van de dubbele zegening over het land had hier duidelijk ook een geestelijke betekenis voor het volk toen. Het was tijdens de regeerperiode van koning Josia dat het zeventiende jubeljaar plaatsvond. Een koning die de HEERE God ‘met zijn ganse hart, en met zijn ganse ziel, en met zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd had; en na hem stond zijns gelijke niet op’ (2 Koningen 23:24-27). De chronologie van de regeerperiode van Josia heb ik in mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 361-365, uitgewerkt.

    Het waren de Meden en de Babyloniërs die geallieerd een einde aan de bloedstad Nineveh maakten. De nieuwe wereldmachten van de oudheid tekenden zich aan de horizon al af. De val van Nineveh was door de profeet Nahum (1:1-15) aangekondigd. Aan het einde van de oordeelsaankondiging van Nahum volgt het belangrijk vers 15 waar staat: vier uw vierdagen.

    Nahum 1:15 Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die vrede doet horen; vier uw vierdagen, o Juda! betaal uw geloften; want de Belialsman zal voortaan niet meer door u doorgaan, hij is gans uitgeroeid.

    De NBG 1951 vertaling heeft het als het volgt vertaald:

    Zie, op de bergen de voeten van de vreugdebode die heil verkondigt. Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften! Want voortaan zal de snoodaard niet meer door u heentrekken, hij is geheel en al uitgeroeid.

     

    Toch mooi! “Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften!” Dit zijn al de feesten waaronder het jubeljaar die in het derde Bijbelboek Leviticus beschreven staan.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    18-11-2019 om 09:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig historische jubeljaren

    Met de aflevering van deze week wil ik op mijn blog nogmaals de aandacht vestigen op mijn boek dat sinds 2018 via het internet verkrijgbaar is: Dertig Jubeljaren. Op het wereldwijde internet is er momenteel heel wat aandacht voor de theorie van een periode van honderdtwintig jubeljaren die er zouden zitten tussen de Schepping en de komst van de Messias. Bij de presentatie van de theorie gaat het vooral om het berekenen van het jaartal van de wederkomst van de Messias. Jaartallen van 2022 tot 2043 merk ik op, krijgen nu de aandacht.

     

     

    Met mijn boek breng ik de dertig historische jubeljaren die genoteerd werden tussen de periode van de inname van het Beloofde Land Kanaän en het openbaar worden van Jezus van Nazareth als de verwachte Messias met Jom Kippoer in 27 AD. Men zou nu verwachten dat de historische jubeljaren zouden passen in het raamwerk van de 120 jubeljaren maar dat blijkt niet het geval te zijn, wat maakt dat de 120 jubeljaren sinds Genesis een theorie blijft.

    De historische jubeljaren heb ik uitgewerkt op basis van de bevindingen van de geleerde William Whiston (1667/1752 AD). Deze geleerde is vooral bekend door zijn vertaling van de werken van de Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus van het Grieks naar het Engels. In een toegevoegde ‘Dissertation V’ geeft Whiston in het boek een opgave van de sabbat- en jubeljaren met jaartallen vanaf 1787/1786 v. Chr. tot 27/28 AD. Het Jubeljaar oktober 27/september 28 AD zag bij de aanvang de Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth, met het voorlezen uit de Bijbelrol Jesaja (hoofdstuk 61) het ‘aangename jaar des HEREN’, uitroepen. Een bijzonderheid waar William Whiston op wees was de wijze van het correct berekenen van de sabbat- en jubeljaren. De cyclus van sabbatjaren liep elk jaar van april tot maart zonder onderbreking door. Het jubeljaar volgde op zeven maal zeven sabbatjaren. Tijdens het negenenveertigste jaar begon met de Grote Verzoendag (Jom Kippoer) het jubeljaar, dat van oktober tot september van het volgende jaar liep. De sabbatjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van april (nisan) tot maart door. Over de juiste wijze van het berekenen van de jubeljaren bestaat er verschil van mening, ook in het Jodendom (SEDER OLAM, the Rabbinic View of Biblical Chronology, translated and with commentary by Heinrich W. Guggenheimer, 1998, ISBN 9780765760210, page 143). De observatie van William Whiston dat de sabbatjaren zonder onderbreking verder liepen en dit historisch aangetoond kan worden maakt dat de theorie van de honderdtwintig jubeljaren een theorie blijft met als uitkomst dat vijftig maal honderdtwintig het getal zesduizend oplevert.

     

     

    Wat de studie van William Whiston zo uniek maakt is dat hij in zijn ‘dissertatie V’ tien verwijzingen naar historische gebeurtenissen geeft die een verankering van de sabbat- en jubeljaren op een tijdsbalk mogelijk maakt. Deze verwijzingen haalde Whiston uit de Bijbel, uit de werken van Josephus en uit het apocriefe Makkabeeënboek. De tien verankeringen van historische sabbat- en jubeljaren zijn als het ware de schakels van een ketting in de tijd terug. Na dit alles op millimeterpapier uitgetekend te hebben, merkte ik dat het door Whiston opgegeven achttiende Jubeljaar van 562/561 v. Chr., gelijk viel met het zevenendertigste jaar der gevangenschap /ballingschap van koning Jojachin van Juda. Dat jaar zag een regeringswissel in Babylon wanneer na de dood van Nebukadnezar diens zoon Evil Merodach het koningschap overnam en tegelijkertijd Koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis verloste. Zie het artikel op dit blog van 19.12.2017, getiteld: het Bijbelhistorische boek 2 Koningen en de archeologie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1513551600&stopdatum=1514156400

    Deze vaststelling was nieuw, een elfde aanwijzing uit primaire bron, en een aanzet om de aangereikte tijdsketting van William Whiston verder te onderzoeken. Een kruispeiling met de Ptolemeüs-canon bevestigde het jaar 561 v. Chr. voor de regeringswissel te Babylon. Hierna een opsomming van alle jubeljaren naar de opgave van Whiston. Begin sabbatjaartelling: het jaar 1443 v. Chr., bij de intocht van de Israëlieten in Kanaän: 1. 1395/1394 - Richter Othniël, 2. 1346/1345 - Richter Ehud, Ruth 6:6, 3. 1297/1296 - Richter Ehud, 4. 1248/1247 - verdrukking Jabin, 5. 1199/1198 - Richter Thola, 6. 1150/1149 - verdrukking Ammon, 7. 1101/1100 - Richter en profeet Samuël, 8. 1052/1051 – Saul, 9. 1003/1002 – Salomo, 10. 954/953 – Rehabeam, 11.905/904 – Josafat, 12. 856/855 – Joas, 13. 807/806 –Amazia, 14. 758/757 – Uzzia, 15. 709/708 - Het veertiende jaar van Hizkia, 16. 660/659 – Manasse, 17.611/610 - Josia - Val Nineveh, 18. 562/561 - het 37ste jaar der ballingschap van Jojachin, 19. 513/512 – Haggaï, 20. 464/463 – Ezra, 21. 415/414 – Nehemia, 22. 366/365 - Perzische periode, 23. 317/316 - Griekse periode, 24. 268/267 - Griekse periode, 25. 219/218 - Griekse periode, 26. 170/169 - Griekse periode, 27. 121/120 – Makkabeeën, 28. 72/71 – Makkabeeën, 29. 23/22 - Hongersnood Herodes, 30. 27/28 AD - Messias Jezus – Lucas 4:14.

    Ik beschreef het achttiende jubeljaar in het jaar 561 v. Chr. als een kruispeiling via de Ptolemeüs-canon ter een bevestiging van de regeringswissel te Babylon dat jaar. Het gaat bij historische chronologie inderdaad als een navigeren op een tijdsbalk terug de tijd in. Men heeft meerdere ankerpunten nodig ter vaststelling waar men is en waar men naartoe wil. En hoe meer navigatiepunten ter beschikking met nog een kruispeiling erbij, hoe beter. We hebben namelijk navigatiepunten nodig die historische gebeurtenissen met de westerse jaartelling verbinden en waarover geen discussie mogelijk is. Zulke jaartallen zijn bijvoorbeeld naar mijn mening het jaar 70 AD wanneer de Romeinen, Jeruzalem en de herbouwde Tempel met de grond gelijk maakten en de Joden in ballingschap wegvoerden, en/of het jaartal van de val van Babylon in 539 v. Chr., een jaar dat dan weer verbonden is met het jaar 586 v. Chr. en de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs. Het jaar ook dat de Tempel van Salomo door de Babyloniërs met de grond gelijk gemaakt werd.

     

     

    Zo zitten er dertig verifieerbare historische Jubeljaren op de tijdsbalk tussen de inname van het land Kanaän in de vijftiende eeuw voor Christus en het openbaar worden van de Messias of de Christus. Het gebod op het houden van een jubeljaar gaat terug tot het jaar van de exodus in 1483 v. Chr. wanneer Mozes de Tien Woorden van de HEERE God met Sjavoeot (Pinksteren) vijftig dagen na de Exodus op een sabbatdag in ontvangst nam. Het doel van het Jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijk individueel verlies van land en andere bezittingen aan het einde van een zeven maal zevenjarige sabbatjaarcyclus en met Jom Kippoer in het negenenveertigste jaar via een Losser te herstellen en aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. Diegene die de onfortuinlijke in het Jubeljaar in zijn of haar bezit herstelde werd de Goël of Losser genoemd. In geestelijk opzicht is de wet op het Jubeljaar een allegorie naar de Messias toe die bij Zijn komst alles herstellen zou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het openbaar worden van de Messias bij de aanvang van het dertigste Jubeljaar geschiedde. Bij Zijn tweede komst zal Hij volgens de profeet Jesaja hoofdstuk 61 dan ook een Jubeljaar uitroepen en alles definitief herstellen.

    De sabbatjaar- en jubeljaartelling nam volgens de Bijbel een aanvang bij de inname van het land Kanaän door de Israëlieten onder leiding van Jozua in 1443 v. Chr. en niet bij Genesis.

    Leviticus 25: 1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinaï, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. (Statenvertaling)

     

    De sabbatjaar- en jubeljaartelling begon bovendien al met een tijdsonderbreking/vertraging van 38 jaar. Door hun ongeloof en weigering het Beloofde Land in het tweede jaar na de Exodus binnen te trekken werden de Israëlieten veroordeeld tot een extra verblijf van 38 jaar in de wildernis. De tijd was nochtans rijp in 1482 v. Chr. Voor de Kanaänieten was de maat der zonde vol (Genesis 15:16). Als een gevolg van het ongeloof van de Israëlieten kregen zij echter 38 jaar respijt. Dit toont aan dat bepaalde wetmatigheden een rol spelen. Het berekenen van de (weder)komst van de Messias op basis van de verlopen jubeljaren is niet mogelijk vanwege de wetmatigheid dat er geloof van de zijde van de Israëlieten (nu Israëli ’s) moet zijn, alvorens het Vrederijk werkelijkheid kan worden. Ook hier spelen de maat der zonde en ongeloof hun rol. Het is mijn overtuiging dat bij de komst van de Goël of Verlosser een Jubeljaar zal worden uitgeroepen dat chronologisch niet past, niet compatibel is met de historische jubeljaren. Het duiden van jaartallen voor de komst van Christus leidt alleen maar tot verlegenheid bij zowel de auteurs als bij de mensen die hieraan geloof willen hechten.

     

    Hierna de gegevens van ‘Dertig Jubeljaren’:

    Paperback, afmetingen: 24 x 17 x 1,9 cm, aantal pagina's: 329 met illustraties, ISBN: 9789402182422, NUR: 683

    Wettelijk Depot: D/2018/Robert De Telder

    Trefwoorden: Bijbel, Jubeljaren, oudheidgeschiedenis

    Foto-cover: © sjofar door Zachi Evenor, Israël

    EUR 19.02 plus verzendingskosten.

    Bestellen kan uitsluitend via de volgende link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?bltgh=gfFkfvLrXaMPESZocGBFvg.1.8.ProductImage

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    11-11-2019 om 09:18 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia: (vervolg) Thyatira en Sardis

    De eerste brief van Jezus aan de engel van de Gemeente te Efeze behandelden we met het artikel van 27.05.2019 op dit blog. De tweede en derde brief van Jezus aan de engel van de Gemeente van Smyrna en aan de engel van de Gemeente van Pergamus behandelden we met onze aflevering van 26.08.2019, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1566770400&stopdatum=1567375200

    Deze week vervolgen we met de brieven van Jezus Christus aan de engel van de gemeente te Thyatira en te Sardis.

    Het laatste boek van het Nieuwe Testament gaat inhoudelijk volledig over het herstel van Israël in de toekomst.

    Openbaring 1:1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; 2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. (Statenvertaling)

     

     

    © Map Public Domain, bewerkt door de auteur. De zeven Gemeenten in de Romeinse provincie Asia kregen op de kaart een blauwe omkadering.

     

    Vooraleer het Bijbelboek Openbaring de toekomstige gebeurtenissen als vooraf geschreven geschiedenis behandelt wordt de oude geschiedenis van Israël in de zeven brieven geadresseerd aan zeven gemeenten in Klein-Azië, herkenbaar weergegeven. De zeven gemeenten bevonden zich in het westelijke gedeelte van de Romeinse provincie Asia tegenover de Egeïsche zee in de volgende plaatsen: Efeze, Smyrna, Pergamon, Thyatira, Sardes, Philadelphia en Laodicea. Het karakter van de zeven plaatselijke Gemeenten was afwijkend van elkaar en is een type van de geschiedenis van het oude Israël vanaf de Exodus tot de komst van de Messias. Volgens de Bijbelvorser C.I. Scofield (1843/1921) hebben de zeven brieven aan de zeven Gemeenten daarenboven een viervoudige toepassing: (1) lokaal, naar de Gemeenten die in 93 AD daadwerkelijk zijn aangesproken; (2) vermanend, voor alle Gemeenten in alle tijden als beproevingen waarmee ze hun ware spirituele staat in de ogen van God kunnen onderscheiden; (3) persoonlijk, in de vermaningen aan hem "die een oor heeft", en in de belofte "aan hem die overwint"; (4) profetisch, als het onthullen van zeven fasen van de geschiedenis van de Gemeenten tot het einde. Volgens punt 3 zijn de brieven voor de christen in de huidige bedeling als vermaning en bemoediging gegeven zoals overigens heel de Schrift (Romeinen 15:4 en 1 Korintiërs 10:6).

    Het woord Gemeente in onze Bijbelvertaling is een vertaling van het Griekse woord: EKKLESIA. Een Grieks woord dat in onze Bijbelvertalingen ook gebruikt wordt voor de aanduiding van ‘kring’ en/of ‘vergadering’ wat de betekenis van het woord EKKLESIA weergeeft. De geestelijke lessen in iedere brief zijn in tegenstelling tot het historische niet aan een tijdsperiode gebonden. Alle zeven brieven zijn iedere keer gericht aan de engel der gemeente: ‘Schrijf aan de engel der Gemeente te …’. Hier kan alleen maar de Joodse gemeente of synagoge mee bedoelt zijn. Tussen de Ekklesia, het lichaam van Christus, en de Heer Jezus Christus, het hoofd van de Ekklesia, in de huidige bedeling staat er geen engel of andere tussenpersoon. “Waar twee of drie in mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in uw midden”, zegt Christus tot iedere kring van christenen, zonder tussenpersoon. De Nieuwtestamentische gemeente is bovendien verborgen in de wereld en niet te verwarren met het christendom dat teruggaat op de Romeinse keizer Constantijn de Grote van de vierde eeuw na Christus.

    In de oude bedeling van de Wet en Israël stonden engelen als tussenpersonen in een bijzondere relatie tot Israël zoals ook de brief van Paulus aan de Hebreeën vermeld:

    1:14 Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?

    Zie ook Psalm 82 waar naar engelenmachten als goden over de volken en Israël verwezen wordt. Dat de brieven van Christus aan de zeven gemeenten in Asia aan engelen gericht zijn past in de oude bedeling en in de geschiedenis van de Israëlieten vanaf de Exodus uit Egypte. Zo hebben we gezien dat de Efeze-brief, de Smyrna-brief en de Pergamus-brief historisch in de veertigjarige periode tussen de Exodus en de inname van het Beloofde Land Kanaän geplaatst kunnen worden. De brieven aan Thyatira en Sardis passen beide in de historische periode van de koningen van Israël en Juda tot aan de ballingschap.

    Openbaring 2:18 En schrijf aan den engel der Gemeente te Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die Zijn ogen heeft als een vlam vuurs, en Zijn voeten zijn blinkend koper gelijk: 19 Ik weet uw werken, en liefde, en dienst, en geloof, en uw lijdzaamheid, en uw werken, en dat de laatste meer zijn dan de eerste. 20 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, die zich zelve zegt een profetes te zijn, laat leren, en Mijn dienstknechten verleiden, dat zij hoereren en afgodenoffer eten. 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd. 22 Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote verdrukking, zo zij zich niet bekeren van hun werken. 23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. 24 Doch Ik zeg ulieden, en tot de anderen, die te Thyatira zijn, zovelen, als er deze leer niet hebben, en die de diepten des satans niet gekend hebben, gelijk zij zeggen: Ik zal u geen anderen last opleggen; 25 Maar hetgeen gij hebt, houdt dat, totdat Ik zal komen. 26 En die overwint, en die Mijn werken tot het einde toe bewaart, Ik zal hem macht geven over de heidenen; 27 En hij zal ze hoeden met een ijzeren staf; zij zullen als pottenbakkersvaten vermorzeld worden; gelijk ook Ik van Mijn Vader ontvangen heb. 28 En Ik zal hem de morgenster geven. 29 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. (Statenvertaling)

     

    De betekenis van Thyatira is de wierook offerende en handelt over de historische periode van de tien stammen van Israël. De plaats Thyatira wordt in het Nieuwe Testament (Handelingen 16:14) vermeld als de plaats waar Lydia van afkomstig was. Zij was een purperverkoopster die op de prediking van Paulus te Filippi in Macedonië tot bekering kwam. Dat er een Joodse Gemeente of synagoge te Thyatira was is zeker.

    De scheuring van het Verenigd Koninkrijk van Israël was het gevolg van de afgoderij van Salomo, bericht de Bijbel (1 Koningen 11:4). Het dieptepunt was de verkiezing door Salomo van de Ammonietische Naäma tot hoofdvrouw, de moeder van de latere kroonprins Rehabeam in zijn vierentwintigste regeringsjaar in 983 v. Chr. (TIJD en TIJDEN, blz. 211-21). De ongerechtigheid van Israël nam hier een aanvang, en de scheuring van het Rijk werd door de HEERE God toen al aan Salomo aangekondigd. Vooral het Bijbelboek 1 Koningen geeft heel wat informatie over deze periode. Over de tien stammen in verleden, heden en toekomst schreef ik een boek dat sinds 2017 op het internet verkrijgbaar is: Kronieken van de koningen van Israël. Zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=featured_product&suggestedFor=robert%20de%20t&originalSearchContext=media_all&originalSection=main

    Geen een van de opvolgers van Jerobeam I keerde zich ooit tot de HEERE God voor uitkomst maar volhardde in het dienen van afgoden. De vrouw Jezabel waar in Openbaring 2:20 naar verwezen wordt was de Fenicische vrouw van koning Achab van het tienstammenrijk.

    1 Koningen 16:30 Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, meer dan allen die vóór hem geweest waren. 31 Het minst erge was, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, maar hij nam tot vrouw Izebel, de dochter van Etbaäl, de koning der Sidoniërs, en ging de Baäl dienen en zich voor hem neerbuigen.

    De afgodische toestand had toen zulke afmetingen aangenomen dat op een moment er slechts een overblijfsel van zevenduizend mensen in Israël was die de HEERE God trouw waren. Overwinnaars worden ze in de brief van Christus aan de engel te Thyatira genoemd.

    1 Koningen 19:18 Ook heb Ik in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baäl, en allen mond, die hem niet gekust heeft.

    Uiteindelijk werden de tien stammen in 717 v. Chr. in Assyrische ballingschap weggevoerd. Tussen de rivieren Eufraat en Indus zijn ze terechtgekomen waar ze tot op huidige dag (onbekend) bewaard worden. Op God ’s tijd zal hun herstel volgen, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen. In mijn eerder geciteerde boek: Kronieken van de koningen van Israël, 2017, blz. 147-157, geef ik in het bijzonder aandacht aan de stam Zebulon wat de toekomst betreft.

     

    De vijfde brief van Jezus Christus in het Bijbelboek Openbaring is gericht aan de engel van de Gemeente te Sardis.

    Openbaring 3:1 En schrijf aan den engel der Gemeente, die te Sardis is: Dit zegt, Die de zeven geesten Gods heeft, en de zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij den naam hebt, dat gij leeft, en gij zijt dood. 2 Zijt wakende, en versterk het overige, dat sterven zou; want Ik heb uw werken niet vol gevonden voor God. 3 Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal. 4 Doch gij hebt enige weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte klederen, overmits zij het waardig zijn. 5 Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. 6 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

     

    De betekenis van het woord Sardis is ontvluchten. De inhoud van de brief vinden we terug in de historische periode van de twee stammen na de scheuring van het Verenigd Koninkrijk van Salomo in 967 v. Chr. Tien stammen scheurden zich na de dood van Salomo van Juda en Benjamin af. De twee stammen Juda en Benjamin bleven samen met de Levieten met Jeruzalem en de Tempeldienst achter. Als een gevolg hadden zij de naam dat zij geestelijk leefden maar bleken geestelijk dood te zijn. Ook hier waren er echter overwinnaars en mensen met geestelijke oren. Niet alle koningen waren afgodendienaars maar soms waren er koningen die op de HEERE God vertrouwden en de afgoderij een halt toeriepen. Het mocht echter niet baten en uiteindelijk gingen zij honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen na de wegvoering van de tien stammen in 717 v. Chr. ook in ballingschap. Zie het artikel van 09.02.2018 op dit blog, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1517785200&stopdatum=1518390000

    In 586 v. Chr. werd de Tempel door de Babyloniërs vernietigd en werden de twee stammen in ballingschap weggevoerd. Alhoewel er na zeventig jaar Babylonische ballingschap een tijdelijk herstel volgde. Na de verwerping van de Messias bij Zijn eerste komst volgde veertig jaar later in 70 AD de vernietiging van Jeruzalem en de herbouwde Tempel door de Romeinen gevolgd door de wereldwijde diaspora.

    De aanhef van de brief aan de engel van de gemeente te Sardis maakt onmiddellijk duidelijk dat men in de oude bedeling van de wet zit. Een kind van God in de huidige bedeling van de genade is namelijk ten allen tijde door het geloof in een staat van genade en zeker van het eeuwig leven dat hem geschonken werd. Het is sola gratia, sola fide en sola scriptura.

    1 Johannes 5:11 En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. 12 Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet. 13 Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God.

     

    Ook vers drie valt onder de oude bedeling en is niet van tel voor een kind van God in de huidige bedeling van de genade. De gelovige vandaag die deel uitmaakt van het Lichaam van Christus (Efeze 1:22-23) verwacht de komst van zijn of haar Heiland en ziet niet uit naar een dief die komt in de nacht.

    1 Thessalonicenzen 2:1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem, 2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.

     

    Gedurende de bijna tweeduizend jaar nu sinds de eerste komst van de Messias wordt het Lichaam van Christus, voor de wereld verborgen, gevormd. Op God ’s tijd zal na de bedeling van de genade, de draad met Israël weer opgenomen worden. Het nationale herstel is sinds 1948 een feit en een teken aan de wand, het geestelijke herstel laat op zich wachten. Dit gaan we bespreken in een toekomstige aflevering over de twee laatste brieven: Philadelphia en Laodicea.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

    Het hierna vermelde boek kan gratis online gelezen worden:

    EXODUS, 2016, zie link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

     

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    04-11-2019 om 09:40 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Was er nu één belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib of twee, zoals Velikovsky beweerde?

    In zijn boek ‘Werelden in botsing’, 1971, Deel II Mars, II, Het jaar -687, meent Dr. I. Velikovsky (1895/1979) dat er twee belegeringen van Jeruzalem door Sanherib plaatsvonden: de eerste in 702 of 701 v. Chr. en een tweede belegering in 687 v. Chr. waarbij het leger van Sanherib door de engel des HEEREN nabij Jeruzalem catastrofaal vernietigd werd. Dit laatste jaartal haalde hij uit oud-Chinese bronnen waar kosmische fenomenen voor deze periode beschreven worden. Alhoewel Velikovsky bekend is vanwege zijn grondige revisie van de geschiedenis van de Egyptische oudheid heeft hij de Assyriologie met haar plaatsing van de Assyrische koningen op de tijdbalk in relatie tot Israël en Juda met rust gelaten. Dit blijkt onmiddellijk aan de jaartallen die hij hanteert zoals bijvoorbeeld voor de val van Samaria door Sargon II in het jaar 722 v. Chr. en de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. Jaartallen die overigens volledig haaks staan op de Bijbelse chronologie van de koningen van Israël en Juda.

    Volgens Assyrische bronnen zitten er éénentwintig jaar tussen beide feiten: de val van Samaria in 722 v. Chr. met Sargon II en de belegering van Jeruzalem door Sanherib in 701 v. Chr. Volgens de Bijbel (2 Koningen 18:9-13) verliepen er slechts acht jaar tussen beide feiten. Een van beide bronnen zit er volledig naast. De jaartallen 722 v. Chr. en 701 v. Chr. zijn het resultaat van het linken van de Assyrische eponiemlijsten door de Assyriologie aan het jaar 763 v. Chr. met de vermelding van een zonsverduistering over Nineveh tijdens het eponiem van Bur Sagale in het tiende regeringsjaar van Assur Dan III. Een eponiem zou een ambtenaar voorstellen naar wie een bepaald jaar genoemd werd met af en toe in de Eponiemlijst een belangrijke gebeurtenis vermeld zoals bijvoorbeeld een zonsverduistering. Eponiemlijsten zijn samengesteld vanaf ongeveer 892 tot 648 v. Chr., een belangrijke periode eveneens in de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Het Assyrische ankerpunt voor de gehele lijst werd het jaar van de zonsverduistering in 763 v. Chr. Al de andere vermelde gebeurtenissen en regeringsjaren van koningen werden aan de hand van deze datum op de tijdsbalk verankerd. De Assyriologie gaat er fundamentalistisch van uit dat de koningslijst volledig is, dat de Assyrische koningen in opeenvolging geregeerd hebben en vooral: dat er geen namen in de koningslijsten ontbreken. Dit laatste is echter teveel verlangd. Er ontbreken zondermeer namen in de koningslijst en meermaals waren er historisch aanwijsbare perioden in de geschiedenis van Assur met meer dan één koning op de troon van Assyrië. Zie bijvoorbeeld met artikel van 14.01.2019 op dit blog: De Assyrische eponiemlijsten en kronieken nagerekend, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1547420400&stopdatum=1548025200

    Wanneer we de verschillende Bijbelteksten die over koning Jehizkia van Juda en de belegering van Jeruzalemdoor Sanherib met elkaar vergelijken blijkt het echter overduidelijk dat er slechts één belegering was, die van het veertiende regeringsjaar van Jehizkia namelijk. In TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 327-330, heb ik de regeerperiode van Jehizkia besproken. Het cruciale Bijbelgedeelte is:

    2 Koningen 18:9 Het geschiedde nu in het vierde jaar van den koning Hizkia (hetwelk was het zevende jaar van Hosea, den zoon van Ela, den koning van Israël) dat Salmaneser, de koning van Assyrië, opkwam tegen Samaria, en haar belegerde. 10 En zij namen haar in ten einde van drie jaren, in het zesde jaar van Hizkia; het was het negende jaar van Hosea, den koning van Israël, als Samaria ingenomen werd. 11 En de koning van Assyrië voerde Israël weg naar Assyrië, en deed hen leiden in Halah, en in Habor, bij de rivier Gozan, en in de steden der Meden. 12 Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam geweest, maar Zijn verbond overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden zij niet gehoord, noch gedaan. 13 Maar in het veertiende jaar van den koning Hizkia kwam Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle vaste steden van Juda, en nam ze in. (Statenvertaling)

     

    Het veertiende jaar van Jehizkia liep van najaar 710 tot najaar 709 v. Chr. De Assyrische invasie met de belegering van Jeruzalem geschiedde in het voorjaar van 709 v. Chr. De regeerperiode van koning Hizkia van Juda laat zich exact op de tijdsbalk vastpinnen via het vijftiende Jubeljaar van oktober 709/september 708 v. Chr. als ankerjaar. Naar dit jubeljaar verwijst de profeet Jesaja wanneer deze profeet in het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia (Jesaja 36:1) de koning tijdens de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, benaderd met een bemoedigend woord van God:

    Jesaja 37:30 En dat zij u een teken, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten. (Statenvertaling)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, pagina 266

     

    Het jubeljaar waar de profeet Jesaja naar verwijst liep van oktober 709 tot september 708 v. Chr. Het woord van de profeet: ‘gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt’, situeert zich in het zevende sabbatjaar (april 709/ maart 708) en ‘in het tweede jaar wat daarvan weder uitspruit’, slaat op het jaar april 708 tot maart 707 v. Chr., het houden van het jubeljaar liep tot september 708 v. Chr. Daarna kon er gezaaid en geplant worden: ‘maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten’ (zie Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 97-98).

    Het veertiende regeringsjaar van Hizkia met de belegering van Jeruzalem door Sanherib viel Bijbels-chronologisch in 709 v. Chr. Het is na de vernietiging van de tegen Jeruzalem verzamelde Assyrische legermacht waarbij 185.000 soldaten het leven lieten, dat Hizkia ziek werd en er vijftien jaar aan zijn leeftijd span werden toegevoegd.

    Jesaja 38:1 In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Alzo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven. 2 Toen keerde Hizkia zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot den HEERE. 3 En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. 4 Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: 5 Ga henen, en zeg tot Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen; 6 En Ik zal u uit de hand des konings van Assyrië verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen. 7 En dit zal u een teken zijn van den HEERE, dat de HEERE het woord, dat Hij gesproken heeft, doen zal: 8 Zie, Ik zal de schaduw der graden, die met de zon in de graden van Achaz' zonnewijzer nederwaarts gegaan is, tien graden achterwaarts doen keren. Dies is de zon tien graden teruggekeerd, in de graden, die zij nederwaarts gegaan was.

     

    Volgens een Joodse legende (The Legends of the Jews, Boek IX) geschiedde de vernietiging van het Assyrische leger voor Jeruzalem tijdens de Pesach-nacht. ‘The Legends of the Jews’ gecompileerd door Louis Ginzberg, 1909 (This is a massive collation of the Haggada--the traditions which have grown up surrounding the Biblical narrative. These stories and bits of layered detail are scattered throughout the Talmud and the Midrash, and other sources, including oral. In the 19th century Ginzberg undertook the task of arranging the Haggada into chronological order, and this series of volumes was the result), lijkt een verstoring van de aarde in haar loop om de zon te leren:

    …. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance. God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with thee." Furthermore, the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat, and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his recovery.

     

     

    De belegering van Jeruzalem vinden we door Sanherib beschreven op zijn bewaard gebleven prisma-stele. Het was de derde veldtocht van zijn co-bewind met Sargon II. Hierna het betreffende gedeelte:

    “18 As for Hezekiah the Judahite, 19 who did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as 20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them. 24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses, camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and counted as spoil. (Hezekiah) himself, like a caged bird 28 I shut up in Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him— 30 the one coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33 Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him the surrender of their land and imposts—gifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem, his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and 42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides, elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept servitude, he dispatched his messengers.”

    (Prisma-stele kolom 2)

    Met waarheidsgetrouwe geschiedschrijving hield Sanherib zich niet bezig. Hij beweerde propagandistisch dat hij een verslagen Hizkia als een vogel in een kooi in Jeruzalem had ingesloten. De werkelijkheid was anders (2 Koningen 19:32-35). Achthonderd talenten zilver beweerde hij bovendien van Hizkia als losgeld verkregen te hebben. In werkelijkheid liet Hizkia volgens de Bijbel driehonderd talenten zilver naar het bivak van Sanherib te Lachis afleveren.

    2 koningen 18:14 Toen zond Hizkia, de koning van Juda, tot den koning van Assyrië, naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd, keer af van mij, wat gij mij opleggen zult, zal ik dragen. Toen leide de koning van Assyrië Hizkia, den koning van Juda, driehonderd talenten zilvers, en dertig talenten gouds op.

     

     

    De zon die op de zonnewijzer van Achaz tien graden was teruggekeerd betekende volgens de Joodse legende een periode van tien uur die aan daglicht werd toegevoegd. Het mechanisme verantwoordelijk voor dit fenomeen was volgens Velikovsky en anderen een kosmisch fenomeen. Bijbels-chronologisch gezien viel dit in het voorjaar van 709 v. Chr. Het was in dat jaar dat het leger van Sanherib geslagen moest afdruipen. De conclusie moet zijn dat er slechts één belegering van Jeruzalem plaatsvond. Dit jaartal is een mijlpaal in de wereldgeschiedenis of zou het moeten zijn. Volgens de eerder geciteerde ‘Legends of the Jews, nam ‘the new order’ toen een aanvang. De aarde werd toen in haar omloop om de zon verstoord en als een gevolg daarvan kunnen er geen correcte zonsverduisteringen voorbij het jaar 709 v. Chr. in de tijd uitgerekend worden zonder met dit fenomeen rekening te houden. Het jaar 709 v. Chr. was één van meerdere jaren in de achtste eeuw v. Chr. waarbij planeet aarde iedere keer danig geschud werd. Tegen het einde van die eeuw aan werd een kalenderhervorming noodzakelijk die in verschillende oudheid-bronnen terug te vinden is (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 331-337).

    Naar mijn weten is er maar één onderzoeker geweest die op het feit van de kosmische catastrofe in het veertiende regeringsjaar van Hizkia wees en het gevolg voor exacte zonsverduisteringberekeningen voorbij dit jaar, en dat is Christoph Marx. Zijn opmerking werd gepubliceerd in het Amerikaanse magazine ‘Ancient History and Catastrophism’ in juni 1980 maar kreeg geen bijval en niemand maakte er naar mijn weten, daarna gebruik van. De bevinding van de revisionist Christoph Marx (1931/2016) zet ook het vermeende kosmische sleuteljaar 687 v. Chr. van de revisionist Dr. Immanuël Velikovsky op de helling. Hierna een citaat van Marx: “Neither in his published writings nor in the manuscripts I have seen is there an analysis by Velikovsky questioning the year 687 BC. Nevertheless, this date depends entirely on the solar eclipse actualistically calculated for 763 BC; it therefore is equally wrong by at least the same margin of error.”

    Het eerder geciteerde Bijbelgedeelte uit 2 Koningen 18:9-13 was voor de godgeleerde Edwin R. Thiele onmogelijk in zijn chronologische reconstructie in te voegen en dus verklaarde hij schaamteloos in zijn boek: The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1951, dat deze passage kunstmatig aan de Bijbel toegevoegd werd. Thiele ’s dramatische knieval naar de Assyriologie toe. Zie het artikel van 02.12.2017 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1511737200&stopdatum=1512342000

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie: alphavlaanderen.be

     

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    28-10-2019 om 07:53 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised, the years of reign of Sennacherib revised and fixed in a chronological time line with the contemporary Biblical kings

    We continue with the revision of the Assyrian Kings list on the time line of history. Our instruments are the Bible and the works of the Jewish historian Flavius Josephus. The last article on this blog dates back to 07.10.2019 when we discussed Sargon II and his new chronological placement on the time line. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3181139

    His son and successor Sennacherib was for a long time co-regent with his father as will be shown in this week’s article. Just like with Sargon II his son Sennacherib is also mentioned by name in the Bible.

    2 Kings 18:9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is in the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the Lord their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the Lord commanded, and would not hear them, nor do them. 13 Now in the fourteenth year of king Hezekiah did Sennacherib king of Assyria come up against all the fenced cities of Judah, and took them. (King James Version)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The above mentioned Bible quotation was considered by the theologian Edwin R. Thiele in his book ‘The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings’, 1951, as artificially added to the Bible and this statement was made shameless. Thiele considered the Assyrian kings list and its placement on the time line superior to the Biblical chronology and its bearing points on the timeline of history. The result was that he presented in his book a revised chronology for the kings of Israel and Judah whereby he shortened their reigns totaling up to 40 years. The fact that he was unable to fit the chronological link mentioned in 2 Kings 18:9-13 between Hezekiah and Sennacherib made him make such a foolish claim implying that this part of Scripture was not inspired. Thiele ‘s revision of the chronology of the Hebrew kings became nevertheless widely accepted by scholars and is unfortunately even used by many revisionists of ancient history. The Bible Book 2 Kings 18:9-13 however is very clear on the subject and cannot be interpreted otherwise. The fall of Samaria by Shalmaneser V happened in the sixth year of reign of Hezekiah being 717 BC based on Biblical chronology. And in the fourteenth year of reign of King Hezekiah, eighth years later, did Sennacherib king of Assyria laid siege to Jerusalem but was defeated. The fall of Samaria is firmly fixed on the timeline of history in 717 BC based on Josephus and the Bible. In the article of 16.09.2019 on this blog I quoted Flavius Josephus, Antiquities, Chapter X, ix.7b stating that the exile of the ten tribes of Israel happened exactly 136 years, six months and ten days prior to the exile of the two tribes in July 586 BC which leads us to the year 717 BC for the fall of Samaria and the exile of the ten tribes. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3177041

    A cross bearing that leads us also to 717 BC as an anchor point on the time line of history are the Jubilee years. The fourteenth year of reign of Hezekiah was the Sabbath year that preceded the 15th Jubilee year of Oct 709/Sep 708 BC. This is confirmed by the prophet Isaiah who approached Hezekiah at that time with a Word of the LORD God making clear that we have a Sabbath year followed by a Jubilee year:

    Isaiah 37:30 And this shall be a sign unto thee, Ye shall eat this year (April 710/March 709 BC) such as groweth of itself; and the second year (April 709/March 708 BC) that which springeth of the same: and in the third year (October 709/September 708 BC) sow ye, and reap, and plant vineyards, and eat the fruit thereof. (KJV)

    In my book ‘Thirty Jubilees’ published in Dutch in 2018 I used the Jubilee years to determine the chronological order of the period of reigns of the kings of Judah between the 37th year of Babylonian captivity of King Jojachin (2 Kings 25:27) which was the 18th Jubilee, and the fourteenth year of reign of Hezekiah. The fourteenth year of Hezekiah and the siege of Jerusalem by Sennacherib is firmly fixed to 709 BC.

    The siege of Jerusalem is mentioned on a prism stele of Sennacherib as his third campaign without mentioning a specific year of reign. Clearly the man was a co-regent of Sargon II at the time. The Bible during this period refers to the kings of Assyria in plural (2 Kings 18:13 and 2 Chronicles 32:1-4). Hereafter follows the relevant part as found on the prism stele of Sennacherib:

    “18 As for Hezekiah the Judahite, 19 who did not submit to my yoke: forty-six of his strong, walled cities, as well as 20 the small towns in their area, 21 which were without number, by levelling with battering-rams 22 and by bringing up seige-engines, and by attacking and storming on foot, 23 by mines, tunnels, and breeches, I besieged and took them. 24 200,150 people, great and small, male and female, 25 horses, mules, asses, camels, 26 cattle and sheep without number, I brought away from them 27 and counted as spoil. (Hezekiah) himself, like a caged bird 28 I shut up in Jerusalem, his royal city. 29 I threw up earthworks against him— 30the one coming out of the city-gate, I turned back to his misery. 31 His cities, which I had despoiled, I cut off from his land, and 32 to Mitinti, king of Ashdod, 33 Padi, king of Ekron, and Silli-bêl, 34 king of Gaza, I gave (them). And thus I diminished his land. 35 I added to the former tribute, 36 and I lad upon him the surrender of their land and imposts—gifts for my majesty. 37 As for Hezekiah, 38 the terrifying splendor of my majesty overcame him, and 39 the Arabs and his mercenary troops which he had brought in to strengthen 40 Jerusalem, his royal city, 41 deserted him. In addition to the thirty talents of gold and 42 eight hundred talents of silver, gems, antimony, 43 jewels, large carnelians, ivory-inlaid couches, 44 ivory-inlaid chairs, elephant hides, elephant tusks, 45 ebony, boxwood, all kinds of valuable treasures, 46 as well as his daughters, his harem, his male and female 47 musicians, which he had brought after me 48 to Nineveh, my royal city. To pay tribute 49 and to accept servitude, he dispatched his messengers.”

    (Prism-stele kolom 2)

    Should we have only the prism stele today as a witness in our possession one could argue that the siege of Jerusalem by Sennacherib was successful. The historical truth learns different. According to the Bible the army of Sennacherib besieging Jerusalem was devastated by an angel of the LORD God with 185.000 soldiers killed in one blow.

    2 Kings 19:32 Therefore thus saith the Lord concerning the king of Assyria, He shall not come into this city, nor shoot an arrow there, nor come before it with shield, nor cast a bank against it. 33 By the way that he came, by the same shall he return, and shall not come into this city, saith the Lord. 34 For I will defend this city, to save it, for mine own sake, and for my servant David's sake. 35 And it came to pass that night, that the angel of the Lord went out, and smote in the camp of the Assyrians an hundred fourscore and five thousand: and when they arose early in the morning, behold, they were all dead corpses. 36 So Sennacherib king of Assyria departed, and went and returned, and dwelt at Nineveh.

    The defeat of Sennacherib at the gates of Jerusalem in 709 BC is also mentioned by the Jewish historian Flavius Josephus:

    "Now when Sennacherib was returning from his Egyptian war to Jerusalem, he found his army under Rabshakeh his general in danger [by a plague], for God had sent a pestilential distemper upon his army; and on the very first night of the siege, a hundred fourscore and five thousand, with their captains and generals, were destroyed. So the king was in a great dread and in a terrible agony at this calamity; and being in great fear for his whole army, he fled with the rest of his forces to his own kingdom, and to his city Nineveh; and when he had abode there a little while, he was treacherously assaulted, and died by the hands of his elder sons, Adrammelech and Seraser, and was slain in his own temple, which was called Araske. Now these sons of his were driven away on account of the murder of their father by the citizens, and went into Armenia, while Assarachoddas took the kingdom of Sennacherib." And this proved to be the conclusion of this Assyrian expedition against the people of Jerusalem. (Flavius Josephus, Jewish Antiquities, Book X, 1. 5.)

    The defeat of Sennacherib is furthermore mentioned in the Jewish Legends compiled by Louis Ginzberg, Book IX:

     “…… With this vast army Sennacherib hastened onward, in accordance with the disclosures of the astrologers, who warned him that he would fail in his object of capturing Jerusalem, if he arrived there later than the day set by them. His journey having lasted but one day instead of ten, as he had expected, he rested at Nob. A raised platform was there erected for Sennacherib, whence he could view Jerusalem. On first beholding the Judean capital, the Assyrian king exclaimed: "What! Is this Jerusalem, the city for whose sake I gathered together my whole army, for whose sake I first conquered all other lands? Is it not smaller and weaker than all the cities of the nations I subdued with my strong hand?" He stretched himself and shook his head, and waved his hand contemptuously toward the Temple mount and the sanctuary crowning it. When his warriors urged him to make his attack upon Jerusalem, he bade them take their ease for one night, and be prepared to storm the city the next day. It seemed no great undertaking. Each warrior would but have to pick up as much mortar from the wall as is needed to seal a letter and the whole city would disappear. But Sennacherib made the mistake of not proceeding directly to the attack upon the city. If he had made the assault at once, it would have been successful, for the sin of Saul against the priest at Nob had not yet been wholly expiated; on that very day it was fully atoned for. In the following night, which was the Passover night, when Hezekiah and the people began to sing the Hallel Psalms, the giant host was annihilated….

    …. A number of miracles besides were connected with the recovery of Hezekiah. In itself it was remarkable, as being the first case of a recovery on record. Previously illness had been inevitably followed by death. Before he had fallen sick, Hezekiah himself had implored God to change this order of nature. He held that sickness followed by restoration to health would induce men to do penance. God had replied: "Thou art right, and the new order shall be begun with thee." Furthermore, the day of Hezekiah's recovery was marked by the great miracle that the sun shone ten hours longer than its wonted time. The remotest lands were amazed thereat, and Baladan, the ruler of Babylon, was prompted by it to send an embassy to Hezekiah, which was to carry his felicitations to the Jewish king upon his recovery….

    …..In view of all the wonders God had done for him, it was unpardonable that Hezekiah did not feel himself prompted at least to sing a song of praise to God. Indeed, when the prophet Isaiah urged him to it, he refused, saying that the study of the Torah, to which he devoted himself with assiduous zeal, was a substitute for direct expressions of gratitude. Besides, he thought God's miracles would become known to the world without action on his part, in such ways as these: After the destruction of the Assyrian army, when the Jews searched the abandoned camps, they found Pharaoh the king of Egypt and the Ethiopian king Tirhakah. These kings had hastened to the aid of Hezekiah, and the Assyrians had taken them captive and clapped them in irons, in which they were languishing when the Jews came upon them. Liberated by Hezekiah, the two rulers returned to their respective realms, spreading the report of the greatness of God everywhere. And again, all the vassal troops in Sennacherib's army, set free by Hezekiah, accepted the Jewish faith, and on their way home they proclaimed the kingdom of God in Egypt and in many other lands.” The Legends of the Jews, Book IX,

    The capturing of the Egyptian Pharaoh is also mentioned on the prism stele of Sennacherib:

    “…. The officials, nobles, and people of Ekron, who had thrown Padi their king—bound by oath and curse of Assyria— into fetters of iron and had given him over to Hezekiah, the Judahite—he kept him in confinement like an enemy— their heart became afraid, and they called upon the Egyptian kings, the bowmen, chariots and horses of the king of Meluhha [Ethiopia], a countless host, and these came to their aid. In the neighborhood of Eltekeh, their ranks being drawn up before me, they offered battle. With the aid of Assur, my lord, I fought with them and brought about their defeat. The Egyptian charioteers and princes, together with the Ethiopian king's charioteers, my hands captured alive in the midst of the battle. Eltekeh and Timnah I besieged, I captured, and I took away their spoil. …(Prism-stele Sennacherib)

     

    The above mentioned battle between the Egyptian army and the Assyrians is also mentioned by Herodotus Book 2:141:

    After him there came to the throne the priest of Hephaistos, whose name was Sethos. This man, they said, neglected and held in no regard the warrior class of the Egyptians, considering that he would have no need of them; and besides other slights which he put upon them, he also took from them the yokes of corn-land which had been given to them as a special gift in the reigns of the former kings, twelve yokes to each man. After this, Sanacharib king of the Arabians and of the Assyrians marched a great host against Egypt. Then the warriors of the Egyptians refused to come to the rescue, and the priest, being driven into a strait, entered into the sanctuary of the temple and bewailed to the image of the god the danger which was impending over him; and as he was thus lamenting, sleep came upon him, and it seemed to him in his vision that the god came and stood by him and encouraged him, saying that he should suffer no evil if he went forth to meet the army of the Arabians; for he himself would send him helpers. Trusting in these things seen in sleep, he took with him, they said, those of the Egyptians who were willing to follow him, and encamped in Pelusion, for by this way the invasion came: and not one of the warrior class followed him, but shop-keepers and artisans and men of the market. Then after they came, there swarmed by night upon their enemies mice of the fields, and ate up their quivers and their bows, and moreover the handles of their shields, so that on the next day they fled, and being without defense of arms great numbers fell. And at the present time this king stands in the temple of Hephaistos in stone, holding upon his hand a mouse, and by letters inscribed he says these words: "Let him who looks upon me learn to fear the gods."

    The pharaoh to which Herodotus refers with the Greek name Sethos must be the same as the Biblical So and those two are identical with the Assyrian name Sebech as king of Egypt during that time.

    The brutal end of Sennacherib‘s live we read in verse 37 of the above mentioned Bible quotation. His successor was the crown prince and son Essarhaddon.

    2 Kings 19:37 And it came to pass, as he was worshipping in the house of Nisroch his god, that Adrammelech and Sharezer his sons smote him with the sword: and they escaped into the land of Armenia. And Esarhaddon his son reigned in his stead. (KJV)

    The year of the assassination was 680 BC. The Ptolemy-canon has Essarhaddon become king over Babylon in 08.02.680 BC.

    The first year of reign of Sennacherib by the orthodox Assyriology is 705 BC. There is a way however to calculate the first year of (co)reign of Sennacherib. There exists a preserved statement of Sennacherib (Assyrian Kings from Adasi to Assur Dan II - synthesized from Synchronistic Chronicle, Meissmer’s list, and corrected to the Khorsabad List - as quoted by Courville), that says that there were 418 years between his period of rule and the one of Tiglath Pileser I. The revised period of reign of Tiglath Pileser I has him reigning from 1134 till 1096 BC (De Assyriologie herzien, 2012, page 104-113). When we apply the time period of 418 years from 1134 BC the result is 716 BC for the first year of co-reign of Sennacherib. It is the same year that Shalmaneser V was besieging Tyrus and Sargon II was campaigning against Mannea. The Assyrian empire was ruled by a triumvirate at the time.

    Probably Sennacherib was campaigning against Merodach Baladan in Babylon during the same year 716 BC. With his comments regarding his third campaign against Jerusalem in mind we may doubt the correctness of his statement:

    “20 In my first campaign I accomplished the defeat of Merodach-baladan, 21 king of Babylonia, together with the army of Elam, 22 his ally, on the plain of Kish. 23In the midst of that battle he deserted his camp, 24 and he escaped alone, so he saved his own life. 25 The chariots, horses, wagons, mules, 26 which he left behind at the beginning of the battle 27 my hands seized. Into his palace, which is in 28 Babylon, I entered jubilantly. 29 I opened his treasure-house: gold, silver, vessels of god and silver, 30 precious stones of every name, goods and property 31without limit, heavy tribute, his harem, 32 courtiers and officials, singers—male and 33 female—all his artisans, 34 as many as there were, his palace servants 35 I brought out, and I counted as spoil. In the might of Assur 36 my lord, seventy-five of his strong walled cities 37 of Chaldea, and 420 small cities 38 of their area I surrounded, I conquered, I carried off their spoil. 39 The Arabs, Arameans, and Chaldeans 40 who were in Erech, Nippur, Kish, Harsagkalamma, 41 Kutha and Sippar, together with the citizens, 42 the rebels I brought out and counted as booty…..”

    Babylon was not taken until 709 BC by Sargon II and the comments made by Sennacherib on his prism stele are nothing else than magniloquence. The second campaign of Sennacherib that is mentioned on the prism stele is the one to the land of the Kassites. This campaign is to be dated between the years 715 BC and 710 BC.

    “65 In my second campaign, Assur, my lord, encouraged me, and 66 against the land of the Kassites and the land of the Yasubigallai, 67 who from of old had not been submissive to the kings, my ancestors, 68 I marched. In the midst of the high mountains 69 I rode on horseback where the terrain was difficult, 70 and had my chariot drawn up with ropes: 71 where it became too steep, I clambered up on foot like the wild-ox. 72 The cities of Bît-Kilamzah, Hardishpi, 73and Bît-Kubatti, their strong, walled cities 74 I besieged, I captured. People, horses, 75 mules, asses, cattle, and sheep 76 I brought out from their midst and counted as booty. 77 And their small cities, which were beyond numbering, 78 I destroyed, I devastated, and I turned into ruins. The houses of the steppe, (namely) the tents, 79 in which they lived, I set on fire and 80 turned them into flames. I turned round, and 81 made that Bît-Kilamzah into a fortress— 82 I made its walls stronger than they had ever been before—….”

    No other historical source of his second campaign is available. We can only assume that a campaign took place which was carried out with disproportionate cruelty in the name of the gods of Assur. The prism stele refers to a total of eight campaigns and closes with the description of the building Sennacherib’s palace in Nineveh. Placing all eight campaigns on the time line of history is difficult and leaves a lot of questions.

    The eponym list that follows has not all the answers to fill the apparent time gap there exist in list. The reader should notice the damages that occurred in the text and the many brackets used by Assyriology’s to clarify their viewpoint.

    The Bible in 2 Kings 18:9-13 narrows the time span between the fall of Samaria in the 6th year of reign of Hezekiah and the siege of Jerusalem in the 14th year of reign of Hezekiah to only eight years. Assyriology in contradiction has 21 years between the fall of Samaria by Sargon II and the siege of Jerusalem by Sennacherib. A difference of 13 years. The only way to solve this anomaly created by Assyriology is to accept that co-regencies took place between Shalmaneser V, Sargon II and Sennacherib. I repeat the Bible refers to the kings of Assyria in the plural form during this time period.

    2 Chronicles 32:1 After these things, and the establishment thereof, Sennacherib king of Assyria came, and entered into Judah, and encamped against the fenced cities, and thought to win them for himself. 2 And when Hezekiah saw that Sennacherib was come, and that he was purposed to fight against Jerusalem, 3 He took counsel with his princes and his mighty men to stop the waters of the fountains which were without the city: and they did help him. 4 So there was gathered much people together, who stopped all the fountains, and the brook that ran through the midst of the land, saying, Why should the kings of Assyria come, and find much water? (KJV)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 267

     

    The article regarding the period of reign of Sargon II and its revision closed with the Eponym of 706/705 BC.

    [706/705]During the eponomy of Mutakkil-A¹¹ur, the governor of Guzana, the king stayed in the land; the nobles were in Karalla; in Ajaru, the sixth, Dur-©arruken was completed; [...] received.

    The next Eponym of 705/704 BC refers according to Assyriology to the first year of Sennacherib.

    [705/704]During the eponomy of Nashru-Bl, the governor of Amedi,  the king marched on Tabal; against Gurdi, the Kulummaean, [...] the king was killed; the camp of the king of Assyria [...] In Abu, the twelfth, Sennacherib, the king [started his reign?].

    The missing part after ‘Sennacherib, the king’ is filled in by orthodox Assyriology by: started his reign ? with a question mark. It remains indeed by guessing.

    [704/703]During the eponomy of Nab-deni-epu¹, the governor of Nineveh, to Larak and Sarrabanu; the palace of Kalizi was restored, in [...] the nobles against the Kulummaean.

    [703/702] During the eponomy of Nuh¹aya, the governor of Kalizi, campaign against [Babylonia?].

    [702/701] During the eponomy of Nab-le'i, the governor of Arbela, campaign against [Hirimma and Hararatum?].

    [701/700] During the eponomy of Hananu, the governor of Til-Barsip, [...] from Halzi [...]

    [700/699] During the eponomy of Metunu, the governor of Isana, A¹¹ur-nadin-¹umi, the son of Sennacherib, [became king of Babylonia?] of the palace, in the city [...], great cedar logs, alabaster in Ammananum [...], in Kapri-Dagili [...] for [...] the king [...].

    [699/698] During the eponymy of Bl-¹arrani, governor of Kurba'il,

    Broken off

    On top of all the confusing and contradicting preserved Assyrian sources the eponym list is broken off after the year 698 BC. The preserved yearly eponym list are not complete but damaged. Campaigns are referred to with the target missing. It is impossible this way to fill in the campaigns of Sennacherib after his third against Jerusalem. They should find there place on the time line of history somewhere between 708 BC and 680 BC.

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    23-10-2019 om 08:20 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Ark van het Verbond

    Exodus 25:10 Zo zullen zij een ark van sittimhout maken; twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. 11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen. 12 En giet voor haar vier gouden ringen, en zet die aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. 13 En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud. 14 En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage. 15 De draagbomen zullen in de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. 16 Daarna zult gij in de ark leggen de getuigenis, die Ik u geven zal. 17 Gij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs lengte zijn, en anderhalve el deszelfs breedte. 18 Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels.

     

     

    19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken, uit de beide einden van hetzelve. 20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn. 21 En gij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij in de ark de getuigenis, die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. 22 En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. (Statenvertaling)

     

    De hiervoor beschreven ark van het verbond werd door de Israëlieten op instructie van de HEERE God in de zomer van 1483 v. Chr. na het overhandigen van de Tien Woorden aan Mozes, in de wildernis gemaakt. Zij werd gehuisvest in de Tent der samenkomst waar éénmaal per jaar met de Grote Verzoendag de hogepriester van dienst verzoening voor het volk uitvoerde (Hebreeën 9:1-10).

     

     

    De ark heeft de Israëlieten tot haar vernietiging toe door de hand van de Babylonische horden in 586 v. Chr., altijd vergezeld. Ten tijde van de veertig jaar wildernis, daarna bij de inname van Kanaän gevolgd door de Richterenperiode en de eerste koningen Saul en David verbleef de ark in een tent. Toen de Tempel van Salomo afgewerkt was kreeg de Ark haar plaats in het Heilige der heiligen in de Tempel. Het was daar dat de Ark van het verbond samen met de Tempel ten tijd van koning Zedekia van Juda vernietigd werd.

    2 Koningen 25:8 Daarna in de vijfde maand, op den zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem. 9 En hij verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings, mitsgaders alle huizen van Jeruzalem; en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. 10 En het ganse heir de Chaldeeën, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af. 11 Het overige nu des volks, die in de stad overgelaten waren, en de afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, en het overige der menigte, voerde Nebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk weg. (Statenvertaling)

     

    Ook Psalm 74 leert duidelijk dat alles in het Heilige der heiligen vernield werd: 1 Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? 2 Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. 3 Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven. 4 Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld; zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. 5 Een ieder werd er bekend als een, die de bijlen omhoog aanbrengt in de dichtigheid van een geboomte. 6 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen samen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen.

     

     

    7 Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. 8 Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ze ons te zamen uitplunderen; zij hebben alle Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. 9 Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? 11 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde. (Statenvertaling)

     

    In de herbouwde Tempel van Zerubbabel en de veel later gerestaureerde Tempel door Herodes de Grote was er geen Ark meer voorhanden. Volgens Joodse legendes bevond er zich in de herbouwde tempel een steen waarop de hogepriester op de grote Verzoendag het vat met reukwerk zette . Er was dus ook geen verzoendeksel meer, waarop het bloed van de zondoffers gesprenkeld kon worden. Dit is volledig in lijn met de profetie van Jeremia die optrad ten tijde van de val van Jeruzalem door de Babyloniërs.

    Jeremia 3:14 Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion. 15 En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand. 16 En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden. (Statenvertaling)

     

    De originele Ark van het Verbond is definitief vernietigd in 586 v. Chr., er zijn echter vermoedelijk replica ’s van de Ark gemaakt geweest. Het is na de vernietiging van de Tempel van Herodes de Grote dat de legendes en het zoeken naar de ark een aanvang namen. Met enige zekerheid kan men stellen dat in Ethiopië vandaag, op een geheime plaats te Axoem, zulk een replica van de ark van het verbond vereerd wordt. Ethiopië betwist namelijk Arabië de roem van de koningin van het Zuiden. De koningen van Ethiopië eisten afstamming voor zich op van Menelik, een zoon van Salomo en de koningin van Scheba, die, naar zij beweren, hun koningin was. Volgens de legende bracht de koningin van Scheba een replica van de ark naar haar land mee. Een aantal jaar geleden bracht de BBC een overtuigende documentaire over de verborgen ark te Axoem. Volgens de documentaire wordt de ark op een geheime plaats bewaard in de kerk van de Heilige Maria van Sion door een monnik bekend als de 'bewaarder van de ark'. Een andere hardnekkige legende beweerd dat de ark bij de nadering van de Babyloniërs verborgen werd op de berg Nebo in Jordanië. Deze legende wordt in het apocriefe boek 2 Makkabeeën als historische waarheid (wat een leugen is) gebracht. Hierna het citaat van het Bijbel-vreemde boek Makkabeeën dat de Rooms-katholieke kerk aan haar bijbel heeft toegevoegd.

    2 Makkabeeën 2:1 In de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval om iets van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd, 2 maar ook dat hij hun de leer gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en zilveren beelden die ze zouden zien. 3 Naast andere vermaningen drong hij erop aan de leer niet uit hun hart te bannen. 4 Verder staat er in hetzelfde geschrift dat de profeet, gehoorzaam aan een goddelijke ingeving, de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aan liet dragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het erfdeel van God te aanschouwen. 5 Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en hij sloot de toegang af. 6 Toen enkele van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden. 7 Jeremia hoorde van hun poging en maakte hun verwijten. Hij zei: ‘Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het zijn barmhartigheid toont. 8 Dan zal de Heer dat alles weer tevoorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad dat de tempel op grootse wijze geheiligd zou worden.’ 9 Ook werd erin verteld wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg: 10 zoals er tijdens Mozes’ gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook tijdens zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers. 11 Met betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: ‘Omdat het zondeoffer niet genuttigd is, is het door het vuur verteerd.’ 12 Ook Salomo heiligde acht dagen lang het inwijdingsfeest. 13 Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd, waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de geschriften van de profeten en van David, evenals de brieven van de koningen betreffende schenkingen aan de tempel. 14 Nu heeft Judas die boeken, die door de oorlog waarin wij gewikkeld zijn geraakt verspreid waren, weer bijeengebracht, en ze zijn weer in ons bezit. 15 Mocht u ze nodig hebben, dan kunt u ze laten halen. 16 Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging van de tempel te heiligen. Wij houden u de plicht voor, dit feest te heiligen. 17 God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het erfdeel, het koningschap, het priesterschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven, 18 zoals Hij dat in de leer had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons ontfermen en ons vanuit alle windstreken weer bijeenbrengen naar zijn heilige plaats. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de plaats gereinigd. (Willibrord Vertaling 1995)

     

    Indien er een replica van de ark van het verbond ergens op de berg Nebo in Jordanië gevonden zou worden dan wordt het apocriefe boek door Rome aan hun bijbel toegevoegd, tot een misleiding zoals nooit eerder gezien. De antichrist zal namelijk zijn tempel te Jeruzalem vestigen en daar aanbidding eisen. Satans grote moment. Het laatste Boek van de Bijbel: Openbaring of Apocalyps, leert in het dertiende hoofdstuk dat de antichrist een handlanger zal hebben. Het betreffende hoofdstuk heeft het over twee beesten. Een dat uit de volkeren-zee opkomst en één dat uit de aarde opkomt. Het eerste beest is een politiek leider die ik laatst op dit blog op 23.09.2019 beschreven heb, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3178438

    Het tweede beest uit de aarde is een religieus leider die de Messias imiteert, een pseudo-Messias die de rol van hogepriester zal overnemen.

    Openbaring 13:11 En ik zag een ander beest uit de aarde opkomen, en het had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk, en het sprak als de draak. 12 En het oefent al de macht van het eerste beest, in tegenwoordigheid van hetzelve, en het maakt, dat de aarde, en die daarin wonen het eerste beest aanbidden, wiens dodelijke wonde genezen was. 13 En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde, voor de mensen. (Statenvertaling)

    Wanneer vers dertien uit het profetische Boek Openbaring werkelijkheid wordt met hemels vuur dat op het slachtoffer in de nieuw opgerichte Tent der samenkomst op de Tempelberg neerkomt zal de misleiding volkomen zijn. Heel de wereld zal daarop dit genie volgen en de nieuwe religie omarmen. Zie ook de profeet Jesaja 66:3 en 17. Het zal echter een offerdienst zijn die de HEERE God afwijst. Volgens Openbaring hoofdstuk 11 zullen twee getuigen van de HEERE God 1260 dagen tegen de hele zaak profeteren. Zij worden na 1260 dagen of 42 maanden (aan 30 dagen per maand) door 'het beest uit de afgrond' gedood. Dit beest krijgt dan 42 maanden tijd om zijn zaak te doen waarna het Godsrijk van bovenuit gevestigd wordt. De periode dat de Apocalyps over deze planeet woedt, duurt exact zeven jaar. Het begin wordt ingeluid door het zegevierende oprukkende witte paard dat wereldwijd vrede en valse gerustheid brengt. Het Jeruzalem van de eindtijd wordt in de Bijbel in het laatste boek Apocalyps: Sodom en Egypte genoemd.

    Ook de Moslimwereld zal door de eventuele vondst van de Ark van het verbond in verwondering geraken. De Koran verwijst namelijk naar Mozes als profeet en de Ark komt in een positieve zin in de koran voor. In Soera 2:248 staat geschreven:

    "En hun profeet zeide tot hen: Het teken van zijn koningschap is, dat tot u zal komen de Ark, waarin is een Godsrust van uw Heer en een nalatenschap, welke nagelaten hebben het geslacht van Musa en het geslacht van Harun, en welke de engelen dragen. Daarin is waarlijk een teken voor u, indien gij gelovigen zijt." (in de vertaling van Prof. Dr. J. H. Kramers, vijfde druk)

    Hoe dit alles in de toekomst zijn beslag zal krijgen is vandaag moeilijk in te vullen. Profetie is pas duidelijk wanneer de tijd daar is.

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    15-10-2019 om 14:27 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised, Sargon II the forger of history

    With the article published on 16.09.2019 we discussed the revision of the reign of the Assyrian king Shalmaneser V in light of the Bible and Flavius Josephus. The Assyrian king Shalmaneser V was brought in chronological line with the contemporary kings of Judah and Israel of the time. Assyriology has a fundamentalist approach in the way they present their Assyrian kings-list and its fixing on the timeline of history. Their bearing point is the reported Sun eclipse during the eponym of Bur-Sagale over Nineveh in 763 BC. This may be correct, their teaching however that no names in the kings list nor the Eponym lists are missing or were ever deleted is impossible to accept. Other historical sources like the Bible and the historian Flavius Josephus learn different. I will show that certain Assyrian kings-names definitely were deleted from the kings list and that on several occasions in their history the Assyrian kings had co-regencies and consequently it is the Assyrian kings list and its modern chronology that needs adjusting.

    This week we continue with the successor of Shalmaneser V: the usurper Sargon II. Traditionally Sargon II is given a period of sole reign from 723/722 till 705/704 BC based on the interpretation of the Eponym-list. As was the case with Shalmaneser V using solely the Eponym-lists to determine the years of reign and the anchor-points on the time-line leads into error. It should be the Bible and the historian Flavius Josephus for use of anchor points on the timeline of history. Sargon II is mentioned by name in the Bible:

    Isaiah 20:1 In the year that Tartan came unto Ashdod, (when Sargon the king of Assyria sent him,) and fought against Ashdod, and took it; 2 At the same time spake the Lord by Isaiah the son of Amoz, saying, Go and loose the sackcloth from off thy loins, and put off thy shoe from thy foot. And he did so, walking naked and barefoot. 3 And the Lord said, Like as my servant Isaiah hath walked naked and barefoot three years for a sign and wonder upon Egypt and upon Ethiopia; 4 So shall the king of Assyria lead away the Egyptians prisoners, and the Ethiopians captives, young and old, naked and barefoot, even with their buttocks uncovered, to the shame of Egypt. 5 And they shall be afraid and ashamed of Ethiopia their expectation, and of Egypt their glory. 6 And the inhabitant of this isle shall say in that day, Behold, such is our expectation, whither we flee for help to be delivered from the king of Assyria: and how shall we escape?

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 265

     

    The prophet Isaiah places Sargon II on the time line in the year 719 BC at the time the Assyrians besieged Ashdod after the prophet had walked barefoot in the land for a period of three years as a sign.

    The other historical Books of the Bible do not mention Sargon II by name but instead refer during the époque we are studying now to the kings of Assyria, kings in plural. We will show that also Sargon II shared the crown with others, firstly with Shalmaneser V and secondly with Sennacherib his successor. Sargon II during his co-regency with Salmaneser V was subservient to him. Using the prophecy of Isaiah as a bearing point on the time line we can state that Sargon II was a co-regent of Shalmaneser V at that time. That observation however does not show itself in the preserved annals of Sargon II. The fall of Samaria in 717 BC for instance is claimed by Sargon II there where the Bible says it was Salmaneser V.

    Annals of Sargon: “7. I besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me.”

    (Excerpted from "Great Inscription in the Palace of Khorsabad," Julius Oppert, tr., in Records of the Past, vol. 9 (London: Samuel Bagster and Sons, 1877), pp. 3-20)

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The Bible states in contradiction that it was Shalmaneser who besieged and took Samaria. The Bible unmasks Sargon II in fact as a forger of history.

    2 Kings 18:9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the LORD their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the LORD commanded, and would not hear them, nor do them. (KJV)

     

    Since we have Sargon II mentioned as king over Assyria in the Bible in the year 719 BC when Ashdod was besieged, he is as such proven to have been a co-regent or with Shalmaneser V at the fall of Samaria in 717 BC. In fact we can reconstruct from the Bible what really happened between the years 720 till 717 BC.

     

     

    The two Assyrian armies one lead by Sargon II and the other lead by Salmaneser V descended south together till Megiddo where they split with the army of Sargon II moving towards Ashdod and the army of Salmaneser V marching on Samaria where a three year long siege was started. The eponym list does not refer to the siege of Samaria at all and in fact has a gap shown with several years missing.

    The siege and fall of Samaria is based on Biblical chronology firmly fixed in the years 720/717 BC. While Shalmaneser V was besieging Samaria the Eponym-list mentions the following brief activities of Sargon II:

    [719/718] During the eponomy of Sargon [II], the king of Assyria entered [.?.].

    [718/717] During the eponomy of Zeru-ibni, the governor of Rasappa, campaign against Tabal.

    [717/716] During the eponomy of Tab-¹ar-A¹¹ur, the chamberlain, Dur-©arruken [the new capital of Assyria] was founded.

     

    The eponym of Sargon II has the king of Assyria entered (?) between brackets. We can however fill in from his preserved annals that he campaigned in Elam that year: “6. This is what I did from the beginning of my reign to my fifteenth year of reign : I defeated KHUMBANIGAS, King of Elam, in the plains of Kalu.”

    While his tartan or field Marshall was at Ashdod with an army Sargon II was campaigning in the east.

    The annals we refer to are the ones that decorated the walls of his palace. On it Sargon II seems to have been omnipotent. Also the siege and victory over Samaria is found in this section on the wall:

    “7. I besieged and occupied the town of Samaria, and took 27,280 of its inhabitants captive. I took from them 50 chariots, but left them the rest of their belongings. I placed my Lieutenants over them; I renewed the obligation imposed upon them by one of the Kings who preceded me.

    8. HANUN, King of Gaza, arid SEBECH, Sultan of Egypt, allied themselves at Rapih to oppose me, and fight against me; they came before me, I put them to flight. SEBECH yielded before my cohorts, he fled, and no one has ever seen any trace of him since. I took with my own hand HANUN, King of Gaza.

    9. I imposed a tribute on PHARAOH, King of Egypt, SAMSIE, Queen of Arabia, IT-AMAR, the Sabean, of gold, sweet smelling herbs of the land, horses, and camels.”

     

    We noticed earlier in our reconstruction that in fact the army of Sargon II moved against Ashdod and marched on towards the Egyptian border while the army of Shalmaneser V laid siege to Samaria. At Raphia on the Egyptian border the army of Egypt under the leadership of a certain ‘Sebech’ was defeated by the Assyrians. This ‘Sebech’ must be a Assyrian variant of the Biblical pharaoh ‘So’ in whom the last king of Israel Hoshea had put his trust. The defeat of the Egyptian army under ‘So’ by the Assyrian army of Sargon II at the border sealed the fate of Samaria under siege by the army of Shalmaneser V. The prophecy of Isaiah Chapter 20:4 regarding Egypt was herewith fulfilled.

     

    The following year 718/717 BC according to the Eponym list has Sargon II campaigning against Tabal. This place is situated in the northwest of Assyria. This campaign is also preserved in detail on his palace walls:

    “11. Amris of Tabal, had been placed upon the throne of KHULLI his father; I gave to him a daughter and I gave him Cilicia which had never submitted to his ancestors. But he did not keep the treaty and sent his ambassador to URZAHA, king of Armenia, and to MITA, King of the Moschians, who had seized my provinces. I transported Amris to Assyria, with his belongings, the members of his ancestors' families, and the magnates of the country, as well as 100 chariots; I established some Assyrians, devoted to my government, in their places. I appointed my Lieutenant Governor over them, and commanded tributes to be levied upon them.”

     

    The following year 717/716 BC while Shalmaneser ‘s army finished the siege of Samaria by capturing it Sargon II started building his new capital: Dur-©arruken a place situated near modern Khorsabad in today ‘s Iraq. To the west the army of Sargon II campaigned that year against Hamath. The fate of the defeated king of Hamath defies all imagination:

    “12. JAUBID of Hamath, a smith, was not the legitimate master of the throne, he was an infidel and an impious man, and he had coveted the royalty of Hamath. He incited the towns of Arpad, Simyra, Damascus, and Samaria to rise against me, took his precautions with each of them, and prepared for battle. I counted all the troops of the god Assur; in the town of Karkar, which had declared itself for the rebel, I besieged him and his warriors, I occupied Karkar and reduced it to ashes. I took him, himself, and had him flayed, and I killed the chief of the rioters in each town, and reduced them to a heap of ruins. I recruited my forces with 200 chariots and 600 horsemen from among the inhabitants of the country of Hamath and added them to my empire.

     

    Hereafter follow the remaining eponym-list regarding Sargon II:

    [716/715] During the eponomy of Tab-sil-E¹arra, the governor of Libbi-ali, campaign against Mannea.

    Comment: The year 716 BC was the year Sennacherib became a co-regent of Sargon II. In a following article this will be discussed in detail.

    [715/714] During the eponomy of Taklak-ana-bli, the governor of Nisibis, governors were appointed.

    Comment: While the co-king Shalmaneser V is besieging Tyrus the eponym-list only mentions the appointment of governors while the annals of Sargon II have him capturing Karkemis. The fact that the taking Karkemis is not mentioned in the eponym-list leaves a question-mark.

    [714/713] During the eponomy of I¹tar-duri, the governor of Arrapha, campaign against Urartu and Musasi; [the statue of the god] Haldi was deported.

    Comment: While Shalmaneser V is still besieging Tyrus (according to Flavius Josephus) Sargon II is campaigning against Urartu.

    [713/712]During the eponomy of A¹¹ur-bani, the governor of Kalhu, the nobles fought at Ellipi; the god [...] entered his new temple, to Musasir.

    Comment: This year is the fourth year of the five-year siege of Tyrus by Shalmaneser V. Sargon II went to Musasir which was an important mountain-city in Urartu.

    [712/711] During the eponomy of ¹arru-emuranni, the governor of Mazamua, the king stayed in the land.

    Comment: the king stayed in the land is a euphemism for doing nothing.

    The year 712 BC is the year of the invasion of the Sea Peoples in the Levant and Egypt. The invasion and its revision on the time line of history had my attention in my published book (in Dutch) ‘De zonaanbidder’, 2016, appendix 1, page 149-158. The prophet Isaiah described the invasion in detail in his chapters 15/18. The year 712 BC was obtained with the revision of the years of reign of Ramses III. Ramses III was according to my revision one of the twelve kings that followed the priest-king Sethos (Herodotos Book 2, 147), the latter firmly fixed in the 8th Century BC by Herodotos.

    [711/710] During the eponomy of Inurta-alik-pani, the governor of Si'immel, campaign against Mar'a¹.

    Comment: The invasion of the Sea Peoples in 712 BC was halted by Ramses III the same year. Sargon residing in the heartland of Assur remained unharmed and was as such able to carry out his campaign against Maras the next year. In the meantime along the coast of the Levant some of the Sea Peoples had remained and settled there. In Asdod a Greek (Ionian) ruler had established himself as king over the region. In his preserved annals Sargon referred to the Greeks who had settled themselves in Asdod.

    32. AZURI, King of Ashdod, determined within himself to render no more tributes; he sent hostile messages against Assyria to the neighboring Kings. I meditated vengeance for this, and I withdrew from him the government over his country. I put his brother AKHIMIT on his throne. But the people of Syria, eager for revolt, got tired of AKHIMIT's rule, and installed IAMAN, who like the former, was not the legitimate master of the throne. In the anger of my heart, I did not assemble the bulk of my army nor divide my baggage, but I marched against Ashdod with my warriors, who did not leave the trace of my feet.

    33. IAMAN learnt from afar of the approach of my expedition; he fled beyond Egypt towards Libya (Meluhhi), and no one ever saw any further trace of him. I besieged and took Ashdod and the town of Gimtu-Asdudim; I carried away captive IAMAN'S gods, his wife, his sons, his daughters, his money and the contents of his palace, together with the inhabitants of his country. I built these towns anew and placed in them the men that my arm had conquered.

    34. I placed my Lieutenant as Governor over them, and I treated them as Assyrians. They never again became guilty of impiety.

    [710/709] During the eponomy of ©ama¹-bla-usur, the governor of Ahizuhina, campaign against Bit-zeri [against the Babylonian ruler Marduk-apla-iddina, who was defeated]; the king stayed in Ki¹.

    [709/708] During the eponomy of Mannu-ki-A¹¹ur-le'i, the governor of Tille, Sargon took the hand of Bl [and became king of Babylonia].

    Comment: This statement of Sargon II becoming king over Babylon in 709/708 BC is confirmed by the Ptolemy-canon. In the spring of 709 BC Sennacherib the son of Sargon II was besieging Jerusalem with his own army but was defeated. The spring of 709 was the 14th year of reign of Hezekiah (Oct 710/Sep 709 BC) based on the new chronology of the kings of Judah by applying the Sabbath and Jubilee years of reckoning. With the following article on Sennacherib this will be worked out in detail.

    38. MERODACH-BALADAN, son of IAKIN, King of Chaldaea, the fallacious, the persistent in enmity, did not respect the memory of the gods, he trusted in the sea, and in the retreat of the marshes; he eluded the precepts of the great gods, and refused to send his tributes. He had supported as an ally KHUMBANIGAS, King of Elam. He had excited all the nomadic tribes of the desert against me. He prepared himself for battle, and advanced. During twelve years,[ From 721 to 709 BC] against the will of the gods of Babylon, the town of BEL, which judges the gods, he had excited the country of the Sumers and Accads, and had sent ambassadors to them. In honor of the god Assur, the father of the gods, and of the great and august Lord MERODACH, I roused my courage I prepared my ranks for battle. I decreed an expedition against the Chaldeans, an impious and riotous people. MERODACH-BALADAN heard of the approach of my expedition, dreading the terror of his own warriors, he fled before it, and flew in the nighttime like an owl, falling back from Babylon, to the town of Ikbibel. …

    Comment: The defeat of Merodach Baladan, king of Babylon, by Sargon II as mentioned in his annals established to be 709 BC shows that using the eponym list solely as a guiding point delivers false navigation points of the time line of history. The Bible refers to Berodachbaladan visiting Hezekiah after the defeat of the Assyrian army of Sennacherib.

    2 Kings 20:12 King James Version (KJV) At that time Berodachbaladan, the son of Baladan, king of Babylon, sent letters and a present unto Hezekiah: for he had heard that Hezekiah had been sick. 13 And Hezekiah hearkened unto them, and shewed them all the house of his precious things, the silver, and the gold, and the spices, and the precious ointment, and all the house of his armour, and all that was found in his treasures: there was nothing in his house, nor in all his dominion, that Hezekiah shewed them not.

    According to Biblical chronology this history belongs on the time line of history after the defeat of the Assyrian army of Sennacherib in 709 BC. It was after the siege that Hezekiah became ill and 15 years were added to his lifespan. The visit of Merodach Baladan took place after the failed siege of Jerusalem by Sennacherib in Oct. 709/sept 708 BC and falls within the years of reign of Sargon II as stated by the Ptolemy canon.

    The biblical chronology as fabricated by Edwin R. Thiele on basis of the reign of Sennacherib according to the eponym list has as a result a wandering king of Babylon visiting Jerusalem in 701/700 BC.

    [708/707] During the eponomy of ©ama¹-upahhir, the governor of Habruri, Kummuhu was captured; a governor was appointed.

    [707/706] During the eponomy of ©a-A¹¹ur-dubbu, the governor of Tu¹han, the king returned from Babylon; the chief vizier, the nobles, the booty of Dur-Yakin was carried off; [...] Dur-Yakin was destroyed; in Ta¹rtu, the twenty-second, the gods of Dur-©arruken entered their temples.

    [706/705]During the eponomy of Mutakkil-A¹¹ur, the governor of Guzana, the king stayed in the land; the nobles were in Karalla; in Ajaru, the sixth, Dur-©arruken was completed; [...] received.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 267

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    07-10-2019 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geprofeteerde Messiaanse Vrederijk

    Recent heb ik drie afleveringen op mijn blog geplaatst met als onderwerp ‘het tijds-dal’ dat in verschillende oudtestamentische profetieën handelend over het beloofde herstel van Israël voorkomt. Op 30.07.2019 kreeg de profeet Micha (5:1-3) en diens profetie over de geboorteplaats van de Messias aandacht. Het tweede recente artikel op dit blog met als onderwerp het tijds-dal, dateert van 06.08.2019 en handelde over het tijds-dal in de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3171307

    Op 09.09.2019 ging het over het tijds-dal bij de profetie van Zacharia (9:9-10) wanneer deze de intocht van de Koning van Israël, de Messias of Gezalfde, in Jeruzalem zes eeuwen van tevoren voorspelde. Een profetie die op zondag 2 april 30 AD in vervulling ging toen Jezus op een ezelsveulen Zijn intrede te Jeruzalem deed (Matteüs 21:1-5).

    Zacharia 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. ( TIJDS-DAL)

    De verzen tien tot en met zeventien van Zacharia 9:9 gaan over het beloofde Messiaanse vrederijk dat als een gevolg van de verwerping van Jezus van Nazareth als Messias uitgesteld werd. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1567980000&stopdatum=1568584800

    Met de aflevering van deze week wil ik in het bijzonder aandacht geven aan het Messiaanse Vrederijk dat God ’s tijd, na het tijds-dal, in de toekomst opgericht zal worden. Het zogenaamde Messiaanse vrederijk luidt ook een nieuwe bedeling in. De draad met het Joodse volk wordt dan weer opgenomen en Israël als heilsorgaan hersteld. De bedeling van de Ekklesia sinds de eerste eeuw na Christus waarbij individuen uit de volken en uit Israël ‘uit’geroepen werden tot het Lichaam van Christus, is dan afgesloten. Volgens Zacharia 9:10 zullen bij de aanvang van het Vrederijk alle oorlogswapens vernietigd worden en zal er vrede zijn tot aan de einden der aarde. Een overblijfsel van de twaalf stammen van Israël zal dan het Beloofde Land erven en vanuit Jeruzalem zal het Woord van God uitgaan. Het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Zacharia geeft heel wat nauwkeurige details over de laatste strijd om Jeruzalem en de aanvang van het Vrederijk. In hoofdstuk 14:1-2 beschrijft de profeet hoe de HEERE God alle heidenen (niet-Joden) tegen Jeruzalem zal laten optrekken die de stad op gewelddadige wijze zullen innemen. In het heetst van de strijd zal de HEERE God ingrijpen en strijden tegen de legers van de verenigde volken (Zacharia 14:3) die tegen Jeruzalem zijn opgetrokken. Het is de gevreesde oorlog, een wereldoorlog die in het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps beschreven worden (Openbaring 16:16 en 19:11-21). Zacharia 14:4 beschrijft hoe de HEERE God op de Olijfberg nabij Jeruzalem zal terugkeren, en dat dan de Olijfberg als gevolg van een grote aardbeving middendoor zal splijten tot een groot dal strekkend van het oosten naar het zuiden. Naar dit ontstane dal zal een overblijfsel, een nalezing, van de bevolking van Jeruzalem in veiligheid kunnen vluchten. De aardbeving wordt door de profeet Zacharia beschreven als gelijkaardig aan de kracht van de historische aardbeving ten tijde van koning Uzzia, dat een meganatuurcatastrofe was (zie het artikel op dit blog van 17.11.2017: de moeder van alle verwoestingen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1510527600&stopdatum=1511132400). Het slot van Zacharia ’s profetie is als het volgt:

    Zacharia 14:6 En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht, en de dikke duisternis. 7 Maar het zal een enige dag zijn, die den HEERE bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn; en het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen. 8 Ook zal het te dien dage geschieden, dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen, de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn. (Statenvertaling)

     

    In vers zeven wordt nogmaals onderlijnd dat die dag alleen bij de HEERE God bekend is. Vers acht beschrijft verder hoe er vanuit een nieuwe bron levende wateren vanuit Jeruzalem zullen vloeien zowel naar de westelijke of Middellandse Zee als naar de Dode Zee die als een gevolg van dit bronwater of levend water gezond zal worden. Het is een profetie die we ook bij de profeten Ezechiël en Joël in detail beschreven vinden.

     

     

    In mijn boek ‘Kronieken van de koningen Israël’, 2017, blz. 147-167, geef ik aandacht aan het herstel van de tien plus twee stammen van Israël met focus op de stam Zebulon die volgens de profeet Ezechiël zijn woonplaats in het vrederijk aan de nieuwe oostelijke zee zal hebben.

    Zacharia 14:9 En de HEERE (JHWH) zal tot Koning over de ganse aarde zijn; te dien dage zal de HEERE (JHWH) een zijn, en Zijn Naam een. (Statenvertaling)

    Na een tijds-dal van nu bijna tweeduizend jaar waarvan de exacte duurtijd niet geopenbaard werd, zal de HEERE God tot Koning over de ganse aarde zijn en vangt een nieuwe bedeling van God ’s handelen met de mens aan. De duur van het Vrederijk is in de Bijbel in tegenstelling met de duur van het tijds-dal, wel geopenbaard. In Openbaring lezen we dat de duivel voor een periode van duizend jaar, de duur van de bedeling van het Messiaanse Vrederijk, gebonden zal worden.

    Openbaring 20:1 En ik zag een engel afkomen uit den hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn hand; 2 En hij greep den draak, de oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren; 3 En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geëindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. (Statenvertaling)

     

     

    De profeet Jesaja (11:1-12) geeft eveneens heel wat details over de algemene toestand der dingen in het Messiaanse Vrederijk. Flora en fauna zullen een nooit eerder geziene ontwikkeling kennen. De paradijselijke toestand van Eden wordt geëvenaard. Mens en (roof)dier zullen in harmonie met elkaar op aarde leven.

    Jesaja 11:6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven. 7 De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. 8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk. 9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken. 10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isaï, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn. 11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrië, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee. 12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden des aardrijks.

     

    De verzen elf en twaalf van het hierboven geciteerde Bijbelgedeelte handelen over de vergadering van een overblijfsel van Israël dat naar het land Israël na de oordeelstijd teruggebracht wordt. Het Bijbelboek Jesaja is een bron van informatie die over deze alsnog toekomstige tijd handelt. Tot aan praktisch het einde van het Bijbelboek wordt keer op keer de waarschuwing en belofte van herstel herhaald.

    Jesaja 65:17 Want ziet, Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen. 18 Maar weest gijlieden vrolijk, en verheugt u tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik schep Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid. 19 En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws. 20 Van daar zal niet meer wezen een zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt worden. 21 En zij zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten, en derzelver vrucht eten. 22 Zij zullen niet bouwen, dat het een ander bewone; zij zullen niet planten, dat het een ander ete, want de dagen Mijns volks zullen zijn als de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen verslijten. 23 Zij zullen niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring; want zij zijn het zaad der gezegenden des HEEREN, en hun nakomelingen met hen. 24 En het zal geschieden, eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen. 25 De wolf en het lam zullen te zamen weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg, zegt de HEERE. (Statenvertaling)

     

    De levenscondities die voor het Messiaanse Vrederijk beschreven worden overtreffen alles wat de huidige wereld betreft. De levensduur van de mensen die in de huidige bedeling zeventig tot tachtig jaar is (Psalm 90) zal dan gelijk zijn aan de dagen van een (eik)boom. Een rechtvaardige zal de duizend jaar overleven en deel kunnen uitmaken van de nieuwe bedeling die na het afsluiten van het duizendjarige vrederijk in de Bijbel beschreven wordt. Een zondaar zal pas na honderd jaar door de vloek getroffen worden. En het hoofdstuk sluit af met nogmaals de belofte dat mens en dier in harmonie met elkaar zullen leven.

    De profeet Zacharia waar ik dit artikel met begon leert dat een overblijfsel van de volken in het vrederijk aanwezig zal zijn. Deze volken zullen volgens de profetie jaarlijks naar Jeruzalem moeten trekken ter viering van het Loofhuttenfeest. Het weigeren van dit gebod houdt straf in.

    Zacharia 14:16 En het zal geschieden, dat al de overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der loofhutten. 17 En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen. 18 En indien het geslacht der Egyptenaren, over dewelke de regen niet is, niet zal optrekken noch komen, zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE die heidenen plagen zal, die niet optrekken zullen, om te vieren het feest der loofhutten. 19 Dit zal de zonde der Egyptenaren zijn, mitsgaders de zonde aller heidenen, die niet optrekken zullen, om te vieren het feest der loofhutten. 20 Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: De HEILIGHEID DES HEEREN. En de potten in het huis des HEEREN zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; 21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen den HEERE der heirscharen heilig zijn, zodat allen, die offeren willen, zullen komen, en van dezelve nemen, en in dezelve koken; en er zal geen Kanaäniet meer zijn, in het huis des HEEREN der heirscharen, te dien dage. (Statenvertaling)

     

    De profetie van Jesaja 65:17 over de “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen”, is nog niet de vervulling van de belofte van Openbaring 21:1 en kan best niet verward worden. Gedurende de bedeling van het Messiaanse Vrederijk zal de dood nog niet uitgebannen zijn. Die toestand vangt pas aan na het afsluiten van de toekomstige duizendjarige periode wanneer satan gebonden zal zijn en niet in staat de mens te verleiden.

    Openbaring 21:1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. 2 En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. 3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen , en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, 4 en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. 5 En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. (Enzoverder tot vers 27)

     

    De mens, geschapen met een vrije wil, gaat sinds zijn fatale keuze in de hof van Eden zijn eigen heilloze weg. Hetzelfde hoofdstuk drie van Genesis waar de zondeval beschreven wordt, vermeld ook de belofte (Genesis 3:15) dat de oude slang, zoals satan in Openbaring 20:1 genoemd wordt, de kop vermorzeld zal worden door het zaad van de vrouw: de Zoon van God, de Messias. Dit werd vervuld op Golgotha door de Heer Jezus Christus. God is liefde, schrijft Johannes in zijn eerste brief: 1 Johannes 4: 8 “Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde”. De ‘Liefde’ is het hele Wezen van God. Zijn strijd is aldus gans anders dan die van de tegenstanders. Hij zoekt niemand te onderwerpen. De profeet Jesaja noemt Hem een God, die Zich verborgen houdt, maar uiteindelijk volgens Zijn plan tot Zijn doel komt: de verlossing van de dood voor de mens en het herstel van alle dingen.

    Jesaja 45:15 Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland.

    De verschillende bedelingen van de laatste zesduizend jaar tonen keer op keer dat de mens op eigen kracht er niet geraakt en dat uitsluitend bij de HEERE God het heil is. Alleen door het geloof kan iemand zijn of haar geestelijke ogen geopend worden.

    Over de chronologie van de beschreven alsnog toekomstige gebeurtenissen in de Apocalyps schreef ik eerder op 28.06.2017 op dit blog een artikel: chronologie van de Apocalyps (vervolg), zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

    Toen ik met de studie van de bedelingenleer begon vond ik de bedeling van het Messiaanse Vrederijk en in het bijzonder de afsluiting van deze bedeling opmerkelijk, erg verrassend. Ik meende dat het met de mens na een periode van duizend jaar leven in volkomen harmonie met God en Zijn Schepping, volledig in orde zou zijn. Maar minder blijkt waar te zijn. Ook deze toekomstige bedeling blijkt te eindigen in opstand en oordeel, net zoals de vorige bedelingen. De boodschap is dat de mens er op eigen kracht niet geraakt en in iedere bedeling door de dood ingehaald wordt. Uitsluitend in het persoonlijk aannemen van Jezus Christus als Heiland is er hoop voor de mens (Johannes 1:12-13). Het is alleen door de Genade, alleen door de Bijbel, het Woord van God, dat eeuwige redding mogelijk is. Dit was de lijfspreuk van de moedige hervormer Maarten toen die in 1517 AD het herontdekte evangelie verkondigde: ‘Sola Fide, Sola Gratia, Sola Scriptura’. Alleen door het geloof, alleen de genade en uitsluitend door de Heilige Schriften die zonder tussenpersonen gelezen en geïnterpreteerd kunnen worden.

    De hier beschreven Ekklesia mag niet verward worden met het christendom. De Ekklesia is het lichaam van Christus (1 Korintiërs 12:27 - Colossenzen 1:24) en is verborgen in de wereld zoals de gelijkenissen in het Matteüs-evangelie leren.

    Matteüs 13:44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker. 45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zoekt; 46 Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. (Statenvertaling)

    Het christendom als godsdienst en plichtenleer verkondigt dat de parel van grote waarde Christus is en dat de mens zich volledig moet inzetten ter verkrijging van die parel. Volgens het evangelie echter is de parel van grote waarde de Ekklesia en is het Christus die alles opgegeven heeft en de parel gekocht heeft. Dit is een relatie binnen een nieuw, alsnog voor de wereld verborgen, organisme dat per definitie geen godsdienst is maar een liefdesrelatie.

    Johannes 15:12 Dit is Mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijkerwijs Ik u liefgehad heb. 13 Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden. 14 Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede. 15 Ik heet u niet meer dienstknechten; want de dienstknecht weet niet, wat zijn heer doet; maar Ik heb u vrienden genoemd; want al wat Ik van Mijn Vader gehoord heb, dat heb Ik u bekend gemaakt. (Statenvertaling)

    De Ekklesia bestaat uit individuen uit de volken en uit Israël die sinds de komst van de Trooster tot één lichaam gevormd worden.

    Galaten 3:27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus.

    Colossenzen 3:10(b).. die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, 11 waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.

     

    Wordt vervolgd….

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    30-09-2019 om 10:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Assyriër

    Tot nu toe heb ik in 2019 tweemaal een artikel op mijn blog geplaatst waarbij ik mijn uitgave van 1985: DE NIEUWE ORDE in opkomst, ISBN 90-73739-01-2, opnieuw onder de aandacht breng. Met de aflevering van 25.03.2019 kreeg het Bijbelse land Kusch en mijn identificatie in 1985 van het land met het moderne Ethiopië aandacht. Tegenwoordig als een destijds foutieve identificatie van Kusch bevonden dat ik rechtgezet heb. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1553468400&stopdatum=1554073200

    Op 24.06.2019 plaatste ik een artikel over de oorsprong van Put, de zoon van Cham, een zoon van Noach, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1561327200&stopdatum=1561932000

    Een volk dat ik in mijn boek van 34 jaar geleden als een bondgenoot van eindtijd-Magog/Rusland behandelde. Mijn identificatie van toen blijft staande. Het Bijbelse Put van de oudheid besloeg het gebied van het hedendaagse Libië, Tunesië en Algerije.

     

     

    Met het artikel van deze week wil ik ‘de Assyriër’ onder de aandacht brengen. In ‘De Nieuwe Orde in Opkomst’ was ik (naar mijn weten) een van de eerste auteurs die sinds Clarence Larkin (1850/1924), Dispensational Truth, 1920, de komende antichrist in Assyrië plaatste. Een staat die ook vandaag nog toekomst is. Het kernland van het oudheid-Assyrië met de steden Nineveh en Khorsabad bevindt zich heden in het noorden van de moderne staat Irak. De Bijbelvorser Hall lindsey (1929-) zag in zijn bekende boek ‘The Late, Great Planet Earth,1970’ (de planeet die aarde heette) en bestseller voorbarig de antichrist uit West Europa voortkomen.

    De Bijbelvorser Rev. Clarence Larkin (1850/1924) daarentegen leefde en werkte in een periode voordat Israël in 1948 opnieuw een staat in het oude gebied der vaderen werd. Hij was, meen ik, in zijn tijd vrij van en bewaard voor het eigentijds inpassen van veronderstelde ontwikkelingen van het profetische Woord. Voor Larkin was het vanuit de Bijbel duidelijk dat ‘de goddeloze’ van de eindtijd uit het voormalige gebied van het Grieks-Syrische Rijk zou voortkomen.

    Jesaja 11:4 Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden. (Statenvertaling)

    De ‘goddeloze’ van Jesaja 11:4 is dezelfde als ‘de Assyriër’ van hoofdstuk tien die tegen Jeruzalem oprukt. Het is dezelfde sinistere genius naar wie Paulus in 2 Thessalonicenzen 2:8 verwijst. De profeet Daniël (8:8-13) die na de val van het Assyrische Rijk ten tijde van Babylon en het Medisch-Perzische Rijk zijn bediening had ziet de eindtijd-tegenstander eveneens uit het gebied van het oude Assyrië voortkomen. De profetie van Daniël 8:8-13 werd gedeeltelijk vervult door het optreden van de historische Antiochus Epiphanes IV (175/164 v. Chr.), een nazaat van één van de vier aanzienlijke die mee het Rijk van Alexander de Grote verdeelde en het noordelijke Grieks-Syrische Rijk grondveste. De koningen van het Grieks-Syrische Rijk worden door de profeet Daniël als ‘de koningen van het noorden’ beschreven. Het profetische noorden in de Bijbel is het gebied van het oude Assyrië. De profeet Sefanja geeft dit duidelijk weer:

    Sefanja 2:13 En Hij (JHWH) zal zijn hand tegen het Noorden uitstrekken, Hij zal Assur te gronde richten en Nineveh tot een wildernis maken…”

    De identificatie van de komende antichrist als een Assyriër opent een aantal Bijbelteksten waar over ‘de Assyriër’ geschreven wordt. Zo is er de bekende profetie van Micha hoofdstuk 5:1 waar de plaats van de geboorte van de Messias te Bethlehem voorspeld wordt. De verzen daaropvolgend wachten nog op hun vervulling (zie het artikel op dit blog van 30.07.2019, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1564351200&stopdatum=1564956000). Het is een Bijbelgedeelte waar opnieuw Assur ten tijde van het herstel van Israël voorkomt.

    Het hierna volgende Bijbelgedeelte is van de profeet Jesaja en beschrijft ‘de Assyriër’ en een offensief dat historisch niet geplaatst kan worden. Het blijkt nog toekomst te zijn: vooraf geschreven geschiedenis.

    Jesaja 10:24 Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren; 25 Want nog een klein weinig, zo zal volbracht worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. 26 Want de HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian was aan de rots van Oreb; en gelijk Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen zal, naar de wijze der Egyptenaren. 27 En het zal geschieden ten zelfden dage, dat zijn last zal afwijken van uw schouder, en zijn juk van uw hals; en het juk zal verdorven worden, om des Gezalfden wil. 28 Hij komt te Ajath, hij trekt door Migron; te Michmas legt hij zijn gereedschap af. 29 Zij trekken door den doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht. 30 Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth! 31 Madmena vliedt weg, de inwoners van Gebim vluchten met hopen. 32 Nog een dag blijft hij te Nob; hij zal er zijn hand bewegen tegen den berg der dochter van Sion, den heuvel van Jeruzalem. 33 Doch ziet, de Heere HEERE der heirscharen zal met geweld de takken afkappen, en die hoog van gestalte zijn, zullen nedergehouwen worden; en de verhevenen zullen vernederd worden. 34 En Hij zal met ijzer de verwarde struiken des wouds omhouwen; en de Libanon zal vallen door den Heerlijke. (Statenvertaling)

     

    Het geciteerde Bijbelgedeelte van de profeet Jesaja met de beschrijving van een veldtocht van een Assyrisch leger richting Jeruzalem, heeft zich in de geschiedenis nooit voorgedaan. Wanneer we de chronologie van het Bijbelboek Jesaja volgen merken we dat Jesaja deze profetie neerschreef ten tijde van de regeringsperiode van koning Achaz van Juda (Jesaja 7:1 en 14:28) (739/722 v. Chr.). De invasie van Juda en de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib zou in 709 v. Chr. plaatsvinden tijdens de regeerperiode van koning Hizkia, de zoon van Achaz. En wat heel opmerkelijk is: de marsroute van het Assyrische leger richting Jeruzalem geschiedde toen via het zuiden vanuit Lachis. Over de historische Assyrische koning Sanherib schreef ik op 03.12.2018 op dit blog een artikel, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1543791600&stopdatum=1544396400

     

     

    De kaart hierboven uit de voortreffelijke MacMillan Bijbelatlas, toont de mars-richting van het leger van Sanherib naar Jeruzalem via de route Lachis. De marsroute van de eindtijd-Assyriër heb ik met een rood kader gemarkeerd. Naar onze tijd getransponeerd herkennen we de zogenaamde Westbank en de plaatsen waar heden op grote schaal door de staat Israël nederzettingen en nieuwe steden worden gebouwd. Ook de profeet Micha ziet een eindtijd-Assyriër zijn rol vervullen.

    Micha 5:4 Wanneer Assur in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen, 5 die het land Assur zullen weiden met het zwaard en het land van Nimrod in zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt.

     

     

    Openbaring 6:1 En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie! 2 En ik zag, en ziet, een wit paard, en Die daarop zat, had een boog; en Hem is een kroon gegeven, en Hij ging uit overwinnende, en opdat Hij overwonne!

     

    Zeven herders en acht vorsten uit de mensen zullen daarna met het zwaard het land van Nimrod weiden. Een historische invulling aan dit Bijbelgedeelte geven is onmogelijk. Het is vooraf geschreven geschiedenis: Bijbelse profetie. De bezetting van het land van Nimrod is voor een bepaalde tijd want de profeet Jesaja leert dat Assyrië in het Messiaanse Vrederijk uiteindelijk als volk en land hersteld wordt.

    Jesaja 19:23 Te dien dage zal er een gebaande weg wezen van Egypte in Assyrië, dat de Assyriërs in Egypte, en de Egyptenaars in Assyrië komen zullen; en de Egyptenaars zullen met de Assyriërs den Heere dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde wezen met de Egyptenaren en met de Assyriërs, een zegen in het midden van het land. 25 Want de HEERE der heirscharen zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriërs, het werk Mijner handen, en Israël, Mijn erfdeel!

     

    Maar vooraleer deze profetie werkelijkheid wordt zal er nog een donkere periode voor Israël en de wereld aanbreken. Van uit het gebied van het oude Oost-Romeinse Rijk zal de wereld in de eindtijd gedurende zeven jaar gedirigeerd worden. Het Oost-Romeinse Rijk zal in de toekomst opnieuw geformeerd worden door een federatie van vijf landen. Deze vijf landen zullen zich verenigen met vijf koningen/landen uit het gebied van het voormalige West-Romeinse Rijk en aldus het Romeinse Rijk van de oudheid opnieuw op de kaart plaatsen. Na drie en een half jaar geven de tien koningen of leiders hun macht over aan een elfde leider: de Assyriër. Over de chronologie van de eindtijdgebeurtenissen schreef ik eerder op dit blog een artikel op 28.06.2017, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

     

    Wordt vervolgd….

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    23-09-2019 om 08:59 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Assyriology revised. Shalmaneser V the conqueror of Samaria

    The orthodox period of reign of the Assyrian king Shalmaneser V revised.

    This week’s article continues with the revision of the kings of Assyria in order to bring them in a chronological line with the contemporary Biblical kings at the time. Our first article was the one of 01.07.2019: Assyriology revised. The Biblical Assyrian kings Pul and Tiglath Pileser III are two separate kings and not one. See link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1561932000&stopdatum=1562536800

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 265

     

    Assyriology has a fundamentalist approach in the way they present the fixing of the Assyrian kings on the timescale of history. Their fixing point of the reported Sun eclipse during the eponym of Bur-Sagale over Nineveh in 763 BC may be correct their teaching however that no names are supposedly missing or were ever deleted in the Assyrian kings list or Eponym lists is impossible to accept. Other historical sources like the Bible and the historian Flavius Josephus learn different but are rejected. This is however not my viewpoint and this article and the ones to follow will show that some Assyrian kings-names definitely went missing, were deleted from the kings list and that on several occasions in their history the Assyrian kings had co-regencies and consequently it is the Assyrian kings list and its modern chronology that needs adjusting.

    The successor of Tiglath Pileser III was his son Shalmaneser V who is mentioned in the Bible as the Assyrian king who besieged and conquered Samaria and carried away the ten tribes of Israel into captivity. According to orthodox Assyriology it was Sargon II who took Samaria and was responsible for the exile of the ten tribes Israel. The preserved annals of Sargon II are regarded as truthful history recording? Orthodox Assyriology placed the reign period of Shalmaneser V on the timescale from 727 BC till 719 BC based on their interpretation of the Eponym list. The fall of Samaria is accordingly in contradiction with the Bible, fixed at 722 BC instead of the year 717 BC. obtained when applying Flavius Josephus Biblical statements:

    7b. … And such was the end of the nation of the Hebrews, as it hath been delivered down to us, it having twice gone beyond Euphrates; for the people of the ten tribes were carried out of Samaria by the Assyrians, in the days of king Hoshea; after which the people of the two tribes that remained after Jerusalem was taken [were carried away] by Nebuchadnezzar, the king of Babylon and Chaldea. Now as to Shalmanezer, he removed the Israelites out of their country, and placed therein the nation of the Cutheans, who had formerly belonged to the inner parts of Persia and Media, but were then called Samaritans, by taking the name of the country to which they were removed; but the king of Babylon, who brought out the two tribes, placed no other nation in their country, by which means all Judea and Jerusalem, and the temple, continued to be a desert for seventy years; but the entire interval of time which passed from the captivity of the Israelites, to the carrying away of the two tribes, proved to be a hundred and thirty years, six months, and ten days.

    Flavius Josephus, Antiquities, Chapter X, ix.7b

    The exile of the two tribes by Nebuchadnezzar, the king of Babylon, is fixed in the year 586 BC in the month Ab or July/August. Which leads us to the year 717 BC for the exiles of the ten tribes.

    Assyriology has furthermore Sennacherib besieging Jerusalem in 701 BC based on the same interpretation of the eponym list. The Biblical year for this event is 709 BC. The fabricated years of 722 and 701 BC are in contradiction with the Bible Book 2 Kings 18 that clearly states that the fall of Samaria occurred in the sixth year of reign of Hezekiah and the same Bible passage has Sennacherib at the gates of Jerusalem in year fourteen of Hezekiah. One of the two sources is incorrect.

    2 Kings 18:1 Now it came to pass in the third year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Hezekiah the son of Ahaz king of Judah began to reign. 2 Twenty and five years old was he when he began to reign; and he reigned twenty and nine years in Jerusalem. His mother's name also was Abi, the daughter of Zachariah. 3 And he did that which was right in the sight of the Lord, according to all that David his father did. 4 He removed the high places, and brake the images, and cut down the groves, and brake in pieces the brasen serpent that Moses had made: for unto those days the children of Israel did burn incense to it: and he called it Nehushtan. 5 He trusted in the Lord God of Israel; so that after him was none like him among all the kings of Judah, nor any that were before him. 6 For he clave to the Lord, and departed not from following him, but kept his commandments, which the Lord commanded Moses. 7 And the Lord was with him; and he prospered whithersoever he went forth: and he rebelled against the king of Assyria, and served him not. 8 He smote the Philistines, even unto Gaza, and the borders thereof, from the tower of the watchmen to the fenced city. 9 And it came to pass in the fourth year of king Hezekiah, which was the seventh year of Hoshea son of Elah king of Israel, that Shalmaneser king of Assyria came up against Samaria, and besieged it. 10 And at the end of three years they took it: even in the sixth year of Hezekiah, that is in the ninth year of Hoshea king of Israel, Samaria was taken. 11 And the king of Assyria did carry away Israel unto Assyria, and put them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes: 12 Because they obeyed not the voice of the Lord their God, but transgressed his covenant, and all that Moses the servant of the Lord commanded, and would not hear them, nor do them. 13 Now in the fourteenth year of king Hezekiah did Sennacherib king of Assyria come up against all the fenced cities of Judah, and took them.

     

    The sixth year of reign of Hezekiah is according to my revision established to be the year October 718/September 717 BC (TIJD en TIJDEN, 2015, page 327/330) and is used as a navigation-point on the timescale. The fall of Samaria in the sixth year of reign of king Hezekiah is as such fixed on the timescale in February of the year 717 BC. The siege of Samaria had lasted three years after which the city was taken. Scripture firmly fixes the kings of Judah and Israel on the timescale.

    The obtained years deviate from the commonly accepted years 722 BC for the fall of Samaria and 701 BC for the fourteenth year of Hezekiah. These years were fabricated by Edwin R. Thiele (1895/1986) and published in his book ‘The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, 1977’. Thiele shortened the reign lengths of the kings of Judah and Israel in order to make them fit with the Assyrian Kings-list and bring them in line with the supposedly years of reign of Sargon II and Sennacherib.

    Not all researchers realize however that in order for Thiele to offer his reconstruction of the chronology of the Hebrew Kings to the world he had to declare that 2 Kings 18 was superficially added to the Bible. A bold statement he made since he was not able to fix 2 Kings 18 to fit with the Assyrian kings list and its supposedly fixed years. This is not however my viewpoint and the article will show that it are the Assyrian years of reign of Shalmaneser V, Sargon II and Sennacherib that need to be adjusted on the timescale.

     

    Let us start with the Eponym list and its interpretation in order to adjust Shalmaneser ’s reign on the time scale and bring it in line with Bible-chronology. It will also be shown that Shalmaneser reigned much longer than the years granted according to the eponym list. Let us start with the eponym list as it is usually interpreted:

    [727/726] During the eponomy of Bl-Harran-bla-usur, the governor of Guzana, campaign against [...]. Ðalmaneser [V] ascended the throne.

    [726/725] During the eponomy of Marduk-bla-usur, the governor of Amedi, the king stayed in the land.

    [725/724] During the eponomy of Mahde, the governor of Nineveh, campaign against [.?.].

    [724/723] During the eponomy of Aðður-iðmanni, the governor of Kalizi, campaign against [.?.].

    [723/722] During the eponomy of Ðalmaneser, the king of Assyria, campaign against [.?.].

    [722/721] During the eponomy of Inurta-ilaya, the commander in chief.

    [721/720] During the eponomy of Nab-taris, the governor of [.?.]ti.

    [720/719] During the eponomy of Aðður-nirka-da'in, the governor of [.?.]ru.

    [719/718] During the eponomy of Sargon [II], the king of Assyria entered [.?.].

     

    The number of question marks that are added in the above mentioned text shows that not much is known about Shalmaneser based on the eponym list only. The only discovered Assyrian source beside the eponym list is a text-fragment on a small cylinder that is kept in the British Museum (K.38345). The text as published by Daniel David Luckenbill, Chicago, 1926, reads as follows:

    829. … who did not bow in submission at his feet… the mention of his name… his word (?) …bringing… hastely before him… those not obedient to my (?) command … that … he caused to be surrounded, surrounding the town… the god in whom he trusted… with his help not draw my (?) yoke … who carried off … and was turning (them, it) to himself (his known use) … his word and the mention of his name they did not fear, and did not dread his rule … overflowed his land (?) and laid it low like a deluge … his own … fell upon him and his life was no more … I (?) carried off and brought to Assyria. 830. I am Shalmaneser the mighty king, king of the universe, king of Assyria, king of the four regions of the world, viceroy of Babylon, king of Sumer and Akkad, son of …, king of Assyria; most precious scion of Assyria, seed of Royalty, of the eternal days… of Borsippa, whose site (?) had been damaged by the violence of the mighty floods… its damage I repaired and strengthened its structure.

    … May Nabu look upon the temple with delight.

     

    And that is all what we have on Shalmaneser V outside the Bible and Flavius Josephus. The latter mentioned historian can also be used to reconstruct the time of reign of Shalmaneser on the timescale after which it is clear that a ‘damnatio memoriae’ was carried out by Shalmaneser ’s successor: Sargon II.

    Assyriology does accept that Shalmaneser V laid siege to Samaria as stated by the Bible. They read ‘Samaria’ in the missing places in the eponyms of Mahde, Assur-ismanni and Shalmaneser where we have a question-mark between brackets in the above mentioned eponym list. Other sources have Shamarain mentioned in the eponym list. Although Shamarain deviates from the normally used Samerinaya for Samaria by the Assyrians, one chooses for the identification with Samaria. Against this identification spoke the well-known Albright (quoted by Merrill F. Unger, Israel and the Aramaeans of Damascus, Chapter X, footnote 33). Shamarain or better Shabarain is to be identified with Sibraim whereas Samarinaya remains Samarinaya for Samaria.

    The siege of Samaria lasted three years and the conclusion should be that three years are herewith missing in the Eponym list showing at the same time that the list is not complete and has definitely parts missing. This conclusion however was unthinkable for Thiele when he made his shameless declaration about the Bible.

    2 Kings 17:1 In the twelfth year of Ahaz king of Judah began Hoshea the son of Elah to reign in Samaria over Israel nine years. 2 And he did that which was evil in the sight of the LORD, but not as the kings of Israel that were before him. 3 Against him came up Shalmaneser king of Assyria; and Hoshea became his servant, and gave him presents. 4 And the king of Assyria found conspiracy in Hoshea: for he had sent messengers to So king of Egypt, and brought no present to the king of Assyria, as he had done year by year: therefore the king of Assyria shut him up, and bound him in prison. 5 Then the king of Assyria came up throughout all the land, and went up to Samaria, and besieged it three years. 6 In the ninth year of Hoshea the king of Assyria took Samaria, and carried Israel away into Assyria, and placed them in Halah and in Habor by the river of Gozan, and in the cities of the Medes. 7 For so it was, that the children of Israel had sinned against the LORD their God, which had brought them up out of the land of Egypt, from under the hand of Pharaoh king of Egypt, and had feared other gods, 8 And walked in the statutes of the heathen, whom the LORD cast out from before the children of Israel, and of the kings of Israel, which they had made.

     

    The Bible places Shalmaneser V much earlier on the throne of Assyria than the Eponym list seems to learn. The above mentioned quotation places Shalmaneser on the throne when Hoshea became king over Israel in the twelfth year of reign of Ahaz. This year was established to be oct727/sep726 BC. But since Hoshea had two terms of reign over Israel of nine years each, one as vassal of Assyria and one as independent of Assyria we have to put Shalmaneser already as co-king from 735 BC being year 20 since the death of king Jotham of Judah.

    2 Kings 15:29 In the time of Pekah king of Israel, Tiglath-Pileser king of Assyria came and took Ijon, Abel Beth Maakah, Janoah, Kedesh and Hazor. He took Gilead and Galilee, including all the land of Naphtali, and deported the people to Assyria. 30 Then Hoshea son of Elah conspired against Pekah son of Remaliah. He attacked and assassinated him, and then succeeded him as king in the twentieth year of Jotham son of Uzziah. 31 As for the other events of Pekah’s reign, and all he did, are they not written in the book of the annals of the kings of Israel?

     

    Shalmaneser V was a co-regent of Tiglath Pileser III. There was clearly more than one king in Assyria at the same time. Some kings in co-regencies others even as co-kings. In his last year Pekah before he was murdered by Hoshea marched against Jerusalem allied with Aram. It is in that particular year that king Ahaz of Judah wrote a letter to the kings of Assyria (kings in plural) for help against the deadly alliance of Samaria and Damascus.

    2 Chronicles 28:16 At that time did king Ahaz send unto the kings of Assyria to help him. 17 For again the Edomites had come and smitten Judah, and carried away captives. 18 The Philistines also had invaded the cities of the low country, and of the south of Judah, and had taken Bethshemesh, and Ajalon, and Gederoth, and Shocho with the villages thereof, and Timnah with the villages thereof, Gimzo also and the villages thereof: and they dwelt there. 19 For the Lord brought Judah low because of Ahaz king of Israel; for he made Judah naked, and transgressed sore against the Lord. 20 And Tilgathpilneser king of Assyria came unto him, and distressed him, but strengthened him not.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, page 266

     

    The letter was sent to the kings of Assyria in plural but it was Tiglath Pileser III who descended to Damascus in 735 BC attacking the Arameans from the rear thus relieving Judah. I have Shalmaneser V in my revision sharing the crown of Assyria as from the year 735 BC.

    Hereafter follows the adjusted eponym list for Shalmaneser V. The years between brackets are the year of orthodox Assyriology:

    730/729 [727/726] During the eponomy of Bl-Harran-bla-usur, the governor of Guzana, campaign against [.?.]. Ðalmaneser [V] ascended the throne.

    729/728 [726/725] During the eponomy of Marduk-bla-usur, the governor of Amedi, the king stayed in the land.

    728/727 [725/724] During the eponomy of Mahde, the governor of Nineveh, campaign against [Shamarain?].

    727/726 [724/723] During the eponomy of Aðður-iðmanni, the governor of Kalizi, campaign against [Shamarain?].

    726/725 [723/722] During the eponomy of Ðalmaneser, the king of Assyria, campaign against [Shamarain?].

    725/724 [722/721] During the eponomy of Inurta-ilaya, the commander in chief.

    724/723 [721/720] During the eponomy of Nab-taris, the governor of [.?.]ti.

    723/722 [720/719] During the eponomy of Aðður-nirka-da'in, the governor of [.?.]ru.

    Comment: In April 722 BC the month and year of the death of King Ahaz of Judah a mega-nature-catastrophe struck the ancient world and is among other causes responsible for another ‘damnatio memoriae’ in Assyria carried out by the successor of Shalmaneser V: Sargon II. The earlier mentioned text on a cylinder kept in the British Museum refers to ‘the violence of the mighty floods’ and is a description of the destructions caused by the mega-nature-catastrophe.

    We do not know as yet what the whereabouts of Shalmaneser V where in the years 722/721 BC and 721/720 BC but from the spring of 720 BC till 717 BC we have him definitely according to biblical chronology besieging Samaria. At the same time we have Sargon II as a co-regent of Shalmaneser V campaigning against Ashdod and other cities in the Levant while Shalmaneser V was besieging Samaria. After the demise of Shalmaneser V much later his co-regent Sargon II claimed all the credit for the siege of Samaria and the deportation of Israel in exile.

    After the siege of Samaria we know from Flavius Josephus that Shalmaneser started a siege of Tyrus that would last five years.

    1. WHEN Shalmaneser, the king of Assyria, had it told him, that [Hoshea] the king of Israel had sent privately to So, the king of Egypt, desiring his assistance against him, he was very angry, and made an expedition against Samaria, in the seventh year of the reign of Hoshea; but when he was not admitted [into the city] by the king, he besieged Samaria three years, and took it by force in the ninth year of the reign of Hoshea, and in the seventh year of Hezekiah, king of Jerusalem, and quite demolished the government of the Israelites, and transplanted all the people into Media and Persia among whom he took king Hoshea alive; and when he had removed these people out of this their land he transplanted other nations out of Cuthah, a place so called, (for there is [still] a river of that name in Persia,) into Samaria, and into the country of the Israelites. … …

     

    …. 2. And now the king of Assyria invaded all Syria and Phoenicia in a hostile manner. The name of this king is also set down in the archives of Tyre, for he made an expedition against Tyre in the reign of Eluleus; and Menander attests to it, who, when he wrote his Chronology, and translated the archives of Tyre into the Greek language, gives us the following history: “One whose name was Eluleus reigned thirty-six years; this king, upon the revolt of the Citteans, sailed to them, and reduced them again to a submission. Against these did the king of Assyria send an army, and in a hostile manner overrun all Phoenicia, but soon made peace with them all, and returned back; but Sidon, and Ace, and Palsetyrus revolted; and many other cities there were which delivered themselves up to the king of Assyria. Accordingly, when the Tyrians would not submit to him, the king returned, and fell upon them again, while the Phoenicians had furnished him with threescore ships, and eight hundred men to row them; and when the Tyrians had come upon them in twelve ships, and the enemy's ships were dispersed, they took five hundred men prisoners, and the reputation of all the citizens of Tyre was thereby increased; but the king of Assyria returned, and placed guards at their rivers and aqueducts, who should hinder the Tyrians from drawing water. This continued for five years; and still the Tyrians bore the siege, and drank of the water they had out of the wells they dug." And this is what is written in the Tyrian archives concerning Shalmaneser, the king of Assyria.

    Translation by William Whiston: http://sacred-texts.com/jud/josephus/ant-9.htm )

     

    The five-year siege of Tyrus is not mentioned in the eponym list nor preserved otherwise in Assyria. We only have the recording by Flavius Josephus who refers to the archives of the Tyrians. It all shows clearly the ‘damnatio memoriae’ carried out by Sargon II regarding his predecessor Shalmaneser V.

    The siege of Tyrus by Shalmaneser V started in the year 717 BC and lasted till 712 BC. The Eponym of ðarru-emuranni in the year 712/711 BC has ‘the king stayed in the land’, which is an euphemism regarding Sargon II for doing nothing. The reason being the invasion of the Greeks in the Levant and Egypt in 712 BC. A flood of Greek warriors that was repelled by Egyptian forces and was all over by the end of the summer of 712 BC.

     

    Orthodox Assyriology identifies Shalmaneser V with a Babylonian king named Uloulaios who according to the Ptolemy-canon reigned from 726 BC till 721 BC. In view of the reconstruction of Shalmaneser V’s reign we do not have to seek this difficult identification anymore and leave Uloulaios independent on the throne of Babylon while Shalmaneser V was satisfied with a tributary-status regarding Babylon just like his predecessor Tiglath Pileser III.

    The conclusion regarding the revision of the length of reign of Shalmaneser is that he apparently reigned much longer than the Eponym-list is showing. Revised we have him on the time-scale from at least 735 BC till 712 BC. The Greek invasion revised to the year 712 BC interrupted the siege of Tyrus by the Assyrian army of Shalmaneser V and probably caused the end of the king. Sargon II who had stayed in the land that year took control of the state and carried out his ‘damnatio memoriae’ on Shalmaneser V the result being that today we only have a small cylinder with a fragmentary text on it and a few lines in the Eponym-list. Sargon II claimed the fall of Samaria to be his achievement as well as the deportation of the ten tribes of Israel in Assyrian exile.

     

    To be continued…

    Robert De Telder

     

    Recent publications (Dutch):

    see link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder


    16-09-2019 om 08:11 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël - Zacharia

    Over een tijds-dal in een oudtestamentische profetie schreef ik recent twee artikels op dit blog. Op 30.07.2019 plaatste ik een artikel op dit blog over de bekende voorspelling van de profeet Micha over de plaats van de geboorte van de beloofde Messias voor Israël.

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe;…(TIJDS-DAL)    

    … dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. 3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde. (Statenvertaling)

     

    Bij de eerste komst van Messias Jezus werd met de geboorte van de Heiland in Bethlehem vers één en de eerste helft van vers twee vervuld. Het vervolg van de profetie werd als een gevolg van de afwijzing van Jezus door de generatie van toen, uitgesteld en ving een tijds-dal in de profetie aan. Uitstel echter en geen afstel! Het beloofde Messiaanse Vrederijk met het herstel van alle dingen komt er aan. De profeet Micha zag één komst van de Messias zonder het tijds-dal geopenbaard te krijgen dat na de verwerping van Jezus Christus in 30 AD voor onbepaalde tijd ontstond. De Messias werd dan wel in de volheid der tijden te Bethlehem geboren, als een gevolg van zijn verwerping volgde toen echter geen herstel van Israël. Veertig jaar later in 70 AD volgde de vernietiging van Jeruzalem, zowel stad als Tempel door de Romeinse bezetter, en begon een wereldwijde diaspora voor Israël. Omdat zij de tijd niet hadden opgemerkt dat God naar hen omzag (Lucas 19:44).

    Het tweede recente artikel op dit blog met als onderwerp het tijds-dal, dateert van 06.08.2019 en handelde over het tijds-dal in de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3171307

    De evangelist Lucas (4:16-19) brengt de geschiedenis van de Heer Jezus Christus die met Jom Kippoer op 29 september 27 AD in de synagoge te Nazareth de profetie van de profeet Jesaja hoofdstuk 61 voorlas, en daar het aangename jaar des HEEREN of het Jubeljaar aankondigde. In de helft van vers twee van het Bijbelboek Jesaja hoofdstuk 61 stopte de Heiland met citeren, daar waar het Bijbelgedeelte verder ging met de belofte van het herstel van Israël. Tussen het uitroepen van het jaar van het welbehagen des HEEREN en het herstel van Israël zijn er inmiddels 1992 jaar of bijna tweeduizend jaar van het TIJDS-DAL verlopen. Een tijds-dal dat ook de profeet Jesaja niet mocht zien. Deze profeten zagen als het ware één bergtop die de komst van de Gezalfde aankondigde, maar niet het tijds-dal tussen de twee komsten in.

     

    Bij de profeet Zacharia in het Oude Testament merken we hetzelfde patroon. De betekenis van zijn Hebreeuwse naam is heel toepasselijk: JHWH heeft herinnerd. De profeet Zacharia zag in de zesde eeuw v. Chr. de verwachte Heiland en Koning van Israël op een ezelsveulen Jeruzalem binnenrijden. Een belangrijk detail dat met Jezus op zondag 2 april 30 AD in vervulling ging.

    Zacharia 9:9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen. ( TIJDS-DAL)

     

     

    © James Tissot (1836/1902 AD). Artistieke voorstelling van de intrede van de Heer Jezus Christus te Jeruzalem op een ezelsveulen.

    Psalm 118:24 Dit is de dag, dien JHWH gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen, en verblijd zijn. 25 Och JHWH! geef nu heil; och JHWH geef nu voorspoed. 26 Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des JHWH. Wij zegenen ulieden uit het huis des JHWH. 27 JHWH is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feest offer met touwen tot aan de hoornen van het altaar. 28 Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. 29 Loof JHWH, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. (Statenvertaling)

     

    Zacharia 9:10 En Ik zal de wagens uit Efraïm uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. 11 U ook aangaande, o Sion! door het bloed uws verbonds, heb Ik uw gebondenen uit den kuil, daar geen water in is, uitgelaten. 12 Keert gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen, die daar hoopt! ook heden verkondig Ik, dat Ik u dubbel zal wedergeven; 13 Als Ik Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraïm den boog zal gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion! zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben als het zwaard van een held. 14 En de HEERE zal over henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal voorttreden met stormen uit het zuiden. 15 De HEERE der heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen zullen ten ondergebracht hebben; zij zullen ook drinken, en een gedruis maken als de wijn; en zij zullen vervuld worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars. 16 En de HEERE, hun God, zal ze te dien dage behouden, als zijnde de kudde Zijns volks; want gekroonde stenen zullen in Zijn land, als een banier, opgericht worden. 17 Want hoe groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken. (Statenvertaling)

     

    Zacharia 9:9 werd vervuld bij de eerste komst van Christus op zondag 2 april 30 AD. Indien Israël Jezus als de Gezalfde aanvaard zou hebben zou vers tien en de volgende verzen daarna in vervulling gegaan zijn. Het is anders gelopen.

    Johannes 1:10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven; 13 Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. 14 En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.

     

    De vervulling van Zacharia 9:9 vinden we bij de evangelist Matteüs vermeld:

    Matteüs 21:1 En als zij nu Jeruzalem genaakten, en gekomen waren te Beth-fage, aan den Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende tot hen: 2 Gaat heen in het vlek, dat tegen u over ligt, en gij zult terstond een ezelin gebonden vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt ze tot Mij. 3 En indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden. 4 Dit alles nu is geschied, opdat vervuld worde, hetgeen gesproken is door den profeet, zeggende: 5 Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen, zijnde een jong ener jukdragende ezelin. 6 En de discipelen heengegaan zijnde, en gedaan hebbende, gelijk Jezus hun bevolen had, 7 Brachten de ezelin en het veulen, en leiden hun klederen op dezelve, en zetten Hem daarop. 8 En de meeste schare spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen takken van de bomen, en spreidden ze op den weg. 9 En de scharen, die voorgingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen! 10 En als Hij te Jeruzalem inkwam, werd de gehele stad beroerd, zeggende: Wie is Deze? 11 En de scharen zeiden: Deze is Jezus, de Profeet van Nazareth in Galilea.

     

    Een meerderheid van diezelfde menigte die Jezus als de beloofde Koning in Jeruzalem verwelkomde zou hem korte tijd later verwerpen. De profetie van Zacharia hoofdstuk 9:10 werd als een gevolg uitgesteld.

    Zacharia 9:10 En Ik zal de wagens uit Efraïm uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.

     

    Het beloofde vrederijk dat de profeet Zacharia in de zesde eeuw v. Chr. mocht aanschouwen zal eerst bij de tweede of wederkomst van de Heiland werkelijkheid worden. De paarden en wagens waar Israël in die eeuw op vertrouwde zullen teniet gedaan worden en een algemene wereldwijde vrede zonder oorlogswapens zal volgens de profetie realiteit worden. God zelf zal Zijn koninkrijk vestigen van zee tot zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

    Wat indien Israël Hem in 30 AD alsnog aanvaard zou hebben? Profetisch gezien was dit mogelijk geweest. Alle voorspelde bouwstenen waren op zijn plaats of om een andere metafoor te gebruiken: het (wereld)toneel stond klaar voor de voorstelling. Het voorspelde vierde beestrijk van de profeet Daniël (2:40-44 en 7:23-27 ) bijvoorbeeld was aanwezig, weliswaar alsnog met een centraal gezag in de persoon van een keizer in Rome, en niet in de vorm van een tienkoningenbond, maar dit alles had versneld zijn vervulling kunnen hebben. Zoals het ook voor het einde van de zogenaamde eindtijd voorspeld werd. Paulus citeert in zijn Romeinenbrief een profetie van Jesaja dienaangaande:

    Romeinen 9:25 … gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. 26 En het zal geschieden ter plaatse, waar [tot hen] gezegd was: gij zijt mijn volk niet, daar zullen zij genoemd worden: zonen van de levende God. 27 En Jesaja roept over Israël uit: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden; 28 want wat Hij gesproken heeft, zal de Here doen op de aarde, volledig en snel. (NBG Vertaling 1951)

    Zoals het ook in de Griekse Septuagintvertaling van het Oude Testament staat:

    LXX Jesaja 10:20 And it shall come to pass in that day that the remnant of Israel shall no more join themselves with, and the saved of Jacob shall no more trust in, them that injured them; but they shall trust in the Holy God of Israel, in truth. 21 And the remnant of Jacob shall trust on the mighty God. 22 And though the people of Israel be as the sand of the sea, a remnant of them shall be saved. 23 He will finish the work, and cut it short in righteousness: because the Lord will make a short work in all the world.

     

    Mijn generatie heeft al zulke versnelde onverwachte ontwikkelingen van het wereldgebeuren in het recente verleden mogen waarnemen. De koude oorlog bijvoorbeeld tussen Sovjet-Rusland met zijn satellietstaten en het vrije westen die in 1945 bij het einde van de tweede wereldoorlog een aanvang nam zag een plotseling einde in de periode 1989/1991. De Berlijnse muur werd op 9 november 1989 neergehaald en Duitsland korte tijd later herenigd, en dit veertig jaar na de oprichting van de Bondsrepubliek in 1949. Vier jaar was het land van 1945 tot 1949 door de geallieerden bezet en opgedeeld geweest. Dit zijn Bijbelse getallen met een belangrijke symboliek.

     

     

    © Robert De Telder, De Nieuwe Orde in opkomst, 1985, blz. 46. De aandachtige lezer merkt op dat mijn boek met bijgevoegde ontworpen landkaarten van voor de val van de Berlijnse muur en de implosie van de Sovjet-Unie in 1991 dateert.

     

    De implosie van het Sovjetrijk volgde in 1991 waarbij de satellietstaten van de Sovjet-Unie zich konden vrijmaken en bovendien landen zoals de Baltische staten die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie hun vrijheid herkregen. Ook de Kaukasuslanden zoals Georgië, Azerbeidzjan en Armenië die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie konden het Sovjet-juk afschudden en hun onafhankelijkheid uitroepen. Deze afscheiding gebeurde langsheen de oude grens van het Oost-Romeinse Rijk wat profetisch gezien opmerkelijk is. Sinds de communistische machtsovername in Rusland in november 1917 (gregoriaanse kalender) en het verdwijnen van de Sovjet-Unie waren er vierenzeventig jaar verlopen.

     

    Ik verwacht dat het naar het einde van de eindtijd toe het er op dezelfde wijze aan toe zal gaan. Met een niet voorziene snelheid zullen de ontbrekende profetische puzzelstukken plotseling bij elkaar komen en het plaatje tevoorschijn brengen.

    Mijn laatste artikel over dit onderwerp dateert van 24.06.2019 en handelt over één van de alsnog ontbrekende puzzelstukjes: de oorsprong van Put, een zoon van Cham, de zoon van Noach. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1561327200&stopdatum=1561932000

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

    Boekentips: zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    09-09-2019 om 09:01 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.boekentips
    Een overzicht van mijn recente publicaties. Zie link: https://boekentips.com/auteur/2508383/robert-de-telder

    met vriendelijke groet,
    Robert De Telder

    06-09-2019 om 10:05 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender

    Sinds de egyptoloog Eduard Meyer aan het begin van de twintigste eeuw in 1904 zijn studie - kalender en Sothis-periode - introduceerde heeft de algemene gedachte zich genesteld in het denken van velen, dat de geïntroduceerde Egyptische chronologie op een astronomische en dus wetenschappelijke basis gebaseerd zou zijn? Maar niets blijkt minder waar te zijn. De benaming pseudo-astronomisch is op zijn plaats.

    De dwaling van Eduard Meyer nam een aanvang toen hij een Oud-Romeins schrift uit 239 AD van de grammaticus Censorinus voor waarheid hield. Deze Romein schreef een boek genaamd DE DIE NATALI ter ere van de verjaardag van Censorinus’ broodheer: QUINTUS CAERELLIUS. In dit boek schreef Censorinus dat in het jaar 139 AD de Hondsster verschenen was op de eerste dag van de maand Thoth, en dat die dag gelijk viel met 19 juli van de Romeinse kalender. Op die dag zou een nieuw Sothis-tijdperk begonnen zijn. Sothis-tijdperken die volgens de theorie per 1460 jaar plaatsvonden en geregistreerd werden? Een Sothis-tijdperk begon volgens de theorie in het oude Egypte bij het gelijktijdig opkomen van de Hondsster, Sopdet genaamd (Latijn: Sirius, Grieks: Sothis), op de eerste dag van de Egyptische maand Thoth ten tijde aan het begin van de jaarlijkse Nijl-overstroming. Een tweede dwaling van Eduard Meyer was dat hij er van uitging dat de oud-Egyptenaren niet met het schrikkeljaar vertrouwd waren? Volgens zijn theorie bestonden er twee kalenders in Egypte: een astronomische kalender en een burgerlijke kalender. De twee kalenders begonnen om de 1460 jaar gelijktijdig op de eerste dag van de maand Thoth. Daarna liep na vier jaar de officiële kalender één dag op de astronomische kalender achter en als een gevolg daarvan vond de heliakische opkomst van Sopdet of Sothis een jaar later op de tweede dag van de maand Thoth plaats. Op deze wijze verloor de kalender één week op achtentwintig jaar tijd, op een periode van honderdtwintig jaar ging er een maand verloren. Na een tijdspanne van 1460 jaar liepen volgens de theorie de twee kalenders weer gelijk en begon een nieuwe Sothis-periode. Terugrekenend van 139 AD concludeerde Eduard Meyer dat een vergelijkbare situatie zich had voorgedaan in 1317 v. Chr. en in 2773 v. Chr.

     

     

    Dat de Egyptenaren wel degelijk met het schrikkeljaar vertrouwd waren heb ik al eerder op dit blog aangetoond. Zie het artikel van 18.02.2019: de kalender van het oude Egypte nagerekend…, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1550444400&stopdatum=1551049200

    Een oneerlijkheid van Eduard Meyer in de opbouw van zijn stelling was bovendien dat zijn vertrekdatum: 139 AD als ankerjaar op de tijdsbalk, niet onbetwistbaar vaststond. In afwijking van het boek van de Romeinse grammaticus Censorinus DE DIE NATALI uit 239 AD is er namelijk ook het geschrift van de astronoom Theon van Alexandrië uit de vierde eeuw na Chr. waarin Theon stelt dat er een heliakisch opgaan van Sirius geschiedde in het vijfde regeringsjaar van Augustus zijnde 26 v. Chr. wat het einde van een Sothis-periode veronderstelde. Het jaartal 26 v. Chr. geeft een verschil van 165 jaar met het jaartal van Censorinus. Een anomalie die tot op heden door de conventionele egyptologie niet verklaard is. Welk jaar is het juiste ankerpunt op de tijdsbalk voor het einde van en de start van een nieuwe Sothis-periode: 26 v. Chr. of 139 AD?

    Waar de egyptoloog Eduard Meyer (1855/1930) bovendien geen aandacht aan gaf is het feit dat de Egyptische historicus uit de derde eeuw v. Chr.: Manetho, nergens in zijn bewaarde overlevering enige indicatie geeft dat er Sothis-perioden van 1460 jaar in het oude Egypte bestaan zouden hebben. Wat vraagtekens moet oproepen, wanneer we bedenken dat Manetho echt zijn best gedaan heeft middels het aantoonbaar manipuleren en vervalsen van geschiedkundige gegevens, om zijn geschiedenis van Egypte tot de oudste van heel de oude wereld te maken. Moesten de Sothis-perioden bestaan hebben zou hij er zeker gebruik van gemaakt hebben.

    Een ander feit is dat er haast geen vermeldingen in oud-Egyptische geschriften voorkomen met verwijzingen naar het begin of het einde van een bepaalde Sothis-periode. Met het ter beschikking komen ter studie van het zogenaamde Ebers-papyrus meende Eduard Meyer een verwijzing naar een Sothis-periode gevonden te hebben. Het Ebers papyrus is een document van twintig meter lang en dertig centimeter breed en ruim drieduizend jaar oud en wordt in de Bibliotheek van de universiteit van Leipzig bewaard. Het werd in Egypte in 1873 door professor Georg Ebers verkregen die het papyrus later aan de universiteit schonk. Het document beschrijft vooral ziektes en de voorgeschreven medicijnen van die tijd. Het Ebers-papyrus heeft op de rugzijde een kalender-vermelding die betrekking heeft op het negende regeringsjaar van farao Amonhotep I van Manetho ’s achttiende dynastie. Het negende jaar van Amonhotep I zou een vermeende opgang van Sothis gezien hebben? Veel blijft echter een raadsel. Zo staat er niet Amonhotep I maar de naam Zeserkere, waarschijnlijk de voornaam van Amonhotep I. Een andere mogelijke verwijzing naar een Sothis-verschijnsel bevindt zich op een steen die in een gebouw van Thothmosis III gevonden werd te Elephantine. Het regeringsjaar van Thothmosis III wordt echter niet vermeld en ook is niet duidelijk of de verschijning van Sothis betrekking had op het zonnejaar, noch of een eerste verschijning bedoeld werd. Daarbij merkt de Egyptoloog Cecil Torr (en tijdgenoot van Eduard Meyer) op dat het gebouw weliswaar van Thothmosis III was, de inscriptie echter van een opvolger geweest kan zijn.

    Ik merkte al op dat de Egyptische oudheidhistoricus Manetho in zijn faraolijst van de achttiende dynastie nergens naar een heliakaal opkomen van Sothis ten tijde van de farao ’s Amonhotep I en Thothmosis III verwijst, wat vraagtekens oproept.

    Niettemin lanceerde Eduard Meyer zijn Sothis-theorie op basis van de twee hierboven beschreven wankele pilaren. Het jaar 1317 v. Chr. werd gekozen tot ankerjaar ter rampzalige plaatsing van vooral het Egyptische Nieuwe Rijk op de tijdsbalk en de eerste schakel van een vermeende chronologische ketting de tijd in.

     

     

    Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft inmiddels ook de opgebouwde theorie rond het Ebers-papyrus volledig onderuit gehaald. In zijn werk A TEST OF TIME (Chapter 5, The Ebers Calendar, 1995) maakt de egyptoloog David Rohl duidelijk dat het Ebers-papyrus helemaal niet verwijst naar een heliakaal opkomen van de Sothis of de Hondsster maar in de plaats daarvan naar de kroning van farao Amonhotep I die zo een nieuwe kalender wilde inluiden, de regeringsjarenkalender. Tenminste dat was de intentie van de farao, volgens Rohl. Hierna de Eberskalender met Engelse vertaling.

    1. Year 9, under the person of the dual king Djeserkare, living forever;

    2. New Year’s festival, month III of Shemu, day 9, the going forth of Sopdet;

    3. Tekhy, month IV of Shemu, day 9, the going forth of Sopdet;

    4. Menkhet, month 1 of Akhet, day 9, the going forth of Sopdet;

    5. Huther , month II of Akhet, day 9, the going forth of sopdet;

    6. Kaherka, month III of Akhet, day 9, the going forth of sopdet;

    7. Shefbedet, month IV of Akhet, day 9, the going forth of sopdet;

    8. Rekeh (1st), month I of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    9. Rekeh (2nd) month II of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    10 Renutet, month III of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    11. Khonsu, monh IV of Peret, day 9, the going forth of sopdet;

    12 Khentykhet, month I of Shemu, day 9, the going forth of sopdet;

    13 Ipet, month II of Shemu, day 9, the going forth of sopdet;

     

    Het papyrus werd in Egyptisch Hiëratisch schrift van rechts naar links geschreven. Op het papyrus zijn duidelijk de herhalingstekens vanaf lijn 3 te merken, waar in lijn 2 ‘the going forth of Sopdet’ vermeld staat. Dit gegeven is in tegenspraak met de orthodoxe verklaring voor dit papyrus. De orthodoxie zoekt een melding van een eenmalig opkomen van de Hondsster terwijl het Ebers-papyrus een opkomen voor iedere maand opgeeft, wat in geval van de Hondsster niet mogelijk is aangezien deze slechts eenmaal per jaar verschijnt. De conclusie is, dat de hele constructie/fabricatie waar de orthodoxie de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk mee rangschikt, fout is. Met enige ironie merkt Rohl tot slot het volgende op: “So, I cast off the tethering rope of Egyptian history from this long used but now corroded and insecure anchor..”

    Een ketting is maar zo sterk als haar zwakste schakel. Met het verbreken van de eerste schakel in 1317 v. Chr. is heel de fabricatie van de conventionele Egyptologie neergekomen. Het blijkt niets anders dan een fabel te zijn.

    Met recht heb ik mijn artikel aldus getiteld als: ‘de zogenaamde oud-Egyptische pseudo-astronomische Sothis-kalender’. Het is zondermeer aangetoond dat de Sothis-cyclus een uitvinding van de Grieken van latere tijd was. Een tijdgenoot en tegenstander van Eduard Meyer van meer dan honderd jaar geleden, maakte toen al de volgende opmerking:

    ‘This all looks as though the cycle was invented by the later Greeks at Alexandria. Nor is there anything to indicate that it was known to the Egyptians in earlier times; no mention of it being found in their inscriptions or papyri, though occasionally these note the rising of the dog-star’, Memphis and Mycenae, 1896, Egyptologist Cecil Torr (1857/1928).

     

    Er is geen enkele reden om geloof te hechten aan de plaatsing op de tijdsbalk van bijvoorbeeld Ramses III en zijn strijd tegen de zeevolken in de twaalfde eeuw v. Chr. zoals de conventionele Egyptologie hem op de tijdsbalk geplaatst. Zie het artikel van 15.07.2019: DNA onthult gevreesde Filistijnen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400

     

    De exodus van de Israëlieten uit Egypte hoeft niet van de (Bijbelse) vijftiende naar de twaalfde eeuw v. Chr. verplaatst te worden omdat de conventionele Egyptologie foutieve lijk daar de komst van de Filistijnen plaatst.

    Een toepasselijk artikel plaatste ik op 01.10.2018 op mijn blog getiteld: een vreemde eend in de bijt van de gevestigde egyptologie, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1538344800&stopdatum=1538949600

    Een amulet met cartouche van farao Thothmosis III kwam tevoorschijn bij het uitziften van uitgegraven puin afkomstig van de Tempelberg te Jeruzalem. De gevestigde Egyptologie geeft deze farao op basis van de vermeende Sothis-kalender, een regeerperiode van 1504 tot 1450 v. Chr., en een lastige vraag is hoe dat amulet in het puin van de Tempelberg verzeilde, een Tempel die pas in de periode 1003/996 v. Chr. gebouwd werd? Voor dat Salomo de Tempel daar liet bouwen was die plaats alleen maar een dorsvloer geweest voor louter landbouwkundig gebruik. Het is dan ook een zoveelste anomalie voor de gevestigde egyptologie: een vreemde eend in de bijt.

    Ik sluit dit artikel af met een kort maar alleszeggend citaat van Paulus:

    1 Timoteüs 4:7 Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen… (statenvertaling)

    1 Timothy 4:7 But refuse profane and old wives' fables… (KJV)

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

     

     

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be


    02-09-2019 om 09:19 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeven brieven van Christus aan de zeven Gemeenten in Asia.

    Met onze aflevering van 28.05.2019 op dit blog behandelden we de brief van Christus aan de engel van de Gemeente te Efeze. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1558908000&stopdatum=1559512800

    Deze week vervolgen we onze serie met de brieven van Jezus Christus aan de engel van de Gemeente te Smyrna en aan de engel van de Gemeente te Pergamus. Hierna volgt de brief aan Smyrna:

    Openbaring 2:8 En schrijf aan den engel der Gemeente van die van Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weder levend is geworden: 9 Ik weet uw werken, en verdrukking, en armoede (doch gij zijt rijk), en de lastering dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar zijn een synagoge des satans. 10 Vrees geen der dingen, die gij lijden zult. Ziet, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt; en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens. 11 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden. (Statenvertaling)

     

    De naam Smyrna betekent bitter en dit heeft uiteraard een betekenis voor de tijdsperiode die we nu gaan behandelen. Zoals in de vorige aflevering meegedeeld hebben de brieven een viervoudige toepassing: (1) lokaal, naar de Gemeenten die in 93 AD daadwerkelijk werden aangesproken; (2) vermanend, voor alle Gemeenten in alle tijden als beproevingen waarmee ze hun ware spirituele staat in de ogen van God kunnen onderscheiden; (3) persoonlijk, in de vermaningen aan hem "die een oor heeft", en in de belofte "aan hem die overwint"; (4) profetisch, als het onthullen van zeven fasen van de geschiedenis van de Gemeenten tot het einde. Het is de laatste toepassing die met dit artikel vooral aandacht krijgt.

    De plaatsnaam Smyrna komt niet in het Bijbelboek Handelingen noch in enige apostolische brief voor. Dat er een Joodse Gemeente te Smyrna was is duidelijk. Zoals in de aflevering over de brief aan de engel der Gemeente te Efeze vermeld zijn de zeven brieven aan de engelen van de Joodse Gemeenten gericht. Het laatste boek van de Bijbel in het Nieuwe Testament gaat inhoudelijk volledig over het herstel van Israël in de toekomst, zowel geestelijk als nationaal in het oude land der vaderen.

    Openbaring 1:1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij door Zijn engel gezonden, en Zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft; 2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. (Statenvertaling)

     

     

    © Map Public Domain, bewerkt door de auteur. De zeven Gemeenten in de Romeinse provincie Asia kregen op de kaart een blauwe omkadering.

     

    Profetisch gezien stelt de Smyrna-Gemeente de historische periode voor van de reis van Israël door de wildernis op weg naar het Beloofde Land. Met de vorige aflevering hebben we gezien dat de Efeze-Gemeente model stond voor de periode vanaf de Exodus uit Egypte tot aan het uitzenden van de twaalf verspieders in Kanaän en het ongeloof toen van de volwassen generatie het land in geloof binnen te trekken en in bezit te nemen. Veertig jaar lang zouden zij daarop in de wildernis verblijven tot die generatie van twintig jaar en ouder van de exodus in de woestijn gestorven waren. De nieuwe generaties die in die periode opgroeiden stellen de Gemeente te Smyrna voor. Zij groeiden in geloof tot volwassenheid op, terwijl de generatie die eerder door ongeloof weigerde het Beloofde Land binnen te trekken op veertig jaar tijd lichamelijk aftakelden en stierven. Deze laatsten zijn dan de lasteraars die in vers negen vermeld worden. De gelovige jonge generatie wordt in Openbaring 2:9-10 aangemoedigd hun verdrukking en armoede te ondergaan en geen vrees te hebben van wat zij lijden moesten. Wanneer we Schrift met Schrift vergelijken is het hierna volgende Bijbelgedeelte toepasselijk voor de Smyrna-Gemeente:

    Numeri 14:28 Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, indien Ik ulieden zo niet doe, gelijk als gij in Mijn oren gesproken hebt! 29 Uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen; en al uw getelden, naar uw gehele getal, van twintig jaren oud en daarboven, gij, die tegen Mij gemurmureerd hebt. 30 Zo gij in dat land komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen wonen, behalve Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun. 31 En uw kinderkens, waarvan gij zeidet: Zij zullen ten roof worden! die zal Ik daarin brengen, en die zullen bekennen dat land, hetwelk gij smadelijk verworpen hebt. 32 Maar u aangaande, uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen! 33 En uw kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen dragen, totdat uw dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn. 34 Naar het getal der dagen, in welke gij dat land verspied hebt, veertig dagen, elken dag voor elk jaar, zult gij uw ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden Mijn afbreking. 35 Ik, de HEERE, heb gesproken: zo Ik dit aan deze ganse boze vergadering dergenen, die zich tegen Mij verzameld hebben, niet doe, zij zullen in deze woestijn te niet worden, en zullen daar sterven! 36 En die mannen, die Mozes gezonden had, om het land te verspieden, en wedergekomen zijnde, de ganse vergadering tegen hem hadden doen murmureren, een kwaad gerucht over dat land voortbrengende; 37 Diezelfde mannen, die een kwaad gerucht van dat land voortgebracht hadden, stierven door een plaag, voor het aangezicht des HEEREN. 38 Maar Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, bleven levende van de mannen, die heengegaan waren, om het land te verspieden. 39 En Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen Israëls. Toen treurde het volk zeer. (Statenvertaling)

     

     

    De vermelde verdrukking in vers tien van tien dagen is historisch gezien moeilijk te verklaren en plaatsen we in de alsnog toekomstige tijd in de periode van Jacob ’s benauwdheid wanneer de twaalf stammen van Israël zullen hersteld worden. Dan ook zal er een Smyrna-Gemeente zijn die door de verdrukking van die tijd moet.

    De historische nieuwgeboren gelovige generatie in de wildernis kreeg de belofte van de kroon des levens. De overwinnaars van vers elf zouden door de tweede dood niet beschadigd worden. De tweede dood vinden we terug in het laatste Bijbelboek Openbaring 20:14. Het is ‘de poel des vuurs’ waar uiteindelijk bij het laatste oordeel ook ‘de dood en het dodenrijk’ in geworpen worden.

    Openbaring 20:14 En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. 15 En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. (Statenvertaling)

     

    De geschiedenis van die veertig bewogen jaren in de wildernis aan de buitengrenzen van het Beloofde Land zien we verder beschreven worden in de brief van Jezus Christus aan de engel te Pergamus:

    Openbaring 2:12 En schrijf aan den engel der Gemeente, die in Pergamus is: Dit zegt Hij, Die het tweesnijdend scherp zwaard heeft: 13 Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend, ook in die dagen, in welke Antipas, Mijn getrouwe getuige was, welke gedood is bij ulieden, daar de satan woont. 14 Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaäm houden, die Balak leerde den kinderen Israëls een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. 15 Alzo hebt ook gij, die de lering der Nikolaieten houden; hetwelk Ik haat. 16 Bekeer u; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds. 17 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, welken niemand kent, dan die hem ontvangt.

     

    Ook de Gemeente te Pergamus wordt niet in het Bijbelboek Handelingen vermeld noch in de brieven van Paulus aan de christengemeenten. Dat er een Joodse Gemeente te Pergamus was is duidelijk. Pergamus of Pergamos betekent ‘hoogte’ en is afgeleid van het Griekse woord ‘purgos’ wat hoge burcht betekent. Dat we me bij de brief aan de engel der gemeente te Pergamus chronologisch gezien aan het einde van de veertigjarige wildernisperiode voor Israël zitten maakt vers veertien duidelijk. Balak was de koning van Moab die de profeet Balaäm inhuurde ter vervloeking van Israël dat op weg naar het Beloofde Land was. Het Bijbelboek Numeri de hoofdstukken 22 tot en met 25 brengt deze geschiedenis. Aangezien het vervloeken wegens de bijzondere geestelijke bescherming over Israël niet lukte adviseerde Balaäm hen te laten samengaan met de dochters van Moab en hun goden.

    Numeri 25:1 En Israël verbleef te Sittim, en het volk begon te hoereren met de dochteren der Moabieten. 2 En zij nodigden het volk tot de slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog zich voor haar goden. 3 Als nu Israël zich koppelde aan Baäl-peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israël.

     

    De bijzondere geestelijke bescherming over Israël die we hiervoor vermelden staat in het volgende Bijbelgedeelte verduidelijkt.

    Numeri 23:18 Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig uw oren tot mij, gij, zoon van Zippor! 19 God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken? 20 Zie, ik heb ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal ik het niet keren. 21 Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jakob; ook ziet Hij niet aan de boosheid in Israël. De HEERE, zijn God, is met hem, en het geklank des Konings is bij hem. 22 God heeft hen uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn. 23 Want er is geen toverij tegen Jakob noch waarzeggerij tegen Israël. Te dezer tijd zal van Jakob gezegd worden, en van Israël, wat God gewrocht heeft. 24 Zie, het volk zal opstaan als een oude leeuw, en het zal zich verheffen als een leeuw; het zal zich niet neerleggen, totdat het den roof gegeten, en het bloed der verslagenen gedronken zal hebben!

     

    Met de vermelding van ‘manna’ in vers zeventien hebben we een verwijzing naar de periode van de veertigjarige trek van Israël door de wildernis van pleisterplaats tot pleisterplaats en hun levensonderhoud toen. Zie het artikel van 20.05.2019 op dit blog, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3159891

    Bij de intocht in Kanaän in 1443 v. Chr. hield het manna op en leefden ze dat jaar van de opbrengst van het land. In Psalm 78:24-25 wordt het manna als engelenbrood beschreven.

    Psalm 78:24 En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren. 25 Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging. (Statenvertaling)

    Psalm 78:24 And had rained down manna upon them to eat, and had given them of the corn of heaven. 25 Man did eat angels' food: he sent them meat to the full. (KJV)

    Psalm 78:23 Yet he commanded the clouds from above, and opened the doors of heaven, 24 and rained upon them manna to eat, and gave them the bread of heaven. 25 Man ate angels’ bread; he sent them provision to the full. (LXX)

     

    Aan de overwinnaars te Pergamus die de aangeboden orgieën met de dochters van Moab afwezen, werd ‘manna’ beloofd dat toen alsnog verborgen was en pas geopenbaard bij de komst van de Messias, de Koning der koningen: Jezus.

    Johannes 6:48 Ik ben het Brood des levens. 49 Uw vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn, en zij zijn gestorven. 50 Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat de mens daarvan ete, en niet sterve. 51 Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld. (Statenvertaling)

     

    Met het manna dat alsnog verborgen was herkennen we de meervoudige toepassing van de zeven brieven door C.I. Scofield. Zowel de brief aan de engel van de Gemeente te Smyrna als aan de engel van de Gemeente te Pergamus zijn zowel historisch vervuld, als vermanend geschreven voor alle Gemeenten in alle tijden en hebben een profetische betekenis. In de eindtijd, de periode van zeven jaar voor de (weder)komst van de Messias te Jeruzalem, zullen de zeven Gemeenten opnieuw aanwezig zijn. Tijdens Jacob ’s benauwdheid in de toekomst zal de troon van Satan gedurende drie en een half jaar te Jeruzalem staan. Rondom een tevoorschijn gebrachte ark van het verbond zal er opnieuw een offerdienst op de tempelberg worden ingesteld. De pseudovredevorst zal in staat zijn om ‘vuur uit de hemel’ het offer te laten verteren. Een misleiding zonder weerga die velen zullen aannemen. De eerste drie en halfjaar zullen twee bijzondere getuigen van God tegen de herstelde offerdienst spreken om uiteindelijk in de helft van de zevenjarige eindtijdperiode door de pseudovorst gedood te worden. Een overblijfsel van Israël, de overwinnaars die we in de brieven tegenkomen worden daarna in veiligheid in de woestijn van het over-Jordaanse land geleid in een gebied dat de ‘koning van het noorden’ alias ‘de antichrist’ alias ‘de pseudovredevorst’ niet betreden kan worden. Wat ik hier schets zijn de grote lijnen der gebeurtenissen die nog in de toekomst liggen. De vooraf geschreven geschiedenis over Antipas in vers dertien, een getuige die gedood wordt plaatsen we in de eindtijd, in de eerste helft van eindtijdperiode. Eerder op 28.06.2017 schreef ik op dit blog een artikel over de chronologie der gebeurtenissen die in de Apocalyps beschreven staan, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1498428000&stopdatum=1499032800

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be




    26-08-2019 om 07:34 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bijbelse krijgsheer Salman geïdentificeerd als Farao Sjosjenq I

    De Oudtestamentische profeet Hosea verwijst in het hierna volgende Bijbelgedeelte in zijn oordeelsaankondiging tegen het Israël van de oudheid, naar een zekere ‘Salman’. Een krijgsheer die in loop van de geschiedenis van Israël, verantwoordelijk was voor de meedogenloze verwoesting van de plaats Bet-Arbel. Alle overige versterkte plaatsen in het gebied van het tienstammenrijk zouden volgens het Profetische Woord van Hosea op gelijkaardige wijze verwoest worden.

    Hosea 10:12 Zaait u tot gerechtigheid, maait tot weldadigheid; braakt u een braakland; dewijl het tijd is den HEERE te zoeken, totdat Hij kome, en over u de gerechtigheid regene. 13 Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid, en de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden. 14 Daarom zal er een groot gedruis ontstaan onder uw volken, en al uw vestingen zullen verstoord worden, gelijk Salman Beth-arbel verstoorde ten dage des krijgs; de moeder werd verpletterd met de zonen. 15 Alzo heeft Beth-el ulieden gedaan, vanwege de boosheid uwer boosheid; Israëls koning is in den dageraad ten enenmale uitgeroeid. (Statenvertaling)

     

    Over de identiteit van Salman bestaan er meerdere meningen. De meest voorkomende verklaring is dat Salman een verkorting van de naam Salmaneser, was. De naam namelijk van de Assyrische koning Salmaneser V die in 717 v. Chr. Samaria innam, de versterkte steden van het tienstammenrijk ontmantelde, en de tien stammen van Israël in ballingschap wegvoerde. Tegen deze identificatie kan men echter stellen dat ‘Salman’ met de beschreven verwoesting van Beth-Arbel, voorafging aan de geprofeteerde verwoesting. De Bijbelvorser E.W. Büllinger verwijst in zijn commentaar op dit Bijbelgedeelte, dat met Salman ‘misschien’ Salamanoe een koning van Moab bedoelt is, die ten tijde van de regeerperiode van de Assyriër Tiglath Pileser III leefde, en alzo een tijdgenoot van Hosea was. De Hebreeuwse Septuagintvertalers in de derde eeuw voor Christus in Egypte, hebben in het Grieks ‘Salman’ dan weer weergegeven als een ‘Prins Salomo’ uit het huis van Jerobeam? Vraagteken op vraagteken roept de studie ter identificatie van ‘Salman’ op.

    De mogelijke identificatie van Salman met een Assyrische koning met de naam Salmaneser III, IV en/of V wijs ik alvast af. De naam Salmaneser is in de Bijbel bewaard gebleven als degene die Samaria in 717 v. Chr. veroverde, en het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de profeet Hosea deze schrijfwijze niet gevolgd zou hebben.

    De profeet Hosea trad op ten tijde van koning Jerobeam II van het tienstammenrijk en ten tijde van de koningen Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia van het tweestammenrijk Juda.

    Hosea 1:1 Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Hosea, den zoon van Beëri, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz, Hizkia, koningen van Juda, en in de dagen van Jerobeam, zoon van Joas, koning van Israël. (Statenvertaling)

    De regeerperioden van de vermelde koningen zijn de volgende:

    Jerobeam II        816/776 v. Chr.

    Uzzia                   803/750

    Jotam                  755/739

    Achaz                  739/722

    Hizkia                  724/697

    Van af het begin van de regeerperiode van Jerobeam II tot het einde van de regeerperiode van Hizkia geeft dit een totaal van honderdnegentien jaar. Met zekerheid kunnen we aannemen dat de profeet Hosea zijn bediening had tot aan de val van Samaria, in het zesde regeringsjaar van koning Hizkia van Juda in 717 v. Chr. Het begin van zijn bediening zou aan het einde van de regeerperiode van Jerobeam II geplaatst kunnen worden, zoals bijvoorbeeld in het jaar 776 v. Chr., het jaar dat ook de profeet Jesaja zijn bediening begon. Indien deze jaartallen in aanmerking komen hebben we een totaal van zestig plus jaren voor de bedieningsperiode van de profeet Hosea. Wat maakt dat indien Hosea vanaf zijn dertigste jaar geroepen werd, hij een leeftijd van meer dan negentig plus jaar, bereikt heeft. Het blijft echter bij gissen aangezien in het betreffende Bijbelgedeelte alleen de namen van de koningen opgegeven worden en geen jaartallen.

     

    De bedoeling van dit artikel is om Salman te identificeren en Bet-Arbel op de landkaart te plaatsen. Want dit laatste blijft ook tot op heden onduidelijk. Zie hierna het commentaar van de Bijbelse Encyclopedie, Uitgever J. H. KOK, Kampen, tweede druk:

    “Bet-Arbel: De profeet Hosea stelt aan het Tienstammenrijk Bet Arbel ten voorbeeld, dat door Salman is verwoest, Hos. 10 14. Het is niet bekend op welke gebeurtenis Hosea zinspeelt, wie Salman is (verkorte vorm voor Salmanassar?) en welke plaats met Bet Arbel is bedoeld. Volgens het onomasticon ligt Bet Arbel “aan gene zijde van de Jordaan in de landstreek van Pella”, het Arbela der Makkabeeën, thans Irbid. Maar er is ook een Khirbet Irbid ten westen van het meer Gennésaret; ook dit zou Bet Arbel kunnen wezen en eveneens het Arbela van 1 Mk. 9,2. “

    Alhoewel de encyclopedie het antwoord niet heeft, krijgen we wel een aantal belangrijke aanwijzingen over de mogelijke ligging van Bet-Arbel, wat ‘huis van God ’s hinderlaag’, betekent.

     

     

    Farao Sjosjenq I rukte in zijn twintigste regeringsjaar het gebied van het tienstammenrijk binnen. Van deze veldtocht is in Egypte te Karnak op een muur reliëf een verslag bewaard gebleven. De veldtocht van Sjosjenq kan zodoende op een landkaart vandaag uitgetekend worden, wat de voortreffelijke MacMillan Bible Atlas ook gedaan heeft. Door de rangschikking van de vermelde steden op het tempelmuur-reliëf te Karnak is het mogelijk om de veldtocht van Sjosjenq I in kaart te brengen. Eén en ander blijft weliswaar moeilijk vanwege beschadigingen aan het tempelreliëf en als een gevolg van het moeilijk te identificeren van sommige Egyptische plaatsnamen. Het reliëf bevat honderdvijfenvijftig namen van steden. Enkel zeventien hiervan kunnen met zekerheid geïdentificeerd worden. Veertien hiervan in Israël, in het tienstammenrijk.

     

    Het is de mogelijke identificatie van Bet-Arbel met de over-Jordaanse landstreek Pella dat mijn aandacht trok. Het is vanuit het revisionisme van de geschiedenis van het oudheid-Egypte, dat een andere kandidaat voor Salman in aanmerking komt: namelijk farao Sjosjenq I van de tweeëntwintigste dynastie. Het revisionisme van de oudheidgeschiedenis heeft hem namelijk op zijn juiste plaats op de tijdsbalk in de achtste eeuw v. Chr. geplaatst.

    Het was de erudiete Dr. Immanuël Velikovsky die in zijn boek ‘Eeuwen in chaos’, 1952 (1977 naar het Nederlands vertaald), hoofdstuk IV, blz. 196, er op wees dat de conventionele egyptologie met haar identificatie van de Bijbelse farao Sisak met Sjosjenq I van de tweeëntwintigste dynastie fout zit. De stad Jeruzalem wat het hoofddoel van farao Sisak was, staat niet op de lijst van Sjosjenq I vermeld wat een anachronisme is indien men Sjosjenq I met de Bijbelse Sisak wil identificeren. Velikovsky toont aan dat de Libische dynastie te verankeren is met de periode rond de val van Samaria. De Bijbelse farao So op wie de laatste koning van het tienstammenrijk Hosea vertrouwde, behoorde volgens Velikovsky tot de tweeëntwintigste Libische dynastie. Zie het artikel van 13.10.2017 op dit blog: wie was de Bijbelse farao met de Hebreeuwse naam ‘So’ ten tijde van de val van Samaria in 717 v. Chr.?, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1507500000&stopdatum=1508104800

     

    Farao Sjosjenq I van de tweeëntwintigste dynastie werd door de conventionele egyptologie foutief met de Bijbelse farao Sisak geïdentificeerd en op de tijdsbalk in de tiende eeuw v. Chr. ondergebracht, ten tijde van Salomo en Rehabeam? De aanleiding tot het identificeren van de Bijbelse farao Sisak met Sjosjenq I gaat terug op Jean-François Champollion (1790/1832 AD). Hij was een Frans taalkundige en wordt aanzien als de grondlegger van de egyptologie. Hij is vooral beroemd doordat de ontcijfering van het Egyptische hiërogliefenschrift met behulp van de bekende Rosetta-steen grotendeels aan hem te danken is. In 1828 AD bezocht hij Egypte. Te Karnak onderzocht hij de tempelmuur van farao Sjosjenq I met diens veldtocht naar Kanaän met vermelding van de veroverde steden op de muur aangebracht. Bij de plaatsnaam J W D H M L K in hiërogliefenschrift meende hij het koninkrijk Juda vermeld te zien. Een noodlottige identificatie die leidde tot de verbinding van de Libische dynastie met de Salomo-Rehabeam era.

    Het is de verdienste van de Egyptoloog en revisionist van de geschiedenis van de oudheid David Rohl in detail de stedenlijst van Sjosjenq I bestudeerd te hebben en de marsroute van Sjosjenq ’s leger te reconstrueren (David Rohl, A Test of Time, 1995, Chapter Five). Het blijkt nu dat Sjosjenq ’s veldtocht met uitzondering van de versterkte stad Aijalon, het koninkrijk Juda links liet liggen en zich volledig concentreerde op het gebied van het tienstammenrijk of Israël. De plaatsnaam JAD-HA-MELEK betekent ‘hand van de koning’ en verwijst naar een ‘monument’ of een ‘stele’ van een koning in het noorden van Israël. De naam Jeruzalem komt nergens op het tempelmuurreliëf van Sjosjenq voor.

     

    In mijn boek: de zonaanbidder, 2016, heb ik een appendix (3) toegevoegd over de plaatsing van de tweeëntwintigste Libische dynastie in Egypte in de achtste eeuw v. Chr. Hierna een korte samenvatting. De tweeëntwintigste dynastie van Manetho was van Libische oorsprong en hun hoofdstad was Boebastis in de Nijldelta. Het was in de noordoostelijke Nijldelta dat zij de toelating van Thothmosis IV kregen zich te vestigen. Spoedig zouden zij door farao als een soort aanvalshonden gebruikt worden. De eerste farao van de tweeëntwintigste dynastie was Sjosjenq I, die de opperbevelhebber van alle Egyptische legerdivisies zou worden, iets wat de orthodoxe Egyptologie overigens bevestigt. In de Thebaanse verslagen heet Sjosjenq I ‘Grote leider van de Mesjwesj’. De Mesjwesj werden oorspronkelijk uit Libische stammen als een interne politiemacht, gerekruteerd. (Kroniek van de farao ‘s, Peter A. Clayton, de derde tussentijd). De Egyptische oudheidhistoricus Manetho geeft voor zijn tweeëntwintigste dynastie via de kroniekschrijver Africanus, negen farao’s op, met een regeerperiode van in totaal honderdtwintig jaar. De eerste farao was Sjosjenq I die eenentwintig jaar regeringstijd meekrijgt. Het twintigste regeringsjaar (aug-764/jul-763 v. Chr.) van Sjosjenq I met zijn veldtocht naar het tienstammenrijk verankeren we met het eerste regeringsjaar van koning Zacharia van het tienstammenrijk in 764 v. Chr. Het resultaat voor Sheshonk I’ regeerperiode is nu van 783 v. Chr. tot 762 v. Chr. De overige farao ’s van de Libische dynastie worden na Sjosjenq I op de tijdsbalk ondergebracht. Zo doende wordt Manetho ’s tweeëntwintigste dynastie met de Bijbels-chronologische gegevens correct op de tijdsbalk verankerd en niet via de pseudo-astronomische datering van de orthodoxe egyptologie.

    Ik verwijs met recht naar de ‘veronderstelde’ Sothis-kalender van de orthodoxe egyptologie als zijnde pseudo-astronomisch, aangezien het aangetoond is dat de Sothis-cyclus een uitvinding van de Grieken van latere tijd was:

    ‘This all looks as though the cycle was invented by the later Greeks at Alexandria. Nor is there anything to indicate that it was known to the Egyptians in earlier times; no mention of it being found in their inscriptions or papyri, though occasionally these note the rising of the dog-star’, Memphis and Mycenae, 1896, Egyptologist Cecil Torr (1857/1928).

     

     

    Op een tempelmuurreliëf te Karnak werd de veldtocht van Sjosjenq I afgebeeld met een opgave van de door farao veroverde steden in Kanaän. Alle geïdentificeerde plaatsnamen bevinden zich binnen het gebied van het tienstammenrijk. En iets dat men over het hoofd gezien heeft: Jeruzalem dat het doel van Sisak was komt niet op de lijst voor.

     

    Sinds de dood van Jerobeam II in het jaar 776 v. Chr. had het tienstammenrijk geen koning meer en was het in anarchie ondergedompeld. Vermoedelijk zaten in steden zoals Shechem, Tirza en Penuel in het over-Jordaanse gebied, usurpators (Hosea 8:4) op de troon. Deze drie steden vinden we op de lijst van Sjosjenq I ook terug en zijn alle drie ooit hoofdsteden van het noordelijke rijk geweest. Eén van deze plaatsen kan met het Beth-Arbel van de profeet Hosea (10:14) geïdentificeerd kunnen worden. Het is nu mogelijk om Bet-Arbel op de landkaart te plaatsen en te identificeren met het over-Jordaanse Penuël.

    Bet-Arbel is volgens mijn reconstructie een plaats waar een van de usurpators van de kroon van het tienstammenrijk zijn hoofdplaats van gemaakt had. Farao Sjosjenq I ging hier blijkbaar meedogenloos te werk zodat de profeet Hosea in zijn oordeelsaankondiging aan het adres van het tienstammenrijk hier naar verwees. De val van Samaria die de profeet in 10:15 aankondigde zou gelijkaardig zijn aan de verwoesting van Bet-Arbel.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be


    19-08-2019 om 07:25 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De datering van de archeologische breuklijnen in Kanaän

    Beste lezer(es) van mijn blog, ik kom nog even terug op mijn artikel van 15.07.2019 over de invallen van de Zeevolken in de Levant en Egypte. Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3168751

    Een invasie die aan de hand van de Egyptologie foutief in de twaalfde eeuw v. Chr. gedateerd wordt. Als een gevolg plaatst men de archeologische breuklijn van het Laat Brons tijdperk naar het IJzer tijdperk tijdens de periode van de invasie der Zeevolken en meent zelfs aardewerk uit deze periode te kunnen identificeren met Israëlitisch aardewerk. De verwarring is troef. Men zit namelijk meer dan tweehonderd jaar naast de historische werkelijkheid. Het is gelijk wanneer getransponeerd naar de moderne geschiedschrijving, aan het plaatsen van bijvoorbeeld de geallieerde invasie in 1944 in het Frankrijk ten tijde van Napoleon of eerder. Het ware Israëlitisch aardewerk zou men volgens het Bijbelse tijdmodel moeten zoeken in de breuklijn van het Midden Brons met het Vroeg Brons dat in het jaar 1443 v. Chr. met de intocht van de Israëlieten thuishoort.

     

     

    © James B. Pritchard, Archaeology and the Old Testament, 1962, bewerkt door de auteur.

    Typen aardewerk die kenmerkend zijn voor de verschillende perioden uit de geschiedenis van het gebied van Israël. Aardewerk wordt beschouwd als het ABC van de archeologie.

     

    Men moet zich ook de gewelddadige inbezitneming van Kanaän door de Israëlieten voor het oog halen. Verschillende plaatsen zoals Jericho, Ai, Hazor en andere steden werden door de Israëlieten met de grond gelijk gemaakt, verbrand en lieten een herkenbare archeologische breuklijn na. Zie o.a. het recente artikel op dit blog van 04.02.2019, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1549234800&stopdatum=1549839600

    De verovering van Kanaän ging van start met Pesach van het jaar 1443 v. Chr. exact op de dag af veertig jaar na de Exodus uit Egypte met nisan 1483 v. Chr. De verovering van Kanaän zou volgens de Bijbel zeven jaar in beslag nemen, waarna het land door Jozua onder de twaalf stammen van Israël verdeeld werd. Een algemeen beeld dat de archeologie aan het einde van het Laat Brons in Israël laat zien zijn verscheidene steden die door brand verwoest werden met later het ontstaan van half-nomadische nederzettingen over de ruïnes. Niemand twijfelt er aan dat de Israëlieten later het machtigste volk van Israël werden, dus veroverden ze op deze wijze het land. Dat is het fundamentele feit. De datering van de archeologische breuklijn die men als een gevolg in het hele gebied vandaag waarneemt, is aan de hand van de Bijbelse chronologie in 1443 v. Chr. op de tijdsbalk te plaatsen.

     

     

    De invasie van de Zeevolken die men aan de hand van de Egyptologie rond 1200 v. Chr. op de tijdsbalk plaatst en eveneens een archeologische breuklijn in het gebied markeerde hoort in de achtste eeuw v. Chr. thuis. Het is de archeologische breuklijn van Laat Brons naar IJzer waar men foutieve lijk de invasie van de Israëlieten in Kanaän mee verbindt. En dit allemaal omdat Ramses III naar de Peleset als de Filistijnen van de oudheid verwijst en men hier het Bijbelboek Jozua mee meent te moeten dateren. De Filistijnen zijn volgens deze theorie pas rond 1200 v. Chr. in het gebied binnengekomen en de Israëlieten en hun inbezitneming van Kanaän dienen aldus op de tijdsbalk van de vijftiende naar de twaalfde eeuw v. Chr. te verhuizen? De Bijbel plaatst de Filistijnen echter al in het tweede millennium v. Chr. in Kanaän en maakt hen tot tijdgenoten van de aartsvaders. De ‘Peleset’ of Filistijnen naar wie Ramses III verwijst zijn nieuwkomers die in de achtste eeuw v. Chr. zich in de steden van Filistea vestigden. Dat de Egyptologie de regeerperiode van Ramses III in de twaalfde eeuw v. Chr. op de tijdsbalk plaatst is het gevolg van hun veronderstelling van het gebruik van een dubbele kalender in het oude Egypte: de Sothis-kalender. Een zogenaamde pseudo-astronomische waarneming die louter op een fantasie van de oude Grieken en Romeinen berust. Een kalender die door het revisionisme van de geschiedenis onderuit gehaald is. Zie o.a. het artikel op dit blog van 27.02.2017: over de chronologie van het oude Egypte, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1488150000&stopdatum=1488754800

    Een meerderheid van theologen vandaag hecht geloof aan de tijdconstructie zoals door de egyptologie geleverd en heeft als een gevolg een late datering van de exodus in de dertiende eeuw v. Chr. gecreëerd/gefabriceerd. Bij nader onderzoek blijkt het een fabel te zijn. Niets minder. Zie het artikel op dit blog van 28.01.2019, de late datering van de exodus, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1548630000&stopdatum=1549234800

    De uitdrukking: ‘de late datering van de exodus’ wordt door theologen gehanteerd ter datering van de exodus in de dertiende eeuw v. Chr., dit in tegenstelling met de Bijbel die de exodus in de vijftiende eeuw voor Christus plaatst, de zogenaamde vroege datering. Hierna het relevante Bijbelgedeelte uit het Boek 1 Koningen:

    1 Koningen 6:1 Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar, na den uitgang der kinderen Israëls uit Egypte, in het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo over Israël, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij het huis des HEEREN bouwde. (Statenvertaling)

     

    Theologen die geloof hechten aan de constructie van de late datering nemen het Bijbelgedeelte van 1 Koningen 6:1 niet letterlijk maar zien de vermelde Bijbelse tijdsperiode van 480 jaar slechts als de som van twaalf maal veertig zonder historische waarde. Het is echter niet alleen dit Bijbelgedeelte dat vijf eeuwen tussen de Salomo-era en de Exodus plaatst. Ook de Richterenperiode en de historische Jubeljaren passen alleen binnen de tijdperiode van vierhonderdtachtig jaar.

    Dat men zo lichtvaardig de opgedrongen dateringsmethode van de Egyptologie in tegenspraak met de Bijbelse chronologie aanvaard heeft is vermoedelijk het resultaat van de Bijbelkritiek die vooral sinds de tweede helft van de negentiende eeuw in het kielzog van de evolutietheorie, haar verwoestend werk volbrengt en het gezag van de Bijbel voor velen ondermijnt. In mijn boek ‘Genesis versus Egyptologie’ uit 2009, heb ik een samenvatting van de Bijbelkritiek geschreven. Het boek is al enkele jaren uitverkocht maar kan gratis gelezen op de hierna volgende link:

    Genesis versus Egyptologie, MMXIX, link: https://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html en scrol naar bladzijde tien.

     

    Wordt vervolgd…

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be


    12-08-2019 om 08:23 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-08-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een TIJDS-DAL in de profetie van Jesaja hoofdstuk 61

    Met onze aflevering van 30.07.2019 gaven we aandacht aan de tijdskloof die er zit in de voorzegging van de oudtestamentische profeet Micha (5:1-3) in de achtste eeuw v. Chr. aangaande Bethlehem waar de Messias geboren zou worden. Ongeveer zevenhonderdzeventig jaar later werd dit realiteit en leek het herstel van Israël geestelijk en nationaal heel dichtbij gekomen. De profeet Micha zag namelijk één komst van de Messias zonder het tijd-dal waar te nemen dat na de verwerping van Jezus Christus in 30 AD voor onbepaalde tijd ontstond. De Messias werd dan wel in de volheid der tijden te Bethlehem geboren, als een gevolg van zijn verwerping volgde echter geen herstel van Israël. Veertig jaar later in 70 AD volgde de vernietiging van Jeruzalem, zowel stad als Tempel door de Romeinse bezetter, en begon een wereldwijde diaspora voor Israël. Omdat zij de tijd niet hadden opgemerkt dat God naar hen omzag (Lucas 19:44).

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 319

     

    In de Bijbel zijn er nog zulke voorbeelden van een onderbroken vervulling van profetie waar te nemen. Toen Jezus zich op 29 september 27 AD aan Israël als de Messias bekendmaakte door de profetie van Jesaja in de synagoge te Nazareth te citeren werd eveneens een belangrijke voorzegging van Israël ’s herstel onderbroken. Jezus citeerde daar de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 maar stopte al met citeren in de helft van vers 2. Hierna het betreffende gedeelte uit het Lucas evangelie:

    Lucas 4:16 En Hij kwam te Nazareth, daar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op den dag des sabbats in de synagoge; en stond op om te lezen. 17 En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats, daar geschreven was: 18 De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; 19 Om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren.

    20 En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. 21 En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld. 22 En zij gaven Hem allen getuigenis, en verwonderden zich over de aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen; en zeiden: Is deze niet de Zoon van Jozef? 23 En Hij zeide tot hen: Gij zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester! genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapernaum geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland. 24 En Hij zeide: Voorwaar Ik zeg u, dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland. 25 Maar Ik zeg u in der waarheid: Er waren vele weduwen in Israël in de dagen van Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood werd over het gehele land. 26 En tot geen van haar werd Elias gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe was. 27 En er waren vele melaatsen in Israël, ten tijde van den profeet Elisa; en geen van hen werd gereinigd, dan Naäman, de Syriër. 28 En zij werden allen in de synagoge met toorn vervuld, als zij dit hoorden. 29 En opstaande, wierpen zij Hem uit, buiten de stad, en leidden Hem op den top des bergs, op denwelken hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen. 30 Maar Hij, door het midden van hen doorgegaan zijnde, ging weg. (Statenvertaling)

     

     

    © Gustave Doré (1832/1883 AD), Artistieke afbeelding van de bekende Bergrede van de Heiland. Na het uitroepen van het ‘aangename jaar des Heeren’ of Jubeljaar met Jom Kippoer 29 september 27 AD volgde de Bergrede met de grondwet van het Koninkrijk Gods of Vrederijk aangeboden. Gedurende één jaar vanaf het najaar van 27 AD tot het najaar van 28 AD werd het evangelie van het Koninkrijk in Israël met wonderen en tekenen verkondigd. Bij het naderen van Jom Kippoer een jaar later in 28 AD bleek dat de Koning en Zijn Koninkrijk afgewezen werd. Van dan af sprak de Heiland alleen nog in gelijkenissen tot Israël en was Zijn blik op Jeruzalem gericht waar Hij met Pesach 30 AD als het Lam van God Zijn leven gaf tot redding van velen.

     

    Op 29 september 27 AD was het Jom Kippoer, de grote verzoendag, en het begin van het dertigste Jubeljaar. Met mijn laatste uitgave ‘Dertig Jubeljaren’ in 2018 geef ik aandacht aan de Jubeljaren en geef ze een historische plaats op de tijdsbalk der geschiedenis. Dat het Messiaanse Vrederijk via een jubeljaar zou aanvangen was de logica zelve. Het Jubeljaar was een belangrijk onderdeel van de Tien Woorden van de HEERE God. Het doel van de Wet of Tien Woorden op het jubeljaar was om uiteindelijk alle mogelijke individueel verlies van land en rijkdom aan het einde van het negenenveertigste jaar van een zeven maal zeven sabbatjaarcyclus te herstellen en aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. De toepassing van de wet betekende een garantie tegen blijvende verarming van onfortuinlijke in het Beloofde Land. Hierna de aanvang van het betreffende Bijbelgedeelte:

    Leviticus 25:1 Verder sprak de HEERE tot Mozes, aan den berg Sinaï, zeggende: 2 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gij zult gekomen zijn in dat land, dat Ik u geve, dan zal dat land rusten, een sabbat den HEERE. 3 Zes jaren zult gij uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden, en de inkomst daarvan inzamelen. 4 Doch in het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust zijn, een sabbat den HEERE; uw akker zult gij niet bezaaien en uw wijngaard niet besnijden. 5 Wat van zelf van uw oogst zal gewassen zijn, zult gij niet inoogsten, en de druiven uwer afzondering zult gij niet afsnijden; het zal een jaar der ruste voor het land zijn. 6 En de inkomst van den sabbat des lands zal voor u tot spijze zijn, voor u, en voor uw knecht, en voor uw dienstmaagd, en voor uw dagloner, en voor uw bijwoner, die bij u als vreemdelingen verkeren; 7 Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan tot spijze zijn. 8 Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, zevenmaal zeven jaren; zodat de dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn. 9 Daarna zult gij in de zevende maand, op den tienden der maand, de bazuin des geklanks doen doorgaan; op den verzoendag zult gij de bazuin doen doorgaan in uw ganse land. 10 En gij zult dat vijftigste jaar heiligen, en vrijheid uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren een ieder tot zijn geslacht. 11 Dit jubeljaar zal u het vijftigste jaar zijn; gij zult niet zaaien, noch inoogsten wat van zelf daarin zal gewas sen zijn, noch ook de druiven der afzonderingen in hetzelve afsnijden. 12 Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten. 13 Op dat jubeljaar zult gij ieder wederkeren tot zijn bezitting. (Statenvertaling)

     

    Het toekomstige herstel van Israël, geestelijk en nationaal, zal met een Jubeljaar aanvangen.

    De chronologie van de evangeliën gaf ik eerder op dit blog aandacht. Zie o.a. het artikel van 17.04.2018, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1523829600&stopdatum=1524434400

     

    Hierna volgt het volledige Bijbelgedeelte van Jesaja hoofdstuk 61 met het woord TIJDSDAL in de tekst ingevoegd ter verduidelijking waar de Heiland stopte met citeren.

    Jesaja 61:1 De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis; 2 Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN, ….TIJDSDAL…

     

     

    © James Tissot (1836/1902 AD). Artistieke voorstelling van de Heer Jezus Christus in de synagoge te Nazareth met de boekrol van de profeet Jesaja in zijn handen. Lucas 4:17 “’En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats, daar geschreven was….”

     

    en den dag der wraak onzes Gods; om alle treurigen te troosten; 3 Om den treurigen Sions te beschikken dat hun gegeven worde sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest; opdat zij genaamd worden eikebomen der gerechtigheid, een planting des HEEREN, opdat Hij verheerlijkt worde. 4 En zij zullen de oude verwoeste plaatsen bouwen, de vorige verstoringen weder oprichten, en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord waren van geslacht tot geslacht. 5 En uitlanders zullen staan, en uw kudden weiden; en vreemden zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn. 6 Doch gijlieden zult priesters des HEEREN heten, men zal u dienaren onzes Gods noemen; gij zult het vermogen der heidenen eten, en in hun heerlijkheid zult gij u roemen. 7 Voor uw dubbele schaamte en schande zullen zij juichen over hun deel; daarom zullen zij in hun land erfelijk het dubbele bezitten; zij zullen eeuwige vreugde hebben. 8 Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat den roof in het brandoffer, en Ik zal geven, dat hun werk in der waarheid zal zijn; en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken. 9 En hun zaad zal onder de heidenen bekend worden, en hun nakomelingen in het midden der volken; allen, die hen zien zullen, zullen hen kennen, dat zij zijn een zaad, dat de HEERE gezegend heeft. 10 Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap. 11 Want gelijk de aarde haar spruit voortbrengt, en gelijk een hof, hetgeen in hem gezaaid is, doet uitspruiten; alzo zal de Heere HEERE gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor al de volken. (Statenvertaling)

     

    Daar waar de Heiland met Jom Kippoer te Nazareth stopte met citeren vervolgt de profeet Jesaja met de profetie van het beloofde herstel van alle dingen. Tussen het uitroepen van het jaar van de welbehagen des HEEREN en de dag der wrake onzes Gods in vers twee zit een tijdskloof van inmiddels bijna tweeduizend jaar. De dag der wrake wordt vooral in het Bijbelboek Openbaring of Apocalyps beschreven en is nog toekomst.

     

    De profeet Jesaja zwijgt over een periode van twee dagen of tweeduizend jaar zoals we bijvoorbeeld de profeet Hosea kunnen interpreteren. De verleiding is er uiteraard om vanaf het dertigste Jubeljaar naar de toekomst toe te rekenen. Het zeventigste Jubeljaar bijvoorbeeld viel dan vanaf oktober 1987 tot september 1988. In mijn boek ‘dertig jubeljaren’ heb ik een epiloog over het zeventigste jubeljaar toegevoegd en de verwachting die de periode 1987/1988 toen voor enkelingen betekende. Men gaat in de drang naar het berekenen van de terugkomst van Christus gemakkelijk voorbij aan de woorden van de Heiland in Zijn rede over de laatst dingen:

    Matteüs 24:32 En leert van den vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is. 33 Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij is, voor de deur. 34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. 35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. 36 Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen.

     

    De geschiedenis van Israël heeft een voorbeeld van een uitstel van een bepaald tijdstip. In mijn boek ‘dertig Jubeljaren’ heb ik op de eigenaardigheid gewezen dat de Kanaänieten in het najaar van 1482 v. Chr. achtendertig jaar respijt kregen vanwege het ongeloof van Israël om het Beloofde Land binnen te trekken. De tijd was nochtans rijp. Sinds de Exodus waren er vierhonderd jaar verlopen en het verbond met Abram dat hem Kanaän als het Beloofde Land garandeerde.

    Genesis 15:18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: 19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet, 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten, 21 En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

     

    De maat van de ongerechtigheid van de Amorieten was in de zomer van 1482 v. Chr. vol (Genesis 15:16). Maar door de onwil, door het ongeloof van de twaalf stammen om het land toen binnen trekken werden zij tot achtendertig jaar in de wildernis veroordeeld. Een tijdsperiode die de Kanaänieten uitstel van executie opleverde.

     

    Nu ben ik er van overtuigd dat het begin van het Messiaanse Vrederijk zal aanvangen bij het uitroepen van een Jubeljaar door de Koning der koningen. Het valt alleen niet te berekenen. De verleiding is er om op een tijdsbalk vanaf 1987/1988 naar het éénenzeventigste jubeljaar te loodsen en het jaar 2036/2037 met Jom Kippoer aan te duiden als het jaar voor het begin van het Vrederijk. Vanaf Jom Kippoer 2036 trekt men zeven jaar af tot Jom Kippoer 2029 voor het begin van de zevenjarige eindtijdperiode met zijn oordelen. Die vlieger gaat in het licht van Matteüs 24:36 echter niet op. Er zijn wetmatigheden (Hosea 5:15) waaraan voldaan moet worden alvorens de HEERE God ingrijpt en de dagen der verdrukking inkort (Matteüs 24:22)

    God is namelijk soeverein en Heer over de tijden. Op Zijn tijd zal het Jubeljaar met het herstel van alle dingen, uitgeroepen worden zonder dat er een verbinding met de vorige historische jubeljaren gemaakt kan worden. Dat is mijn verwachting.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be


    06-08-2019 om 08:22 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis van Israël

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe;…

    (TIJDS-DAL)

    … dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. 3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.

     

     

    © Rev. Clarence Larkin (1850–1924), Dispensational Truth (or God's Plan and Purpose in the Ages), bewerkt door de auteur.

     

    Het woord: TIJDS-DAL tussen haken, heb ik aan de tekst toegevoegd ter verduidelijking van het artikel van deze week. De verzen één tot twee (in de helft) zijn vandaag namelijk al geschiedenis. De verzen twee en verder zijn nog toekomst. Het gaat om het uiteindelijke herstel van Israël zowel geestelijk als nationaal in het oude land der vaderen. Een herstel dat bij de eerste komst van de Messias en Zijn afwijzing is uitgesteld. De profeet Micha mocht het tijds-dal tussen de twee komsten van de Messias niet zien en profeteert over één komst. De Messias werd echter naar datzelfde profetische Woord bij zijn eerste komst afgewezen en het is inmiddels bijna tweeduizend jaar later, wachten op Zijn wederkomst of tweede komst.

    De Oudtestamentische profeet Micha is goed bekend vanwege zijn aanduiding dat te Bethlehem de HEERE God als mens geboren zou worden. Het is een profetie die de Schriftgeleerden in de dagen van Herodes de Grote op diens vraag citeerden waar de Messias geboren zou worden (Matteüs 2:3-6).

    De naam van de profeet Micha is een verkorte vorm van de naam Michajah wat betekent: “Hij die is als de HEERE". De profeet Micha trad op in dagen van de koningen van Juda: Jotham, Achaz en Jehizkia. Op de tijdsbalk zitten we voor deze koningen in de jaren van 754 tot 694 v. Chr. Dat maakt van de profeet Micha een tijdgenoot van de profeet Jesaja. De bediening van Jesaja begon al eerder in de dagen van koning Uzzia van Juda in het jaar 776 v. Chr. het jaar van de meganatuurcatastrofe.

    Jesaja 1:1 Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en Jeruzalem in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Jehizkia, koningen van Juda.

     

    Zie het artikel van 06.08.2018 op dit blog: de moeder van alle verwoestingen, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1533506400&stopdatum=1534111200

    In het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Micha blijkt dat Micha (1:2-4) zijn bediening begon ten tijde van een meganatuurcatastrofe. Het is mogelijk dat hier dezelfde ramp beschreven wordt als in het jaar van de aardbeving van Uzzia. Diezelfde dag werd Uzzia door melaatsheid getroffen, in quarantaine geplaatst en nam zijn zoon Jotham van die dag aan de staatszaken in Juda waar.

    Aangezien Micha een tijdgenoot van Jesaja was vinden we dezelfde oordeelsaankondigingen bij beide profeten, wat niet onlogisch is gezien de ernst van de waarschuwingen. In Micha hoofdstuk 1:6 voorspelde de profeet de val van Samaria dat in het jaar 717 v. Chr. een feit werd. Exact honderddertig jaar, zes maanden en tien dagen voor de wegvoering van de twee stammen door Nebukadnezar in juli 586 v. Chr. Zie het artikel van 08.02.2018 op dit blog, link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1517785200&stopdatum=1518390000

     

    Met het artikel van deze week wil ik een bijzonder chronologisch onderdeel van de profeet Micha behandelen. De tijdskloof namelijk, het tijds-dal, dat er bestaat tussen vers 2b en vers 3 van hoofdstuk vijf.

    De voorzegging van de profeet Micha was een oordeel-aankondiging voor zijn tijdgenoten. Het volk van Juda dat zijn eigen weg ging zou in ballingschap naar Babylon weggevoerd worden. Zij zouden ‘overgegeven’ worden:

    Micha 4:10 Lijd smart en arbeid om voort te brengen, o dochter Sions! als een barende vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen uitgaan, en op het veld wonen, en tot in Babel komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar zal u de HEERE verlossen uit de hand uwer vijanden. Micha 5:2 Daarom zal Hij henlieden overgeven, tot den tijd toe, dat zij, die baren zal, gebaard hebbe; dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls.

     

    De profeet Micha verwittigde het volk dat zij door God prijsgegeven zouden worden ‘tot de tijd toe, dat zij die baren zal, gebaard hebbe. Dit is in de geschiedenis van Israël letterlijk uitgekomen. Na de val van Babylon in 539 v. Chr. namen de Meden en de Perzen de heerschappij over, gevolgd door de Grieken en daarna vanaf 63 v. Chr. door de Romeinen. In het jaar 70 AD, veertig jaar na de verwerping van de Messias werd Jeruzalem en de Tempel door de Romeinen met de grond gelijk gemaakt.

     

     

    Micha 3:12 Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.

     

    Er waren in de lange periode sinds de Babylonische Ballingschap (605/535 v. Chr.) tot aan de Romeinse periode (63 v. Chr.) enkele lichtpuntjes zoals de terugkeer van een overblijfsel uit de Babylonische ballingschap, de herbouw van de tempel onder Ezra en Nehemia tijdens de Perzische heerschappij. Maar het koningschap was verdwenen. Wat bleef was de belofte van het herstel. Voor een gelovig overblijfsel van Israël (Lucas 2:25) was het wachten op ‘degene die baren zou’, op de geboorte van de Gezalfde, de Koning der koningen.

    De profeet Jesaja had ‘degene die baren zou’ eveneens voorspeld:

    Jesaja 7:14 Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten.

     

    In het Nieuwe Testament wordt deze profetie vervuld in Maria van het huis van David (zie Lucas 1:26-38 en Matteüs 1;18-25).

    De profeet Jesaja geeft twee verschillende facetten van de verwachte Heerser door: een Heerser namelijk maar tegelijkertijd ook een Knecht. De Knechtgestalte wordt in het bijzonder in hoofdstuk 53 beschreven.

    Jesaja 53:1 Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? 2 Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben. 3 Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. 4 Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. 5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. 7 Als dezelve geëist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open….

     

    Maar nu verder met de profetie van Micha. Ik herhaal gemakkelijks halve het Bijbelcitaat:

    Micha 5:1 En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. 2 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. …

    (…Het prijsgeven besloeg een tijdsperiode die begon in 586 v. Chr. en eindigde in het jaar van de geboorte van de Messias in 5 v. Chr. Een totaal van 581 jaar)

    … Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. 3 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het profetisch Bijbelgedeelte van vers 2b en verder bleef bij het afwijzen van Jezus van Nazareth als de Messias onvervuld en als een gevolg werd ‘het herstel van alle dingen’ uitgesteld. De belofte van een derde herstel van het koningschap van Israël zoals door de profeet Micha werd echter alleen uitgesteld en niet afgelast zoals het gevestigde christendom leert. De Joden die in 70 AD in een wereldwijde diaspora terecht kwamen, zijn in de ‘volken-zee’ namelijk bewaard gebleven (wat in wezen wonderlijk is), zij het dikwijls onder zware verdrukking. Sinds 1948 kennen we een nationaal herstel in het oude land der vaderen: Israël. Een nationaal herstel dat onder druk gehandhaafd wordt. De belofte van de profeet Micha: “…en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, 4 en Hij zal vrede zijn.”, ligt nog ver weg. Hier gelden namelijk wetmatigheden waaraan voldaan moet worden.

    Onder enkelingen in het christendom die op basis van de profetische Boeken van de Bijbel een derde herstel van Israël verwachten is de vestiging van de seculiere staat Israël in mei 1948 het grote teken dat de wederkomst van de Messias nabij gekomen is. Ook als dit geprofeteerde geestelijke herstel van Israël inmiddels al meer dan zeventig jaar op zich laat wachten.

    De ‘tussentijd’, het tijds-dal, dat sinds het verwerpen van de Messias door Israël een feit is, kan verdeeld worden in drie fasen. Tijdens de periode van de evangeliën hebben zij de Zoon van God afgewezen. En in het Bijbelboek Handelingen hebben zij de Heilige Geest van God afgewezen. De eerste maal met Pinksteren, de tweede maal bij de prediking van Stefanus (zie Handelingen 2:14-40, 3:12-26, 7:1-60) en de derde en laatste maal in het laatste hoofdstuk 28 van het Boek Handelingen toen zij Paulus en het evangelie afwezen.

    Het is na het afwijzen van de Paulus’ boodschap door de Joodse leiders vergaderd te Rome dat Paulus zijn bijzondere bediening naar de niet-Joden of heidenen begint. Paulus was de uitverkoren apostel tot het brengen van het evangelie naar de heidenwereld. Zijn boodschap was tot dan toe een verborgenheid geweest, was aan geen enkele profeet van het Oude Testament ooit geopenbaard geweest.

    Romeinen 16:25 Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; 26 Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; 27 Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. (Statenvertaling)

     

    Een scharnierpunt in de tijd van twee bedelingen: Wet en Genade, (Galaten 4:24) was de afwijzing van Paulus door de Joden in Rome. Het Bijbelboek Handelingen sluit deze geschiedenis af met hoofdstuk 28:17-28, met de voormannen der Joden te Rome die de boodschap van Paulus afwijzen en de oordeelsprofetie van de profeet Jesaja (6:9-10) over zich halen. Het is na de afwijzing van Israël dat Paulus zijn Efeze-brief schrijft en aan alle dan bestaande gemeenten bekendmaakt.

    Efeze 3:8 Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijke rijkdom van Christus, 9 En allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus; 10 Opdat nu, door de Gemeente, bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods; 11 Naar het eeuwig voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onzen Heere; 12 In Denwelken wij hebben de vrijmoedigheid, en den toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem.

     

    Dit ‘eeuwig voornemen, dit plan God ‘s’ was nooit eerder aan de Bijbelse profeten meegedeeld. De Gemeente, de Ekklesia, als Lichaam van Christus waar ook niet-Joden toe uitgenodigd worden. Sinds Handelingen hoofdstuk 28 bestaan er twee tijdsperioden of bedelingen. Sindsdien bevinden diegenen die van Christus zijn zich in een staat van genade en zijn vrij van de wet.

    Paulus aan Efeze 2:8 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme. 10 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

     

    Belangrijk tot het begrijpen van de boodschap van de Bijbel is de visie dat de boodschap van Paulus zoals in de Efeze-brief gebracht een nieuw handelen van God met de mens inluidde. Een nieuwe bedeling is toen begonnen. Bij het bestuderen van de Bijbel door Gemeenteleden moet men oog hebben voor het feit dat niet alles in de Bijbel over de Gemeente handelt maar dat wel alles voor ons geschreven is. Een voorbeeld voor wat de geestelijke toepassing hiervan betreft, geeft Paulus weer:

    Romeinen 15:4 Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden. (NBG 1951 Vertaling)

    1 Korintiërs 10:6 Deze gebeurtenissen (Israël in de woestijn) zijn ons ten voorbeeld geschied, opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden.

     

     

     

    Een hele tijd geleden las ik op facebook een reactie van een facebookvriend op een facebookvriend, een doctor in de theologie, waarbij deze een parodie maakte op de bedelingenleerterm: ‘Dispensational Truth’. De man maakte er ‘Dispensable Sensationalism’ van. Ik heb niet gereageerd, maar leuk vond ik het niet. Het christendom kent zo zijn eigenaardigheden en is niet altijd ‘aardig’. Ik bestudeer mijn Bijbel in het kader van de bedelingenleer intussen verder, en haal voor spot mijn schouders op.

    Hebreeën 1:1 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2 heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. (NBG Vertaling 1951)

     

    Paulus begint zijn brief aan de Hebreeën met te verwijzen naar de scharniermomenten in de heilsgeschiedenis, in. De uitdrukking ‘eertijds’ gaat over de periode voorafgaand aan de komst van Jezus Christus. Het was een periode dat God op vele wijzen tot de vaderen door Zijn profeten gesproken had. Er was een tijd (nog niet zo lang geleden) dat het woord ‘bedeling’ nog geen foute klank had. Zo hanteerden de NBG-vertalers van 1951 het woord ‘bedeling’ in hun Bijbelvertaling van de Galatenbrief van Paulus. De Statenvertaling heeft het in Galaten 4:24 over twee ‘verbonden’.

    Galaten 4:21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinai, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar betekent de berg Sinai in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. 26 Maar het hemelse Jeruzalem is vrij; en dat is onze moeder. (NBG Vertaling 1951)

     

    Bij het lezen en bestuderen van de Bijbel, en vooral dan de in de Bijbel beschreven Heilsgeschiedenis, herkennen we meerdere ‘scharniermomenten’ waar men van de ene bijzondere tijdsperiode, lees bedeling, in een andere overgaat. Een voorbeeld van zulk een scharniermoment is het afsluiten van de bedeling van Wet, door die van de Genade, zoals door Paulus in zijn Galatenbrief wordt doorgegeven. Een ander goed herkenbaar voorbeeld van zulk een scharniermoment is het afsluiten van de prezondvloedtijdsperiode, wanneer God de deur van de ark van Noach sloot, en de Grote Vloed als oordeel over de wereld van toen liet komen.

    Genesis 7:16 En de HEERE sloot achter hem toe.

    Een volgend scharniermoment in de heilsgeschiedenis was de rebellie van Nimrod gevolgd door de roeping van Abraham door de HERE God in 1913 v. Chr., met de belofte van een land en een volk. Het was Gods antwoord op de rebellie van de postzondvloedmens onder leiding van Nimrod. De tijdsperiode van de Belofte aan Abraham liep van 1913 v. Chr. tot aan het geven van de Wet aan Mozes in 1483 v. Chr. of een periode van vierhonderddertig jaar. De bedeling van de Wet liep van Pinksteren/Sjavoeot 1483 v. Chr. tot Pesach 30 AD toen Jezus Christus, de Zoon van God, Zich als het Lam van God plaatsvervangend liet offeren. Een periode van 1512 jaar werd afgesloten (Galaten 4:4-5) en de deur tot het heil geopend.

    Wanneer de huidige bedeling van de genade eens in de toekomst afgesloten wordt, volgt de bedeling van het Messiaanse Vrederijk. Het is de periode dat het volk Israël opnieuw hersteld wordt, geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen, het gebied met de grenzen van de Jordaan tot de Zee en van Dan in het Noorden tot Berseba in het Zuiden.

     

    Het hierna volgende Bijbelcitaat van de profeet Hosea verklaart in een notendop hoe het allemaal in de toekomst in zijn werk zal gaan.

    Hosea 5:15b.. Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit. (NBG Vertaling 1951)

     

    De verklaring van dit Bijbelcitaat zou de volgende kunnen zijn: in vers 15b wordt de Hemelvaart van de Messias in 30 AD beschreven: “Ik zal heengaan, Ik wil wederkeren naar mijn plaats”. Het woord: “totdat” slaat op de tijdskloof van inmiddels al 1989 jaar. ‘Wanneer het hun bang te moede is’, slaat op een komende verdrukking waaruit zij op God zullen roepen. Hoofdstuk 6:1 leert de collectieve bekering op één dag van een rest van Israël. En volgens vers 2 is er onder de rest van Israël dan een kennen, een weten van wat er twee dagen of tweeduizend jaar eerder in het jaar 30 AD gebeurd is en beseft men vanaf dat ogenblik dat de derde dag van de wederoprichting aller dingen nabij is. Over ‘de dagen’ als langere tijdperioden schreef ik eerder op dit blog een artikel op 21.01.2019, toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was…, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1548025200&stopdatum=1548630000

     

    De profetie van Micha hoofdstuk 5 krijgt dan na een tijdskloof van ongeveer tweeduizend jaar haar uiteindelijke vervulling:

    Micha 5:2b … dan zullen de overigen Zijner broederen zich bekeren met de kinderen Israëls. 3 En Hij zal staan, en zal weiden in de kracht des HEEREN, in de hoogheid van den Naam des HEEREN, Zijns Gods, en zij zullen wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde.

     

    Het slot van het Bijbelboek Micha is hoopgevend:

    Micha 7:19 Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen. 20 Gij zult Jakob de trouw, Abraham de goedertierenheid geven, die Gij onzen vaderen van oude dagen af gezworen hebt.

     

     

    In het geprofeteerde Messiaanse Vrederijk zal ook een overblijfsel van de volken hun plaats en hun herstel vinden:

    Jesaja 19:23 Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. 24 Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, 25 omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be

     

    Recente publicaties:

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)

     

    Ontmoeten. Vragen. Ontdekken. Zie alphavlaanderen.be


    30-07-2019 om 08:32 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De chronologie van Daniël s’ zeventig jaarweken.

    Daniël 9:1 In het eerste jaar van Darius, den zoon van Ahasveros, uit het zaad der Meden, die koning gemaakt was over het koninkrijk der Chaldeeën; 2 In het eerste jaar zijner regering, merkte ik, Daniël, in de boeken, dat het getal der jaren, van dewelke het woord des HEEREN tot den profeet Jeremia geschied was, in het vervullen der verwoestingen van Jeruzalem, zeventig jaren was.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 278

     

    Het was in het eerste regeringsjaar van Darius de Mediër in 539/538 v. Chr. dat de profeet Daniël de profetie der zeventig zevens geopenbaard kreeg. Daniël was zesenzestig jaar eerder als jonge knaap (Daniël 1:1-4) in 605 v. Chr. in Babylonische Ballingschap weggevoerd en ontving als oude man in het jaar van de val van Babylon in 539 v. Chr. de belangrijke profetie over het herstel van Israël. De openbaring kreeg hij toen hij de Bijbelboeken van zijn tijd aan het bestuderen was: het Bijbelboek van de profeet Jeremia namelijk. Daarin had de profeet Jeremia voorzegt dat de ballingschap zeventig jaar zou duren.

    Jeremia 25:11 En dit ganse land zal worden tot een woestheid, tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig jaren. 12 Maar het zal geschieden, als de zeventig jaren vervuld zijn, dan zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, spreekt de HEERE, hun ongerechtigheid bezoeken, mitsgaders over het land der Chaldeeën, en zal dat stellen tot eeuwige verwoestingen. (Statenvertaling)

     

    Jeremia 29:10 Want zo zegt de HEERE: Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u wederbrengende tot deze plaats.

     

     

    © Robert De Telder, Dertig Jubeljaren, 2018, blz. 279

     

    De profeet Daniël besefte bij de regeringswissel te Babylon in 539 v. Chr. mits een eenvoudige rekensom dat het nog slechts vier jaar tot het einde van de ballingschap waren. En inderdaad in 535 v. Chr. in het eerste regeringsjaar van de Perzische koning Kores gaf deze vorst de toelating aan de Joden om naar Judea terug te keren.

    Flavius Josephus, Ant. Bk. XI, I, 1. In the first year of the reign of Cyrus which was the seventieth from the day that our people were removed out of their own land into Babylon, God commiserated the captivity and calamity of these poor people, according as he had foretold to them by Jeremiah the prophet, before the destruction of the city, that after they had served Nebuchadnezzar and his posterity, and after they had undergone that servitude seventy years, he would restore them again to the land of their fathers, and they should build their temple, and enjoy their ancient prosperity. And these things God did afford them; for he stirred up the mind of Cyrus, and made him write this throughout all Asia: "Thus saith Cyrus the king: Since God Almighty hath appointed me to be king of the habitable earth, I believe that he is that God which the nation of the Israelites worship; for indeed he foretold my name by the prophets, and that I should build him a house at Jerusalem, in the country of Judea."

    Zie ook het Bijbelboek Ezra 1:1-4.

    Ik neem aan dat Daniël in de verwachting leefde dat de HEERE God het door de profeten beloofde Messiaanse Vrederijk onmiddellijk na het einde van de Babylonische Ballingschap zou oprichten. De man Gabriël die door God naar Daniël gezonden werd, maakte echter duidelijk dat er nog zeven maal zevens van jaren, bovendien met tijdsintervallen, zouden overgaan alvorens de HEERE God Zijn Koninkrijk op aarde zou oprichten. Zo komen we aan het onderwerp van dit artikel: het chronologisch plaatsen van de zeventig weken. Hierna volgt het betreffende Bijbelgedeelte:

    Daniël 9:24 Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven.

    25 Weet dan, en versta: van den uitgang des woords (458 v. Chr.), om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den Vorst, zijn zeven weken, en twee en zestig weken; de straten, en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden.

    26 En na die twee en zestig weken zal de Messias uitgeroeid worden (25 AD), maar het zal niet voor Hem zelven zijn; en een volk des vorsten, hetwelk komen zal (Rome), zal de stad en het heiligdom verderven (70 AD), en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed (370 AD), en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen.

    27 En hij (vers 26: een volk des vorsten) zal velen het verbond versterken een week; en in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. (Statenvertaling)

     

    De jaartallen tussen haakjes in het hiervoor vermelde citaat heb ik toegevoegd om het historisch plaatsen op de tijdsbalk te verduidelijken. De zeven maal zeventig zevens zijn begonnen in het jaar 458 v. Chr. wanneer ‘den uitgang des woords, om te doen wederkeren, en om Jeruzalem te bouwen’, werd uitgesproken. Dit gebeurde volgens het Bijbelboek Ezra 7:1 in het zevende regeringsjaar van Arthahsasta of Artaxerxes I.

    Ezra 7:1 Na deze geschiedenissen nu, in het koninkrijk van Arthahsasta, koning van Perzië: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den zoon van Hilkia, 2 Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub, 3 Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, 4 Den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki, 5 Den zoon van Abisua, den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van Aäron, den hoofdpriester. 6 Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israëls, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods, over hem, al zijn verzoek. 7 Ook sommigen van de kinderen Israëls, en van de priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers, en de Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning Arthahsasta. 8 En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was het zevende jaar dezes konings. 9 Want op den eersten der eerste maand was het begin des optochts uit Babel, en op den eersten der vijfde maand kwam hij te Jeruzalem, naar de goede hand zijns Gods over hem.

     

    Het bevelschrift van koning Arthasasta aan Ezra voor de terugkeer naar Jeruzalem en de herbouw van de Tempel vinden we in het Bijbelboek Ezra 7:12-28.

    Zeven maal zeven jaar, of negenenveertig jaar later in 410/409 v. Chr., treedt de laatste profeet van het Oude Testament op: Maleachi en compileren Ezra en Nehemia de Bijbelboeken die wij tegenwoordig als het Oude Testament kennen. Daarna zijn het nog eens tweeënzestig maal zeven jaarweken tot op een Messias of Gezalfde. Dit brengt ons in het jaar 25/26 AD voor het optreden van Johannes de Doper gevolgd door de doop van de Heer Jezus Christus. De Heer Jezus Christus werd geboren in de maand Ab (juli/augustus) van het jaar 5 v. Chr. en stemt overeen met het profetische schema van Daniël. Tussen 25 AD en 30 AD wanneer “de Messias uitgeroeid werd terwijl er niets tegen hem is” zit er een eerste tijdskloof van vijf jaar. Een volgende tijdskloof, van veertig jaar ditmaal, zit er tussen 30 AD en 70 AD wanneer in het laatst vermelde jaar ‘een volk des vorsten, hetwelk komen zal (Rome), de stad en het heiligdom verderven’. Dit was de Romeinse generaal (later Keizer) Titus die in 70 AD als een gevolg van zijn oorlog tegen het opstandige Jeruzalem deze profetie in vervulling deed gaan. Het jaar 70 AD is een mijlpaal in de geschiedenis van Israël.

    De tijdsperiode van veertig jaar tussen 30 AD met “het uitroeien van de Gezalfde” en 70 AD met de vernietiging van de Tempel te Jeruzalem werd gekenmerkt door enkele bijzonderheden. Zo scheurde in de Tempel het voorhangsel dat het Heilige der heiligen afschermde middendoor, juist op het ogenblik dat Messias Jezus als het Lam Gods Zijn leven gaf.

     

     

    Lukas 23:44 En het was omtrent de zesde ure, en er werd duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe. 45 En de zon werd verduisterd, en het voorhangsel des tempels scheurde midden door. 46 En Jezus, roepende met grote stemme, zeide: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En als Hij dat gezegd had, gaf Hij den geest.

     

    Een andere merkwaardigheid vinden we in de Talmoed (Joma 39b) dat leert: “Onze meesters leerden: veertig jaren voor de verwoesting van het Huis kwam het lot niet terecht noch werden de rode banden wit, noch brandde het westelijke licht en openden zich de deuren des Tempels vanzelf.”(Dr. F. De Graaf, Jezus de verborgene - blz.37).

    De uiteindelijke vernietiging van Jeruzalem en de Tempel werd door Jezus Christus in 30 AD voorspelt:

    Lucas 19:41 En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. 43 Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen 44 en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.

     

    Het jaar 70 AD betekende het einde van het nationale Israël. De heersersstaf en scepter waren van Juda geweken, zoals de aartsvader Jacob het eeuwen eerder voorzegt had:

    Genesis 49:10 De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn.

    Opmerkelijk is dat Flavius Josephus verwijst naar een Romeinse commandant met de naam SILO ten tijde van het beleg van Jeruzalem in 70 AD. Het Romeinse Rijk dat in 70 AD op het toppunt van zijn macht was zou echter volgens de profetie van Daniël ook ten onder gaan. Het Bijbelboek Daniël 9:26b beschrijft de ondergang van het Romeinse Rijk als gevolg van een overstroming: ‘en zijn einde zal zijn met een overstromenden vloed (370 AD), en tot het einde toe zal er krijg zijn, en vastelijk besloten verwoestingen.

     

     

    © Grosser Historischer Weltatlas, Herausgegeben vom Bayerischen Schulbuch – Verlag, 1954, (bewerkt door de auteur).

     

    De overstroming is hier een beeld van volkeren, de grote Germaanse volksverhuizing die rond 370 AD op gang kwam en de ondergang van het West-Romeinse Rijk betekende. De geschiedenis van het gebied van het Romeinse Rijk was daarna er een van strijd en verwoestingen. De tijdskloof die er zit tussen de negenenzestigste jaarweek en de zeventigste duurt tot op heden voort. Het is de periode tussen de twee komsten van de Messias. De eerste komst in nederigheid (Jesaja 53:2-3) gevolgd door een tweede komst in heerlijkheid (Jesaja 54:7-8).

    Het begin van de zeventigste jaarweek wordt door Daniël beschreven als: “En hij zal het verbond versterken een week…”. Dit betekent dat het Romeinse Rijk van de oudheid in de toekomst een herstel zal kennen. Een nieuwe Titus zal in de toekomst voor het sinds 1948 nationaal herstelde Israël, ‘het verbond versterken’ en aldus de laatste jaarweek der wereldgeschiedenis inluiden. Ik herhaal nog even de profetie van Daniël hoofdstuk 9:

    27 En hij (vers 26: een volk des vorsten) zal velen het verbond versterken een week; en in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, en over den gruwelijken vleugel zal een verwoester zijn, ook tot de voleinding toe, die vastelijk besloten zijnde, zal uitgestort worden over den verwoeste. (Statenvertaling)

     

    Het verbond dat een nieuwe Romein in de toekomst zal ‘versterken’ is naar mijn mening het landverbond dat voor de Israëlieten het Beloofde Land is. De laatste jaarweek gaat dan in vervulling. In de helft van de jaarweek zal de nieuwe Romein het ‘slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden’ wat betekent dat de offerdienst van het Oude Testament na een onderbreking van bijna twintig eeuwen opnieuw bij de aanvang van de zeventigste jaarweek ingesteld is. Vandaag is het nog onvoorstelbaar dat er op de Tempelberg te Jeruzalem plaats gemaakt zal worden voor een nieuwe Joodse Tempel of een Tent der samenkomst. Nochtans zullen volgens het profetische woord ooit alle religies samengaan en zich als een tegenstander van de God van de Bijbel openbaren.

     

     

    Wat nodig voor de toekomstige offerdienst is zijn de attributen zoals op de plaat hierboven afgebeeld. Links onder op de plaat staat de ark van het verbond afgebeeld. Over de ark schreef ik eerder op dit blog op 18.03.2019 een artikel: Werd de Ark van het Verbond in 586 v. Chr. bij de val van Jeruzalem vernietigd of werd ze toen verborgen en tot op heden ergens bewaard? Zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1552863600&stopdatum=1553468400

     

    De Heer Jezus Christus verwijst in Zijn rede over de laatste dingen naar de geprofeteerde gruwel der verwoesting waar de profeet Daniël naar verwijst.

    Matteüs 24:15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!) 16 Dat alsdan, die in Judea zijn, vlieden op de bergen; 17 Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen; 18 En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen. 19 Maar wee den bevruchten, en den zogenden vrouwen in die dagen! 20 Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat. 21 Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. 22 En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.

     

    Wie of wat de gruwel der verwoesting is maakt Paulus in zijn tweede Thessalonicenzenbrief duidelijk:

    2 Thessalonicenzen 2:3 Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs; 4 Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is. 5 Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?

     

    De verwoester over de gruwelijke vleugel in het Heilige der heiligen op de Tempelberg is de nieuwe Romein van de eindtijd die zich daar als een god neerzet. Dit is het moment in de helft van de zeventigste jaarweek voor een gelovig overblijfsel in Judea om naar de bergen te vluchten. Een grote verdrukking die een halve jaarweek of tweeënveertig maanden zal aanhouden ziet hier haar begin. De vlucht naar de bergen, naar de woestijn, is een omgekeerde exodus die in meerdere Bijbelboeken beschreven staat:

    Openbaring 12:6 En de vrouw vluchtte in de woestijn, alwaar zij een plaats had, haar van God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen.

     

    De vermelde plaats waar in Openbaring 12:6 verwezen wordt, is volgens het Bijbelboek Daniël 11:41, het over-Jordaanse gebied of de huidige landen Jordanië en het noordwesten van Saoedi-Arabië. Ook de profeet Hosea 2:13 verwijst naar de woestijn van het over-Jordaanse gebied. Met het artikel van 25.02.2019 op dit blog: het dal Achor, een deur der hoop…, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1551049200&stopdatum=1551654000

    beschrijf ik uitvoeriger de vlucht en het verblijf in de woestijn van een overblijfsel, een rest van Israël. Aan het einde van de tweede helft van de zeventigste jaarweek is de volledige verlossing en herstel van Israël een feit zoals Daniël 9:24 leert:

    Daniël 9:24 Zeventig weken zijn bestemd over uw volk, en over uw heilige stad, om de overtreding te sluiten, en om de zonden te verzegelen, en om de ongerechtigheid te verzoenen, en om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, en om het gezicht, en den profeet te verzegelen, en om de heiligheid der heiligheden te zalven.

     

    Met de beschreven vlucht naar de woestijn merken we dat ook de tweede of wederkomst van de Messias niet zonder ongeloof van de zijde van een meerderheid van Israël zal verlopen. Net zoals bij de eerste komst zullen zij blijkbaar ook aan de periode voorafgaand aan de tweede komst ‘de tijd niet opmerken’ (Lukas 19:44). Het ‘slachtoffer en spijsoffer’ dat opnieuw op de Tempelberg zal ingesteld worden is in afwijzing van de weg der verzoening die God aanbiedt. Twee getuigen (Openbaring 11:3) van de HEERE God zullen in de eerste helft van de zeventigste jaarweek tegen de opnieuw ingestelde offerdienst getuigen. De verdwazing zal compleet zijn wanneer de pseudo-Messias, de handlanger (Openbaring 13:11-12) van de nieuwe Romein, er in slaagt ‘vuur uit de hemel’ het offer op het altaar op de Tempelberg te laten verteren (Openbaring 13:13). In de helft van de zeventigste jaarweek zal een ‘rest’ van diegenen die het Utopia van de nieuwe Romein hebben afgewezen naar de woestijn gevoerd worden (Openbaring 11:14) en daar bewaard gedurende ‘een tijd, en tijden, en een halve tijd, buiten het gezicht der slang’.

     

    Wordt vervolgd…

     

    P.S. Wat de zeventig jaarweken ons bovendien leren is dat er minstens een tijdsperiode van 483 jaar zit tussen de Perzische overheersing van het gebied van Israël en de Romeinse overheersing. De Joodse anno mundi jaartelling waarvan de teller momenteel op 5779 sinds de Schepping zit, wijkt met 235 jaar van de historische werkelijkheid af. Het is vooral de Perzische periode die door de Rabbijnen eertijds is ingekort.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

     

     

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    22-07-2019 om 09:25 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DNA onthult gevreesde Filistijnen.

    De NRC publiceerde op 4 juli 2019 een interessant artikel over de Zeevolken die in de oudheid ten tijde van Ramses III Egypte en de Levant binnenvielen. De titel luidde: DNA onthult gevreesde Filistijnen. Archeologie: het volk dat rond 1200 v. Chr. de streek bij het Israëlische Asjkelon binnenviel, kwam uit het westelijk Middellandse Zeegebied. Zie link: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/07/03/dna-onthult-gevreesde-filistijnen-a3966005

     

     

    Op de noordelijke buitenmuur van de dodentempel van Ramses III in Medinet Haboe is de strijd van Ramses III tegen de Zeevolken gedetailleerd uitgebeeld. De verschillende rassen en de klederdracht van de aanvallers zijn duidelijk te onderscheiden. Ook valt op dat de aanvallers mager en knokig zijn. Dit wijst op de hongersnood die deze volken in hun gebieden getroffen had. De gevederde helm wordt traditioneel als de hoofdtooi van de Peleset gezien en heeft zich in de vakliteratuur en in Hollywood vastgezet. Dezelfde hoofdtooi kan echter ook bij de Tjeker en de Denyen waargenomen worden.

     

    Wat nieuw is, is de identificatie van sommige van de Zeevolken aan de hand van hun DNA. Onderzoekers van het Max Planck Instituut in Jena zijn er namelijk voor het eerst in geslaagd met behulp van DNA stoffelijke resten te identificeren van mensen die behoorden tot één van de Zeevolken, de Filistijnen. Ze publiceerden hun ontdekking woensdag in Science Advances. De uit de Bijbel bekende Filistijnen blijken nu afkomstig uit het zuidwesten van Europa. De Duitse archeologen van het Max Planck Instituut te Jena werkten op een drietal oude begraafplaatsen rondom het Israëlische Asjkelon en vonden meer dan honderd skeletten, die ze onderzochten op de aanwezigheid van DNA-materiaal. Ze hadden slechts succes bij tien skeletten, waarvan ze via koolstofdatering de ouderdom vaststelden. De zes vrouwen en vier mannen leefden tussen 1750 en 1050 v.Chr. In deze periode vond volgens de orthodoxe geschiedschrijving de overgang van bronstijd naar ijzertijd plaats.

    In mijn uitgave: de zonaanbidder, 2016, appendix 1, geef ik aandacht aan de Zeevolken en hun invasie van de Levant en Egypte. In mijn boek vermeld ik het bronnenmateriaal dat tot de identificatie van sommige Zeevolken leidde zoals bijvoorbeeld de SHRDN en dit louter op basis van taalkundige aanwijzingen. De herkomst van de SHRDN was Sardinië in de westelijke helft van de Middellandse Zee. Het DNA-onderzoek van het Max Planck Instituut in Jena bevestigt nu definitief de herkomst van sommige van de Zeevolken uit het gebied van de westelijke Middellandse Zee. Een invasie die in het licht van de herziening van de geschiedenis van de oudheid nu aan het einde van de achtste eeuw v. Chr. plaatsvindt in plaats van het orthodoxe tijdstip rond 1200 v. Chr. Zie hierna een kort relevant citaat uit ‘de zonaanbidder’:

    “De namen van de zeevolken die Ramses III opgeeft kunnen allen met mediterrane groepen die in de achtste eeuw v. Chr. hun intrede in de regio deden, verbonden worden. Zo waren de Shrdn, lange baardige mannen met gehoornde helmen afkomstig uit Sardinië. De Tshkr kunnen in verband gebracht worden met de Sikels uit Sicilië en de Tsshw met hun nauw sluitende hoofddeksels, waren hoogstwaarschijnlijk de Etrusken die door de Grieken Turshenoi werden genoemd. De Peleset kwamen uit Kreta. De Denyen of Danaana zijn volgens mij met de Phrygiërs te identificeren. Zij zijn de 'Danuniyim' met als tussenstation Cilicië alvorens naar de Nijldelta op te rukken. De hint voor de identificatie van de Danaana met de Phrygiërs haalde ik uit een plaatsjesboek met een afbeelding van Phrygische soldaten met rond schild en helm met pluimen.” Einde citaat.

     

     

    Het artikel van de NRC verwijst naar Ramses III als “de grote Egyptische farao”, wat overdreven is aangezien de historische Ramses III zichzelf slechts als een prins van Heliopolis vermeldde.

    Wat in het artikel geen aandacht krijgt is het feit dat men de overgang van Laat Brons naar IJzer rond 1200 v. Chr. in de archeologische lagen in Kanaän aan de Egyptische chronologie gekoppeld en gedateerd heeft. De Egyptische chronologie is verantwoordelijk voor de datering van de invasie van de Zeevolken in 1200 v. Chr. Een chronologie die gebaseerd is op de veronderstelling van het gebruik van een dubbele kalender in het oude Egypte: de Sothis-kalender. Een kalender echter die door het revisionisme van de geschiedenis onderuit gehaald is. Zie o.a. het artikel op dit blog van 27.02.2017: over de chronologie van het oude Egypte, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1488150000&stopdatum=1488754800

    In 1177 v. Chr. bracht Ramses III namelijk volgens de orthodoxe Egyptologie een halt toe aan de invasie van de Zeevolken en redde Egypte van de ondergang.

    Een anomalie die zich in het orthodoxe model voordoet is dat men het Rijk der Hethieten dat zich over het huidige Turkije in Klein-Azië uitstrekte rond 1200 v. Chr. als een gevolg van de invasie van de Zeevolken laat ondergaan, dit terwijl de Assyriërs in contradictie tot in de achtste eeuw v. Chr. naar de Hethieten in hun bewaard gebleven geschriften verwijzen. Eén en ander zit duidelijk fout! Ik haal op dit blog dikwijls de Bijbel als historisch boek aan om één en ander in vraag te brengen, maar ditmaal hebben we een buiten-Bijbels voorbeeld hoe de rampzalige gefabriceerde chronologie van Egypte haaks staat op de historische werkelijkheid.

    In mijn eerder geciteerde boek ‘de zonaanbidder’ plaatst ik de invasie van de Zeevolken in 712 v. Chr. en verhuist de breuk tussen Laat Brons en IJzer van de dertiende eeuw v. Chr. naar de achtste eeuw v. Chr. Mijn verhaal laat ik aanvangen aan het begin van de achtste eeuw v. Chr. wanneer een meganatuurcatastrofe de oude wereld trof en verantwoordelijk was voor het opgang komen van heel wat volksverhuizingen. De belegering van Troje laat ik plaatsvinden van 800 tot 790 v. Chr. Heel wat puzzelstukken vallen zodoende op hun plaats en tonen een historische werkelijkheid zonder de zogenaamde gefabriceerde duistere eeuwen voor Griekenland. Zie ook het artikel op dit blog van 30.07.2018: de datering van de val van Homeros’ Troje, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1532901600&stopdatum=1533506400

    De achtste eeuw v. Chr. werd gekenmerkt door een cyclus van meganatuurcatastrofes die de oude wereld van toen teisterde. Als een gevolg waren er grote volksverhuizingen met als enig motief de honger. Keer op keer mislukten oogsten of werden ze volledig verwoest. Ook zijn er veelvuldig vermeldingen naar pestplagen. De jaren 800, 790 761, 748, 735, 722 en 709 v. Chr. duid ik aan als rampjaren. Dit sluit ook aan bij de klimaatverstoring die de profeet Jesaja voor deze periode voorspeld had.

    Jesaja 5:5 Nu dan, Ik zal ulieden nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; Ik zal zijn tuin wegnemen, opdat hij zij tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding. 6 En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet besnoeid, noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin opgaan; en Ik zal den wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen.

     

    Het artikel in de NRC maakt verder gewag van gevonden stenen te Asjkelon met daarop de naam van een farao dat erop lijkt te wijzen dat Asjkelon bevolkt is door de Filistijnen na de dood van Ramses III? Er hebben zich echter volgens de Bijbel nog andere Zeevolken te Asjkelon gevestigd. Zo verwijst de profeet Zefanja ten tijde van de regeerperiode van koning Josia in Juda (640/609 v. Chr.) naar de volken van de Cheretim te Asjkelon.

    Zefanja 2:4 Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden. 5 Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! Het woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn. 6 En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten der herders, en betuiningen der kudden. 7 En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda, dat zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend hebben. (Statenvertaling)

     

    Het Hebreeuwse woord ‘Cheretim’ werd door de Septuagintvertalers in de derde eeuw v. Chr. vertaald naar ‘Cretans’, verwijzend naar Kreta als het land van hun herkomst. Ik neem aan dat zij in hun tijd de Cheretim nog eenvoudig konden identificeren met Kretenzers en hiermee tegelijkertijd de herkomst van dit nieuwe volk aan de kust gaven. Met het artikel van 22.02.2018 op dit blog: de profeet Zefanja en de identificatie van de Keretieten, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1518994800&stopdatum=1519599600, heb ik deze episode in het bijzonder aandacht geschonken. Het aangekondigde oordeel van de profeet Zefanja werd uitgevoerd door de Scythen die in het jaar 621 v. Chr. Klein-Azië binnenrukten en pas aan de grens met Egypte tot stilstand werden gebracht. Zij zijn verantwoordelijk voor de verwoestingen te Asjkelon en andere plaatsen langs de kust. Het is de oudheidhistoricus Herodotos (Boek 1, 105) (die recent heel wat aandacht op mijn blog krijgt) die de Scythische invasie beschreef. Met het artikel van 03.06.2019 op dit blog beschreef ik farao Sethoos van Herodotos, de vader van de bekende Psammetichos. Sethoos die duidelijk in de achtste eeuw v. Chr. regeerde, werd volgens Herodotos opgevolgd door twaalf koningen die tegelijkertijd ieder over een deel van Egypte heersten, de zogenaamde Ramessieden, waar Ramses III deel van uitmaakte.

    Wanneer men vandaag te Asjkelon modern onderzoek op botten en skeletten doet mag men verwachten meerdere types van oudheidmensen te vinden. Ik ben dan ook benieuwd naar wat het verdere onderzoek te Asjkelon zal opleveren.

     

    Tot slot wil ik opmerken dat de Peleset die met de Bijbelse Filistijnen geïdentificeerd worden, in de achtste eeuw v. Chr. een nieuwe migratie in het gebied van het oude Filistea waren. Na het verslaan van de Zeevolken door Ramses III vestigden verschillende zeevolken zich langs de kust van de Levant.

    De oorsprong van de Filistijnen die in het eerste boek van de Bijbel vermeldt worden gaat terug op Cham, een zoon van Noach.

    Genesis 10: 6 En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaän. 7 En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan. …..

    …. 13 En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten, 14 En de Pathrusieten, en de Casluchieten, van waar de Filistijnen uitgekomen zijn, en de Caftorieten. (Statenvertaling)

     

    Na de Babylonische spraakverwarring in het jaar 2239 v. Chr. hebben zij zich vanuit Sinear naar de (ei)landen in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee begeven. Zij zijn de volken met wie de aartsvaders van Genesis contact hadden. Ten tijde van de Exodus in 1483 v. Chr. en de inname van het Beloofde Land Kanaän in 1443 v. Chr. waren zij tegenstanders van de Israëlieten, zoals het Bijbelboek Deuteronomium leert.

    Deuteronomium 2:23 Ook hebben de Kafthorieten, die uit Kafthor uittogen, de Avieten, die in Hazerim tot Gaza toe woonden, verdelgd, en aan hun plaats gewoond.

     

    Dit is uiteraard een anachronisme indien men er van uitgaat dat Mozes niet de auteur van de Thora is maar dat deze vele eeuwen later pas ten tijde van de Babylonische ballingschap tot stand kwam. Dit is echter niet mijn uitgangspunt. De auteur van de eerste boeken van de Bijbel was Mozes zoals overigens Jezus Christus en de evangelisten het in de eerste eeuw van de christelijke jaartelling leerden. Theologen die menen anders te moeten leren hebben de zogenaamde ‘late datering’ van de exodus bedacht ter inpassing van hun theorie in het keurslijf van de egyptologie. Zie het artikel op dit blog van 28.01.2019, de late datering van de exodus, zie link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1548630000&stopdatum=1549234800

     

    De Filistijnen ten tijde van de intocht van de Israëlieten in het Beloofde Land worden beschreven als een volk dat uit Kafthor stamt en verantwoordelijk was voor de genocide op de Avieten die voor hen het gebied van Filistea gekoloniseerd hadden. Dit Kafthor werd door de Septuagint-vertalers in de derde eeuw v. Chr. met Kreta een eiland in de oostelijke Middellandse Zee geïdentificeerd. De Filistijnen zijn door de binnentrekkende Israëlieten in 1443 v. Chr. niet verdreven maar hebben zich daarna over de vele eeuwen die de Richterenperiode in Israël besloeg kunnen handhaven, en betekenden ten tijde van de koningen Saul en David nog altijd een plaag voor Israël. De bekendste Filistijn uit deze periode is misschien wel de reus Goliath. Dat de beschreven Filistijnen uit ‘Kafthor’ stamden herhaalde de profeet Amos in de achtste eeuw v. Chr.:

    Amos 9:7 Zijt gijlieden Mij niet als de kinderen der Moren, o kinderen Israëls? spreekt de HEERE. Heb Ik Israël niet opgevoerd uit Egypteland, en de Filistijnen uit Kafthor, en de Syriërs uit Kir?

     

    De Peleset/Filistijnen die deel uitmaakten van de Zeevolken bij hun invasie in de achtste eeuw v. Chr. waren nieuwkomers die zich in Filistea vestigden. Zij zitten volgens het Bijbelse model in de lijn van de stamvader Jafeth, een zoon van Noach. Zij werden na het afslaan door Ramses III vazallen van de Assyrische koning Sargon II. De Assyriër Sargon II vermeldt in zijn annalen dat hij te Asdod tegen een Ioniër (Griek) moest optreden. Ook over de opvolger van Sargon II: Sanherib weten we via een bericht van Berossus dat hij een veldtocht tegen Grieken in Cilicië leidde. De verschillende puzzelstukjes passen alleen in het plaatje van de achtste eeuw v. Chr.

    De Filistijnen worden een eeuw later in de zevende eeuw v. Chr. door de profeet Jeremia vermeld en beschreven als een ‘overblijfsel’ van het eiland Kafthor.

    Jeremia 47:1 Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg. 2 Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden tot een overlopende beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve, de stad en die daarin wonen; en de mensen zullen schreeuwen, en al de inwoners des lands zullen huilen; 3 Vanwege het geluid van het geklater der hoeven zijner sterke paarden, vanwege het geraas zijner wagenen, en het bulderen zijner raderen; de vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid der handen; 4 Vanwege den dag, die er komt om alle Filistijnen te verstoren, om Tyrus en Sidon allen overgeblevenen helper af te snijden; want de HEERE zal de Filistijnen, het overblijfsel des eilands van Kafthor, verstoren.

     

    De profetie van Jeremia sluit aan bij de eerder geciteerde profeet Zefanja (2:4). Een oordeelsprofetie waar de invasie van de Scythen in 621 v. Chr. in past.

     

    Wanneer archeologen zoals de onderzoekers van het Max Planck Instituut in Jena vandaag te Asjkelon aan het werk gaan kan men op basis van de historische gegevens die de Bijbel levert verwachten dat zij overblijfselen van meer dan één volk in het gebied zullen aantreffen.

     

    De Arabieren die zich nu Palestijnen noemen stammen niet af van de Filistijnen noch van het tweede noch van het eerste millennium v. Chr. Hun geslachtslijn gaat niet terug tot Cham of Jafeth, maar tot Sem, de zoon van Noach, en via Ismaël de halfbroer van Izaak.

    Waarschijnlijk waren het de Romeinen die het oude land Israël na de verwijdering van het Joodse volk in de periode 70/135 AD Palestina genoemd hebben.

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder

     

    Recente publicaties:

    Dertig Jubeljaren, 2018, zie link: https://www.bol.com/nl/p/dertig-jubeljaren/9200000101929798/?suggestionType=searchhistory&bltgh=jLyCAgDUe71UKHV4eLlBLQ.1.7.ProductImage&fbclid=IwAR1FW-GC4SRsGCLFOa0BP_MG9IXEYx3Uo2Ugz3s6x74aPfO0kexdKcN4hqU

    Kronieken van de koningen van Israël, 2017, zie link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory

    EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331

    Dit boek kan inmiddels volledig online gelezen worden via de volgende link: https://jezusleeft.weebly.com/exodus.html

     

     

    De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999

    TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

    De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234

    De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343

    Genesis versus Egyptologie, 2009, dit boek is uitverkocht maar kan online gelezen worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html

    Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar)


    15-07-2019 om 00:00 geschreven door Robert De Telder  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/11-08/11 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 31/12-06/01 2019
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 01/01-07/01 2018
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 06/01-12/01 2014

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs