Met onze aflevering van 30.05.2016: de dertig jubeljaren (zie
link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2890485)
hebben we gezien dat de dertig
historische jubeljaren het sluitende raamwerk leveren waarbinnen de regeerperioden van de koningen van Juda en Israël, via de Bijbels-chronologische gegevens gerangschikt moeten worden. Ook het jaartal van de
Exodus wordt via de sabbat- en jubeljaren op de tijdsbalk berekend en verankerd.
Zie mijn boek EXODUS,
2016, hoofdstuk: het jaartal van de
Exodus: 1483 v. Chr., blz. 59-69. (voor wie het boek aanschaffen: zie link:
http://www.bravenewbooks.nl/books/102331)
Vanaf
de Exodus in 1483 v. Chr. zijn het vierhonderdtachtig jaar tot het vierde
regeringsjaar van Salomo, wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem
begint.
1 Koningen
6:1 Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar, na den uitgang der
kinderen Israëls uit Egypte, in het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo
over Israël, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij het huis des
HEEREN bouwde. (Statenvertaling)
Het
vierde regeringsjaar van Salomo verankeren we op de tijdsbalk in
okt1004/sep1003 v. Chr. Zijn veertigjarige regeerperiode gaat aldus van het najaar
van 1007 tot het najaar van 967 v. Chr. Hieraan vooraf zit de regeerperiode van
David gekoppeld van 1047 tot 1007 v. Chr., en daaraan vooraf regeerde Saul van
1087 tot 1047 v. Chr.
De
regeerperioden van de koningen van Juda en van Israël volgend op de scheuring van het Verenigd Koninkrijk
na de dood van Salomo in het najaar van
967 v. Chr., rangschikken we op de tijdsbalk tussen de jaren 967 v. Chr. en
586 v. Chr. Het laatste jaar betekende het einde van het koninkrijk van Juda
met de vernietiging van de Tempel door de Babylonische legers van Nebukadnezar.
In mijn
studie TIJD en TIJDEN, 2015, heb ik
de regeerperioden van de koningen van Israël en Juda passend tussen beide
jaartallen: 967 v. Chr. en 586 v. Chr. op de tijdsbalk aangebracht. Voor wie
het boek nog niet aangeschaft heeft, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
In nog
te volgen afleveringen op dit blog, zal ik al de koningen van Juda en Israël
volgend op Salomo tot aan koning Zedekia op de tijdsbalk rangschikken. Hierbij
houd ik alleen rekening met het feit dat men in het tienstammenrijk het jaar in
de maand nisan liet beginnen en in het tweestammenrijk of Juda in de maand tisjri.
Daarnaast kende vooral Juda regelmatig troonsbestijgingsjaren waarbij het
eerste jaar van een koning niet altijd als zijn eerste regeringsjaar geteld
moet worden. Coregentschappen heb ik alleen toegepast wanneer de Bijbel het
expliciet beschreef. Zo ben ik terug naar de normaal verlengde chronologie van
de koningen van Juda en Israël gegaan. De verkorte chronologie van Edwin R. Thiele
werd opgegeven. Wat ik van Thiele behouden heb zijn de twee verschillende
kalenders/jaartellingen die in Juda en Israël gehanteerd werden en de bijzondere
troonsbestijgingsjaren. Het resultaat is een volmaakt passen van alle
puzzelstukjes in het plaatje.
Binnen het
Bijbels-chronologische tijdskader dienen de koningslijsten van de buurvolken
geplaatst te worden, en niet andersom.
Heel wat seculiere
revisionisten van de geschiedenis van de oudheid hanteren de gefabriceerde
jaartallen van de algemeen aanvaarde Edwin R. Thiele en zijn de oorzaak van
scheve constructies. Het Exodusjaartal van Thiele bijvoorbeeld heeft een
verschil van zesendertig jaar op de tijdsbalk.

Bij de dood van Salomo volgde
diens zoon bij de Ammonietische Naäma: Rehabeam, zijn vader op. Als een gevolg
van Rehabeam s onbuigzaamheid naar de eisen van de tien stammen onder leiding
van Jerobeam, scheurden deze zich nog hetzelfde jaar van Juda, af. Het
tweestammenrijk bestond vanaf dat ogenblik alleen nog uit de stam Juda en de
stam Benjamin, samen met de Levieten.
In Juda laat men het jaar met de
maand tisjri aanvangen. Het eerste regeringsjaar van Rehabeam loopt dus van tisjri
(september/oktober) 967 v. Chr. tot tisjri of najaar 966 v. Chr. waarna zijn
eerste regeringsjaar aanvangt. Rehabeam begon te regeren met een troonsbestijgingsjaar
zoals het tekstverband in de Bijbel aantoont. Rehabeam regeert volgens het
Bijbelbericht zeventien jaar:
1 Koningen 14:21 Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en veertig jaren (LXX=
zestien) was Rehabeam oud, als hij
koning werd, en regeerde zeventien jaren
te Jeruzalem, in de stad, die de HEERE verkoren had uit al de stammen van
Israël, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naäma, de
Ammonietische.

Bij de dood van Rehabeam werd
deze opgevolgd door zijn zoon Abiam, die voor een periode van slechts drie jaar
zou regeren:
1 Koningen 15:1 In het achttiende jaar nu van den koning
Jerobeam, den zoon van Nebat, werd Abiam
koning over Juda. 2 Hij regeerde drie
jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter van
Abisalom.
Het tienstammenrijk kende geen
troonsbestijgingsjaar en het eerste regeringsjaar van Jerobeam liep van het najaar
van 967 v. Chr. tot voorjaar, of nisan 966 v. Chr. waarna zijn tweede regeringsjaar
begon. Dit past volkomen op de bijgevoegde tijdsbalk, want in het twintigste regeringsjaar
van Jerobeam begint het troonsbestijgingsjaar van Asa in Juda.
1 Koningen 15: 9 In het twintigste jaar van
Jerobeam, den koning van Israël, werd Asa
koning over Juda. 10 En hij regeerde een en veertig jaren te Jeruzalem, en
de naam zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom.

Het zijn puzzelstukjes die via
het toepassen van de verschillende gehanteerde kalender-jaartellingen en de
troonsbestijgingsjaren, feilloos in elkaar passen.
1 Koningen 15: 25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over
Israël, in het tweede jaar van Asa,
den koning van Juda; en hij regeerde
twee jaren over Israël.
Op het bijgevoegde schema
merken we dat het tweede regeringsjaar van Asa via het troonsbestijgingsjaar,
exact past met het jaar dat volgens het Bijbelbericht Nadab in Israël koning
werd.
In het derde jaar van Asa van
Juda begon Baesa te regeren.
1 Koningen 15:28 En Baësa doodde hem (Nadab), in het derde jaar van Asa, den
koning van Juda, en werd koning in zijn plaats.

1 Koningen 16:8 In het zes en twintigste jaar van Asa,
den koning van Juda, werd Ela, de zoon
van Baësa, koning over Israël, te Thirza, en regeerde twee jaren. 9 En Zimri, zijn knecht, overste van de
helft der wagenen, maakte een verbintenis tegen hem, als hij te Thirza was,
zich dronken drinkende in het huis van Arza, den hofmeester te Thirza; 10 Zo
kwam Zimri in, en sloeg hem, en doodde hem, in het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda; en
hij werd koning in zijn plaats.
1 Koningen 16:15 In het zeven en twintigste jaar van Asa,
den koning van Juda, regeerde Zimri
zeven dagen te Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon, dat
der Filistijnen is.
1 Koningen 16:21 Toen werd het
volk van Israël verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den
zoon van Ginath, om hem koning te maken; en de helft volgde Omri. 22 Maar het
volk, dat Omri volgde, was sterker dan het volk, dat Tibni, den zoon van
Ginath, volgde; en Tibni stierf, en Omri regeerde. 23 In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israël, en
regeerde twaalf jaren; te Thirza
regeerde hij zes jaren.

Na de kortstondige regeerperiode van slechts zeven
dagen van Zimri, een van de legeroversten van Ela, volgde in het
tienstammenrijk een burgeroorlog tussen de twee rivalen Tibni en Omri. Een
burgeroorlog die in het 31ste regeringsjaar van koning Asa van Juda,
beslecht werd met de overwinning van Omri. Een jaar later zou deze zijn nieuwe
hoofdstad Samaria grondvesten. In totaal regeerde Omri twaalf jaar of fracties daarvan, zoals het bijgevoegde
schema laat zien. Bij zijn dood werd hij opgevolgd door zijn zoon Achab.
1 Koningen 16:28 En Omri ontsliep met zijn vaderen, en
werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats. 29 En Achab, de zoon van Omri, werd koning
over Israël, in het acht en dertigste
jaar van Asa, den koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde over Israël, te Samaria, twee en
twintig jaren.
Achab van het tienstammenrijk zou volgens het
Bijbelbericht tweeëntwintig jaar regeren. In zijn vierde regeringsjaar werd
Josafat in Juda koning.
1 Koningen 22:41 Josafat
nu, de zoon van Asa, werd koning over Juda, in het vierde jaar van Achab, den koning van Israël. 42 Josafat was
vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en twintig
jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, de dochter van Silchi.
Op het bijgevoegde schema merken we dat ook Josafat s
regeerperiode met een troonsbestijgingsjaar begon.

2 Kronieken 20:31 Zo regeerde Josafat over Juda; hij
was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en
twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van
Silhi.

1 Koningen 22:52 Ahazia, de zoon van Achab, werd koning
over Israël te Samaria, in het
zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israël.
Op het bijgevoegde schema
blijkt duidelijk dat de zoon van Achab: Ahazia als co-regent van Achab werd
aangesteld in het zeventiende regeringsjaar van Josafat van Juda, nog tijdens
het leven van Achab. De reden was ongetwijfeld de nakende oorlog met Aram
uitmondend in de slag bij Ramoth-Gilead. Ahazia regeerde gedurende twee jaar
waarvan ongeveer één jaar na de dood van Achab, als een gevolg van Achabs dodelijke
verwondingen opgelopen bij de slag om Ramoth-Gilead. In het achttiende
regeringsjaar van Josafat van Juda nam een andere zoon van Achab de scepter
over: Joram.
2 Koningen 1:17 Alzo stierf
hij (Ahazia), naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken had; en Joram werd koning in zijn plaats, in het tweede jaar van Joram, den zoon van Josafat,
den koning van Juda; want hij had geen zoon.
2 Koningen 3:1 Joram nu, de zoon van Achab, werd
koning over Israël te Samaria, in het
achttiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en hij regeerde twaalf jaren.
Op het bijgevoegde schema zien
we dat Joram van Juda twee maal als co-regent aangesteld werd. De eerste maal
tijdens de slag bij Ramoth Gilead en de tweede maal vanaf het drieëntwintigste
regeringsjaar van Josafat, zijnde het vijfde regeringsjaar van Joram van Israël.
2 Kronieken 21:5 Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. 6
En hij wandelde in den weg der koningen van Israël, gelijk als het huis van
Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot een vrouw; en hij deed dat
kwaad was in de ogen des HEEREN.
2 Koningen 8:16 In het vijfde jaar nu van Joram, den zoon
van Achab, den koning van Israël, toen Josafat koning was van Juda, begon Jehoram, de zoon van Josafat, den
koning van Juda, te regeren.
17 Hij was twee en dertig jaren
oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem.

2 Koningen 8:25 In
het twaalfde jaar van Joram, de zoon van Achab, de koning van Israël, werd Achazja, de zoon van Joram, koning
van Juda. 26 Tweeëntwintig jaar was Achazja oud, toen hij koning werd; hij regeerde een jaar te Jeruzalem;
zijn moeder heette Atalja; zij was de kleindochter van Omri, de koning van
Israël. 27 Hij wandelde in de weg van het huis van Achab en deed wat kwaad
is in de ogen des HEREN, zoals het huis van Achab, want hij was verzwagerd met
het huis van Achab.
2 Koningen 9:29 Achazja
nu was koning geworden over Juda in
het elfde jaar van Joram, de zoon van Achab.
Vanuit 2 Kronieken 21 begrijpen
we dat Achazja in het elfde regeringsjaar van Joram tot co-regent werd
aangesteld en dit vanwege de kwaadaardige ziekte van zijn vader. De logica zelf.
Het jaartal 875 v. Chr. op
onze tijdsbalk is een ankerjaar dat het einde betekende van zowel de
regeerperiode van Joram van Israël als van Ahazia van Juda. Het is de
legeroverste Jehu van Israël namelijk die beide koningen op dezelfde dag doodt.
Jehu was daarvoor door de profeet als koning over het tienstammenrijk gezalfd. Zijn
opdracht was de uitroeïng van de dynastie van Omri.
In Juda bestijgt na de dood
van Ahazia koningin Athalia de troon. De Bijbel wijst erop dat de priesters de
jonge kroonprins Joas zes jaar lang voor Athalia verborgen hielden.
2 Koningen 11:1 Toen nu
Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich
op, en bracht al het koninklijke zaad om. 2 Maar Joseba, de dochter van den
koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas,
den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen, die
gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij
verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd. 3 En hij was met haar
verstoken in het huis des HEEREN zes
jaren; en Athalia regeerde over het land.

Joas van Juda bestijgt na haar
dood volgens het Bijbelbericht de troon in het zevende jaar van Jehu.
2 Koningen 12: 1 In het zevende jaar van Jehu
werd Joas koning, en regeerde veertig jaren te Jeruzalem;
en de naam zijner moeder was Zibja van Ber-seba. 2 En Joas deed dat recht was
in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke de priester Jojada hem
onderwees.
Geen troonsbestijgingsjaren
ditmaal in Juda. We zien op deze constructie dat wanneer we de nisan tot
nisan-jaartelling voor het tienstammenrijk volgen, Joas eerste regeringsjaar
in 869 v. Chr. begint. Zijn tweede jaar loopt dan van tisjri 869 tot tisjri 868
v. Chr., volgens de jaartelling die in het tweestammenrijk gold.

2 Koningen 10:35 En Jehu ontsliep met zijn vaderen, en
zij begroeven hem te Samaria, en zijn zoon Joahaz werd koning in zijn plaats. 36
En de dagen, die Jehu over Israël geregeerd heeft in Samaria, zijn acht en
twintig jaren.
2 Koningen 13:1 In
het drie en twintigste jaar van Joas, den zoon van Ahazia, den koning van
Juda, werd Joahaz, de zoon van Jehu,
koning over Israël, te Samaria, en
regeerde zeventien jaren.
Op ons schema 849/836 merken we de dood van Jehu in
het voorjaar van 847 v. Chr. na een regeerperiode van achtentwintig jaar. Hij
werd opgevolgd door zijn zoon Joahaz in het drieëntwintigste regeringsjaar van
Joas van Juda. Joahaz zou gedurende zeventien jaar tot zijn dood regeren.

Naar het einde toe van de regeerperiode van Joahaz
werd zijn zoon Joas als co-regent aangesteld. Dat wordt ons duidelijk gemaakt
in 2 Koningen 13:10 In het zeven en
dertigste jaar van Joas, den koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israël, te Samaria, en
regeerde zestien jaren.
Dit klopt allemaal want in het tweede regeringsjaar
van Joas van Israël begint Amazia zijn eenjarig co-regentschap met zijn vader
Joas van Juda.
2 Koningen 14:1 In
het tweede jaar van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israël, werd Amazia koning, de zoon van Joas, den
koning van Juda. 2 Vijf en twintig jaren was hij oud, toen hij koning werd,
en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was
Joaddan van Jeruzalem.
Met een volgende aflevering gaan we op de tijdsbalk in
detail verder met de koningen Amazia van Juda en Joas van Israël. Ons
eindstation is de laatste koning van Juda: Zedekia, wanneer deze in 586 v. Chr. in
Babylonische ballingschap wordt weggevoerd.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder