Farao Sethos
I of Seti I was de vader van de bekende Ramses II. Volgens de conventionele
Egyptologie regeerde Seti I van ongeveer 1290 tot 1279 v. Chr. in de dertiende
eeuw v. Chr. Ik schrijf ongeveer aangezien er in de orthodoxie een verschil van
mening aangaande de regeertijd bestaat. Andere bronnen geven data van 1294 en
of 1290 tot 1279 v. Chr. De totale regeertijd van Seti I wordt volgens de
orthodoxe egyptologie gesteld tussen elf en vijftien jaar te liggen. Dit
gebaseerd op de data die de bewaard gebleven monumenten in Egypte opgeven.
De
Egyptische oudheidhistoricus Manetho echter gaf Sethos (zijn Griekse naam) via
zijn kopieerders Africanus en Eusebius een regeertijd van vijfenvijftig tot
eenenvijftig jaar op. Ik zal aantonen dat een regeertijd van ruim vijftig jaar
realistischer is op basis van een aangetoonde link met o.a. koning Manasse van
Juda. Zo dadelijk hierover meer.
Dat de
farao ‘s Seti I en Ramses II in de dertiende eeuw v. Chr. op de tijdsbalk
beland zijn is een gevolg van het veronderstelde gebruik door de conventionele
egyptologie van een dubbele kalender in het oude Egypte: de zogenaamde
Sothis-kalender,. Het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid heeft de
Sothis-kalender echter ontegensprekelijk onderuitgehaald. Zie o.a. het artikel
op dit blog van 27.02.2017:
chronologie van het oude Egypte, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?startdatum=1488150000&stopdatum=1488754800
Volgens de gereviseerde
chronologie van Dr. I. Velikovsky hoort Seti I of Sethos op de tijdsbalk in de zevende
eeuw v. Chr. thuis. Een verschil van circa 670 jaar op de tijdslijn. Wie heeft
gelijk?

Farao
Seti I is vandaag ook bekend door de koningslijst die hij heeft nagelaten. In
een tempel van Osiris te Abydos in Egypte heeft hij in een muur een
koningslijst van zesenzeventig namen-cartouches van zijn voorgangers laten
uithakken. Op de afbeelding zien we Seti I en zijn opvolger Ramses II in de
zogenaamde hal der voorvaderen die een offer brengen aan hun gemeenschappelijke
voorouders. De eerst vermelde farao is Menes met vervolgens chronologisch in twee rijen
diens opvolgers. Wanneer men een vergelijking met de andere bekende
koningslijsten van Egypte maakt blijkt echter dat een aantal namen van farao’s
door Seti I weggelaten werden. De Hyksos-farao’s bijvoorbeeld die bij Manetho
de dynastieën 15 en 16 uitmaken werden door Seti I niet erkend en komen in de
lijst niet voor. De eerste farao’s van de achttiende dynastie volgen bij Seti onmiddellijk na
de farao ’s van de twaalfde dynastie. Maar ook de vrouwelijke farao Hatsjepsoet
van de achttiende dynastie werd niet vermeld, niet waardig geacht net zoals de
heerseres Nitocris van de zesde dynastie. Dat Ethiopiërs, Libiërs en Aziaten
met intervallen over Egypte geheerst hebben vinden we in de koningslijst van
Seti I ook niet vermeld. Net zo min als de gehate ketter-farao ’s: Achnaton,
Smenkhkare, Toetanchaton en Eje. De conclusie moet zijn dat de lijst alleen nuttig
is ter vergelijking met de andere vandaag bekende Egyptische koningslijsten.
Het is een hele taak na het
opgeven van de rangschikking van de Egyptische dynastieën door de orthodoxe
egyptologie, een correcte plaatsing voor de negentiende dynastie uit te werken.
Ik begon dit artikel met de verwijzing naar de gereviseerde chronologie
van Dr. I. Velikovsky die Seti I op de tijdsbalk in de zevende eeuw v. Chr. plaatst,
met een verschil van 670 jaar op de tijdsbalk met de orthodoxie.
Maar
ook bij de revisionisten van de geschiedenis van het oude Egypte bestaat er
onderling geen overeenstemming waar juist op de tijdsbalk bepaalde farao ’s
geplaatst moeten worden.

De
onderzoeker Dr. Donovan A. Courville (The Exodus Problem and its Ramifications,
1971) bijvoorbeeld plaatst Seti I en zijn zoon Ramses II op de tijdsbalk op het
einde van de negende eeuw v. Chr. tot midden achtste eeuw v. Chr. en maakt hem
een tijdgenoot van de koningen Uzzia van Juda en van Jerobeam II van Israël.
De
egyptoloog David Rohl (A Test of Time, 1995) heeft in zijn reconstructie de
farao ‘s Seti I en Ramses II dan weer als tijdgenoten van Salomo en Rehabeam in
de tiende eeuw v. Chr., en meent Ramses II de zoon en troonopvolger van Seti I met
de Bijbelse Sisak te kunnen identificeren. Maar ook Rohl wordt niet door iedere
revisionist gevolgd.
Wat alle
revisionisten gemeen hebben is hun afwijzing van Dr. Immanuël Velikovsky ’s
(Ramses II en zijn tijd, 1978) plaatsing van Seti I en Ramses II in de zevende
en zesde eeuw v. Chr. als alter-ego ‘s van de farao ’s Psammetichos en Necho II
van de zesentwintigste dynastie. Dat is voor velen te gortig en wordt
afgewezen.

In mijn
onderzoek van de geschiedenis van de oudheid ben ik al langer tot de conclusie
gekomen dat Velikovsky gelijk heeft met zijn plaatsing van Seti I en Ramses II
in de zevende en zesde eeuw v. Chr. Velikovsky haalt zijn gegevens uit een
grondig onderzoek van oudheidteksten, oude topografische kaarten, plannen van
veldslagen en van stratigrafische methoden van de archeologie.
Wat ik
afwijs is zijn stelling dat de zesentwintigste dynastie een fabricatie van
Manetho was en dat deze farao ’s in wezen alter-ego ’s van de farao ’s van de negentiende
dynastie waren. Ik zie farao Seti I (XIX) niet als identiek met Psammetichos (XXVI)
maar als een ondergeschikte co-regent die met zijn legereenheid aan de
veldtochten van Psammetichos deelnam of in opdracht van de ouder geworden
Psammetichos veldtochten naar Klein-Azië ondernam. Ook onder de opvolger van
Psammetichos: Necho II, voerde Seti I nog veldtochten uit. Het was het boek: C. Verburg, Farao nagerekend, 1976, dat
me op deze denkpiste zette en een eyeopener werd.
Farao
Seti I maakte met zijn legergroep deel uit van het leger van farao Psammetichos
en daarna van farao Necho II dat in 609 v. Chr. door het gebied van Israël heen
naar Karkemis oprukte. Te Megiddo kwam toen koning Josia van Juda aan zijn
einde.
De
plaatsing van farao Sethos I op de tijdsbalk door Velikovsky in de zevende eeuw
v. Chr. maakt de identificatie van steden die Sethos in Kanaän veroverde
eenvoudiger. Er bestaat in de orthodoxe egyptologie bijvoorbeeld discussie over
de juiste identificatie van (PKNN) Pa-Kanaän, de eerste stad in Kanaän die
veroverd werd. Meestal wordt Gaza aangeduid maar dat is gissen. Zo ook met de
plaatsnaam Jenoam waar geen overeenstemming te vinden is. In het gereviseerde model
valt veel meer op zijn plaats. Nu Seti I oprukt in het voormalige gebied van
het tienstammenrijk is het mogelijk in het Egyptische JENOAM de Bijbelse plaats Janoah (2
Koningen 15:29) westelijk van Hazor, in het gebied van Naftali, te herkennen,
een stad die de Assyriër Tiglath Pileser eerder innam.

Op de bijgevoegde kaart uit de
voortreffelijke MacMillan Bible Atlas, heb ik via mijn PC (paint) ingebroken en
aanvalsrichtingen, afbeeldingen en plaatsnamen ter verduidelijking ingevoegd.
Een plaatsnaam die voor verrassingen zorgt en de
revisie van Velikovsky bevestigd is die van Beth-Sjean. Beth-Sjean wordt al in
het Bijbelboek Richteren vermeld.
Richteren 1:27 En Manasse verdreef Beth-sean niet, noch haar onderhorige
plaatsen, (enzoverder…) Statenvertaling)
Het is interresant vast te stellen dat de Joodse
Septuagint vertalers die in de derde eeuw v. Chr. in Egypte de Bijbel naar het
Grieks vertaalden, aan de Bijbeltekst toevoegden dat Beth-Sjean gelijk is aan
‘de stad der Scythen’ of Scythopolis in het Grieks.
LXX Judges 1:27 And Manasse did not drive out the
inhabitants of Baethsan, which is a city
of Scythians, nor her towns, nor her suburbs; etcetera…

De
invasie van de Scythen en de inname van Beth-Sjean door hen dateren we in 621
v. Chr. in het eerste regeringsjaar van Kyaxares. Het is de oudheidhistoricus
Herodotos (Boek 1.105) die de Scythische invasie van Klein-Azië beschreven
heeft. Herodotos schrijft dat wanneer de Scythen tot aan de grens met Egypte
opgerukt waren, farao Psammetichos
hen kon omkopen. Hun tocht leidde hen vanuit het noorden aan de Eufraat langs
de kust van de Levant naar Ashkelon, de plaats waar zij door farao Psammetichos
afgekocht werden. De kustplaats Ashkelon werd daarop geplunderd en vervolgens
trokken zij terug naar het noorden. Te Beth-Sjean
hebben de Scythen nog kamp gemaakt. Deze versterkte heuvelstad in
Samaria werd later door de Grieken Scythopolis
genoemd. Daarna zouden de Scythen gedurende een periode van achtentwintig jaar een
gesel voor de Meden betekenen. In 593 v. Chr. kon Kyaxares hen door list ten val brengen (Herodotos Boek 1.106).
De
heuvel of 'tell' van het oude Beth-Sjean/Scythopolis werd in de twintigste eeuw
door archeologen onderzocht en de verschillende blootgelegde strata door hen gedateerd.
Het oudste onderzochte stratum door de archeologen genummerd met IX, werd aan
de regeerperiode van farao Thothmosis III toegewezen en aldus orthodox foutief gedateerd
van het jaar 1501 tot 1447 v. Chr. In het gereviseerde model van Dr. I.
Velikovsky schuift farao Thothmosis III (de Bijbelse farao Sisak) op de
tijdsbalk van de vijftiende naar de tiende eeuw voor Christus. De blootgelegde
strata IX tot V te Beth-Sjean bestrijken nu de periode van Thothmosis III tot
Ramses II of de Bijbelse periode van Salomo tot Zedekia. De heuvel werd echter slechts
tot op een diepte van ongeveer dertien meter onderzocht. Wat zich hieronder
bevind blijft alsnog onontgonnen en een vraagteken. Ook belangrijk
was de vondst te Beth-Sjean van een overwinningsstele van farao Seti I.
Farao Seti I heeft tijdens zijn regeerperiode
gevochten tegen de achtergebleven plunderende horden Scythen. Zij zijn in het
gereviseerde model de door de Egyptenaren vermelde Sjasoe. In het
conventionele model worden de Sjasoe met Bedoeïenen geïdentificeerd. Volgens
mijn revisie zijn het de gevreesde Scythen, de ruiters van de steppe.
Op
bewaard gebleven reliëfs te Karnak nabij Thebe worden de krijgsgevangen in hun eigen karakteristieke
uniformen getoond worden. Hier doet zich echter in het orthodoxe model een
anomalie voor. De tegenstanders van Seti I zijn volgens de orthodoxe
Egyptologie in de dertiende eeuw v. Chr. Hethieten en bedoeïen of Sjasoe,
terwijl op de tempelmuren duidelijk een derde groep vijanden getoond wordt. Zij
worden afgebeeld als infanterie met strijdwagens en cavalerie op niet-gezadelde
paarden. De orthodoxie maakt melding van deze eigenaardigheid maar
identificeert deze derde groep bij gebrek aan andere kandidaten in de dertiende
eeuw v. Chr. eveneens als Hethieten. Naar de zevende eeuw v. Chr.
getransponeerd kan de derde afgebeelde groep tegenstanders nu met Scythen
geïdentificeerd worden.
Onder de oud-Egyptische term
Sjasoe vallen niet alleen bedoeïeen maar een meer variante groep van vijanden. De
Sjasoe komen we ook al tegen in documenten van de achttiende dynastie. Het is
daar een volk dat zich in de huidige Sinaï en in het gebied van Edom ophield.
De
bekende egyptoloog J. H. Breasted (1865/1935) maakte van de Sjasoe zelfs de
Israëlieten die volgens de conventionele theorie rond deze tijd het land Kanaän
binnentrokken. Dezelfde Israëlieten die enkele decennia daarvoor tijdens de
Amarna-tijd verondersteld werden de Habiroe van de Amarna-briefwisseling te
zijn? Het lijkt er sterk op dat de oud-Egyptische term Habiroe en Sjasoe naar een
soort gewapende benden van vrijbuiters verwijst en niet naar een regulier
volksleger.
Op mijn
tijdsbalken heb ik de periode van de laatste vijftien jaar van de regeertijd
van Sethos I gelijk gemaakt met de regeertijd van farao Necho. Hun eerste regeringsjaar
wordt nu 621/620 v. Chr. In de tijd terug reken ik met een totale regeerperiode
van vijfenvijftig jaar, de periode die Manetho via Africanus aan Sethos I
toekent. Het resultaat op de tijdsbalk is nu 662/661 v. Chr. voor Seti ’s
eerste jaar als co-regent van Psammetichos die na de val van Thebe een vazal
van de Assyriër Assurbanipal werd. De vader van Sethos I: Ramses I, regeerde
volgens Manetho slechts anderhalf jaar en maak ik contemporain met het begin
van Sethos’ regeerperiode.
De
plaatsing op de tijdsbalk maakt van Sethos I een tijdgenoot van de Bijbelse
koning van Juda: Manasse. De Egyptoloog J. H. Breasted verwijst in zijn studie (Breasted,
Records, III, Sec. 118) naar een Aziatisch volk: M-N-T-Y, dat hij volgens zijn
tijdsbestekplaatsing identificeert met de Israëlitische stam van Manasse, een
zoon van de aartsvader Jozef:
118. Slaying of the Asiatic
Troglodytes ( Ynw-Mn' t' yo), all
inaccessible countries, all lands, the Fenkhu of the marshes of Asia, the Great
Bend (p r wr) of the sea (w' d-wr). Smiting the Troglodytes, beating down the
Asiatics (Mn't'yzo), making his
boundary as far as the "Horns of the Earth," as far as the marshes of
Naharin (N-h-r-n).
Getransponeerd
van de dertiende eeuw naar de zevende eeuw v. Chr. zijn de ‘Mn’t’yzo’ nu
soldaten van koning Manasse van Juda. Manasse regeerde voor een lange periode
van vijfenvijftig jaar (TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 339/344) van 697 tot 642 v.
Chr. en was een tijdgenoot van farao Sethos vanaf 662 v. Chr. Manasse was de
koning van een verzwakt Juda die in een vazalstatus moest schipperen tussen de
grootmachten Egypte en Assyrië. Het is logisch dat Sethos I op zijn veldtochten
in Klein-Azië langs de grenzen van Juda heen tegen soldaten van Manasse moest optreden.
Het land (NHRN) Naharin waar Sethos
naar verwijst ligt in het noorden aan de Eufraat. Het is de westelijke grens
van het door de orthodoxe Egyptologie gefabriceerde Rijk van Mitanni dat in
wezen niets anders is dan Assyrië. In mijn boek ‘de zonaanbidder, Achnaton de
strenge en hardvochtige farao volgens de profeet Jesaja’, 2016, blz. 131-136,
verklaar ik een en ander.

Sethos’ veldtocht in zijn eerste jaar als co-regent
van farao Necho II is te Karnak op een tempelmuur geconserveerd gebleven. De afbeelding
hierboven toont de terugkeer van een triomfantelijke Sethos I na zijn veldtocht
in Retenoe (Kanaän). Zijn strijdwagen is versierd met afgehakte hoofden van
Aziatische tegenstanders.
Van rechts naar links zijn op de afbeelding de
veroverde steden vanaf Tjaru afgebeeld. De plaats Tjaru heb ik recent nog op
dit blog geïdentificeerd met het Rhinocolura van farao Horemheb dat één en
dezelfde plaats was als de vestingstad Avaris die door de eerste Hyksos-farao:
Salatis, gebouwd werd. Zie het artikel op dit blog van 21.05.2018, link: http://bloggen.be/Robertdetelder/archief.php?ID=3083189
Het Assyrische Rijk was in de zevende eeuw v.
Chr. in verval en zou zoals door de Hebreeuwse profeten voorspelt, door de
gemeenschappelijke slagen van Meden en Babyloniërs ten onder gaan. In het
ontstane machtsvacuüm zochten ook de Egyptenaren hun buit binnen te halen. Zij
waren tijdens de lange regeerperiode van Psammetichos van de zesentwintigste
dynastie zelfs vazallen van Assyrië geweest. Samen met Sethos I van de
ondergeschikte negentiende dynastie volgden veldtochten naar Klein-Azië. Vanuit
Egypte ging het iedere keer langs de kustroute naar het noorden toe. Het land
Juda onder de leiding van de godvruchtige koning Josia bleef gedurende deze
periode gevrijwaard van het oorlogsgeweld (zie TIJD en TIJDEN, 2016, blz.
361-365).
De
eerste veldtocht van Seti I/Sethos naar Kanaän plaatsen we in de lente van 620
v. Chr. in zijn eerste regeringsjaar 621/620 v. Chr. In Juda zat dan koning
Josia op de troon maar dit land liet Seti I links liggen en richtte zijn
veldtocht naar het noorden, naar de Assyrische provincies in het gebied van het
voormalige tienstammenrijk.
De eerste stad die ingenomen werd was PKNN of Pa-Kanaän. De Egyptische ‘PKNN
stad van Kanaan’ identificeer ik met Asdod, een stad die farao Psammetichos (XXVI)
voordien volgens Herodotus (Boek 2, 157) gedurende eenentwintig jaar belegerd
had. Het is aldus naar mijn mening logisch de Egyptische plaatsnaam PKNN in de
zevende eeuw v. Chr. met Asdod te identificeren en niet met Gaza.

De
Egyptische plaatsnaam JENOAM die Seti I op zijn lijst van veroverde steden in
Kanaän vermeld geeft wat de identificatie in de dertiende eeuw v. Chr. betreft
reden tot discussie. De stad wordt door Seti I beschreven als liggende op een
beboste heuvel tussen twee meren in. Door het verschuiven van de regeerperiode van Seti
I naar de zevende eeuw v. Chr. wordt de identificatie eenvoudiger. De
Egyptische benaming JENOAM kan niet anders zijn dan dezelfde plaats als het Janoah
van het Bijbelboek 2 Koningen 15:29. Een stad westelijk van Hazor, in het
gebied van Naftali, die ook de Assyriër Tiglath Pileser III eerder veroverde. Op
de bijgevoegde landkaart ligt het Bijbelse Janoah langs de aanvalsrichting van
het leger van Sethos I nabij Hazor, Kedesj en Beth-Anath. De plaats Janoam
zuidelijk van het meer van Galilea die de orthodoxie verkiest, ligt wat de
aanvalsrichtingen van het leger Sethos I betreft, in the middle of nowhere.
Met het
hierna volgende citaat van Velikovsky ga ik volledig akkoord:
“Niets
is zo vermoeiend als een gedetailleerde chronologie. Maar indien deze wiskunde
van de geschiedenis nageplozen wordt niet ter wille van zichzelf maar om
identiteiten vast te stellen en als het dient om deze identiteiten te kunnen
bewijzen, dan kan er een boeiende studie uit voortvloeien”.
Wordt
vervolgd…
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
Kronieken van
de koningen van Israël, 2017, zie
link: https://www.bol.com/nl/p/kronieken-van-de-koningen-van-israel/9200000086650052/?suggestionType=searchhistory
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343
Genesis
versus Egyptologie, 2009, dit boek is
uitverkocht maar kan online gelezen
worden op de hierna volgende link: http://jezusleeft.weebly.com/genesis-versus-egyptologie.html
Apocalyps, 2009, (dit boek is uitverkocht maar op een PDF-document
gratis op eenvoudig verzoek per email bij de auteur verkrijgbaar).