We
vervolgen onze reeks over de kronieken van de koningen van het tienstammenrijk deze
week met Pekah. Onze aflevering van 04.10.2016
sloten we af met de moord van Pekahia door de hand van Pekah.
2
Koningen 15:25 En Pekah, de zoon van Remalia, zijn hoofdman, maakte een verbintenis
tegen hem (Pekahia), en sloeg hem te Samaria, in het paleis van het huis des
konings, met Argob en met Arje, en met hem vijftig mannen van de kinderen der
Gileadieten; alzo doodde hij hem, en werd koning in zijn plaats. 26 Het overige
nu der geschiedenissen van Pekahia,
en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken
der koningen van Israël. 27 In het twee
en vijftigste jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekah, de zoon van
Remalia, koning over Israël, en regeerde twintig jaren te Samaria. 28 En hij deed dat
kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de zonden van
Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. (Statenvertaling)

De beschreven regeerperiode van Pekah was een tijd van
anarchie voor heel het gebied van het tienstammenrijk. Verschillende
troonpretendenten stonden elkaar naar het leven. Als een gevolg was er in deze
periode meer dan een hoofdstad in het gebied. De profeet Hosea die optrad in de
dagen van Achaz spreekt bijvoorbeeld zowel over Israël als over Efraïm, wanneer
hij het tienstammenrijk aanspreekt:
Hosea 5:5 Dies
zal Israël hovaardij in zijn aangezicht getuigen; en Israël en Efraïm zullen vallen door hun ongerechtigheid; ook zal
Juda met hen vallen.
Hosea 8:1 De
bazuin aan uw mond! Als een arend (komt het) tegen het huis des HEREN! Omdat
zij mijn verbond hebben overtreden en tegen mijn wet gerebelleerd. 2 Tot Mij
roepen zij: Mijn God! Wij, Israël, kennen U! 3 Doch Israël verfoeit het goede
de vijand achtervolgt hem. 4 Zij hebben
koningen aangesteld, maar buiten Mij om; vorsten, zonder dat
Ik ervan wist. Van hun zilver en hun goud hebben zij zich afgodsbeelden gemaakt
tot hun verderf. (NBG Vertaling 1951)
Het is de verdienste van Edwin R. Thiele dit eerder
opgemerkt te hebben (A Chronology of the Hebrew Kings, 1977, chapter 6). Let
op: zijn inkorten van de regeerduur van de koningen van Juda en Israël ter
verankering met de Assyrische koningslijst, wijs ik af. Dat betekent echter
niet dat ook in zijn werk heel wat bruikbaars te vinden is.
In mijn boek DE ZONAANBIDDER, 2016, blz. 105-130,
behandel ik in het bijzonder de regeertijd van Pekah en identificeer hem met de
rebel Labaja uit de Amarna-briefwisseling.

2 Koningen 15:29 In de dagen Pekah, den koning van Israël, kwam Tiglath-pilezer, de koning van Assyrië,
en nam Ijon in, en Abel-beth-maacha, en Janoah, en Kedes, en Hazor, en Gilead,
en Galilea, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrië. 30
En Hosea, de zoon van Ela, maakte
een verbintenis tegen Pekah, den
zoon van Remalia, en sloeg hem, en
doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het
twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia. 31 Het overige nu
der geschiedenissen van Pekah, en al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is
geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël.
De beschreven invasie van Tiglath Pileser III in
Israël dateren we in het voorjaar van 750 v. Chr. Het eponiem van Bel dan dat
de Assyriologie in het jaar 734/733 v. Chr. dateert en verbind met de veldtocht
van Tiglath Pileser naar Filistea, is hiermee gecorrigeerd naar 750/749 v. Chr.
In mijn boek De Assyriologie herzien,
2015, blz. 70-83, breng ik een volledige herziening van de chronologie van de
koningen van Assyrië. De Assyrische koningslijst wordt aan de hand van de
Bijbel, Flavius Josephus en andere bronnen chronologisch op de tijdsbalk
verankerd en aangepast. Hierbij toon ik aan dat de koningen van Assyrië
dikwijls co-regentschappen kenden en dat er zelfs namen in de Eponiemlijsten
ontbreken, verwijderd werden.

De regeerperioden van zowel Jotham als Pekah en hun
verankering met elkaar zijn niet eenvoudig op de tijdsbalk te plaatsen. Hier
komt in tegenstelling met de vorige regeerperioden meer studie bij kijken. Voor
de meest logische verankering van deze regeerperioden op de tijdsbalk moeten we
vanaf vaste navigatiepunten op de tijdsbalk vertrekken. De vermelding dat Hosea
in het twintigste regeringsjaar van
Jotham, de zoon van Uzzia, koning over het tienstammenrijk werd, wat het
einde van de regeertijd van Pekah betekende, vereist een verklaring. Aangezien
Jotham slechts zestien jaar regeerde en geen twintig, bedoelde de Bijbelse
Kroniekschrijver dat Hosea de macht in het tienstammenrijk overnam, twintig
jaar na het begin van Jotham s troonsbestijging. De reden is
hoogstwaarschijnlijk dat men de naam van de afgodendienaar Achaz, de zoon van
Jotham zo weinig mogelijk wilde vermelden. Dit is een verklaring die men onder
meer in de Seder Olam terugvindt. Maar er is tijdens deze periode nog meer aan
de hand. De usurpator Pekah was voorafgaand het tweeënvijftigste regeringsjaar
van Uzzia, in het gebied van het tienstammenrijk actief. Dat wordt pas
duidelijk wanneer we alle voorhanden zijnde chronologische gegevens van deze
epoque op ons schema uittekenen.
In Pekah s zeventiende regeringsjaar werd Achaz koning over Juda. Op
de tijdsbalk is dit het najaar van 739 v. Chr. Pekah s regeerperiode van twintig jaar verankeren we hier op dit
tijdstip op de tijdsbalk met Achaz. Pekah s regeerperiode krijgt aldus de
jaren vanaf 755 v. Chr. tot 735 v. Chr. Als er dan staat geschreven in 2
Koningen 15:27 dat hij koning werd in het tweeënvijftigste jaar van Uzzia, dan
moeten we de jaren daarvoor zien als een periode van burgeroorlog in het
tienstammenrijk, waarna hij in het tweeënvijftigste jaar van Uzzia als koning
over Israël door Juda erkend werd. Dit is één mogelijke verklaring. Vast staat
dat Jotham koning over Juda werd in het tweede jaar van Pekah en dat is op mijn
tijdsbalk najaar 755 v. Chr. Jotham regeert dan als co-regent met zijn vader
Uzzia. Een co-regentschap dat de Bijbel expliciet vermeldt (2 Kronieken 26:21).
De chronologische schikking van de regeertijd van de usurpator Pekah op de
tijdsbalk, heb ik overgenomen van een studie van Dr.ir. C. Noorlander (B + W Bijbel
en wetenschap nummer 164).
2
Koningen 16:1 In het zeventiende jaar van Pekah, de zoon van Remaljahu, werd
Achaz koning, de zoon van Jotham, de koning van Juda. 2 Achaz was twintig
jaar oud, toen hij koning werd; hij
regeerde zestien jaar te Jeruzalem. Hij deed niet wat recht is in de ogen
van de HERE, zijn God, zoals zijn vader David, 3 maar hij wandelde in de weg
der koningen van Israël. Ook deed hij zijn zoon door het vuur gaan in
overeenstemming met de gruwelen der volken, die de HERE voor de Israëlieten had
verdreven. 4 Hij slachtte en offerde op de hoogten, op de heuvels en onder elke
groene boom.
Het
eerste regeringsjaar van Achaz was een troonsbestijgingsjaar en plaatsen we op
de tijdsbalk in okt739/sep738 v. Chr. Het zeventiende regeringsjaar van Pekah wordt
aldus op de tijdsbalk het jaar apr739/mrt738 v. Chr. Van dit jaartal werken we
op de tijdsbalk naar voor en naar achter, en krijgt Pekah de jaren vanaf
apr755/mrt754 v. Chr. tot het voorjaar van 735 v. Chr. Het was in het tweeënvijftigste
jaar van Uzzia dat Pekah zich in Samaria als koning installeerde. Daarvoor was
zijn vermoedelijke hoofdplaats Shechem.

2
Koningen 15:27 In het twee en vijftigste
jaar van Azaria, den koning van Juda, werd Pekah,
de zoon van Remalia, koning over Israël, en regeerde twintig jaren te
Samaria. 28 En
hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van
de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israël zondigen deed. (Statenvertaling)
Een
groot kwaad zoals in vers 28 beschreven van het hiervoor vermelde Bijbelcitaat,
was zijn poging om Achaz als koning van Juda te onttronen en de bloedlijn met
David te verbreken. Een bloedlijn waar uiteindelijk de beloofde Messias uit zou
voortkomen. De eerstgeborene van koning Achaz en geplande troonopvolger, sneuvelde
volgens de Joodse legende (Legends of the Jews, Volume IV, Chapter IX, The Two
Kingdoms Chastised) in de strijd tegen het leger van Pekah en Rezin. De Seder
Olam geeft daarenboven de naam van de eerstgeborene van Achaz op: Maäseiahu. De
volgende zoon in lijn voor de troonopvolging werd alzo de later bekende Hizkia.
De
profeet Jesaja beschrijft de oorlog tussen Juda en Israël geallieerd met Aram in
detail.
Jesaja
7:1 Het geschiedde nu in de dagen van
Achaz, den zoon van Jotham, den zoon van Uzzia, den koning van Juda, dat Rezin,
de koning van Syrië, en Pekah, de zoon
van Remalia, de koning van Israël, optoog naar Jeruzalem, ten oorlog tegen
haar; maar hij vermocht met strijden niet tegen haar. 2 Als men den huize
Davids boodschapte, zeggende: De Syriërs rusten op Efraïm, zo bewoog zich zijn hart en het hart zijns volks, gelijk de
bomen des wouds bewogen worden van den wind. 3 En de HEERE zeide tot Jesaja: Ga
nu uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon, Schear-jaschub, aan het einde van den
watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers; 4
En zeg tot hem: Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart worde niet
week, vanwege die twee staarten dezer
rokende vuurbranden; vanwege de ontsteking des toorns van Rezin en der
Syriërs, en van den zoon van Remalia; 5 Omdat de Syriër kwaad tegen u
beraadslaagd heeft, met Efraïm en den zoon van Remalia, zeggende: 6 Laat ons
optrekken tegen Juda, en het verdriet aandoen, en het onder ons delen, en den zoon van Tabeal koning maken in het midden van hen.
7 Alzo zegt de Heere HEERE: Het zal niet bestaan, en het zal niet geschieden.
Enzoverder
Koning
Achaz wijst alle aangeboden hulp van de HERE God via Zijn profeet Jesaja af, en
zoekt zijn heil bij de koningen van Assyrië, aan wie hij een brief
stuurt voor hulp. Het gevolg is dat Tiglath Pileser III opnieuw naar het gebied
van Israël en ditmaal ook naar Aram, oprukt. Deze invasie dateren we in 736 v.
Chr. In mijn boek De Zonaanbidder, 2016, blz. 89-123, ga ik uitvoerig op de oorlog
tussen Israël en Juda in, en identificeer Pekah met de rebel Labaja uit de
Amarna-briefwisseling. Zie ook het artikel van 27-04-2016 op dit blog: De Assyrische veldtochten naar het gebied
van Israël in de achtste eeuw v. Chr. Zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1461535200&stopdatum=1462140000
Het
einde van Pekah van Israël geschiedde door de hand van Hosea, de laatste koning
van het tienstammenrijk, alvorens zij door de Assyriërs in 717 v. Chr. in
ballingschap weggevoerd zouden worden.
2
Koningen 15:30 En Hosea, de zoon van Ela,
maakte een verbintenis tegen Pekah, den
zoon van Remalia, en sloeg hem, en
doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van
Jotham, den zoon van Uzzia. 31 Het overige nu der geschiedenissen van Pekah, en
al wat hij gedaan heeft, ziet, dat is geschreven in het boek der kronieken der
koningen van Israël.
Ook in
de bewaard gebleven (gefragmenteerde) annalen van Tiglath Pileser III worden
deze feiten beschreven:
Nimrud
Tablet (in Rost, 78-81, lijnen 1-19)
De stad
van Hatarikka tot aan de berg Saue
de steden Gebal, Simirra, Arga, Zimarra
Usnu, (Siannu), Ri'raba, Ri'sisu
steden van de Opper (zee) bracht ik (onder
mijn controle), zes van mijn ambtenaren
stelde in aan (als district
gouverneurs over) hun; de stad van Kashpuna aan de kust van de Opper zee
(de
steden
)nite, Gal'za, Abilakka die zich aan de grens van Israel bevinden (het uitgestrekte gebied van het territorium van
Damascus Bit Haza'ili ) in haar geheel bracht ik aan de grens van Assyrië.
Mijn (gouverneur) stelde ik (over hen als district gouverneur). En wat betreft
Hanunu van Gaza die gevlucht was voor mijn wapens en weggelopen naar Egypte, de
stad Gaza (nam ik in, zijn
en zijn bezittingen, zijn goden (voerde ik weg en
ik stelde een beeld van de god Assur), mijn heer, en een beeld van mijn eigen
koninklijk persoon (
stelde ik op) in zijn paleis en rekende hun tot de goden
van zijn land. Ik legde op hen (een zware schatting
zilver) Ik rukte uit,
zoals een vogel
hij vluchtte (opnieuw uit Egypte?). Ik plaatste hem opnieuw in
zijn paleis en (legde een zware schatting op hem; goud), zilver, zijden
kleding
groot,
ontving ik. Bit Humria
het geheel der inwoners (samen met hun bezittingen) bracht ik naar
Assyrië. Pekah hun koning verwijderden
zij en Hosea zette ik (als koning) over hun. Ik ontving van hun als
(schatting?) 10 talenten of goud en (x) talenten zilver en bracht (hen naar Assyrië)
"
Tot
slot citeer ik Flavius Josephus voor de beschrijving van het smadelijk einde
van de rebel Pekah. Flavius Josephus vermeldt dat Pekah aan zijn einde kwam door
het verraad van een van zijn vrienden: Hosea.
Flavius
Josephus, Joodse Oudheden, Boek IX. xiii.
1. ABOUT the same time Pekah, the king of Israel, died by the treachery of a friend of his,
whose name was Hoshea, who retained the kingdom nine years' time, but was a
wicked man, and a despiser of the Divine worship; and Shalmaneser, the king of
Assyria, made an expedition against him, and overcame him, (which must have
been because he had not God favorable nor assistant to him,) and brought him to
submission, and ordered him to pay an appointed tribute.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties van Robert De Telder

EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een neutrale
Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343