De Bijbelse Edomiet Hadad in Egypte aan het hof van farao
1 Koningen 11:14 En de HERE deed
een tegenstander tegen Salomo opstaan, de
Edomiet Hadad; deze was van het koninklijk geslacht in Edom. 15 Toen namelijk David met Edom bezig was, en de legeroverste
Joab optrok om de gevallenen te begraven, en hij ieder doodde, die van het
mannelijk geslacht was in Edom 16 want zes maanden was Joab daar gebleven met
geheel Israël, totdat men ieder die van het mannelijk geslacht was, uitgeroeid
had in Edom 17 toen vluchtte Hadad,
en met hem enige Edomitische mannen, hovelingen van zijn vader, om naar Egypte uit te wijken; en Hadad
was nog zeer jong.
18 Zij maakten zich op uit Midjan en kwamen in Paran, en zij namen uit Paran enige
mannen met zich en kwamen in Egypte,
tot Farao, de koning van Egypte;
deze gaf hem een huis, zeide hem brood toe en schonk hem land. 19 En Hadad won zozeer de genegenheid van Farao, dat deze hem de zuster van zijn
vrouw, de zuster van Tachpenes, de
gebiedster, tot vrouw gaf. 20 En de zuster van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubat, en Tachpenes speende
hem in Faraos huis, zodat Genubat in Faraos huis tot Faraos zonen behoorde. 21 Toen
Hadad in Egypte hoorde, dat David bij zijn vaderen te ruste gegaan was, en de
legeroverste Joab gestorven was, zeide Hadad tot Farao: Sta mij toe, dat ik
naar mijn land ga. 22 Doch Farao vroeg hem: Maar wat ontbreekt u dan bij mij,
dat gij opeens begeert naar uw land te gaan? En hij antwoordde: Niets, laat mij
nochtans gaan. (NBG Vertaling 1951)
Het geciteerde Bijbelgedeelte
gaat over een tegenstander van koning Salomo van Israël: de Edomiet Hadad.
Hadad was nog een kind toen hij
begeleid door een aantal dienaars van zijn vader, voor koning David en diens
bezetting van Edom, naar Egypte vluchtte. De legeroverste van David, generaal
Joab, had in zes maanden tijd de mannelijke bevolking van Edom uitgeroeid.
De reisroute van Hadad vanuit
Edom naar Egypte, wordt in het Bijbelbericht ook opgegeven. Eerst ging het naar
Midian in het zuiden, en vervolgens via Paran naar Egypte. Het land Midian situeert
zich op de landkaart van de oudheid, zuidelijk van Edom. De Griekse
Septuagintvertaling van de Bijbel uit de derde eeuw v. Chr., voegt aan het
Bijbelgedeelte de stad van Midian toe: Madiam. Deze plaats lag aan de Rode Zee
(zie kaart hierboven).
LXX 3 Kings,
Chapter 11:14 And
the Lord raised up and enemy to Solomon, Ader the Idumaean, and Esrom son
of Eliadae who dwelt in Raama, and Adadezer king of Suba his master; (and men
gathered to him, and he was head of the conspiracy, and he seized on
Damasec,)and they were adversaries to Israel all the days of Solomon: and Ader the Idumaean was of the seed royal
in Idumaea. 15 And it happened, that while David was utterly destroying
Edom, while Joab captain of the host was going to bury the dead, when they slew
every male in Idumaea; 16 (for Joab and all Israel abode there six months in
Idumaea, until he utterly destroyed every male in Idumaea;) 17 that Ader ran away, he and all the
Idumaeans of the servants of his father with him; and they went into Egypt; and Ader was then a little child. 18
And there rise up men out of the city of Madiam, and they come to Pharan, and take men with them, and
come to Pharao king of Egypt: and Ader went in to Pharao, and he gave him a
house, and appointed him provision. 19 And Ader found great favour in the sight
of Pharao, and he gave him his wifes sister in marriage, the elder sister of Thekemina. 20 And the sister of
Thekemina bore to him, even to Ader, Ganebath
her son; and Thekemina brought him up in the midst of the sons of Pharao,
and Ganebath was in the midst of the sons of Pharao.
Laat ons de reisroute van Hadad op een landkaart
uittekenen. Vanuit Edom ging het eerst over bestaande karavaanwegen naar Madiam
aan de Rode Zee, en daarna via Paran naar Egypte. De Bijbelse plaats Paran heb
ik op de kaart omkaderd bij het huidige Paran el Faran, wat de meest logische
identificatie is. De plaats Paran lag namelijk langs een karavaanweg van de
oudheid. Het is dezelfde route die de Israëlieten bij de exodus uit Egypte in
1483 v. Chr. genomen hadden, de zogenaamde woestijnweg (Exodus 13:18). Zie link:
http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1432504800&stopdatum=1433109600
In Egypte verkrijgt de jonge Hadad, vergezeld met de
hovelingen van zijn vader, de koning van Edom, asiel in het huis van farao. De
naam van farao wordt in de Bijbel ditmaal niet meegedeeld, ook niet door de
Septuagintvertalers, zoals wel het geval was bij die andere tegenstander van
farao: Jerobeam die ook asiel in Egypte verkreeg. (zie het artikel op dit blog
van 27-10-2014; Jerobeam I, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?startdatum=1445814000&stopdatum=1446418800)
De vlucht van Hadad geschiedde eerder ten tijde van de
veertigjarige regeerperiode van David. Ook Hadad werd in Egypte asiel verleend
door farao. En hoewel de naam van farao niet vermeld wordt krijgen we toch heel
wat informatie over het huis van farao. Zo wordt er vermeld dat Hadad zozeer de genegenheid
van farao won, dat deze hem de zuster van zijn vrouw, de zuster van Tachpenes, de gebiedster, tot vrouw
gaf. En de zuster van Tachpenes, staat er geschreven in 1 Koningen 11:20,
baarde hem zijn zoon Genubat. En Genubat, de zoon van Hadad werd opgevoed in
het huis van farao zodat Genubat tot de zonen van farao behoorde.
Na de dood van David in het jaar
1007 v. Chr. keerde een volwassen Hadad naar Edom terug.
Dr. Immanuël Velikovsky identificeert
in zijn boek Eeuwen in Chaos, Tachpenes met de zuster van de vrouw
van farao Ahmose van de achttiende
dynastie. Zie TIJD en TIJDEN, blz.
217-219.
De identificatie die Velikovsky
in zijn werk doorvoert is niet lichtvaardig maar degelijk empirisch onderbouwd.
Hierna enkele voorbeelden uit zijn boek Eeuwen in Chaos: op blz. 110 lezen we
dat de naam van de vrouw van Ahmose de naam Tachpenes had. Haar naam is op monumenten in Egypte bewaard
gebleven en luidt; Tanethap of Tenthape. En Velikovsky geeft de
volgende voetnoten aan ter staving: Gauthier, Le Livre des rois dEgypte
(Cairo, 1902), II 187, noot 3. Zie evenwel ook
Stricker, Acta Orientalia, XV (1937), 11-12.
Op blz. 188-190 neemt hij de draad met Hadad opnieuw
op via diens in Egypte geboren en opgevoede zoon, Genubath. Zo een dertig jaar
later sinds de geboorte van Genubath in het huis van farao, was deze ten tijde
van de veroveringstochten van Sisak/Thothmosis III in Klein-Azië, vazalkoning
over Edom. En Velikovsky toont aan dat de naam Genubath ten tijde van
Thothmosis III, synoniem voor Edom geworden was. Ook hier verwijst Velikovsky
in zijn voetnoten naar Egyptologen zoals Breasted, Records, deel III, par.
474,:
Toen zijne majesteit in Egypte aankwam, kwamen
gezanten van de Genubatye hem hun schatting brengen.
De gevestigde Egyptologie kan volgens hun gefabriceerde
tijdsconstructie in de veertiende eeuw v. Chr. alleen maar gissen naar de
identiteit van de Genubatiye. Wanneer men echter de door de orthodoxe
Egyptologie gebruikte Sothis-kalender
loshaakt, en de Bijbelse ankerpunten op de tijdsbalk gebruikt ter schikking van
de Egyptische dynastieën op de tijdsbalk, is er geen gissen meer naar de
identiteit van de Genubatye. Zij zijn in de tiende eeuw v. Chr. het volk van
Edom, met als koning; Genubath, de zoon van Hadad.
Van de Genubatiye die schatting aan farao Thothmosis
III brengen is een afbeelding bewaard gebleven.
En hierna een uitvergroting van dezelfde plaat
De gezanten uit Genubatiye. De derde afgebeelde
figuur, draagt een kind op. Met het Bijbelbericht in gedachten waar we dit
artikel mee begonnen zijn, zien we hier een gelijkaardig tafereel op een
Egyptisch reliëf afgebeeld:
1 Koningen 11:17 toen vluchtte Hadad, en met hem enige Edomitische
mannen, hovelingen van zijn vader, om
naar Egypte uit te wijken; en Hadad was nog zeer jong.
Het motief waarom farao Ahmose de
adellijke Edomietische vluchtelingen op de vlucht voor David, asiel verleende
kan vanuit Egyptische bronnen ingevuld worden. Farao Ahmose was de farao die de
Hyksos/Edomieten uit Egypte verdreven had. De Hyksos waren identiek met de
Bijbelse Amalekieten en Amalek behoorde tot Edom. Ahmose had na de verdrijving
van de Hyksos uit Egypte en de inname van hun hoofdplaats Avaris (het huidige
El Arisj), hen achtervolgd tot in Sjaroehen in Klein-Azië. Een plaatsnaam die
Velikovsky met Petra nabij Seïr in het gebied van Edom, geïdentificeerd heeft.
Drie jaar lang (1049/1047 v. Chr.) had de Egyptische belegering geduurd, vooraleer ook de macht van Amalek in Klein-Azië gebroken was.
Beide heersers: Ahmose en Saul, hebben daarop het Rijk van de Hyksos onder elkaar verdeeld. Farao Ahmose kon
zijn gezag over beneden-Egypte tot aan Avaris aan de beek van Egypte in
Klein-Azië, vestigen, en Saul kon het juk van Amalek in zijn gebied afschudden.
Het gebied van Edom waar farao met zijn leger drie jaar een belegering had
doorgevoerd zou echter door koning David, de opvolger van Saul, slechts enkele
jaren later vanaf 1039 v. Chr. overgenomen worden. (Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: de regeerperiode van David, blz.
185-195.)
Dat is de reden dat farao Ahmose
de Edomiet Hadad in zijn huis asiel verleende. Uiteindelijk ging het om het
erfenisrecht van het Hyksos-Rijk.
In mijn boek Genesis versus
Egyptologie, 2009, hoofdstuk 13, haalde ik terloops het werk van de geleerde Peter
H. Schulze, Herrin beider Länder Hatschepsut, Frau, Gott und Pharao, 1976, aan.
In hoofdstuk 2 verwijst Schulze naar een huwelijk van de zoon en opvolger van
Ahmose: Amonhotep I, met een dochter van de Hyksos-koning: Herita. Dit
huwelijk werd hoogstwaarlijnlijk gesloten om het legitieme erfrecht over het
rijk der Hyksos te verzekeren. Hierna een citaat:
Man
hat hieran die Vermutung geknüpft, dass die Befreierkönige oder ihre
unmittelbaren Nachfolger ganz planmässig verwandtschaftliche Beziehungen mit
den Hyksos herstellen wollten in diesem Fall also Amenophis I. eine Tochter
des Apophis als Nebenfrau geheiratet habe um das legitime Erbrecht auf das
Hyksosreich zu erwerben.
Terwijl farao Ahmose met het
erfrecht van het Hyksos-rijk bezig is voltooid koning David de strijd tegen
Amalek/Edom, een strijd die oorspronkelijk aan Saul opgedragen was, maar toen
niet volledig uitgevoerd.