Na mijn avontuur op de zes uur, in het Nederlandse Stein, wil ik eens een 100 kilometer lopen. Het Europees en Wereldkampioenschap op deze afstand vind plaats in Belgie (Torhout) dit jaar. Een ideale wedstrijd om kennis te maken met deze magische afstand, veel goede deelnemers. De top van de wereld is dan op de afspraak, en finishen op deze afstand is dan het doel. Alleen hoe pak je zo een voorbereiding en wedstrijd het best aan, gaan voor het beste of gewoon finshen.
Verwachte tijd op de 100 km volgens : marathontijd. marathon A B C D E F ----------------------------------------------------------------------------------------------------------- 2.10.00 6.30.00 6.10.30 6.02.42 6.06.12 5.52.29 6.02.41 2.20.00 7.00.00 6.39.00 6.30.36 6.40.00 6.23.43 6.35.59 2.30,00 7.30.00 7.07.30 6.58.30 7.14.47 6.55.30 7.10.12 2.40.00 8.00.00 7.36.00 7.26.24 7.50.35 7.27.57 7.45.24 2.50.00 8.30.00 8.04.30 7.54.18 8.27.28 8.00.56 8.21.37 3.00.00 9.00.00 8,33.00 8.22.12 9.05.27 8.34.24 8.58.54 3.10.00 9.30.00 9.01.30 8.50.06 9.44.37 9.08.18 9.37.17 3.20.00 10.00.00 9.30.00 9.18.00 10.25.00 9.42.36 10.16.49 3.30.00 10.30.00 9.58.30 9.45.54 11.06.40 10.17.13 10.57.34 3.40.00 11.00,00 10.27.00 10.13.48 11.49.41 10.52.12 11.39.35 3.50.00 11.30.00 10.55.30 10.41.42 12.34.06 11.27.02 12.22.55 4.00.00 12.00.00 11.24.00 11.09.36 13.20.00 12.02.02 13.07.39
De prognose : Er zijn in de loop der tijd verschillende methoden ontwikkeld om een 100 km-tijd te voorspellen. De belangrijkste zullen we de revue laten passeren.
A De vuistregel : De meest eenvoudige regel is dat de 100 km-tijd drie maal de marathontijd is. Deze regel wordt met name gebruikt door trainers die snel ter plekke een indicatie willen geven voor een eindtijd. De regel is bovendien redelijk betrouwbaar. In formulevorm is deze vuistregel :
tl00 = 3 * tmar
Hierin stelt t100 de 100 km tijd voor, en tmar de marathontijd.
B De verfijning van Stanger : De bovenstaande vuistregel is zo eenvoudig dat velen twijfelden aan de nauwkeurigheid. Dat de 100 km-tijd een veelvoud is van de marathontijd vonden ze een goed uitgangspunt, maar precies drie maal zou wel erg toevallig zijn. De Franse statisticus Gerard Stanger, stelde dan ook een wat algemenere regel op : tl00 = k * tmar
Aan de hand van marathontijden en 100 km-tijden van toppers vond hij dat k de waarde 2.85 moest hebben. De 100 km-tijd zou dus 2.85 maal de marathontijd moeten zijn : t100= 2.85 * tmar
C De verfijning van Vuillemenot : Vuillemenot, de wereldkampioen 100 km van 1990 en vele malen Frans 100 km-kampioen, rekende het voorstel van Stanger nog eens na en vond dat voor toppers een k-waarde van 2.79 beter zou zijn. Gebruiken we de k-waarde van Vuillemenot, dan ziet de formule er als volgt uit : t100 = 2.79 * tmar
D Geen tijden maar snelheden : Wat opvalt bij de vorige formules was dat de k-waarde voor toppers (k = 2.79) kleiner was dan voor subtoppers (k = 2.85), en de trainer in zijn dagelijkse praktijk zelfs heel tevreden was met een k-waarde van 3. Dus hoe langzamer je loopt, hoe hoger de k-waarde wordt. Hieruit ontstond het idee om met snelheidsverschillen te werken. Het tempo op een 100 km zou dan 3 km per uur langzamer zijn dan het marathontempo. Enig rekenwerk levert het volgende op. Voor iemand met 2u20 op de marathon (18km per uur), komen we dan op de 100 km op een tijd van 6u40. Dit betekent dat de 100km-tijd 2.85 maal de marathontijd is. Nemen we echter iemand met 3u00 op de marathon ( 14km per uur), dan wordt zijn 100 km-tijd 9u00. Nu is de 100 km-tijd dus precies 3 maal de marathontijd. Voor lopers met een tijd van meer dan 3 uur op de marathon is de vuistregel zelfs te optimistisch. Het kost wat meer moeite om op deze wijze een 100 km-prognose uit te rekenen, maar het resultaat is over het algemeen geschikter. Een eenvoudig rekenmachientje lost de meeste rekenproblemen al snel op. De formule luidt als volgt : t100 = (100 * tmar) / (42 - 3*tmar)
In deze formule moeten de tijden in uren worden ingevuld. Naast deze formules zijn er nog andere methoden ontwikkeld om 100 km tijden te voorspellen. Twee van die methodes zullen we in dit overzicht meenemen.
E De fysiologische aanpak : De onderzoekers Davies en Thompson ontwikkelden in de jaren zeventig een methode om onder andere 100 km-tijden te voorspellen op basis van het zuurstofopnamevermogen van de loper en het zogenaamde benuttingspercentage tijdens een 100 km-loop. Het voert te ver om dit in detail uit te leggen. Wie hier meer van wil weten moet het boek 'Lore of Running' van Tim Noakes zien te bemachtigen (ISBN 0880 11-438-X). De resultaten van Davies en Thompson zijn in kolom E van tabel 1 weergegeven.
F De puntentelling : Binnen de atletiek heeft men voor de meeste nummers puntentabellen. Deze puntentabellen worden onder meer gebruikt voor de tienkamp. Voor de loopnummers zijn deze tabellen gebaseerd op snelheidsverschillen. De principes lijken dus sterk op die van methode D. Voor de wegatletiek heb ik dergelijke puntentabellen opgesteld. Deze worden onder andere gebruikt bij de 'Dutch Ultra Cup'. Ook hier zal ik u de details besparen. De resultaten verkregen uit deze puntentabellen zijn weergegeven in kolom F van tabel 1.
Tot slot : Tabel 1 vergelijkt de resultaten van de verschillende methoden. Rekenregels A, B en C zijn eenvoudige regels die redelijk gelden voor de goede recreatieve loper A of de (sub-)toppers B en C. Methoden D, E en F proberen reële prognoses te leveren voor alle lopers van toppers tot recreanten. Wat opvalt is dat methode E over het algemeen optimistischer is dan de prognoses volgens D of F. De berekeningen van Davies en Thompson stammen uit de zeventiger jaren. Tegenwoordig heeft men de indruk dat deze berekeningen te optimistisch waren voor de 100 km. Methoden D en F verschillen niet veel. Dit was ook te verwachten want beide methodes berusten op dezelfde basisprincipes van snelheidsverschillen. De methoden D en F leveren voor het gros van de lopers de meest voorzichtige prognoses op. Desondanks heerst momenteel de mening bij de ultra-kenners dat deze methoden de meest betrouwbare zijn van dit moment. Het blijft natuurlijk altijd maar een prognose. In de praktijk zullen altijd lopers zijn die sneller blijken te kunnen en anderen die de prognose nooit halen. De prognoses gelden voor de gemiddelde loper, maar de 'gemiddelde loper' bestaat in werkelijkheid niet. Bij het beoordelen van een tijdslimiet beveel ik ook de meest voorzichtige prognose aan, al was het maar om de zekerheid dat de loper de finish binnen de tijdslimiet haalt. Een 100 km-wedstrijd met een tijdslimiet van 12 uur zou dan alleen geschikt zijn voor lopers met een marathontijd van 3u40 of sneller.
|