Vandaag was het tijd voor het tweede deel wedstrijden, van de Marathon en Ultra Cup. De Maas en Waal Rabomarathon was het decor voor mijn achtste wedstrijd in dit regelmatigheidscriterium. Er stonden heel wat goede atleten aan de start, dus hoopte ik niet de ganse wedstrijd alleen te moeten lopen. Maar nog meer hoopte ik dat het lichaam stand ging houden, verleden week hield ik het een halve marathon vol. Ik geloofde toen sterk in een tijd onder de drie uur, maar een halve en een volledige marathon zijn niet te vergelijken. Nico Serroen ging er van bij de start vandoor voor een nieuw wedstrijdrecord te lopen, daar achter een voor mij onbekende atleet. Daarachter een groep met Ralph Priebisch, Bart de Grove, Jo van Dorpe, Johan Whatty, en ikzelf mooi volk bijeen dus. Het ging me toch te traag (3:55) en ik versnelde met bart en Johan in mijn spoor, de knie voelde wat stijf aan, en die wou ik testen. Met kilometers van 3:43, 3:44, 3:42, 3:50, kwamen we bij de tweede, Johan liet ons wijselijk lopen na de derde kilometer. Een doorkomst na vijf kilometer in (0:18:54) dat was iets van het goede teveel en ik besliste rond 04:00/km te lopen. Van kilometer zes tot zesentwintig moeten we langs het water met de wind in het nadeel lopen, dus moet ik me wat sparen. Ik loop nu wel alleen en kan mijn tempo aan het gevoel dat ik heb, aanpassen, het grootste probleem is die rechterknie. Die zal gans de marathon golven tussen zeuren en af en toe een pijnscheut, maar er viel natuurlijk wel met te lopen. Als je op een vlakke baan loopt met wind tegen is het precies vals plat, en dan ga je iets meer op kracht lopen, nadelig voor de knie. Kilometer tien (0:38:51) en de laatste vijf kilometer aan (0:19:57) het ideale tempo had ik nu vast, om een supertijd te lopen. Maar de knie had al een paar serieuse pijnsignalen gegeven en het tempo moest nog wat zakken, wat ik ook deed natuurlijk. Aan kilometer twaalf haalde Jo Van Dorpe me bij er op en er over, ik laat het niet aan mijn hart komen en maal rustig kilometers. Spijtig genoeg is de hartslag op mijn RCX5 verstoort soms loop ik met een hartslag boven de 190, terwijl ik maximaal 160 haal. Kilometer vijftien (0:59:20) de laatste vijf kilometer gingen aan 04:06/km gemiddeld, nog altijd niet slecht gezien de schuine tegenwind. Ik voel me ook niet vermoeid, maar als ik wat sneller prbeer te lopen voel ik de knie protesteren, dus hou ik me aan de 4:06/km. De kenesio taping rond de knie zit iets te strak en als ik het been wat te ver plooi voel ik deze trekken, de ankerpunten komen los. Kilometer twintig (1:19:39) de laatste vijf kilometer aan 4:05/km gemiddeld, daar zit de laatste kilometer voor veel tussen. Ralph is komen aansluiten met Maarten Paulissen, ik beslis zo lang mogelijk te volgen, Maarten kan niet overpakken, dus help ik. Ik en Ralph lopen elk op tour op kop om het tempo er in te houden, dat iets sneller lopen laat de knie opspelen maar het gaat nog. Tot kilometer vierentwintig lukt het, een vijfhonderd meter geleden is Maarten moeten lossen, nu is het mijn beurt, dus weer alleen. Het tempo wat laten zakken, tot de pijnscheuten verdwijnen, de kenesiotape hangt al half te fladderen maar heeft nog steun. Kilometer vijfentwintig (1:39:43) de laatste vijf kilometer aan (0:20:04) nog altijd een totaal gemiddelde van 15 km/uur. Nog een kilometer wind tegen en dan de wind in de rug en het gaat eigenlijk nog prima aan dit tempo, een jaarsbeste zit er in. Ondertussen zijn de snelheidsduivels van de halve marathon vertrokken en een eerste trio snelt me voorbij tegen 18 km/uur. Ze zijn sterk bevoordeeld vijf kilometer wind tegen en zestien kilometer wind mee, ik probeer het tempo er in te houden. Kilomeer dertig (1:59:45) de laatste vijf kilometer aan (0:20:02) de wind draagt daar toe bij, want de eerste tekenen van verval zijn er. Toch zit ik nog op een schema van 2:48:40, maar na dertig kilometer komt er altijd verval dus een tijd onder 2:52:00 zou mooi zijn. Regelmatig loopt er een halve marathonloper me voorbij en telkens probeer ik lichtjes te versnellen voor een paar honderd meter. Kilometer viifendertig (20:20:13) een laatste vijf kilometertijd die wat op loopt (0:20:28), maar het blijft een aanvaardbaar tempo. Ik krijg regelmatig de opmerking van voorbij lopende atleten en toeschouwers langs de kant, hoofd omhoog dan kan je beter ademen. Sind een zware whiplash in 2002 is dat een deel van de loopstijl geworden het hoofd zwaar doorzakken met het vorderen van de kilometers. Aan kilometer zevenendertig, doe ik een beginnersfout ik laat het tempo zakken om de losghangende kenesiotape te verwijderen. Daarna geraak ik moeilijk in het ritme en verlies kostbare seconden, het beste is er ook af en dus word het knokken voor wat ik nog waard ben. Kilometer veertig (2:41:34) de laatste killometer was wel tegen 4:30 en hoewel de benen niet verzuurt zijn eerder geblokkeert. Gelukkig is het maar 2.200 meter meer, de voorlaatste kilometer gaat in 4:34, en voor de laatste 1.200 meter moet het nog lukken. Ik kan er zelf nog een sprintje uitpersen en finish in een mooie 2:51:34 op de vijfde plaats, en kan best tevreden terugblikken op een goede marathon.
|