Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
05-11-2009
godsdienst in de metro
We duiken niet onder, maar bevinden ons wel ondergronds. Nee, niet dood en begraven, niet in één van de eindeloze files in de Kennedytunnel en niet in de kelder des huizes. We lopen in het pre-metro netwerk van de koekenstad. Van het ene stationneke naar het andere, dàt gaat maar op één plaats hoor. 't Is helemaal niet te vergelijken met Londen.
In de verte staan een hoop mensen in een grote cirkel. Op het eerste moment zou je denken dat men daar één of ander jeugdgroeperingsspelleke is aan't spelen. "Zakdoek leggen, niemand zeggen, 'k heb de hele dag gewerkt..." Alleen, zijn de deelnemers geen jongeren. Alhoewel, er heel wat jonge mensen tussen staan. Ze zijn vooral van vreemde afkomst, maar er zitten ook heel wat witten tussen, waardoor ik denk: "gewoon-alle-slag-mensen".
Hoe dichter we naderen, hoe vreemder het schouwspel wordt.
Tot we voldoende genaderd zijn, om te begrijpen wat er echt gebeurt. Even vreesde ik voor één of ander walgelijk schouwspel waartoe mensen in staat blijken te zijn. Je weet wel, zo van, slachtoffer in't midden en wie weet wat gebeurt er terwijl niemand iets onderneemt. Maar dat is het helemaal niet. Het is een voedselbedeling. Iedereen staat rustig in een enorm grote cirkel en wacht kalm zijn of haar ontvangstmoment af. De sfeer is integer. Iedereen gunt iedereen, hier wordt niet gevochten, er is tot nu toe genoeg. Mensen aan de rand van een afgrond, krijgen hun eten onder de grond, om zich alzo niet te erg te moeten schamen voor het oog van die andere mens.
't Is normaal dat we onze tred vertragen, wanneer we op de hoogte van de cirkel komen. Ik krijg er koude rillingen van. Maar ach, dàt... zijn maar rillingen, da's niet te vergelijken met honger. Een man is uit de cirkel gestapt. Hij lacht ons toe. "Hier moet je zijn!!!" We houden halt bij hem. Ik knik hem toe en zeg dat 't fijn is te zien, dat iemand zich bekommert om deze mensen. Hij beaamt, ik denk dat hij moslim is. Gewoon, door zijn lichaamstaal, hand op het hart bij het groeten en... vooral... begaan met de mensen hun leed + z'n uiterlijk, hoewel aan z'n kleding niets van die strekking te zien is. Maar, het maakt niet uit. Hij zegt dat iedereen erg tevreden is, dat het eten lekker is. Hij nodigt zelfs uit, want 't is gratis. Ik antwoord dat we dit voedsel toch maar liever gunnen aan de mensen die het nodig hebben, en dank hem vriendelijk.
We moeten verder, we groeten hem. Hij, gaat terug naar de cirkel om zijn beurt af te wachten. En ik denk aan wat ik zag in een film... mensen wachtend op eten in een lange rij. Het was een oorlogsfilm...
Wat verderdoor is een grote lek, blijkbaar. Metrowachters werden gealarmeerd en komen de boel opruimen en proberen er zorg voor te dragen dat de reizigers geen natte voeten krijgen. Er worden planken allerhande gezocht, zodat iedereen over het water kan lopen. "Haaaaa", denk ik stiekem... "Zoooo deed HIJ dat", maar ik hou het grapje voor mezelf. Het lek moet gedicht worden, maar dat zal niet meer voor vanavond zijn, wordt er luidop verondersteld.
De rest van de avond houden we ons vooral bezig met wijzen... en nog es wijzen... en nog es wijzen... zodat al die verloren schapen de weg terug vinden.
De laatste dagen heb ik het gevoel dat er iets met me aan de hand is. Ik voel me niet helemaal zoals het hoort. Vermoedelijk, let wel, ik schrijf, vermoedelijk... zou het kunnen liggen aan enige verandering binnen m'n job, die ik toch gemiddeld 7.48u/dag uitvoer. Namelijk, wanneer ik mensen zie aankomen, krijg ik een enorme zin om als een politie-agent op een kruispunt, met de armen gespreid, aan te geven welke richting men uit moet. Hopelijk gaat deze kwaal snel weer over.
Boekenbeurs, Sportpaleisconcerten en opgebroken wegen waardoor men makkelijker is aangewezen op de ondergrondse routes aangeboden door De Lijn, net als werken binnen het pre-metro labyrint, zorgen ervoor, dat massa's mensen niet meer weten van wat hout, pijlen maken, eens ze de metrogangen doorschuifelen. De sportpaleisconcertfanaten herkennen we min of meer in grote mate. Wanneer zij de gangen komen binnengesluisd en halte houden aan het pre-metrokruispunt, zoekende waar ze toch maar best heen moeten, spreken we hen reeds aan. In den beginne, vragen we hen of ze naar het sportpaleis willen, wat meestal wordt beaamd. Dan wijzen we hen de weg natuurlijk en iedereen is tevree. Na een tijdje gaat het vervelen en beslissen wij tweetjes, al gibberend, onderling wie waarheen wil. Ik spreek een groep meisjes aan en zeg hen dat ze beslist wel dàt, bepaalde peronneke zoeken, want zijn op weg naar 't sportpaleis. Verwonderd vragen ze me hoe ik dat weet. Waarop ik antwoord dat ik in m'n glazen bol heb gekeken. Voor hen maakt het niet uit, ze lachen effe en haasten zich naar het aangewezen perron. ...En een leute dat we hebben.
De roltrappen begeven het. Ze vallen stil. Niemand te bespeuren die het euvel kan verhelpen. Drie van die technische hoogdravers doen het al niet meer ondertussen. En dàt, op een half uur tijd. Nogal wat mensen hebben schrik om van die stilstaande hoge treden te dalen. Nogal wat mensen hebben problemen omdat ze de kinderwagen bij hebben en die nu lang en diep moeten oplichten. Nogal wat mensen hebben schrik voor hun kleine kindjes die geen zevenmijlslaarzen dragen. Nogal wat mensen reclameren, vloeken, sakkeren en jammeren. Telkens weer, antwoorden wij hen dat we hulp hebben gevraagd, de verlossers zijn op komst, maar daar hebben zij op dat moment niks aan.
Spijtig, een uur na onze oproep, is die hulp nog steeds niet geboden. Wij hebben er geen idee van wat, hoe en waarom.
Ik help een hulpbehoevende dame op gezegende leeftijd. Zij is het noorden kwijt en ik begeleid haar naar de halte van de pendelbus. We moeten daarvoor wel een heuse wandeling in onderaardse gangen afleggen, om daarna via het centraal station buiten te geraken. Ze ruikt de warme wafels, wanneer we het wafelkraam passeren. Ze wil me trakteren en ik weiger bedankend. Een beetje kortgerokt laat ze me weten dat ze het goed bedoelt en dat we'r samen ene kunnen eten. Maar ik doe het niet, bedank haar zeer hartelijk en leg uit, dat m'n collega staat te wachten op me en er nog mensen moeten geholpen worden.
Niemand zal me tegenspreken, als ik beweer dat verandering van spijs doet eten. Continue hetzelfde doen is iets waar heel wat mensen een hekel aan hebben. Dus, accepteer ik met een glimlach de opdracht van m'n chef, wanneer hij opdraagt om een handje toe te steken in de metro. Nou, metro, 't is te zeggen... eigenlijk bezitten we in Antwerpen geen metro, het is een pre-metro. Toch, wij antwerpenaren, hebben de slechte gewoonte aangekweekt het voorvoegsel 'pre' te laten vallen. Vandaag wordt ik daar regelmatig op gewezen door reizigers, die voor een uitzonderlijk keertje gebruik maken van onze ondergrondse. Zij vragen me naar de metro, terwijl ze me, reeds beneden in mollengebied, aanspreken. Ze zijn verward omdat op deze plaats trams rijden en geen metrotoestellen. Met een glimlach vertel ik hen dan, dat dit onze antwerpse pre-metro is en 'k gooi er met een vluchtige air achter, dat men van antwerpenaren wel kan verwachten dat ze hun ondergrondse netwerk wat ophemelen. Iedereen aanvaardt m'n gevoosd gespeelde nederigheid en volgt m'n richtlijnen in antwoord op hun vraag.
Deze week is een rommelweek, in die zin, dat de boekenbeurs gestart is, de Carnotstraat opengebroken ligt en daardoor nogal wat lijnen moeten omgeleid worden én, ook in de metro... euhhhh... pardon... pre-metro dus, werken aan de gang zijn, waarbij richtingaanwijzingen hier en daar niet bepaald klaar en duidelijk aangegeven zijn. De verwachte drukte blijft uit, wat niet wil zeggen, dat ik niks te doen heb. Regelmatig komen passanten me de weg vragen naar één of ander perron, straat, lijn, of inlichtingen ivm betaalbewijzen. Voorbeeld: - Goeie middag mevrouw, rijdt lijn 11 hier? - Ja hoor, deze week wel. - Moet ik dan hier naar beneden, voor het perron? - Tja, welke richting moet u uit mevrouw? - Euhhhh... naar huis...
Uiteraard, kan ik op zo'n moment een lach echt niet onderdrukken. De dame in kwestie vindt het ook best grappig. Ik help haar verder met bekende stations en de eindhalte van lijn 11 op te noemen, waarop ze kan reageren. Een black-out, noem ik dat, op het cruciale moment niet kunnen zeggen, wat anders zo gewoon is.
Op een gegeven ogenblik komen nogal wat ouders met kindjes aarzelend voorbij. Nogal wat van deze ukjes dragen 'plop'mutsen met belletjes, die vrolijk rinkelend de 'pre'metro-gangen op doen fleuren. Eén van de dutskes, vertelt me enthousiast over de show van z'n idoolkabouter in z'n wartaaltje, waar ik haast niks van begrijp. Gelukkig wil moeder-de-tolk me een kordate vertaling geven, waardoor ik gepaster kan reageren. Ik ben blij dat die kleintjes de boel hier wat komen opvrolijken, want het perron in de pre-metro is een verdomd serieuze zaak.
Er komen enkele jonge gastjes naar me toe. Ze vertellen me verontwaardigd dat een man met twee honden (ik zag hem eerder in de verte passeren) de roltrap heeft stil gezet. Waarschijnlijk zijn ze daardoor ietwat geschrokken, kan ik me inbeelden. Het gebeurt immers wel meer dat men die roltrappen stop zet. Zo zijn er al mensen lelijk ten val gekomen. Ik verwittig dus de bevoegde persoon om die trap weer aan de gang te krijgen, wat een stuk veiliger is. Zelf ga ik ook nooit een stilstaande roltrap op of af, omdat ik vind dat die treden ongemakkelijk en dus gevaarlijk zijn.
Een man spreekt me aan. Zijn lichaamstaal doet me een klein beetje achteruit deinen. Hij is van de politie in burger en houdt de boel mee in't oog. Eerst een klein beetje argwanend, maar al snel overtuigd van de waarheid, vind ik het best bevredigend ook nog een levend (er is ook nog een camera) discreet wakend oog in de buurt te hebben. Hij komt af en toe langs en kuiert tussen de verschillende perrons, die gekend zijn voor gauwdieverij en allerhande mistoestanden die we liever de wereld uit helpen. So, big brother is watching, knipoog ik m'n collega toe. Alhoewel het niet echt overdreven druk wordt vandaag, pech voor de gauwdieven dus.
De boekenbeurs zal vandaag opgevrolijkt worden door onze gekende tv-weerman Frank. Hij vraagt info aan m'n collega. Zij vraagt hem op haar beurt, hoe het komt dat ie niet met de fiets is, vertelt ze me naderhand. Deze vraag doet mij de wenkbrauwen fronsen, maar wellicht weet zij meer over 'dé Frank'... Hij antwoordt haar dat hij regen verwacht. Wanneer ze 't me vertelt, lach ik... 'tja, hij kan 't weten, hij zit aan de bron'. En ja hoor...
De regen valt met bakken uit de grijze hemel, wanneer we eindelijk terug onze neus buiten steken. Maar het deert me niet, het doet goed, terug in de stinkende buitenlucht te stappen, richting kantoor, na onze dienst.
We lopen al een tijd heen en weer, bij wijze van spreken natuurlijk, want merendeel worden we gereden. Beter uitgedrukt, laten we ons al enkele uren over en weer rijden, steeds overstappend, door het stadscentrum. Alles verloopt vrij normaal, met z'n kleine toestandjes, die ons haast niet meer opvallen, gewoon omdat we'r dagdagelijks mee worden geconfronteerd. Men blijft ons regelmatig lichtjes uitdagend 'controleurs' noemen. Tijdens het passeren wordt er dan aan toegevoegd dat hij of zij geen vervoersbewijs bij heeft. Daar ga ik al lang niet meer op in, dat deed ik ook niet als chauffeur.
Wanneer we besluiten om naar het kantoor te gaan om onze lunch te nemen, willen we uitzonderlijk, vanwege een plotse regen- en hagelbui, toch maar voor één halte de aankomende tram nemen. Normaal lopen we die honderd meter. Tijdens het opstappen zegt de chauffeur ons iets over een kwade dame, die hij vooraan verwacht. Ik kan niet goed volgen, maar z'n woorden zijn nog niet koud of er staat een moeder met kind op de arm op de chauffeursdeur te bonken en te roepen. Ik zet me er dadelijk bij, zodat ze stopt met kloppen en probeer haar te kalmeren, want op deze manier versta ik geen woord van wat ze zegt. De conversatie loopt in't Engels, wat niet het probleem is, als wel haar boosheid. De chauffeur wil -ook opgewonden- uit z'n cabine komen, maar (goed dat ik hem vrij goed ken) ik zeg hem van op z'n stoel te blijven, ik zal mevrouw haar grieven wel aanhoren. Eigenlijk sta ik een beetje versteld van de chauffeur, daar hij een zeer kalme persoonlijkheid is, zo ken ik hem niet. M'n collega, die bij me was blijft bij de chauffeur, terwijl hij verder rijdt.
Ik... ik sta in de hagelbui, waarvoor ik wilde schuilen, te luisteren naar de erg boze moeder. Ik wil liefst schuilen onder het afdakje van het schuilhokje ter plaatse, maar door de heftige bui, is er geen plaats meer voor ons, 't is volzet.
De dame vertelt me opgewonden dat ze eerder helemaal achteraan wilde opstappen op de tram. Ze had haar kind uit de kinderwagen (zo'n groot en zwaar model) gehaald en in de tram gezet. Ze was terug afgestapt om de kinderwagen toe te plooien en die op de tram te zetten. De deuren waren gesloten en de chauffeur had niet gemerkt dat zij daar nog op het perron stond en was verder gereden. Een reiziger heeft toen de noodvergrendeling gebruikt om het voertuig tot halte te brengen. En de chauffeur had de volle lading gekregen, zowel van de hysterische (wat op dàt moment een begrijpelijke reactie is natuurlijk) dame, die de tram was achternagelopen, als van andere passagiers. Hij was dus vrij gestresseerd na wie weet wat voor aantijgingen hij al had moeten ontvangen. Ik kon het me levendig voorstellen. Heel het relaas tussen de dame en mij ga ik niet uiteenzetten, dat zou een boekje worden, maar na heel wat over en weer gehakketak, kalmeerde ze uiteindelijk en toonde ze een ietsie pietsie begrip.
Kleddernat kon ik gaan lunchen na weer te zijn verenigd met m'n collega, droog, onder het afdak. Maar de regen-, hagel, en boze moederbui waren toen alweer over.
Gelukkig heb ik voor noodgevallen een handdoek in m'n kastje op het werk...
Een bejaarde man, zet zich neer op de voorziene zitplaats in het bushokje. Hij heeft een dame in't oog en spreekt haar aan: 'Kom ook maar zitten hoor, plaats genoeg voor jou'. De dame glimlacht hem toe, ze is een dertiger, dus zou ze wie-weet-wel, z'n kleindochter kunnen zijn. Hij flirt duidelijk met haar. Hij bewondert haar kledij, geeft commentaar op haar haar en vindt haar tas ook wel mooi. 't Ligt er vingerdik bovenop. Zij, houdt afstand, maar antwoordt hem telkens iets. Hij snoept... en ik...? Ik kijk vanop m'n ingenomen plaatske, tegen de wand van het hokje leunend, schuilend voor het barre herfstweer. Maar, vooral, ik geniet van de situatie. Want hij is en blijft een heer, hij zegt niks provocerend of ongehoord. Hij heeft respect voor haar. Zij ook voor hem.
Wat later... Een panto breekt af, zorgt voor problemen. Uiteraard, zoals het hoort, midden in de spits, op een belangrijke verkeersader in de stad. Direct zijn er controleurs die de boel wel zullen oplossen. Wij merkten het nogal snel, daar we op deze plaats regelmatig passeren en vragen of ze onze hulp kunnen gebruiken. Maar 't is niet nodig, ze krijgen het wel snel opgelost, laten ze weten. Toch, ze zijn ook maar mensen, ze kunnen helaas niet toveren. Binnen de kortste keren staan er dus al enkele andere trams achter het kapotte voertuig. Niettegenstaande weet ik dat de boel goed is opgevangen, er zouden normaal gezien meer trams gestaan hebben, die zijn beslist omgeleid. Aan de haltes staan al snel vele wachtenden. Ik hoor het kraken in al die hersenpannetjes... 'Wat is daar aan de hand? Gaat het nog lang duren? Enfin, waarom komt die tram nu toch niet nader?' Mensen blijven wel staan, maar regelmatig wordt het horloge geraadpleegd, wat niet helpt natuurlijk. Wij gaan deze keer niks zeggen op het bewuste perron, daar het enige dat we kunnen zeggen is, dat ze even geduld moeten oefenen. We weten dat het niet zo lang zal duren, maar tien minuten of een kwartier is lang voor mensen die ergens op een bepaald uur moeten zijn, natuurlijk. Midden in de ochtendspits, is het niet aangeraden enkel met deze informatie aan te komen. Mensen zijn te chagrijnig. Dat merken we trouwens ook nog een tijdje later, wanneer het toch wel even duurt voor het tramverkeer weer terug zal lopen zoals het hoort. Lange tijd komt er niks, en dan, plots, drie trams van dezelfde lijn achtereen. De eerste propvol, want is een kleintje. De tweede idem dito. De derde... leeg, en is -zoals het lot het wil- een hermelijn, Groot-En-Leeg.
Wij nemen de eerste, omdat we weten dat de chauffeur best onze hulp zal kunnen gebruiken. De eerstvolgende halte, die propvol wachtenden staat, raden we de mensen aan de volgende tram te nemen. Maar 'men' neemt het ons zo kwalijk als maar kan. Een man roept ons toe dat hij al 10 minuten te laat is en de kinderen naar school moeten. Hij duwt een ukje, niet ouder dan 6 in uniform het voertuig op. De kleine wordt versmacht tussen al die groten. 'k Vraag me af wat er in dat kleine, onschuldige kinderhoofdje omgaat in deze situtatie. De eerstvolgende halte stapt de man weer af, want daar gaat ukje naar school. 'k Heb er m'n bedenkingen bij. Tien minuten te laat en blijven staan wachten op een tram, terwijl je maar één halte verder moet zijn. En... ocharme die kleine... m'n hart breekt bijna... Maar, voor de man is vloeken op De Lijn, de gemakkelijkste uitweg voor z'n luiheid. Enfin, blij dat ik deze man wellicht maar eenmaal ontmoet, zetten we de rit verder, er zorg voor dragend dat er wordt doorgeschoven, en niemand in de deuropening blijft staan, zodat het wat vlot.
Een collega die vandaag z'n eerste dag alleen rijdt met de tram, is erg zenuwachtig. Hij vertelt me wanneer we net zijn opgestapt, hoe blij hij is ons te zien. Hij denkt dat wij controleurs zijn en vraagt raad, want: Hij had problemen met het buitenrijden. De deuren haperden. Er stond een auto slecht geparkeerd en hij heeft vertraging opgelopen. Hij moest naderhand door die eerdere pantobreuk mee aanschuiven, proper in het rijtje, want men moest natuurlijk de bovenleiding terug in orde brengen. Druppelsgewijs konden de trams doorrijden en dan moesten de collega's hun panto's optrekken enz enz. Nu is hij waanzinnig te laat en moet draaien aan centraal station, maar weet niet meer hoe het nou weer allemaal moet in al die drukte daar. Ik beloof de jonge kerel bij te staan, want denk (haast met nostalgie) weer aan mijn eerste dag. Ik was op van de zenuwen en daardoor liep er veel meer mis dan eigenlijk normaal was. Hij is opgelucht want voelt zich gesteund. Alles loopt gesmeerd. 'k Leg voor hem enkele wissels omdat ze niet springen. Tja... wisselsturing en zenuwachtigheid zijn dingen die niet altijd samen gaan. Wanneer hij eindelijk uit de miserie is, mag hij van de controleur die net ter plaatse komt, rechtstreeks binnenrijden. Met de verwittiging, op te letten voor de wissels, nu zijn automatische wisselsturing niet op staat, groeten we hem, nog veel succes toewensend.
Hij is gekalmeerd en kan de wereld weer aan. En wij, hebben er ongetwijfeld ook een goed gevoel door gekregen. Zalige job toch.
Hoeraaaa!!! Ik ben vrij. Vandaag ben ik op weg naar... dus... passagier. Ik sta aan de andere kant, ik bevind me niet op 'het veld'. Doe ik regelmatig, in m'n vrije tijd gebruik maken van het openbaar vervoer. Waarom? Wordt me dikwijls gevraagd. Ben jij bezeten ofzo? Wel nee, absoluut niet. Maar waarom zou ik de auto gebruiken -als ie niet gebruikt wordt door manlief om naar zijn veel moeilijker te bereiken werk te gaan- als ik een vrijkaart heb, én ik tegelijkertijd kan bijdragen tot wat minder CO2 uitstoot. Ik let wel degelijk op ons energie- en afvalverbruik. Ik probeer dus m'n hele kleine gruissteentje bij te dragen.
Ik weet waarheen, ik weet welke lijn ik zal nemen, waar op- en af te stappen, dus hoef ik verder geen informatie bij mekaar te sprokkelen alvorens te vertrekken. Ik neem de tram tot aan het punt waar ik zal overstappen op de bus. 'k Moet maar een twintigtal metertjes lopen naar de bushalte. En volleerd als ik ben, zie ik direct het rode papier aan de haltepaal hangen. Dat wil meestal zeggen dat er wat loos is. Ik ga het dus stante pede lezen. Een omleiding op marktdag... Na effe rondgekeken te hebben, merk ik dat het wel degelijk marktdag is. Ik heb het dus getroffen, midden in de roos. Ik lees dat ik naar de hottenpetotstraat moet, om daar de bus te nemen. Tja, waar ìs die straat hé...? 'k Heb geen plannetje bij, want ik meende te weten wat en hoe. Er passeert een ouder koppeltje en besluit hen aan te spreken. Ze lijken van de markt te komen, zo te zien aan hun gevulde tassen. Eerst zijn ze heel eventjes argwanend, maar eens ze m'n vriendelijke tronie opgemerkt hebben, worden ze zeer hulpvaardig. 'Ach ja, waar is die straat?', vragen ze zich luidop af: 'Maar als je daar rechtdoor gaat hé, en dan nog wat verder door naar rechts, kom je d'r beslist ook hoor. Daar heb ik vorige week mensen op de bus zien staan wachten.' Ik besluit op z'n minst het begin van hun raad op te volgen. Logisch gezien moet ik aan de andere kant van die markt komen te staan om zeker te zijn, die bus te halen. Wanneer ik de markt ten einde ben, zie ik verderdoor een straat naar rechts, aan een groot kruispunt. Er staan twee dames te praten, die ook gemarkt hebben. 'k Besluit een storend element in hun gesprek te worden en vraag hen of ze een idee hebben van tralalie en tralalaa. Ze kennen die hottenpetotstraat ook niet, maar als ik nou naar links ga en een heel stuk verderdoor aan een kruispunt kom, zal ik daar beslist een halte vinden voor de bus die ik moet nemen.
Alles bij mekaar heb ik een kwartier gestapt, de bus zien voorbij rijden, maar ik bevond me niet aan de halte, dus heb ik maar in gedachten gewuifd. Nee, om eerlijk te zijn heb ik niet gelachen... Maar... ach, boos...? Op wie of wat zou ik het moeten zijn? Op mezelf zeker niet, want hoe kon ik dit op voorhand weten? Op 'De Lijn'? Zoals ik maar al te dikwijls merk bij onthutste passagiers -die heel regelmatig hun verhaal afreageren tegen me, wanneer ik in uniform op de bus sta- geef ik grif toe, dat er een aankondiging aan de halte was bevestigd. Het hàd wellicht makkelijker geweest, als er een klein plannetje op het blad had gestaan, zodat ik van daaruit wél kon zien, waar die verdomde hottenpetotstraat nou is. Maar ik weigerde dit m'n dagje te laten verknallen. Wel heb ik, diegene die op me zou zitten wachten verwittigd -zalig toch, dat de gsm ondertussen een bezit voor iedereen is geworden- zodat die me niet zou verdenken van enige nalatigheid. Een beleefd mens verwittigt immer wanneer die niet tijdig op plaats van afspraak kan geraken.
Des avonds... volg ik een programma op tv. Een programma over communicatie bij de spoorwegmaatschappij. Wéér hoor ik de gemeende onhebbelijkheden van de maatschappij in de ogen van passagiers. Het gaat hier nogal dikwijls over vier of vijf minuten te laat komen op het werk. Ik stel me de vraag, of het niet beter is een bus of trein vroeger te nemen in zo'n geval. Een antwoord dat ik trouwens ook dikwijls geef aan mensen die me er over aanspreken, want dàt bedenken ze meestal zelf niet.
Maar tja, we leven in het 'Just In Time' tijdperk, nietwaar...?
Het vooraan instappen... zorgt soms voor -mag ik zeggen 'haast hilarische'?- toestanden. Vooral ouderen van dagen specialiseren zich in wat anderen al dan 'wel moeten' of 'niet mogen'. Sommigen onder hen, houden andere mensen op de bus of tram in't oog om te kijken of ze geen 'regels' overtreden. Zeker als er dan een zekere bevolkingsgroep kan geviseerd worden, loopt men kans dat de boel uit de hand dreigt te lopen. Tja... Wie wordt er graag geviseerd...?
Ik hou rustig de boel op de bus in't oog. Wanneer er iemand achteraan opstapt zonder enige reden, dan mee te rijden natuurlijk, geef ik de persoon in kwestie een folder en bijhorende uitleg. Vriendelijk het liefst... Ik heb helemaal nog nooit een reden gehad om dit niet vriendelijk te doen. Dus, heb ik hiermee ook helemaal nog nooit problemen gehad. Wanneer ik dus een man de nodige uitleg geef, wijst een oude man me op het feit dat het altijd dezelfde zijn die zulke 'overtredingen' begaan. 'En er zijn er veel die dat nog steeds doen', weet hij me nog te vertellen. Waarop ik minimaliseer en de oude man probeer te kalmeren. Maar nee, hij is zeker van z'n zaak en geeft goed luid te verstaan, dat het altijd dezelfden zijn, met de nodige beschrijving met behulp van scheldnamen. Waarop ik:" 't t tssss..." laat horen en me van de oude man weg draai. Hier ga ik verder niet op in, of dit loopt uit de hand. Gelukkig gaat er van de andere reizigers ook niemand op in. Ik het niet laten te denken: 'Antwerpen laat zich weer eens van z'n schoonste kant zien...'
Enkele ritjes later stapt een oude man op. Hij is gekleed naar zijn afkomst. Hij is naar de groente en fruitwinkel geweest en heeft twee goed gevulde plastiekzakken bij. Hij stapt -zoals het hoort- vooraan op, groet de chauffeur en maakt m'n collega duidelijk dat ie een stukje fruit moet nemen uit de zak. Ik bezie het met een glimlach. Wanneer de oude man zit, begeef ik me even naar de chauffeur en lach hem toe: 'Was dat omkoperij? Of had je een bestelling geplaatst?' M'n collega lacht me toe. Hij zegt me dat deze man, steeds wanneer hij naar de winkel is geweest hem een stukje fruit aanbiedt.
Gelukkig is het goed niet alle oudjes over dezelfde kam te scheren. Gelijk vanwaar onze afkomst, we kunnen leren van mekaar...
De eerste dag... Maanden geleden had ik het al gelezen op de website van De Lijn. Gisteren was het zo ver. Hét... grootse evenement, wie weet voor hoe lang (of kort). Enfin, om es een keertje écht mijn mening te zeggen... of schrijven in dit geval, ik hoop dat hierin niet te gauw beknot wordt, waarmee ik maar wil zeggen dat ik hoop dat deze maatregel niet direct zal worden gewijzigd.
Niettegenstaande ik van nogal wat collega's chauffeurs hoor, dat vooraan instappen niets bijdraagt tot veiligheid, enkel tot chagrijnigheid, geloof ik het tegenovergestelde. Er zijn immers ook chauffeurs die deze regel al een hele tijd toepassen. Zelfs op perrons waar de schooljeugd haast staat opgestapeld in hopen, tijdens de scholenspits. Allemaal vooraan instappen. Sommige van deze collega's doen zelfs maar één deur open vooraan, zodat deze jeugd wel ordelijk moét opstappen. Wanneer ik bij zo iemand ook aanwezig ben op de bus, zet ik me dan tegen het dashboard. En wanneer enkele jongeren dan toch duwend en trekkend willen binnen komen, hou ik -héél even- m'n arm uitgestrekt voor hen, met de boodschap: 'Hou het wat rustig hé mannekes'. Oké... het duurt wat langer tijdens zo'n drukte. Toch, het effect is er wel degelijk. In de bus, tijdens de rit, is er dan haast geen tumult. Niet elke chauffeur voelt zich goed met deze methode, en dat begrijp ik volkomen. Ik praat het ook nooit iemand aan. Ik volg de chauffeur, niet andersom.
Wanneer jongeren, die zich uitgelaten voelen, de kans krijgen om als een stier die de arena betreedt, de bus binnen te springen, krijg je hen niet direct gekalmeerd. Ze moeten eerst eventjes die knop omdraaien. Het voordeel in mijn situatie is, dat ik verschillende methodes van collega chauffeurs kan meemaken en daar mijn conclusies uit trekken.
Men leert van mekaar, nietwaar...
Vooraan instappen dus. Ik verwachtte eigenlijk niet zoveel werk daarrond, toch niet op de lijnen die we gisteren deden. 'k Had immers de laatste weken meer opgelet en eigenlijk stappen de laatste tijd niet zoveel mensen nog achter op de bus. Velen weten het via de media. Dus, telkens geven we een folder aan de onrechtmatige achteropstappers, met de eventuele daarbijhorende uitleg. Alhoewel, de folders zijn klaar en duidelijk. Maar tja, er zijn in de stad ook mensen die geen Nederlands kunnen. Voor hen gebruik ik de nodige gebarentaal, wat allengs voor lachwekkende situatie kan leiden. Zo probeer ik een oudere vrouw, van vreemde origine, duidelijk te maken dat ze niet meer achteraan mag instappen. En ze begrijpt me verkeerd, ze slaat zo'n beetje in paniek (achteraf bedenk ik me nog, dat het waarschijnlijk meer heeft te maken met het ticket dat ze niet kocht). Ik merk dat ze me niet begrijpt, dus leg ik m'n hand zachtjes op haar schouder en maak duidelijk dat ze op de bus mag blijven. Ze kalmeert en ik begin met enkele woorden en armen wijzend naar de deur, terwijl nee-knikkend, haar het nodige aan het verstand te brengen. Ik geef haar een folder, beseffend dat ze die zeker niet zal lezen. Onzeker bekijkt ze hem wel. Ik hoop, dat er bij haar thuis iemand is, die het wel zal kunnen lezen... Toch merk ik de geamuseerde blikken van reizigers die in de omgeving van dit theaterstukje zitten.
Misschien was ik er vandaag, om één of andere onverklaarbare reden, wat gevoeliger voor dan anders, ik weet het niet. 'k Ga er ook niet bij blijven stil staan, want da's maar al te gek. Het viel me op, hoe de negatieve vibes onder de collega's hingen. 'k Heb er nogal wat gepasseerd en polleke geschud of gegroet. Ik stap immers haast altijd op met een groet en de vraag of alles oké is, wat maar normaal is. Zo kan de chauffeur me ook direct vertellen of er problemen of vragen zijn. Het geeft een goed gevoel, wanneer je merkt dat iemand meerijdt en je daadwerkelijk ook op een menselijke manier benadert. Maar al te dikwijls hebben de chauffeurs het gevoel, bij het straatmeubilair te horen.
Het wàs druk, ja, 't is waar. Dàn, vooral is het op die drukke baan, hels, hectisch. Je ziet er niets dan verkeersovertredingen en wanneer onze chauffeurs niet voldoende opletten, zouden ze daar dagelijks hun portie ongevallen beleven. Ondertussen denk ik, dat elke dag die accidentloos op die baan voorbij gaat, een zegen is voor De Lijn. Wel, vandaag was zo'n dag dat haast elke chauffeur het daar niet zag zitten. Meestal, loodsen ze zichzelf er door, met een gevoel van: 'Ach... dan maar nog wat langzamer rijden om tijdig in de remming te kunnen gaan voor al die doorstekers, terugdraaiers en zelfmoordneigende overstekende voetgangers (eventueel mét kinderen erbij)'. Soms gaat het zelfs met een lach, zo van: 'Hupla... weer ene die z'n leven moe is'. Sarcasme is ook een manier van overleven, om het even cru te stellen. Maar vandaag dus niet, vandaag helt het over naar de negatieve kant. Na een tijdje werd ik er zelfs moe van... een beetje (zoveel tijd had ik nu ook weer niet) peptalk hielp niet.
Maarrrrrrr....
Las ik toch wel in de krant -ja, beste collega's, hef je hoofd en laat je schouders niet meer zakken- iets vreemds maar zeer leuk. Ga vriendelijk lachend door het leven, want de beloning is zoet, en kan alsnòg zoeter smaken. Ten eerste voel je je beter met een lach, dus zet die negatieve gedachten aan de kant en denk aan iets vrolijks. 'k Wil je hierbij zelfs helpen. Ik las een leuk artikel in de krant over een stokoud dametje in Dieppe. Ze had een handgeschreven, maar geldig testament waarin ze iedereen die ze in gunstige omstandigheden was tegengekomen, wilde belonen. Er stonden zo'n 200 mensen vermeld in haar testament. Iedereen die haar een goed gevoel had bezorgd, kwam aan bod. En... ja hoor... je raadt het. Zo ook de buschauffeurs in de omgeving. 'Zij,' zo vermeldde het oudje: 'hielpen haar de bus op, omdat ze slecht te been was, en wachtten geduldig telkens tot ze zat. Zeer vriendelijke mensen allemaal.'
Nog heerlijk vroeg in de morgen, verplaatsen we ons in 't centrum van de stad. We deden al wel enkele ritjes en belandden op deze manier op het plein. Wanneer we afstappen wordt ik als eerste aangesproken door de man. Hij vraagt me of ik een vuurtje heb. Ik antwoord verontschuldigend (waarom toch ook...?) dat ik niet rook. De verwijten worden me naar het hoofd geslingerd, want blijkbaar (volgens de man) stink ik naar de sigaretten. Nou, 'k heb al schonere complimenten gekregen... Er is wat mis met hem, in die zin, dat het nog een beetje te vroeg voor me is, 'hét' te plaatsen. Of, hij is dronken, of, hij is gedrogeerd, of hij is gewoon ... welja... 'k zal't simpel houden zonder het echt beledigend te bedoelen, ...niet goed bij z'n hoofd. Dàt is -ook op dit vroege uur- duidelijk. Dus laat ik hem met z'n beledigend gedrag voor wat ie is, en besluit hem de rug toe te keren. M'n collega is achteraan uitgestapt en nu wordt hij belaagd door de man. Ook voor een vuurtje... Hij antwoordt dat ie niet rookt. Daarop krijgt hij het verwijt dat ie een grote leugenaar is, want z'n tanden zien bruin van 't roken. De man is zo zeker van zichzelf, dat hij helemaal niet luistert naar een tegenwerping van m'n collega, die ook direct door heeft, dat ie de boel maar beter de boel laat. Eigenlijk is het lachwekkend op zich. Zoals zo dikwijls kom ik door deze confrontatie met m'n beide voetjes op de grond, beseffend wat een chanse wij hebben met job en gezin, vergeleken met zo'n man die de nacht buiten heeft doorgebracht, in armzalige kledij, alleen, en op zoek naar al wat hij maar kan gebruiken om te overleven.
We houden hem in de gaten, terwijl we wachten op het volgende voertuig dat we zullen nemen. De man zeult met zakken en zelfs een toch wel grote oven. Hij heeft de boel mooi midden op het fietspad gedeponneerd en het weinige volk dat passeert, maakt een mooie boog er omheen zonder zich blijkbaar vragen te stellen. Geen tijd daarvoor, want op weg naar huis of werk, is men altijd gehaast. Onze tram komt er aan en weg zijn we, nog even de man nastarend. Wanneer we later weer het plein passeren met de bus, zien we de man nog steeds over en weer zeulen met van alles en nog wat, en hier en daar iemand aanspreken om zich dan snel uit de voeten te maken. 'k Heb het door, hij wordt de rode draad die door onze dag zal lopen vandaag. Door veel in het stadscentrum te vertoeven kennen we natuurlijk wel de vaste daklozen of bedelaars. Deze man is nieuw, we kennen hem niet, maar lang gaat dat niet duren, merk ik.
Wanneer we wat later weer het plein op komen, ligt hij op een bank te slapen. De oven en grote, gevulde tassen, staan nog steeds op het fietspad. Er passeert iemand van de schoonmaakdienst, die het perron en bushokjes uitveegt, alsook de stoep, maar van de tassen en oven wordt afgebleven. Raar, vind ik, maar tja, de spullen zijn misschien te groot... De spullen blijven alleszins onaangeroerd op het fietspad staan. Lang sta ik er niet bij stil, er komt weer een bus aan, en weer zijn we de piste in. Ik vraag me al af of ik hem nog zal terug zien, wanneer we seffes terug zijn. En... ja hoor! We staan te wachten op de tram, wéér op het plein -ondertussen zijn er toch bijna twee uren voorbij- en hij loopt weer rond, spullen bij mekaar zoekend. De tram komt er aan, en ik zie hem met moeite de oven in z'n armen nemen. Ik zucht, want ik voel het aan komen; hij gaat de tram willen nemen met al die spullen... Hij zwaait met z'n armen en roept naar de chauffeur dat ie moet wachten op hem. Het fietspad is toch nog een tiental meter van het perron verwijderd. Maar hij is redelijk snel, met dat onding. Hij zwiept het zware geval de tram op, vooraan. Ik sta nog niet op het voertuig en wacht af. De man zegt -vragen stelt hij kennelijk niet, tenzij voor sigaretten- dat de chauffeur moet wachten, want de tassen moeten ook nog mee. Waarop ik toch aanmaan, dat hij de tram niet te lang mag ophouden, maar dàt hoort hij niet. Enfin... hij reageert er niet op, da's misschien beter uitgedrukt. Hij sleept de tassen op het voertuig en ik, spring over de hele santenboetiek, binnen, wat de andere reizigers doet lachen. Zij zien de boel met grote vraagtekens in de ogen aan, en vinden hun anders toch maar saaie ochtendrit, best grappig. Mijn collega merkt hiervan niks, hij stapte op het gekoppelde stel. De chauffeur is een toffe bink, hij amuseert zich duidelijk met de situatie. Het is nog vroeg, het is nog niet druk op het voertuig. Ik besluit voorlopig maar niks te zeggen tegen de man, die alles net voor de deur vooraan laat staan. Ik zal wel vragen de boel te verhuizen wanneer we aan een halte komen en iemand aan deze deur wil opstappen.
De man komt vooraan wat rommelen in die tassen. Hij haalt de ene leeg en steekt wat bij de andere, haalt dan weer wat uit die andere tas. Ik vraag hem of hij de tassen niet gewoon gevuld kan laten, want alles zomaar op de tramvloer leggen, is niet erg gepast. Hij vindt een kapotte spiegel en zet zich met de spiegel in z'n handen neer. Gevaarlijk spul, denk ik nog, daar die spiegel op deze manier vlijmscherp kan zijn. Ik weet uiteindelijk niet tot wat deze man in staat is en hou hem goed in't oog. Wanneer hij even later gaat afstappen, vraagt hij me te helpen. Maar wee, ikke... Die zware oven, vies en vuil en verroest wil ik niet toucheren. Ik wil namelijk niet naar huis met een lumbago. Ook die vuile tassen zie ik echter niet erg zitten om aan te raken. Toch, om niet teveel tijd te verliezen schuif ik de tassen met m'n voet zo dicht mogelijk naar de afstap, zodat de man niet steeds op en af de treden moet. Nou, op die manier gaat het me nog net af...
De man van m'n rode draad, bedankt me. En ik... sta versteld... en schaam me een beetje...
Het schooljaar is ondertussen enkele dagen jong. Niet dat ik er al wat van heb gemerkt, daar ik de eerste dagen vrij was, gisteren een late dienst deed en dus, pas na de scholenspits goed en wel bezig was. Niet getreurd, ik zal beslist m'n schade nog wel inhalen dit jaar...
Vandaag echter, viel diezelfde avondspits heel goed mee in de binnenstad. De verkeersdrukte was zoals gewoonlijk en zoals ze moet zijn, naar mijn mening, anders zouden we het geen 'drukte' noemen natuurlijk. Maar niet bepaald drukker dan anders. Er is wel het één en ander te doen in de stad, dus na etenstijd werd het wel plots druk. Iedereen moest wel ergens zijn blijkbaar. Maar ook deze kleine chaotische toestand komen we met gemak door, hier en daar iemand kalmerend omdat ie vind dat ie te lang heeft moeten wachten op de tram en af en toe richtlijnen gevend ivm buggy's die leeg en dus beter toegevouwd worden, vooral op een voertuig met veel reizigers. Niemand doet echt moeilijk, wanneer ik het waarom uitleg, ja, mensen kunnen beslist ook braaf zijn...
Het wordt donker, en we rijden in een smalle straat centrum stad. Recht voor ons zien we, gloeiend als een prachtige grote lampion, de maan in volle glorie. 'k Heb nog niet nagegaan of het wel degelijk een volle maan is vanavond, maar ze leek alleszins vol. Groot, prachtig oranje-achtig gekleurd, laag over de daken hing ze daar te pronken. Een boom in de straat waarvan de takken op een gegeven moment nog even tot aan de maan leken te reiken, maakten het prentje perfect. De chauffeur vestigde m'n aandacht op dit prachtige zicht. Wij kijken immers meer in dan buiten te tram als we onze job uitvoeren. Ze had gelijk, onze collega, heel erg groot gelijk, om op dat moment onze aandacht hierop te vestigen, want dat zijn dingen die onze dag, avond, het moment, heel mooi kunnen maken. Een beetje overweldigd genoten we hardop van dit natuurschoon midden in de stad. Toen ze verder reed, verdween de maan achter de huizen en stelde ze voor om te stoppen, en dan terug achteruit te rijden, wat we toch wel erg grappig vonden. Ik stelde het me al voor... maar ze had gelijk hoor.
Later, niet zo veel later, thuis gekomen, ging ik nog eens kijken. Ondertussen was het beginnen regenen. En de maan... de maan... was weg... achter het wolkendek.
Een annekdote die ik mezelf niet wil ontzeggen, dus moet opschrijven zodat ik het ooit nog wel es kan nalezen, is deze. De dag verloopt rustig, een vakantiedag. Er zitten niet zo veel mensen op de tram, maar regelmatig wordt ik herkend als (die mevrouw van De Lijn) en spreekt men me gemoedelijk aan. Zo'n heel rustig en leuk dagje, weet je wel... Ik wandel rustig door de tram. Wanneer we stoppen, stapt een jonge man op, gekleed in een zwart pastoorskleed van de jaren stillekes. Nou... dàt... zie je echt niet dikwijls in het antwerpse. Ik probeer hem een plaatske te geven, wat maar menselijk is, vermoed ik. Wij, simpele mensen, willen alles en iedereen mooi ingekaderd ergens bij laten horen. Hij draagt een mooi (nou da's relatief natuurlijk), fris, gesteven heel oud maar nieuw lijkend zwart priesterskleed. Een brede tailleband accentueert de goed gesteven ('k denk echt niet dat 't simpelweg gestreken is) talrijke plooien. Hij draagt geen hoofddeksel, waardoor je makkelijker zou kunnen vaststellen tot welke godsdiensrichting hij behoort. Hij is zo jong, dat ik haast niet kan aannemen dat hij een Belg zou zijn. Onze jongeren zijn echt wel heel schaars in het priestermétier... enfin... -roeping. Even later stapt hij af en gaat z'n gangetje. Er is ook een collega op de tram. Ik spreek hem erover aan, ik vraag of hij (de priester) mogelijk één of andere orthodoxe priester zou zijn? Waarop m'n collega het hoofd schudt, hij weet het ook niet, misschien katholiek? Waarop ik bedenk, dat de katholieken er zo toch niet meer bij lopen en dan zeker de jonge priesters niet. De kerel is vermoedelijk tussen de 25 en 30 jaar, maar lijkt er 18, wellicht door zijn kleine en magere gestalte. Maar ja, we zullen er wel nooit achter komen, vermoed ik luidop tegen m'n collega.
Een rit later, stapt dezelfde jonge kerel, hetzelfde getooid weer op de tram. Waarop ik me echt niet kan inhouden. 'k Weet het, impulsief gedrag is niet altijd het beste, maar het jeukt té erg, het moet... ik moet... ik besluit dus om er voor te gaan. Doe ik enkel maar als het rustig is natuurlijk, anders gaat het belangrijkste voor. Maar nu... even dit, mijn nieuwsgierigheid moet en zal worden bevredigd. 'k Voeg me bij de jonge man, groet hem en zet me heel even naast hem. Hij kijkt me verwonderd aan, toch heeft hij een energieke flikkering in z'n lichte oogjes, die uitnodigen een gesprek te beginnen. - U maakt me nieuwsgierig, dus moet ik wat vragen, stoort dat u? Hij is al gelijk even duidelijk nieuwsgierig als ik ben naar hem... zie ik aan z'n lichaamstaal. - Euhhhh... nee, doet u maar... - Wel, daar we hier in deze omgeving niet zo gauw mensen zo getooid zien rondlopen, kan ik u niet plaatsen. Ik vraag me af welke godsdienst u vertegenwoordigt. De man blijkt even te aarzelen, hij denkt waarschijnlijk dat ik met hem wil spotten ofzo... (Hmmmm... verkeerde aanzet dus, flitst er door m'n hoofd) wat ik direct recht wil zetten. - Welja, ik vermoedde dat u orthodox bent of katholiek, of een mix, ziet u. Gezien uw kleding... of zit ik er naast? Nu is hij tevreden, hij straalt een beetje. Waarschijnlijk voelt hij enige waardering voor de stadse interesse. Ik daarentegen, voel de ogen van andere passagiers op m'n rug branden, maar trek het me niet aan, de man zei immers zelf dat ik hem niet stoor. - Ach, ik ben conservatief katholiek. Waarop het mijn beurt is m'n ogen verder open te trekken... Hij legt uit dat dit wil zeggen dat hij in de eerste plaats katholiek is maar de mis opdient in 't Latijn. Hier in Antwerpen is er nog één kerk waar men de mis zo opdraagt. Hij is hier op bezoek ofzo. Hij spreekt Nederlands met een redelijk Frans accent. Hij voegt er aan toe dat ie nu hier is om z'n Nederlands te verbeteren. Waarop ik hem met een knipoog zeg dat ie het al goed doet. Hij komt namelijk uit Namen. Ik wens hem een dikke proficiat met z'n taalgebruik en verder nog een fijne tijd in Antwerpen. Kort nadien stapt de brave jongeling uit, het kleed lichtjes opgehoffen om er niet over te struikelen tijdens het afstappen van de treden.
Ik ben tevreden, want er achter gekomen. Tot mijn verbazing wordt ik tot driemaal toe, wanneer ik daarna door de tram wandel aan de mouw getrokken. De andere passagiers bleken even nieuwsgierig te zijn als ik. Ze vragen me wat hij me vertelde. En dàt... vind ik echt wel grappig. Die ogen die ik voelde op m'n rug, waren dus niet vanwege het eventuele storen, maar gewone, pure, ouwerwetse nieuwsgierigheid, die ook ik had gevoeld...
Er hoeft geen solden te zijn, of gelijk welk spektakel, ook op een gewone zaterdag kan het knap druk worden. Misschien ligt het wat aan mezelf... nu zowat iedereen, waarmee ik op z'n minst bedoel, gezinnen met schoolgaande kinderen, terug zijn uit vakantie, moet ik precies weer wennen aan de 'normale' zaterdagdrukte. Hoewel de inkopen voor het eten -beginnende tussen 16 en 17u- voor mensen die de ramadan volgen, een zweem van lichte chaos brengt in de buurt van de uitgekozen winkels. Even later -valt me de laatste dagen op- wordt de straat een verkeerswildernis. Overtredingen en machogedrag lijken wel een 'must do'. Waardoor verdomd gevaarlijke toestanden ontstaan. Ik vrees dat vandaag of morgen hier wel eens zeer zwaar gekwetsten of doden kunnen vallen, als tegen dit rijgedrag niet wordt opgetreden.
Niettegenstaande is de werkdag best aangenaam geweest. Een groep giroleiding, ach wat zijn ze nog jong, zit, hangt leunt en staat op de bus. In het midden van de bus hebben ze hun pakken en zakken opgestapeld, een heuse barricade, waar je enige bergbeklimmerservaring voor nodig hebt, om voorbij dit obstakel te geraken. Uiteraard ga ik deze lieverdjes uitleggen waarom ze de raad krijgen, de boel toch maar eventjes anders te schikken. Ze doen helemaal niet moeilijk, integendeel. Ze zadelen me op met gemeende verontschuldigingen, gekruid met grapjes, terwijl één van hen ijverig de boel begint te reorganiseren en er tussen en op benen van zittenden, rugzakken en slaapzakken worden weggemoffeld. Ik bedank hen natuurlijk voor de krachtdadige oplossing hier geboden, zowel verbaal als met mijn schoonste glimlach ooit. Eén van hen heeft een folie rond z'n lichaam. Zo'n folie die wordt gebruikt bij reddingen, zodat het slachtoffer z'n lichaamswarmte niet verliest. Hij draagt ook een keukenschort en een legging, een warme wollen muts en de uitdrukking van z'n gelaat mag ik 'voos' noemen, haast uitdrukkingsloos. Zo'n tiepetje dat zonder iets te doen de aandacht weet te trekken. Natuurlijk merk ik hem op, hoe kan het anders? Ik vraag in het algemeen: 'Zijn jullie aan het dopen ofzo?' 'k Heb er wel geen zaken mee, maar ermee geconfronteerd, moet ik het gewoonweg vragen, of ik ga er 's nachts van wakker liggen, wat dan weer z'n weerslag zal hebben op het goed presteren tijdens mijn job morgen... Ze vertellen me, dat dit geen doop is, maar dat ze terugkomen van Krinkel 2009. Aaaahhhh, ik kan volgen, want zag toevallig de nieuwsuitzending eerder deze week, waarop men hierover meldde. Waarop ik complimenteer: 'In dat geval, zien jullie er bijster fris uit!' Een meisje laat me weten dat zij maar één dag daar zijn geweest. Moesten ze ook vijf dagen geweest zijn, zouden ze hier bijlange zo fris niet bij zitten. Dat meisje is verkleed als verkleedtent. Ze heeft een hoop gekleurde nylonvlaggetjes rond haar lichaam gewikkeld, met achteraan een plakkaatje 'VERKLEEDTENT', hier en daar een vleugje kleur op haar aangezicht en klaar is kees. Ze lijken me stuk voor stuk toffe gasten. Ik laat hen verder met rust, zet me een beetje verder opzij, maar blijf in de buurt om toe te zien dat ze niks zullen vergeten als ze afstappen. Net voor het afstappen komt de in folie gedraaide jongere naar me toe. Met een uitgestreken gezicht, handigt hij me een blauwe das en al wat hij zegt is: 'Mevrouw, da's voor u, gelieve dit aan te nemen'. Waarop ik hem uitbundig bedank en het dus aanneem. Voor de conducteur van de trein hebben ze ook een cadeautje in petto hoor ik hen onderling bedisselen.
Wat later op de dag, stappen we op een bus, waar een groep van een veertiental heren in dezelfde t-shirt achteraan gezellig met pint (een blikje) in de hand zitten te vieren. Ik lees het opschrift op de rug van hun t-shirt en gebruik dit als aanspreekmiddel, wanneer ik hen 'stoor'. Ik groet hen dus: Goeienavond heren Goofy-Team, waarop ze me versteld aankijken. Direct, beginnen ze hun vervoersbewijs te zoeken, waarop ik hen zeg dat ik hen daarvoor niet stoor. Maar die open blikjes bier daarentegen... 'Die zullen we zeker meenemen hoor' zegt één van hen. Ik merk echter op dat ze die lege blikjes netjes samengedrukt en op de zetel gelegd toch maar beter op een andere manier bewaren. Stel, dat de chauffeur hard in de remming moet gaan, dan vliegen die blikjes rond de oren, wat toch niet de bedoeling kan zijn. Geen probleem, verzekeren ze me, een man zoekt een plastiek zakje en verzamelt de blikjes. Dan leg ik hen uit, dat bier drinken op de bus, niet echt de bedoeling kan zijn op het openbaar vervoer. Waarop één van hen me vertelt dat de chauffeur het had toegestaan als ze maar alles zouden meenemen. Dus ga ik: 'De chauffeur is echt een toffe kadee, 'k weet het. Hij is echter wel vergeten, dat wanneer een controleur zou opstappen en jullie gaat beboeten per blikje dat open is, jullie een dure avond tegemoet gaan.' Daar, hadden ze niet aan gedacht. Ze zullen het nooit meer doen, krijg ik beloofd op hun communiezieltje. Het gaat er allemaal zeer gemoedelijk en met een lach aan toe.
Vandaag maakte ik voor de eerste keer gebruik van het aangeboden rolstoelgebruikersvervoer. (prachtig woord, is het niet?) Verstrooid als ik kan zijn, had ik -om aan het cliché ivm communicatie vast te houden) door een misverstand met de telefoniste een halte mis begrepen. Komt er op neer, dat we haast een kwartier te laat waren aan de halte waar we werden opgehaald om weer huiswaarts te keren. We wachtten, want ik heb een e-norm, haast grenzeloos geduld (wat me vandaag haast zuur zou opgebroken kunnen zijn), tot ik toch nog eens goed ging kijken hoe de halte heet, waar we stonden. Ik had de naam niet doorgegeven, daar ik die niet kende, maar wel de plaats. De telefoniste had me daarop de naam gegeven, ze had het opgezocht om zeker te zijn. Goed dat ze dat gedaan had, want die was wel blijven hangen in m'n kleine grijze massa. Toen ik merkte dat deze halte niet de naam had die ze me eergisteren bij het reserveren had gegeven, heb ik toch effe de De Lijngoden aangesproken, maar vooral beseft dat deze fout bij mij lag. Net zoals Klein Duimpje vooruit ging met de zevenmijlslaarzen heb ik me naar de juiste halte gerept, en dat met een rolstoelpatiënte, die niet bepaald dit tempo gewend is, want zeer zwaarlijvig.
De De Lijngoden waren ons goed gezind, want ook de taxichauffeur die het rolstoelgebruikersvervoer regelde, heeft een e-norm, haast grenzeloos geduld. Hij was net aan't telefoneren met z'n dispatcher over het feit dat de klant niet kwam opdagen, toen ik hijgend (niet verkeerd begrijpen, dit gehijg had absoluut geen sexueel tintje, maar is enkel het bewijs dat ik meer sport moet doen) z'n aandacht trok met zwaaiende armen en hem m'n verhaal deed. Een hoop verontschuldigingen van mijnentwege naar de chauffeur alsook naar de rolstoelgebruiker werden toch geaccepteerd. De verwensingen naar mezelf werden alsook door diezelfde personen gesmaakt. Het belangsrijkste... chanse!!!! we zijn terug geraakt. Ik had er te voet waarschijnlijk bijna twee uren voor nodig om met de patiënt weer thuis te raken.
Maar... ik heb beslist m'n lesje geleerd. Ik, wij, gaan er zeker en vast nog gebruik van maken, maar ik ga m'n huiswerk dan beter doen, zodat de communicatie correct verloopt, en zo ook de praktijk.
Het weekeinde voorbij, mag het weer een beetje rustiger. Allerhande festiviteiten in het Antwerpse ('k weet het wel, 't zal overal wel wat feest geweest zijn) maakten van de stad met momenten een heksenketel. De bollekesfeesten én het goede weer, zorgden ervoor, dat menig dronkaard de straten doorstrompelde, zigzaggend een weg zoekend naar nog meer vertier of, wie weet wel naar huis. Niettegenstaande mag niet geklaagd, want zelf heb ik geen vervelende dronkaard tegen het zwetende lijf gelopen. Diegene die ik mocht ontmoeten, hadden een positieve ingesteldheid met weliswaar een redelijke luidruchtige houding, maar niet storend. Aan centraal station komen nogal wat Pukkelpopfestivalgangers -mijn collega noemt hen 'festivolk'- aangespoeld. Ze moeten de streekbussen op. Met pak en zak, en vermoeid zetten ze zich op hun festivalvouwstoeltjes, want de jeugd van tegenwoordig zet zich niet zoals wij vroeger, gewoon op de grond. Onderuitgezakt, wachten ze 'en masse' hun bus af. Voetgangers moeten rond hen heen stappen, maar niemand kijkt hen raar aan, ze storen dus niet. Op de bus komt nog een laatste energietrekje boven, wanneer ik hen eerst groet alvorens hen te wijzen op de voeten die niet op de zetel horen. Ze merken m'n 'respect'button, die ik op m'n hemd draag. Ze vinden het een fijne boodschap en zo lig ik alweer een streepje voor met deze tactiek. Daarom draag ik die button ook, hij komt goed van pas!
Verderdoor in de stad, of moet ik zeggen, richting buiten de stad, (extramuros) worden we regelmatig geconfronteerd met allerhande gevaarlijke verkeerssituaties, gecreëerd door zeer onverantwoord rijgedrag. Oké, we vertoeven enkel en alleen maar op een drukke verkeersas, maar 't is niet omdat 't er druk is, dat automobilisten persé de wilde bras op zouden mogen, laat staan, moeten. Spijtig, écht spijtig, dat er veel te weinig, zoniet, géén toezicht is van verkeerspolitie. Soms stel ik me uberhaupt de vraag of die wel bestaan in centrum stad...
Maar druk ga ik me er niet om maken, mij niet gezien. Mijn chauffeurstijd is voorbij, en ik ben op zo'n dagen maar al te blij dat ik niet meer in die chaos moet meedraaien en adrenalinestootjes me een verdomd onaangenaam gevoel geven, enkel maar door foorapen in 't verkeer. Niks van!!! Geef mij maar de mensen op de voertuigen. Meestal tevreden als je voor hen de tijd neemt, het stadsplan ter hand neemt om een straat die ze niet weten en jijzelf ook niet kent, op te zoeken, zodat je hen kan zeggen hoe ze'r best kunnen geraken. Nee... beslist, boze mensen, ze zijn er best wel, maar dat valt heel goed mee, want ze zijn een heuse minderheid. Hoewel ik af en toe durf te denken dat de stand van de sterren er voor iets tussen zit.
De laatste dagen, komt men me met regelmaat de hand schudden. Meestal weet ik dan niet wie ik voor me heb, maar da's geen probleem. Wanneer de mensen het merken, leggen ze als vanzelfsprekend uit, waar en onder welke omstandigheden we mekaar eerder zagen. Eigenlijk zou ik zo de gezichten die ik op één werkdag zie, eens moeten tellen. Alleen... denk ik dat ik de tel wel snel zou kwijt zijn. Wat me dan weer doet denken aan de formulieren, waarop we, telkens we een voertuig nemen, een hele resum gegevens schrijven, waaronder ook het aantal reizigers. Maar al te dikwijls lachen w'er mee... Wij tellen voor de grap maar al te graag: één, twee... veel... voilà. Telkens weer, wanneer een collega chauffeur ons vraagt of wij ook tellingen doen, geven wij als antwoord, dat dit voor ons absoluut geen probleem is. Simpel, één, twee, veel. Steevast zijn ze onze afgezaagde grap nog niet moe, daar de reactie meestal een mooi lachend gezicht tevoorschijn tovert.
Bij het opstappen wordt het al warm, maar 't is echt nog draagbaar... buiten. De bus zelf is een rijdende warmtegolf. Iemand... iets... of gewoon, door met velen tezamen gepakt te zitten hangt er een geur. Stante pede ga ik kijken of de drie dakraampjes opengeklikt staan, wat natuurlijk wel zo is. Geen blazer, zeker geen airco (waarvan ik zowiezo al geen favoriet ben) om het ietwat koeler te maken in de bus. Er zit nogal wat volk op. Ik heb steeds een spray bij om vieze geurtjes te overmeesteren, maar daar ik momenteel zelf last ondervind van geparfumeerde dames, en over-aftershavete heren, durf ik niet spuiten in de bus. Stel dat er meer mensen zijn zoals ik, dan zou het resultaat een hoestsalvo van jewelste geven. Da's geen optie dezer dagen, dus, eventjes tanden bijten. Wanneer na een tijdje een aantal mensen zijn afgestapt is het beter en kan ik tenminste normaal ademen. Deze bus heeft zo'n motorblok achteraan, die extra veel warmte uitstraalt. Die warmte kan nu niet weg. Hopelijk zetten 'ze' morgen niet dit soort bussen in, want dat zal moordend zijn, daar ben ik echt wel zeker van.
Er stappen twee dames op met een vijftal kinderen. Ze praten honderduit, de dames dan. De kinderen voelen zich op een speelterrein. Twee hebben een stuk komkommer vast, wat ik als snoep echt wel knap gezond vind, maar niet bepaald in de bus. In gedachten zie ik de jonge kindjes er genoeg van hebben en de stukken komkommer de grond op gooien, dus vraag ik aan de moeders om de kindjes in't oog te houden, zodat ze niks op de vloer laten vallen. Ze knikken, en praten onderling verder. De kindjes lopen van de ene zijde naar de andere kant van de bus. Springen op zetels en hangen aan de handgrepen. Ik speel dus voor opvoeder en vermaan hen vriendelijk maar duidelijk naar 'zitten op de zetel'. Andere passagiers zuchten en kreunen van zenuwachtigheid, merk ik. Toch, het euveltje is opgelost, ik ga er dus niet op in om problemen te voorkomen. De dames stappen al gauw af, met hun kroost en de warme rust keert terug in de bus. Toch is er het koppeltje dat het eens is, - Kinderen... maar goed dat wij dat niet hebben hé - Tja, 't is te zeggen... nu nog niet - O, ja? Gaat dat er dan van komen misschien? - Maar ja, dat kan toch hé... alhoewel kinderen groot brengen duur is. - Hihihihihi... daarvoor moet je neuken wordt er gegibberd... Wat hebben ze een pret onderling. Ik hoor het, maar probeer niets te laten merken.
Het is wel zo dat wanneer de warmte wat moeilijk dragen wordt, iedereen wat minder tolerant is. Niettegenstaande valt het goed mee. Vier kinderwagens tegelijk op de bus en omdat ik het vraag wordt er plaats gemaakt, opgeschoven zonder tegenpruttelen. Een dame met kind, krijgt een zitplaats als ik vraag of iemand zo lief wil zijn. Twee blinden krijgen zonder problemen een plaats aangeboden. De hond wordt getolereerd, ik heb het tot mijn spijt al anders gezien. De oude heer krijgt zelfs een plaats. Dàt, terwijl ik net anders hoorde over de warmte vandaag. Agressie komt heus wel voor omdat iemand snel geraakt is of zich niet onder controle kan houden door overmatig alcoholgebruik met het warme weer. Ik merk vandaag dat het ook makkelijk anders kan, en geniet van de dag.
Een man stapt op, knikt me toe, want we zien mekaar regelmatig op de bus. Hij vertelt me hoe z'n dag was en hij weet al dat het morgen zwaar zal zijn, want ze voorspellen nog warmer weer. Dàt gaat niet goed komen, laat hij me weten. Ik raad hem dus aan zeker voldoende te drinken, morgen. 'Dat zal niet gaan', zegt hij: 'van teveel bier wordt ik dronken...' Waarop ik hem toelach dat er ook wel water mag gedronken worden...
Tijdens sommige werkdagen vertoeven we -als we alle korte wachttijden op het perron zouden samen tellen- toch wel enige tijd op straat, de perrons, wachtend dus, op het volgende voertuig dat we even mee zullen bemannen (weer zo'n vreselijk sexistisch getint woordje, 'k zou liever vermensen gebruiken, maar wellicht zou 'men' zich afvragen wat ik hiermee bedoel, wat bij deze nu eensklaps is geklaard). Daar we ons meestal in het centrum van de stad bevinden, is er steeds een drukte, het ene moment al wat meer dan het andere. We krijgen een onbetaalbaar schouwspel der mensheid voorgeschoteld, waar we eigenlijk erg veel uit kunnen leren én putten. We genieten, zijn gedégouteerd, lachen of stellen ons ernstige vragen, bij de ons passerende levensechte moment uit 'het leven zoals het is' op straat. Daklozen, vagebonden, dealers allerhande, dronkaards, kantoortiepetjes, genieters, trekkers, dagtrippers met kroost en toeristen type-à-la-geruite broek en bergbotinnen met fotoapparaat op de koene borst dragend, zijn dagelijkse kost. Hun uiterlijk kan soms de ogen wel eens doen knipperen, maar vooral hun gedrag geeft me wel eens 't gevoel, toch ook nog maar eens een keertje mezelf een spiegel voor te houden. Mensen kijken is leren over jezelf. Niet dat ik mezelf vergelijk met een dronkenbroer die half knock-out onderuit ligt in de goot, Jan en allemaal uitscheldend voor rotte vis. Maar dikwijls doet zo iemand me nadenken over de persoon achter het schouwspel, hoe komt het dat ie zo ver (of moet ik zeggen, zo diep?) is geraakt? Lang kan ik er niet bij stilstaan, want met regelmaat komt iemand ons wel wat vragen of een voertuig waarmee we mee willen, komt er net aan.
We zien ook regelmatig dezelfde mensen. Uren zit een man op een bank, alleen... te zitten en kijken. Dagen na mekaar. Hij heeft een zak met drank bij zich, valt niemand lastig en zit er eenzaam te wezen op één van de drukste plaatsen van de stad. Iedereen komt voorbij, hem negerend, wellicht omdat hij er alles behalve uitnodigend uit ziet. Hij zit er haveloos vuil bij, onderkomen, bruin gebrand door de zon van de laatste dagen. Soms denk ik dan, ik ga er even naartoe, op diezelfde bank zitten, zonder een woord te zeggen, maar in stilte gezelschap gevend, wachten op het voertuig dat komen zal. Toch, iets weerhoudt me. 'k Heb er eigenlijk de tijd niet voor, omdat ik vermoed dat het meer is dan stil respect geven. Ik doe het dus niet en blijf op het perron staan, waar een verwaarloosde dame waarvan ik de ouderdom niet kan schatten (ze ziet er een pak ouder uit dan ik, maar is misschien wel jonger, ze is alleszins 'niet van deze wereld') me aanspreekt. Ze vertoeft in surrealisme... waarmee ik bedoel, dat elke zin die ze uitspreekt correct wordt uitgesproken maar er toch geen samenhang is. Als ze vijf zinnen zegt, gaat het ook over vijf totaal verschillende dingen. Toch, ze vertelt het, precies of ze is over één onderwerp bezig. Het houdt dus absoluut geen steek. In eerste instantie antwoord ik: 'Wablief?' daar ik denk dat het aan mezelf ligt, toch egocentrisch gerust gesteld, weet ik algauw dat de oorzaak bij drank of enige drug te zoeken is en in mevrouw's brein de bedrading kortsluiting lijdt. Maar zij blijft maar doorgaan, zonder aarzelen doet ze me een verhaal over haar tanden, een jaloerse vrouw, een koppel, de postbode en een winkel, in een stijl of ik iedereen waarover ze praat, ken. Ik knik dus beamend en kijk zeer zeker m'n collega niet aan, want dan zou ik uit m'n rol vallen. Hij weet het, en geniet daar dan weer van. Niettegenstaande gaat de vrouw maar door en door. Ook wanneer ik me verontschuldig want de bus komt er aan en we moeten mee, blijft ze onverstoord haar verhaal verder rafelen.
Ook wel grappig is, dat zowat tijdens het afstappen, een jonge langharige man, naar mijn langharige maar erg verzorgde collega stapt en hem vraagt of hij dagelijks haar verliest. Ook m'n collega denkt even iets niet goed begrepen te hebben en vraagt: 'Pardon?' Ja hoor, we hoorden de vraag goed. Of hij ook last heeft van haaruitval? M'n collega vertelt de jonge man dat een mens dagelijks zoveel haren verliest en dat bij het wassen het maar normaal is dat er meerdere haren los komen. De jonge man, duidelijk opgelucht, want vrezend voor vroegtijdige kaalheid en dàt met zo'n prachtige haardos als hij heeft, knikt m'n collega lachend toe. Met een fikse trend zwiept hij het perron af, z'n weg verder zettend naar z'n doel.
En wij... vinden het prachtig, ook zulke vragen voorgeschoteld te krijgen...
Het ochtendkrieken hangt in de lucht. Licht, toch al zwoele temperatuur, en nog redelijk stil is de stad. We hotsen van het ene perron naar het andere, uiteraard niet te voet, maar met tram of bus. Astridplein leeft al voldoende om je niet te vervelen tijdens het wachten. Vuilbakken puilen zo'n beetje uit. Het vuil ligt ook op de grond. Als vanzelfsprekend zou je aannemen dat slordige mensen de boel liever op de grond gooien dan in de daarvoor voorziene vuilnisbakken. Toch, heb ik zo eens een kraai bezig gezien. Dat stuk gevogelte zette zich bovenop de vuilbak en begon met z'n sterke snavel papierresten, verpakking van hamburgers of frieten, uit die vuilbak te halen. Trekken maar met die bek. Tot ie uiteindelijk vond wat ie zocht. De boel liet hij (of zij) achter voor wat het was, na heerlijke happen uit de etensresten gepikt te hebben, tot ie wellicht verzadigd was. Met veel geduld bleef het dier op z'n eigen ritme rustig pikken. 'k Denk dat het zo'n kwartier geduurd heeft toen. Eerder deze week zag ik net op dezelfde manier een meeuw bezig. Waarschijnlijk wordt er ergens hoog in de bomen door de vogelgemeenschap les gegeven in het zoeken naar eten in vuilbakken in de stad. Ik ga dus niet direct de menselijke pleinhangers op Astrid betichten van straatvervuiling... Toch, ligt het vuil naast de bak op het perron, terwijl uit de opening bovenaan een zonnebloem prijkt. Ze steunt met haar grote hart op de zijkanten, terwijl de stengel in het gat steekt. Eigenlijk puilt de vuilbak uit met zonnebloem. Het is een fleurig zicht, wat me tot lachen aanzet. Ik maak er m'n compagnon attent op. Hij vindt het ook wel grappig. Daar ik geen foto kan nemen met m'n gsm (ik gebruik dat ding enkel in hoge nood voor sms of te telefoneren, voor niks meer) stelt m'n kompaan voor, het voor mij te doen.
Ik loop al een tijdje met het idee rond, een zo klein mogelijk fotoapparaatje aan te schaffen. Zo kan ik dat overal meenemen, ook tijdens het werk. Regelmatig zie ik dingen die het fotograferen de moeite maken. Maar ik heb zo'n apparaatje nog steeds niet aangeschaft. Het moet er toch es van komen, want ik kan toch niet steeds aan m'n collega vragen hier en daar een kiekje te nemen. Maar deze, zet ik hier toch. Zo heeft hij ze helemaal niet voor niks genomen.
De bloem en de vuilbak...
Een uurtje later, passeren we er weer. Bloem, vuiligheid op de grond, alles weg. Vuilbak werd geledigd door ijverige stadsdiensten. Lang Leve de Propere Stad, Bloemloos maar Proper. Gelukkig heb ik de foto!
Er zijn zo van die dagen dat het ene leuke voorval het andere opvolgt. Er zijn ook dagen dat die opvolgers minder leuk zijn, maar die vergeet ik dan maar liefst zo snel mogelijk. Die eerste, de leuke dus, kan ik maar beter neerpennen, zodat ik ze niet vergeet. Als ik dan later in mijn rocking-chair voor de computer zit (dat zal dan wel een laptop op m'n schoot zijn...) , m'n lange grijze haren in een dot samengekneld laag in m'n nek, zal ik al deze vrolijke 'Lijnmemoires' kunnen nalezen. De lettergrootte aangepast, want zelfs m'n leesbril zal niet volstaan om nog goed te lezen, een warme sjaal over m'n schouders en het beeldje is compleet. Enfin... iedereen heeft wel eens toekomstdromen. 'k Liet me effe gaan... Toch, de aanzet was zo'n dagje dus.
Nog redelijk vroeg zien we een jong koppel opstappen. In eerste instantie lijken ze me 'gothictypes'. Ik hou absoluut niet van stempels of kadertjes, maar om op een snelle manier een beschrijving te geven, kan het wel es helpen. Na ze wat beter bekeken te hebben, merk ik dat ze verkleed zijn. Dat in het midden van de zomer... daar moet een andere reden dan carnaval voor zijn. Ik vestig m'n kompaan z'n aandacht op het koppeltje. Ze staan er zeer rustig bij op de tram, praten ook... gewoon. Ik ben nieuwsgieriger (enkel op dit moment) dan m'n makker en zeg hem dat ik toch eens tot bij hen ga wandelen, wat ik dan ook direct doe. Ik groet hen en merk dat de jongen zelfs een schild mee heeft. Het meisje heeft puntjes aan de oren bevestigd, jeweetwel, zo van die Spockpuntjes, waarmee ik doel op mr Spock uit Startreck. Ik vraag hen of ze naar een festival gaan ofzo? Waarop ze me uitleggen dat ze naar Nederland gaan. Jaarlijks is daar een kasteelfeest. 'k Ben ondertussen vergeten waar, maar ze moeten met de trein en verder de bus, nog een heel eind rijden. Ze hebben hun tenue haast helemaal zelf in mekaar geknutseld en zijn er -terecht- fier op. We praten nog een tijdje, op weg naar hun kasteelfeest.
Op de Turnhoutsebaan in Antwerpen, zien we een hele ouwe Citroën-automobiel rijden. Zo'n wagen trekt zowiezo al makkelijk je aandacht. Ik vind het moedig dat de chauffeur zijn antiquiteit door het midden van de stad durft te sturen. Op die Turnhoutsebaan zien wij immers dagelijks de gekste en zeer gevaarlijke toeren mét de daarbij horende accidenten in het verkeer. Het grappige aan deze prent is, dat er boven op het dak een fietsrek bevestigd is, waarop twee fietsen staan. Automobielen zie je wel meer rijden en trekken wel degelijk de aandacht, maar met twee fietsen op het dak is voor mij een primeur. Oud verenigd met modern, denk ik dan. En het heeft nog charme ook. Wéér een item waarover kompaan en ik even onze luchtige gedachten kunnen botvieren én genieten natuurlijk.
Wat later zitten we op een streekbus. Er zitten wel wat mensen op, maar niet echt veel, daar we richting Turnhout bollen. De drukte 's morgens, is voorlopig nog, vooral richting stad. Er is een Afrikaanse dame tegenover een jong meisje met boek in de hand, komen zitten. Deze dame heeft waarschijnlijk het nachtje door gedaan en is 'teut', maar stoort niemand. Zo gauw ze zit, gaan haar ogen toe. Telkens weer, vraag ik me af hoe ze't doen hé. Mensen die kunnen slapen in tram of bus... mij zou het beslist niet overkomen, denk ik dan. Tenzij op een reis die uren duurt... Enfin, deze dame slaapt al rechtop zittend. Haar hoofd achterover in haar nek, snurkt ze zelfs heel lichtjes. Het meisje tegenover haar is afgeleid. Ze laat haar boek voor wat het is en kijkt... naar de ongegeneerd slapende dame. Ik kijk naar het meisje en de toestand. Geamuseerd, zie ik het meisje denken, afvragen, niet wetend wàt te denken. Haar ogen steevast op de slapende dronken dame gevestigd. Ze zegt niks tegen haar moeder -denk ik- die naast de dame zit. Haar blik gooit ze heel eventjes naar mij. Ze merkt dat ik kijk en werpt me een kleine lach van verstandhouding toe. Ik knik en lach haar ook toe. En de dame? Schrikt even later plots op, staat op, belt net voor een halte en stapt af. ...Wat een timing...
Weer wat later, stapt op een ander voertuig een Afrikaanse jonge kerel op. Een man van net over de twintig. Hij gaat alle dagen sporten, spierbuilding, mussels kweken... da's duidelijk. Ieder zijn ding, denk ik, en groet hem een goeie dag toe. Hij spreekt me enthousiast aan, schudt m'n hand en kent me blijkbaar. Ik moet diep gaan hoor, ik zie zoveel mensen, dat ik de boel soms echt niet kan thuis brengen. Hij helpt me en legt me uit in welke omstandigheden ik hem geholpen heb, een tijdje geleden. En dàn, schiet het me te binnen. 'Haaaa, jaaa', of beter, 'ohhhh yes', want hij spreekt Engels. En...? Of hij het nog gevonden heeft zonder problemen? 'Natuurlijk datte...' krijg ik als antwoord. Hij bedankt me nogmaals voor de toen geboden hulp en geeft me complimentjes. Waarop mijn dag ook weer een kleurrijke glans krijgt. Wanneer ik afstap wuift hij me nog uitbundig na.
En dan... zijn we in kantoor. Etenstijd. Even rust, zitten, eten, drinken, in stilte lezen, dat denken... hopen we. M'n collega wil z'n kastje openen. Toch, het zit hem niet mee, want z'n sleutel breekt af. Hij kan nergens meer aan. Hij poogt nog met die gebroken sleutel, maar dàt zou te mooi zijn. Een slot openen, zal ook wel lukken met één of ander ijzerdraadje voor een gewiekst en handig iemand, maar bij die tiepetjes horen collega noch ik. Trouwens, zowiezo probeer je dat best niet op 't werk. Het is weekeinde, dus moet er gewacht worden. Z'n eten heeft ie bij de hand, maar z'n portefeuille moet in de kast blijven. Gelukkig is m'n collega geen zeurpiet en laat hij niks merken van het humeur dat een deuk krijgt. Nee, hij kient gelijk uit, wat voor hem de beste oplossing zal zijn en legt er zich voor de rest bij neer.
Heel dikwijls slaagt onze medemens in paniek bij het zien van ons... uniform wellicht. Ik hoop tot in het diepst van m'n hart dat het niet ons uiterlijk is. Vele regelmatige gebruikers weten heel goed dat 'wij' geen tickets controleren, maar met een regelmaat zien we mensen nog snel (op het laatste nipperke) de biezen pakken, wanneer wij opstappen. Anderen, staan recht en gaan nog snel een ticketje kopen bij de chauffeur en weer anderen zijn nog beter voorzien... wat zij doen, ga ik hier niet uitleggen, ik wil niemand op ideeën brengen. Truuks zien we met hopen, maar ze toelichten zou een beetje teveel van het goede zijn.
We stappen dus op, m'n kompaan achteraan, ik vooraan het voertuig. Meneer en mevrouw zitten rustig samen op de tram. Meneer ziet me, springt nogal hevig recht en wil zich naar voren begeven. Mevrouw echter zegt 'non' en houdt z'n arm vast. Hij maakt zich los, aarzelt en zet enkele stappen naar de chauffeursrichting. Ik kijk, merk op en negeer de situatie. Ik wacht af. Ze roept nog eens duidelijk 'non' en dan een uitleg, waar het woord contole duidelijk verstaanbaar is. Hij aarzelt, maar gaat toch een ticket kopen. Wanneer hij het ticket gekocht heeft, kan ik niet nalaten me toch eventjes naar het koppel te begeven, als meneer terug zit. Ik vond het een beetje te overduidelijk en vind dat ik iets moet doen, daar de mensen rondom dit koppel, dit ook hebben opgemerkt natuurlijk. Het lag er té vingerdik op. Maar al te dikwijls komt er gemopper van derden. Dàt wil ik voorkomen, daar dit wel eens in een discussie zou kunnen uitdraaien.
- Goeie middag mevrouw, weet u, u moet steeds een ticketje kopen bij het opstappen.
...richt ik me tot de dame, daar zij het was die de man ervan wilde tegenhouden. De man echter neemt het spontaan voor haar op, wat ik steeds prachtig vind, geef ik toe. Hij is even correct als ik en legt me uit dat mevrouw nog geen ticketje had, daar ze net had gemerkt dat ze haar abonnement niet bij heeft. Hij had er al eentje gekocht, ik mocht het zelfs vragen aan de chauffeur zei hij me. Natuurlijk ben ik er me van bewust dat hij het me kan tonen, maar ik vraag het niet en hij doet het niet. Wat betreft het gaan vragen aan de chauffeur, eigenlijk wattman want we zitten in de tram, dàt doe ik ook niet. Hem, de beschermer geloven, doe ik evenmin. Maar hierbij blijft het. Geen verdere discussie, ik heb m'n boodschap gegeven. Het vervoersbewijs is immers gekocht. Case closed, het leven op de tram gaat verder en ik wil geen zure smoelentrekker worden. Ik geef hen zelfs een glimlach zo mooi ik kan, speel het spel mee, want mijn werkdag is ook zeer belangrijk voor mij. Die wil ik lachend beginnen, en lachend eindigen. Het gedeelte tussenin kan wat mij betreft liefst in dezelfde sfeer doorgebracht worden, dat werkt aangenaam. Ik leerde immers dat een glimlach wonderen kan doen. En, ik geef eerlijk toe, wonderen heb ik nooit verricht, maar slecht verlopen mijn dagen beslist niet op het werk.
Wat later staan we op het perron te wachten op tram of bus. We zullen nemen, dàt wat er eerst passeert. Ik lach wat met m'n collega, straatnamen opgevend, terwijl hij moet zeggen waar die zijn. We bedenken regelmatig wel wat om onze wachttijd door te komen en niemand informatie nodig heeft. Er staan auto's voor het rode verkeerslicht. Ramen open, wij horen dus hun muziek, zij zullen -wanneer ze de muziek niet te luid hebben staan- ons ook wel horen. We staan immers dicht bij mekaar. Ik merk dat een autochauffeur m'n vraag aan m'n collega hoorde. Hij lacht me toe en knikt, waarop ik ook hem groet. M'n aandacht is echter bij m'n vriend collega die even diep nadenkt voor hij me het juiste antwoord wil geven. Ondertussen trekt de autobestuurder onze aandacht, we kijken dus. Hij toont z'n De Lijnabonnement, en vraagt of ie zo in orde is. Lachend knikken we hem toe, dat alles oké is en dat ie gerust mag verder rijden.
De leute tijdens onze werkdag kan maar weer eens niet op...
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.