Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
28-01-2010
zingende start, tevreden eind
Vandaag begin ik -door aangeven van een collega, zonder dat ie er erg in had- de dienst al zingend. Ik probeer mezelf wat in de hand te houden, want zingend op de tram om 6u 's morgens, wordt uiteraard niet door iedereen geapprecieerd... 'Hene ma tov', moet ik dan maar terugdringen in de ochtendstilte, tot het weerkaatsen van de tonen tegen de wanden van m'n grijze massa. Alhoewel ik mezelf heel soms betrap in het zachtjes zingen of fluiten van het liedje. Ach, er wordt niet gereclameerd, dus zo erg zal't wel niet zijn.
Op één van de bussen zit een koppel. Mensen die ik herken, gewoon van op de bus. Het was een tijdje geleden dat ik hen zag en er wordt erg enthousiast gegroet. Het lijkt wel of we mekaar echt kennen, alhoewel ik noch hun naam of enige interesse weet. Maar het zijn warme mensen en dat is genoeg. Meneer groet me met een handdruk en mevrouw volgt snel. Ze had meneer er bij m'n binnenkomen direct op gewezen, vertelt hij me, dat ' die vrouw van De Lijn' opstapte... Hij kan niet werken, want den bouw ligt stil. Maar het wordt tijd dat ie er terug kan invliegen vertelt hij me, want hij is het moe om thuis te zitten. Hij moet bezig zijn, laat hij weten. Ik hoor ook de uitslag van het tennis in Melbourne. Goed zo, ik hoor dat Justine Henin naar de finale gaat. Ik bedank hem voor dit leuke nieuws. Hartelijk groetend, stappen ze af.
De morgen gaat rustig voorbij. Wanneer we opstappen op voertuigen waar gekende collega's meerijden, wordt er eventjes gegrapt. Het gaat ons goed af, de dag lachend en snel te laten verlopen. Leuk te merken dat mensen op weg naar 't werk af en toe ook kunnen meelachen. Zo hoort het ook!!! Wanneer we op een gelede bus stappen, richting Rooseveltplaats, moeten we nogal wat mensen erop wijzen dat men vooraan moet instappen. Deze regel moet steeds herhaald worden, want wordt toch makkelijk in de wind geslagen. Maar ook dat geeft absoluut geen probleem, iedereen gaat op ons aanwijzen mooi naar de voordeur om op te stappen. Toch, het doorschuiven binnen in het voertuig wil dan weer niet vorderen. Wij staan ook nog vooraan, daar er niemand doorschuift. Ik merk op dat achteraan nochtans heel wat plaats is. Die opmerking wordt luid gemaakt, maar reactie volgt niet. Dan maar stemverheffing. Ik vraag vriendelijk maar kordaat of 'men wil doorschuiven astublieft'. Enkelen doen wat gevraagd wordt. Een persoon blijft staan met de rug naar ons toe. Daarom ga ik er heen en merk dat deze een bejaarde dame is, met een caddy. Naast haar staat nog een dame met caddy. Ik maan haar vriendelijk, maar ze zegt dat ze bijna moet afstappen en niet durft te stappen in de bus, terwijl die rijdt. Ik zeg haar dat ze rustig naar achter kan gaan en daar afstappen. Ik zal met haar meegaan en haar helpen. Daarop vertrekt ze, en iedereen volgt me. Ik laat haar dicht bij de achterdeur plaats nemen en neem de caddy voor mijn rekening. Ze is tevreden en dankt me en natuurlijk mag ik weten dat ze 82 jaar is. Tja, er is een moment dat dames niet willen zeggen hoe jong ze zijn, en dan komt er dat moment dat ze't aan iedereen kwijt moeten hé. M'n collega staat ondertussen midden in de bus. We zijn alweer een halte gepasseerd waar nog wat volk is opgestapt. Ik hoor hem ook manen om naar achter door te schuiven. Hij zegt dat hij noch ik iemand zullen bijten. Daarop antwoord ik da'k m'n tanden niet bij heb. Enkele dames in onze buurt vinden het wel prettig en beginnen stante pede een heerlijk sappige conversatie over het vooraan opstappen en niet doorschuiven... Goed zo! denk ik, wanneer men er over praat, denkt men er ook over na...
Tegen de middag is het zo druk dat we mensen moeten laten staan. Ook wij stappen dus niet op, zodat een enkeling nog mee kan in onze plaats. We moeten ook op een tram die een verkorte rit krijgt, iedereen laten afstappen. De chauffeur is tevreden dat wij dit voor hem klaren, zo gaat het een pak sneller. Deze mensen klagen en ik sta hen nog wat te woord. 'k Maak hen duidelijk waarom dit nodig is, want de reiziger -ook hij die regelmatig met de tram rijdt- denkt dikwijls te weten hoe slecht alles verloopt, maar weet niet het waarom. Da's mijn taak dus, en... met plezier gedaan, want, ik krijg de mensen zo ver dat ze willen luisteren. En... al gauw merk ik dat ik m'n gelijk haal, alsook m'n belofte dat er snel een andere tram komt, is gelukkig waar. Er komen zelfs twee trams van dezelfde lijn aan. Iedereen tevreden dus.
Regelmatig worden oproepen geplaatst ivm vermisten. Dit gaat dan meestal over kinderen, zowel als bejaarden. Ook zo vandaag, werd er gezocht naar een kind van 12 jaar. Telkens weer wanneer ik zo'n oproep hoor, draait m'n maag om hé... Ooit, had ik eens zo 'n vermist meisje op m'n voertuig. Het kind was zich van geen kwaad bewust, ze besefte niet dat men haar was kwijt gespeeld. Enfin, ik was blij, dat dit goed afliep en vooral dat er geen kwaad opzet in het spel was. Maar evengoed zo gaat het met bejaarden, dementerend of lijdend aan altzheimer. Het kind vandaag was vrij snel weer terecht, gelukkig maar. Ook hier was absoluut geen kwaad opzet in 't spel.
We bevinden ons op een voertuig. Er stappen mensen van de Stadswacht op. Daarom overleg ik direct met m'n collega waar we best afstappen, want het is gewoonweg te gek om met z'n allen op hetzelfde voertuig te blijven. Toch, er komt iemand van deze lijnspotters naar ons en legt uit dat de chauffeur hem heeft gevraagd zich te ontfermen over een dame vooraan in deze lagevloerstram. Ze weent en weet niet waar ze is of waarheen ze wil, naar het schijnt. Ik ga met de lijnspotter naar voren en merk de vrouw algauw op. Wanneer ik haar enkele vraagjes stel, merk ik snel dat er wat mis is. Ik vraag dus aan de chauffeur de aandacht van m'n collega te trekken, zodat we verder meerijden en deze dame zullen begeleiden. Deze lagevloerstrammen zijn erg lang. Wanneer ik vooraan sta, heb ik haast geen zicht achteraan het voertuig, waar m'n collega zich bevindt. Maar we hebben onze manier van werken en z'n aandacht is dus getrokken. De dame heeft geen id-kaart bij en weet niet meer waar ze heen moet. Wanneer ik haar vraag waar ze woont, geeft ze een adres op, dat we opzoeken in het stadsplan. Het blijkt niet zo ver te zijn. Ook al moeten we afwijken van ons traject, we besluiten deze dame naar dit adres te brengen. Doen we dat niet, zullen we de politie, of onze lijncontroleurs moeten contacteren, want we vrezen, terecht dat ze anders niet thuis zal geraken. Volgens mij is ze duidelijk alzheimerpatiënt, of dementerend. 'k Ben wel geen dokter, maar toch een beetje op de hoogte. Ze is heel erg ongerust en weent snel, maar telkens weer, lukt het me haar gerust te stellen. Ze vindt ook m'n collega erg lief, want ze wil 'meneer' thuis uitnodigen voor een kop koffie naderhand. Wanneer we op het adres komen, weet ze het weer niet meer. Ze is in de juiste straat, maar weet het huis niet te vinden. Maar... heel erg gelukkig is het niet de eerste keer dat dit gebeurt en haar man weet haar daar telkens terug te vinden. De brave oude man, staat reeds te wachten in z'n auto. Ze wonen veel verder, maar we blijken beland te zijn aan haar geboortehuis. Alleen, is het huis veranderd, door de nieuwe bewoners en daarom herkent ze het niet.
Wat zijn wij opgelucht dat ze wordt opgevangen, dat ze terecht is. Had de brave echtgenoot daar niet gestaan, hadden we zowiezo toch nog moeten bellen naar de politie. Want we konden haar niet achter laten. Haar echtegenoot stort uiteraard ook even z'n hart uit, over de moeilijkheden die deze aandoening met zich meebrengt. Je zal maar oud zijn en voor deze situatie komen te staan, het moet voor hem enorm zwaar zijn. Ik raad hem aan hierover met de dokter te praten. En de dame in kwestie, is zo gelukkig als een klein kind wanneer ze hem ziet. Ze stort in tranen uit en hij, hard geworden door een ophoping van situaties zegt haar, dat ze maar moet wenen, want hij was heel ongerust. Zowel zijn als haar situatie bezorgen me een ferme krop in de keel. Ik krijg het moeilijk en moet slikken.
We nemen afscheid, want moeten onze dienst verder opnemen. M'n collega zegt dat ie het er vanbinnen koud heeft van gekregen. En ik, verdikkemerd, voel de waterlanders opkomen. Ik kan het effe niet onderdrukken en verontschuldig me, maar laat de boel effe de boel. Tja, met z'n beiden wat weekhartig, maar erg tevreden dat dit goed afliep. Stel dat mevrouw niet terecht zou gekomen zijn, en dat in deze koude, was ze misschien komende nacht volledig onderkoeld geraakt, gaan we nog verder van gedachten wisselend. Maar, goed dat we 't wat kwijt kunnen bij mekaar...
Op weg naar huis, neem ik weer eens 'mijn tram'. We moeten door een straat waar meermaals problemen zijn met chauffeurs die hun wagen niet goed parkeren en daardoor de tram niet verder kan. Ook deze avond is het weer eens zo. Er zit veel volk op de tram. De chauffeur gongt enkele malen, maar niemand komt naar de slecht geparkeerde wagen. De chauffeur opent de deuren en laat weten dat wie wil afstappen, dat ook mag, daar hij toch niet verder kan. Er stappen een hele resum mannen af, allemaal van vreemde origine. Ze besluiten de wagen eigenhandig te verzetten. Met vieren vooraan beginnen ze in een ritme de wagen op en neer te wippen en kunnen hem zo een stuk verzetten. Idem dito met de achterkant van de wagen. De wattman, jammert: 'Nee, niet doen! Dit kan toch niet! Jullie menen dat niet!!!' Dan giert hij het uit van het lachen. Dat geldt ook voor de mensen nog op het voertuig.
Wanneer de auto net voldoende opzij staat om ons door te laten, zetten we onze weg verder. Hilariteit alom op de tram.
Aanvang van de dag... Op weg naar school, heb ik me bij en tussen kinderen geschikt. Enkelen onder hen zijn rond 8 à 9 jaar. Anderen, schat ik tussen 12 en 14 jaar. Ze gaan naar dezelfde school vermoed ik, daar ze allemaal in donker blauw uniform gekleed zijn.
Mijn collega voegt zich na een tijdje bij me. De jongens kijken hem aan. En nog eens, en nog eens, aarzelend. Dus, neem ik het heft in handen en verwittig hen: 'Je moet niet bang zijn, hij ziet er gevaarlijk uit, maar is het niet...' Terwijl m'n collega een lach niet kan onderdrukken, knikt hij glimlachend z'n hoofd zachtjes. Heel eventjes, twijfelen ze, maar dan hebben ze al snel door, dat het maar een grapje is. Het ijs is gebroken en we worden geaccepteerd, lees: als gewoon beschouwd en dus, verder genegeerd. Ze doen en praten verder zoals ze bezig waren.
De jongsten praten onderling over de aardbeving en daarbij horende gevolgen in Haïti. Ze volgen deze rampspoed op het nieuws. Ze bewonderen de slachtoffers die nog levend uit het puin worden gehaald. Ik ben natuurlijk ook op de hoogte van deze ramp. Toch, kan ik dit nieuws niet volgen in dezelfde mate als de meesten. Gisteren kon ik het journaal niet zien en vandaag, moest ik te vroeg vertrekken naar 't werk, om de krant te kunnen lezen. Die was nog niet gebust, het zal dus moeten wachten tot vanavond. Ik luister naar de kinderen, want vind het zo mooi dat ze op deze manier onderling blijk geven van medeleven. Een jongetje beschrijft hoe erg het wel moet zijn, voor de nog levende mensen onder het puin. Zijn empathie is wonderbaarlijk mooi. Wanneer hij vindt dat de anderen niet voldoende meegaan in wat hij hierover vertelt, wijst hij er op, keer op keer. Herhalend hoe erg dit is, gaat hij op in zijn betoog, met hoogdravend stemmetje, haast piepend van opgewondenheid.
Hij is vertederd door een baby die hij zag gered worden. Hij vertelt over de redders, aangemoedigd door hulpeloze omstaanders. Waarschijnlijk allemaal mensen die doden onder hun familie en vrienden hebben. Ze juichen wanneer de baby nog leeft. Ze applaudiseren voor de redders, voor het kind, voor z'n moeder. De jongen vertelt het, precies of hij was erbij. Hij weet nog elk detail, zo lijkt het. Het is duidelijk, het heeft hem erg getroffen.
Het vriest geen stenen dik meer, maar de zomer is nog verre, en da's maar goed. Je mag me gerust een zomerfreak noemen, maar ik ben een realistische freak. 't Is maar best dat we de seizoenen, de seizoenen laten, alhoewel ik nu verder zou moeten uitwijken over de opwarming van de aarde. Maar, dan ben ik niet echt meer to the point, over, wat de bedoeling van deze blog betreft. Dus hou ik me maar steevast aan de ruime keuze van toestanden binnen het gebeuren bij het uitoefenen van m'n job. Zelfs het idee aan de zomer doet me al zinnen schrijven, die je haast tweemaal moet lezen om te begrijpen waarover ik het heb...
Het is nog koud genoeg om een dikke jas te dragen en dat doen de meeste mensen dan ook. Maar mevrouw niet. Mevrouw is heerlijk anders. Waarmee ik bedoel, dat men haar "gek" noemt. Ze is redelijk gekend in het centrum van Antwerpen. Ze heeft haar badmantel aan, daarover haar jas, die te klein is. Ze draagt een felgekleurde driekwart lange rok die onder de badmantel en haar jas uitsteekt, donkere kousen en plastieken slippers. Ze spreekt gebroken Frans, maar ze heeft een voldoende ruime woordenschat en weet zich goed uit te drukken. Ze spreekt iedereen aan in een wartaal. Ze stelt iemand een vraag en geeft zelf ook het antwoord dat geen steek houdt. Haar stem is zacht en vriendelijk en haar uitstraling warm. Daarom trekt ze ook makkelijk een positieve aandacht van de meesten. Ze spreekt mensen aan in de bus en mensen antwoorden en krijgen op hetzelfde moment door dat er iets niet in de haak is. Dan merk je achterdocht, maar algauw heeft de aangesprokene door, dat er met mevrouw wat aan de hand is. Ze komt ook naar mij, groet me redelijk uitbundig en lief. Ik negeer haar dus zeker niet. Ze vraagt me waar ze moet afstappen, want moet ergens heen. Ik geef haar een antwoord en verwittig haar tegen het moment dat ze er af moet. Maar ondertussen is ze met wat anders bezig. Ze heeft achteraan plaats genomen en zit te wuiven naar automobilisten en maakt het peace-teken, met haar hand hoog in de lucht. Ik trek haar aandacht en vraag of ze nog naar die bewuste plaats wil, waarop ze bevestigt. Ik geef haar de nodige raad, waar ze alsnog kan afstappen, maar ik moet er hier uit. Ze wuift me enthousiast na, alleen in haar wereldje, tussen vele andere passagiers die haar haar gangetje laten gaan. Maar of ze eindelijk aankomt waarheen ze op weg is, vraag ik me af. 'k Zal het wellicht nooit weten...
We vinden allerhande verloren voorwerpen in de voertuigen. Ooit vond ik eens een slipje, achteraan in een bus. 'k Heb het toen de chauffeur wel verteld, maar raakte het zelf niet aan. Dàt was nou net iets teveel van het goede. Uiteraard is het niet enkel bij die kennisgeving gebleven, er moest ook gegrapt worden. De fantasietjes die toen zijn verteld, hoef ik niet te schrijven... Het slipje is blijven liggen om ook de heren van de koerdienst, die toen de bus mochten uitvegen, nog een (ahum...) pretje? te gunnen. Vandaag waren het echter normalere spullen. Gymschoenen, handschoenen, paraplu's, mutsen en een portefeuille. 't Mag tellen! De portefeuille bevatte enkel kleingeld, maar toch ook de nodige papieren van de eigenaar. Alle spullen worden naar de dienst 'verloren voorwerpen' gebracht. De portefeuille via de Centrale Controle, onze dienst, en de koudweerspullen via de weg die de chauffeurs nemen, bij het binnen rijden met het voertuig. Zij deponeren de spullen in een daarvoor voorziene kist, die dagelijks wordt geledigd. Die inhoud wordt dan verzameld in één kantoor in het Antwerpse. Daar kunnen de eigenaars hun spullen komen ophalen.
Misschien kan ik nog een voorstel doen ivm eventuele verdere besparingsmaatregelen... Als de niet opgehaalde spullen, na enkele maanden wachttijd nou tweedehands verkocht zouden worden en de opbrengst is voor De Lijn... Zou dàt al geen goed extra spaarpotje voor 'het bedrijf' zijn...?
Enkele dagen geleden, toen ik tussen een massa schooljeugd op de bus vertoefde, had ik met enkelen onder hen een aangenaam gesprek. Eigenlijk schreef ik al over die dag. Maar... natuurlijk noteer ik niet echt alles. Soms overtroeft het ene item het andere en zou m'n blog gewoonweg te lang worden, wanneer ik echt alles zou typen. Alhoewel, wat is lang hé... ik lees graag boeken, waarmee ik m'n punt wel duidelijk maak. Hoewel ik deze blog ben beginnen schrijven voor mezelf in de eerste plaats (heerlijk egoïstisch...) merk ik nu, dat ook anderen af en toe komen lezen. Eigenlijk is dat de reden waarom ik m'n spinsels niet te lang wil maken. Geen probleem, ik los dit op door de boel op te splitsen. Toch, durf ik zo één en ander vergeten na een tijd, wat zeker voor mij (...) normaal is. Geen excuus, maar het is gewoon een feit.
Vandaag kreeg ik een fantastisch compliment van een oude man. Dàt wil ik noteren, o ja, beslist, dàt mag ik zeker niet vergeten. Dat wil ik ook niet. Maar daardoor schoot me het eerdere compliment weer te binnen. Dus, dàt ga ik eerst opschrijven en wanneer ik es een beetje depri moest zijn, hoef ik dit maar te lezen als oppepper...
Ik zit dus achteraan in de bus, wanneer de jongeren, pubers, opstappen. Ze nemen plaats rondom mij, want ik verzet me niet. Ik zit strategisch perfect en blijf waar ik ben, zodat ik op deze wijze m'n antennetjes goed werk kan laten verrichten. Ze dagen me lichtjes uit, zoals gewoonlijk en ik speel mee in die zin, dat ik hen met een glimlach antwoord. Ik draag er wel zorg voor dat ze zich niet te erg willen profileren, want grenzen worden makkelijk verlegd. Het is rustig, ik kan hen zelfs terechtwijzen als het nodig is, ze accepteren het. We zijn zo al een tijdje in gesprek, wanneer een jongen me vraagt of ik kinderen heb. Dàt, is ook één van die persoonlijke vragen die ze me regelmatig stellen. Ik weet het natuurlijk niet, maar ik vermoed dat het misschien met een winnend vertrouwen kan te maken hebben. Het doet er niet toe eigenlijk. Ik antwoord hen op hun vragen, eerlijk maar genoeg afhoudend. M'n privacy en het werk zijn afzonderlijke dingen tenslotte. Tot de jongen me na een tijd durft te vragen naar m'n ouderdom. Daarop antwoord ik altijd (zeker naar jongens toe, wat een leuke les in gentlemangedrag inhoudt) dat men zulke dingen nooit of te nimmer hoort te vragen aan een vrouw, meisje, dame... Maar ik laat genoeg verstaan, ze mogen immers wel weten dat ik grootmoeder ben. De jonge kerel antwoordt perplex dat hij me veel jonger had geschat. Hij dacht dat ik 30 jaar was. Ik denk bij mezelf: 'Zo jong en al zo charmeren, die gaat het nog ver brengen!' Ik bedank hem uitbundig en lachend en geef hem een compliment om z'n charme.
Leuk toch, zo'n jonge kerel van 13 à 14jaar, die dàt tegen iemand als ik zegt. En ter kennisgeving, nee, hij profiteert niet van de situatie om dan iets uit te steken of iets gedaan te krijgen van me. Geen adder onder het gras.
...En vandaag, stapt een bejaarde man, samen met ons van de tram. De man was me in het voertuig niet echt opgevallen. Ik zag hem wel zitten (niet figuurlijk bedoeld...) en heb hem waarschijnlijk gegroet wanneer ik passeerde, net zoals ik altijd doe als er oogcontact is met passagiers. We worden dikwijls nogal argwanend bekeken, op zo'n moment werkt een knik, een groetje erg ontwapenend. Oké, we zijn dus afgestapt en de man komt naar me toe. Hij zegt terwijl hij me indringend maar vriendelijk aankijkt: "Knappe Lijn..." Ik schrijf Lijn met een hoofdletter, want zo begrijp ik het. Overdonderd, bedank ik de man lachend, want ik vind het grappig. Zo ook m'n collega die bij me staat. De man gaat verder: "Ahaa, je begrijpt me verkeerd. Ik bedoel het dubbelzinnig. Terwijl hij met z'n handen uitgestoken het teken maakt voor een golving, zoals mannen wel eens plegen te doen als ze't over een vrouwenfiguur hebben, zegt ie: "Ik bedoel dus, dubbelzinnig, een knappe Lijn". Nog iets meer geanimeerd, bedank ik de man. Ik denk dat ik z'n dubbelzinnigheid echt wel goed begrepen heb. Lachend antwoord ik: "Ja, 'k begrijp het meneer. Hartelijk dank voor dit lieve en mooie complimentje." M'n collega heeft er duidelijk erge pret in. Maar voor de man is het nog steeds niet voldoende en hij gaat verder: "Nu ben ik oud en kan niet meer, maar ik ben kunstenaar. Weet je, ik heb geschilderd. En ik bedoel eigenlijk: de kleuren, het licht op je gezicht, je lach, je houding in samenspraak met je werk en uniform, alles samengevat in deze woorden. En ik meen het, drukt hij er nog even op: Knappe Lijn!!!" Nou moe, ik ben toch verbluft van wat ie zegt. Nu bedank ik hem zeer hartelijk voor dit prachtige compliment dat ik krijg. Ik vertel hem dat hij m'n nog prille dag alvast heel mooi heeft gemaakt, wees maar zeker, die kan niet meer stuk!
Hij groet ons en gaat verder. Zelfs m'n collega geniet ervan. Het is zo... Het was nog redelijk vroeg toen deze man me bedolf onder die prachtige woorden. Daarop volgend vertelde ik de historie van het pubercompliment aan m'n collega en vroeg aan hem, hoeveel mensen krijgen tijdens het uitvoeren van hun job zo makkelijk woorden vol lof? Dit gaat diep hoor. 'k Weet wel dat er agressie is, 'k weet heus wel dat er echt slechte mensen zijn. Maar wanneer je echt goed kijkt, hoef je niet lang te wachten om al die mooie mensen te zien.
Eens thuis gekomen, vertel ik m'n lieve wederhelft dat hij beslist wat creatiever mag worden met het geven van complimentjes. Waardoor ik mezelf natuurlijk met hetzelfde opzadel, want... ik besef, dat het van twee kanten moet komen hé.
"De man" vertelt: - M'n auto liet het afweten. 'k Heb hem moeten achterlaten, want ik moet dringend ergens heen, maar ben helemaal niet gewoon gebruik te maken van het openbaar vervoer. Nou, vraag ik me toch af hoe ik ....
Hij valt stil. Hij denkt na. Hij weet niet meer hoe het heet, daar waar ie heen moet. Hij tast z'n jaszakken af, en vindt niks. De broekzakken worden leeggemaakt. Je staat verstelt van wat mensen toch allemaal in hun broekzakken steken. De rommel blijft uit die zakken komen, maar niet dàt wat ie zoekt. Tot ie bedenkt dat ie ook nog een achterzak heeft. Na lang zoeken voor hem en geduldig wachten voor m'n collega, die bij de man staat, vindt hij een vodje papier. En ja hoor, er staat wel degelijk een adres op. Alleen... is het de andere kant uit. M'n collega legt duidelijk uit dat hij moet afstappen en aan de overkant dezelfde lijn moet nemen. De man onderbreekt hem:
- Ja, ik weet waar het is. Ik heb namelijk de gps meegebracht vanuit m'n wagen.
Hij laat hem fier zien aan m'n collega, die toch een klein beetje versteld staat met dit gegeven.
Ook de man is uit z'n doen, dat is duidelijk. Helemaal ondersteboven door de verandering in z'n planning slaat ie lichtjes tilt en is z'n kluts helemaal zoek. Zenuwachtig geeft hij m'n collega gelijk als die zegt waar hij moet afstappen. Hij kent de weg immers...
De volgende halte, snelt hij met de gps in de ene, het papier in de andere hand de tram af om hopelijk de juiste richting verder te reizen.
Wij, vinden het subliem. Mensen die het openbaar vervoer nemen met de gps in de hand en toch nog de verkeerde kant weten uit te gaan... Waar gaat het naartoe?
Het is koud... voor iedereen. Ik bedoel dit niet klagend, gewoon vaststellend. Tegen de kou kan men zich kleden, dus niet echt een probleem. Het is vooral glad. Er werd al wel enkele malen opgeroepen om ajb voor je eigen deur te ruimen, wat ik heel spreekwoordelijk, vooral een goed idee vind. Nogal wat mensen doen dat ook, maar er zijn genoeg plaatsen waar het erg glad is.
Ik, heb voor mezelf besloten dat ik niet onderuit wil gaan. Niet in m'n vrije tijd, en al zeker niet tijdens 't werk. Ik zie het in gedachten zo al voor me: Als ik val tijdens het dragen van m'n uniform, zouden er nogal wat mensen een plezier aan beleven. Daar, ben ik echt wel zeker van. En ik heb echt geen zin, om middelpunt van spotsessie te worden of te zijn. Ach... 't zou 't einde van de wereld niet zijn, en ik zou het echt wel overleven hoor. Maar het hoeft niet persé... Ik stap dus heel voorzichtig over straat.
We zijn net van een voertuig gestapt, want we gaan onze pauze nemen. We moeten echter het spekgladde grote kruispunt oversteken. Er is gestrooid op de rijbaan, maar het voet- en fietspad liggen er heel erg glad bij. Heel voorzichtig dus, met kleine pasjes schrijd ik vooruit. M'n compagnon durft iets meer dan ik, maar is ook best voorzichtig. Wanneer we het laatste deel van de oversteek wagen, kijk ik om, om te kijken of er geen tram aan komt gereden. Die heeft immers voorrang op de voetgangers en komt van achter me. Ik vertraag dus nog om m'n hoofd om te draaien. Net op dàt moment grijpt m'n maat me vast op een manier die ik van hem echt niet gewend ben. Gelukkig blijf ik in evenwicht. Hij viel bijna en zocht een houvast, waarvoor hij zich naderhand wat beschaamd verontschuldigt. Maar er is niks gebeurd hé. Ik begrijp dat wel, da's een normale reactie.
Lachend gaan we verder, fantaserend over hoevelen er zouden gelachen hebben, moesten we allebei onderuit zijn gegaan.
Nog eens een dagje alleen op pad. Dan is de werkwijze anders. Ik rij enkele ritten in één en dezelfde bus mee. Lang geleden... De lijn die ik doe, is een zogeheten probleemlijn. Niettegenstaande kennen de mensen ons daar ondertussen. Ze weten wat wel en niet kan en houden zich daar aan. 'k Mag niet zeggen dat ik op deze lijn problemen heb. Niettegenstaande is het wel nodig aanwezig te zijn. Raar toch, dat dit echt wel nodig is. Eigenlijk typeert het toch de psyche van 'de mens'. Men houdt zich aan regeltjes als er toezicht is, maar o, wee, als het toezicht ontbreekt, dan breekt het duiveltje soms los bij nogal wat mensen. Dat duiveltje zit in ons allemaal, niet enkel bij mensen van vreemde afkomst, zoals sommigen durven stellen. Maar, duiveltje of niet, ik rij graag mee op deze lijn, want de mensen zijn hier spontaan. Spontaniteit, is in mijn ogen oprecht. Het kan soms kwetsen natuurlijk, maar het tegenovergestelde is meer waar.
Een man die zich slechts in een haast onverstaanbaar Engels weet uit te drukken, laat me een papiertje zien met de naam van een school op en een straatnaam. Ik ken de straat niet en heb m'n stadsplan niet bij me. Ik zou een kleiner exemplaar moeten aanschaffen, want krijg het huidige -net te grote boekje- niet weg in m'n jas. Daar ik Inuït-dik ben ingeduffeld, heb ik geen behoefte ook nog een schoudertas mee te sleuren. Alles zit me dan in de weg en werkt op m'n zenuwen. Not-done dus... Ik steek m'n gerief goed verdeeld in alle trui-, broek-,hemd- en jaszakken weg, en dat lukt vrij aardig. Enkel het stadsplan moet er aan geloven. En nou, zit ik dus in de miserie want ik kan deze man niet helpen. Maar o, nee, ik laat het hier niet bij natuurlijk. De chauffeur kent de straat niet en kan niet helpen. Ik wacht dus heel even tot ik zeker ben dat er mensen van de bewuste wijk, waar die straat zou moeten zijn, nog op de bus zitten. Ik spreek een dame aan. Ze kent de wijk goed zegt ze. De school kent ze echter niet, zo ook voor de straat. Dàt vindt ze echt raar, laat ze weten. Ik dank haar en vraag het aan een oude man, die ook van die wijk is. Hij hoort slecht en ik moet roepen (grappig eigenlijk) om me verstaanbaar te maken. Ook hij kent die straat niet, en verzekert me dat die niet bestaat in zijn wijk. Andere dames die door de eerste vrouw van m'n verhaal worden aangesproken in het Arabisch, kennen de straat noch de school. Ik ga dus weer naar de 'man-met-de-vraag' en vraag hem of hij niks anders in de buurt kent. Maar nee, daarvoor vreesde ik al. Ik vraag of hij geen telefoonnr heeft gekregen? En ja hoor, hij draait het papiertje om, neemt z'n gsm en toetst het nr in. Ik krijg het toestel in m'n handen geduwd. Ik leg aan de dame aan de telefoon de situatie uit en zij zegt dat deze man al eerder had gebeld en ze herhaalt waar hij moet afstappen. Ik dank haar en begrijp dat de man de boodschap waarschijnlijk niet helemaal begrepen had. Maar geen probleem, ik weet nu op z'n minst waar hij moet afstappen, dichtbij het bewuste adres.
De eerste dame die ik aansprak, had ondertussen haar broer gecontacteerd met de vraag of hij dit es niet wilde opzoeken op de computer. Ze laat me zijn antwoord lezen op haar gsm. Hij had het heel erg ingewikkeld uitgelegd en ze kon niet volgen. Hij sprak over een heel andere lijn en dus een andere afstapplaats. Toch, is het wel degelijk in dezelfde wijk. Niettegenstaande vind ik het prachtig dat mensen zo begaan zijn met mekaar. Ik apprecieer heel erg wat deze vrouw doet om toch maar te kunnen helpen en verzeker haar dat ze een grote hulp is geweest.
De man, stapt af op mijn aanwijzing en met de raad niet te lang te gaan zoeken, maar het schoolgebouw hier vlakbij binnen te lopen en daar de vraag te stellen. Ik ben er zeker van dat ze daar de man naar de andere school zullen wijzen. Toch zeker, als men daar even erg meeleeft met mekaar zoals hier... op deze 'probleemlijn'.
M'n blog wordt lang, maar toch... De scholen zijn uit. Hét... is zo ver. Ik zeg tegen de chauffeur bij het vertrek aan de eindhalte, dat ik me achteraan ga zetten, zodat ik al zit, daar waar de jeugd zich graag nestelt. Niet lang nadien, staat het perron vol jongens en meisjes, op weg naar huis in 'after-school-toestand'. Ze razen de bus op. Op weg naar de laatste bank, stoppen ze plots, want ze zijn niet gewend dat daar zo'n blauw uniformke zit. Ik blijf zitten. Aarzelend komen ze plaats nemen rondom mij. Twee beginnen hun smoske uit te halen. Heel vriendelijk en redelijk stil, om het persoonlijk te houden, raad ik hen aan even te wachten met eten, gewoon... tot ze zijn afgestapt. O, ja... geen probleem. Ik hoor de één nog wel tegen de ander fluisteren: 'En gij zegde dat dat geen controleur is...' 'k Moet m'n lachje voor mezelf houden, maar moei me zeker niet, want ze doen wat ik vraag. O, wat is het rustig achteraan. Het zit vol schooljeugd, maar niemand roept, zoals gewoonlijk. Er wordt niet gesnoept, niks geworpen, niet geravot. Nu stappen er wel mensen op via de middendeur, maar dat kan ik momenteel niet verhelpen. Ik kan me niet in stukskes snijden en vindt dit toch eventjes belangrijker. Vanaf die achterbank laat ik ook weten dat men moet doorschuiven naar achter toe. Aarzelend doet de jeugd ook dàt, zodat er meer plaats komt voor hen, die nog mee willen.
De jeugd stelt me vragen, honderduit. Ik antwoord hen zo duidelijk mogelijk. En geniet van m'n job én de jeugd. Wanneer de meesten zijn afgestapt, ga ook ik van die zetel en begeef me naar een ander nuttig plaatske...
Het leven gaat voort. Net als de wielekes van tram of bus, blijft de boel draaien. Dus, uiteraard af en toe stilstaand bij dingen die me raken, maar vooral er niet bij gaan blijven zitten, doen m'n collega en ik onze job verder zoals het hoort. Niettegenstaande worden we met een heuse regelmaat aangesproken over het wél of niet voortzetten van onze job en andere besparingsmaatregelen. Voorlopig wil ik het liever van me af zetten, want ik hou niet van het negatieve. Het belemmert me. 'Afwachten dus maar': zeg ik telkens weer.
Er zijn problemen met groepjes vandalen die zich de laatste tijd amuseren door voertuigen te bekogelen met stenen. Ook, worden allerhande obstakels op de sporen gelegd, zodat betreffende chauffeur moet uitstappen om het spoor vrij te maken. Wanneer de persoon in kwestie dat doet, wordt ie bekogeld met projectielen. Dus, wordt ons werkterrein verlegd naar die specifieke plaatsen, maar natuurlijk, wanneer wij daar zijn, gebeurt er niks. Da's nogal wiedes. Zo is het meestal ook op de voertuigen. En in die zin, heeft onze aanwezigheid een groot nut. Ons uniform op zich is een statement, waar deugnieten toch wel ietwat voor terugdeinsen. Nou, ik hoop dat het aan het uniform ligt en niet aan m'n uiterlijk. Maar al te dikwijls lach ik een situatie zo weg. Wanneer we opstappen en traag door het voertuig wandelen, reppen nogal wat niet-betalers zich alsnog naar de betaalautomaat of naar de chauffeur om alsnog een vervoersbewijs aan te schaffen. Zo is het ook met mensen die zich boos maken. Lichaamstaal zegt dikwijls meer dan woorden. Het gebeurt wel eens dat we'r zeker van zijn, dat we op dàt bepaald moment niet aanwezig zouden zijn geweest, er herrie zou zijn gekomen, naar de chauffeur toe. Dat gaat dan meestal over het te laat arriveren aan de halte of iets dergelijks. Iets waaraan de chauffeur niks kan verhelpen.
Het weer speelt een belangrijke rol. Wanneer dàt tegenslaagt, wordt men sneller boos. Toch, voor enkele jongens is tegenslag een meevaller. Ze stappen van de lagevloertram en zakken met hun voeten nogal diep in de sneeuw. Leuk!!! Lees je van hun gezichten af. Ze rapen direct sneeuw en beginnen -ballen naar mekaar te smijten. De tram is haast nokvol (voor zover het voertuig een 'nok' heeft...) De deuren blijven een tijdje open, daar er nogal wat mensen af- en opstappen. Eén van de jongens maakt een sneeuwbal en mikt die mooi naar de mensen in het voertuig. Ik zie het van verre gebeuren. 'k Bevind me vooraan in de tram, m'n collega aan de open deur, waar de bal en nog één en nog één mekaar snel opvolgen, binnen wordt gemikt. Ik zie hem uit de tram springen. Dus probeer ik mee uit het voertuig te geraken, maar de chauffeur heeft de deuren ondertussen gesloten. Door het vele volk geraak ik niet tijdig bij de deur. Mee tot de volgende halte dus. En vandaar, terug gegleden over het gladde perron richting vorige halte. Waar ik m'n collega halverwege ontmoet. Hij kwam mijn weg op. Samen stappen we naar de volgende opstaphalte en ondertussen vertelt hij. Die jongens waren zich van geen kwaad bewust. Hij vroeg hen waarom ze dat nou deden. Waarop ze (typisch voor jongens van die ouderdom, +/- 12 jaar) ze 'het' niet wisten... 'Gewoon, hé' was het antwoord. Daarop kregen ze van hem een bloemlezing. Hij kreeg alvast een niet-gemeende 'sorry'. Enfin, niet gemeend, dat weet ik niet met zekerheid, maar ze zullen het wel snel terug vergeten... zou gauw er weer een tram met open deuren klaar staat om bekogeld te worden.
Maar ach, dat zijn geen erge dingen. Dàt zijn niet de kerels die stenen werpen hé. Maar, jong geleerd is oud gedaan, denk ik maar.
De eerste school-, werkdag van't jaar is goed verlopen. Hier heb ik het over eigen ervaringen, niet over het spijtige ongeval in Vilvoorde, dat we op't nieuws zagen. 't Zal je maar overkomen...
De spits mocht voor de buschauffeurs her en der gevaarlijk glad zijn, want er schoof wel degelijk een bus achteraan in op een tram, maar alles werd goed opgevangen. Natuurlijk kon niet vermeden worden dat door dit en nog een aantal akkefietjes door de vrieskou, er wat oponthoud was. Als door toeval, waren wij ervan op de hoogte. Dàt maakte het ons dan weer makkelijker om mensen die al zeer te lang naar hun zin, de kou stonden te trotseren, alternatieven aan te bieden of op z'n minst een bevredigende uitleg te geven. Maar al te dikwijls hebben wachtenden (eigenlijk terecht) het er moeilijk mee, niet naar behoren geïnformeerd te worden. Het is geen overbodige luxe, als regelmatige gebruiker, op de hoogte te zijn van onvoorzien oponthoud, waardoor je aansluitingen mist, of later dan gepland op plaats van afpraak zal zijn. Daardoor worden mensen soms erg chagrijnig. Allemaal goed en wel, als wij voldoende info hebben om deze mensen in te lichten, maar meestal is dat niet het geval. En dàt, terwijl het ook tot onze job behoort...
Maar... ik begrijp natuurlijk wel, dat men altijd tracht het euvel zo snel mogelijk te verhelpen. Toch, is dàt nou net niet wat een boze wachtende, verkleumd van de kou, wil horen... Toch, wilde het best meevallen vandaag. Een dag waarop we meer chaos hadden verwacht, dan er -gelukkig maar- was. Gisteren was het anders. Vooral de ouden van dagen, deden erg boos, onvoldaan en dachten enkele chauffeurs te mogen scheldend berispen, omdat ze niet op het verwachte uur aan de halte kwamen. Het was druk tijdens de winkeluren, afgelopen zondag. Daar het zondag was, reden er minder voertuigen en liepen ze vertraging op. Maar ook dàt, lieten onze chauffeurs, althans diegene die wij zagen, niet aan hun hartje komen. Wij vingen de ontevreden vloekers op, zodat de chauffeur rustig zijn aandacht bij de weg kon houden.
En dàt... terwijl we vernemen, met pijn in't hart, dat onze job wellicht zou worden weggebonjourd... Eerst dacht ik: dit zijn maar geruchten. Maar toch, halstarriger als ze worden, begin ik ondertussen te twijfelen. Gaat 'men' beslissen om onze job op te geven...? Wie ben ik...? om te vermoeden dat wij, met ons klein aantal, zowel in Antwerpen, Gent als Vlaams Brabant, niet nuttig genoeg zouden zijn... Deze maand gaat 'men' (verdoemme, denk ik dan... gaat dit echt zomaar boven onze hoofden om? ) beslissen over deze functie, in Brabant ocharme nog geen jaar geleden opgestart...
Met een klein hartje... duim ik... hoop ik dat we tot hiertoe ons nut al bewezen hebben en vooral...
dat we verder op deze manier van nut mogen zijn!!!
'k Besef het wel, 't jaar is nog maar net bezig... 't Is dus normaal dat we nogal wat pollekes te schudden krijgen, gewoon, onderweg naar en van. Met een regelmaat komen mensen ons 't beste toewensen. Vooral... toch, de bekende daklozen. Oké, die mensen kennen ons van ziens hé, en andersom.
Wij, verjagen hen nooit, wij verwijzen hen hooguit vriendelijk, als ze dronken wegzakken in tram of bus. Maar, nooit of te nimmer zal ik iemand uit een bushokje of pre-metroingang jagen omdat ie niet weet waarheen. Dàt is trouwens helemaal mijn job niet. Ik knik hen steeds vriendelijk toe.
Er is één zo iemand, ondertussen een bekende Antwerpenaar (hoewel hij zeer duidelijk geen antwerpenaar is) geworden omdat ie het nieuws haalde door op twee kindjes te letten voor ouders die de kleintjes onder zijn hoede achter lieten. Het duurde enkele uren en hij heeft de kindjes dan aan de politie overgedragen, zoals een normaal burger hoort te doen. Hij is een verheven bedelaar. Sinds hij enkele malen op tv kwam, en toen van z'n bedelgeld een ijsje aan de kindjes had gegeven, heeft hij de status van bedelaar opgeschroefd. Hij heeft min of meer z'n vaste stek, en iedereen kent hem. Je ziet hem maar raar of zelden alleen, steeds is hij in gesprek met... Ook naar hem knik ik, -knikken wij moet ik schrijven, want zo ook m'n collega- net als naar de anderen, niet meer of niet minder. Maar, hij spreekt ons dikwijls aan. Zo doet hij dat ook vandaag. We staan te wachten op het perron, m'n collega staat wat verder dan ik. Hij gaat m'n collega een hand schudden met de beste wensen. Hij heeft mij ook gezien. Ik zet me schrap, want verwacht wat veel mannen doen rond deze tijd van't jaar. Dat is namelijk, een vrouw naar zich toe trekken, om te kussen. Preventief en duidelijk steek ik dus m'n hand naar hem uit, omdat een polleke voor mij meer dan voldoende is. Hij heeft namelijk een baard van hier tot ginder en de hygiëne is niet jedàt. 't Idee op zich al doet me toch wel huiveren, tja... 'k kan 't niet helpen. Hoe vriendelijk hij ook is, het wil niet zeggen dat ik direct knuffelklaar sta voor iedereen. Hij neemt m'n hand, trekt me naar zich toe en geeft me drie LEBBERSSSSSSS. Ik probeer het niet te laten merken, lach hem vriendelijk het beste wensend, wat ik ook wel meen hoor, toe. Maar... zou tegelijkertijd toch ook wel mezelf wat willen gaan verfrissen.
Baarden... niet slecht bedoeld hoor, maar ik moet ze niet. Laat al die mannen maar te kaap'ren varen... Wat mij betreft kunnen ze dat ook zonder die baarden. Die harige, warrelige plukdingen die verondersteld worden het gezicht te sieren, doet in mijn ogen net het tegenovergestelde.
Gelukkig maar, weet ik dat niet elke baardman het karakter heeft dat die baard uitstraalt... Gelukkig maar, hoef ik niet elke baardman te kussen. Ik hoop... dat hij de laatste was voor dit jaar...
En... moest er een baardige collega zijn die dit zou lezen... zolang we't bij ne flinke pol houden, doe je uiteindelijk met je uiterlijk wat je zelf wil hé...
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.