Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
28-06-2011
drinken
Wetenschappelijk onderzoekje...
Het is snikheet. Wat boven de 30°C buiten, dat wil dus zeggen, op de voertuigen zonder airco, nog wat warmer. 'k Heb geen thermometer bij me, daar ga ik me echt niet mee bezig houden. Warm is warm, de thermostaat van m'n lichaam volstaat. Onder deze omstandigheden zit een bezwete (hoe kan het ook anders...) man in de bus. Hij opent een blikje. Pshhhhhhhttt... Vanzelfsprekend drinkt hij van het blikje.
Overweging... Het ìs echt wel heet op deze bus. Zal ik hem hier dan (onder deze omstandigheden) over aanspreken? Het is heet op de bus voor iedereen. Dus, als ik hem er niet over aanspreek, heeft iedereen op de bus (zo'n twintigtal mensen) ook het recht een blikje te openen en leeg te slurpen. Verder nog. Het is ook heet op de bus, voor mensen die nog zullen opstappen. Ook zij zullen het recht dan hebben. Wanneer één van hen morst, zullen we een plakboel van jewelste hebben.
Besluit wordt dus genomen... De man moet hierover dus worden aangesproken. Ik hou wel van een uitdaging.
Volgende overweging... Hoe pak ik het aan? Ik bestudeer hem. Snel natuurlijk, want ik mag niet te lang wachten. Ik taxeer, hoe zal hij reageren? Ik vermoed (denk het te weten) dat hij dit niet zal accepteren. Maar ...denkend aan de uitdaging...
Nog een overweging... Is het de moeite waard om een dispuut aan te gaan? De hitte verhit het gemoed, weet ik.
Tweede besluit; Geen excuus. Misschien stappen aan de volgende halte mensen op met een ijsje, drankje, weet ik veel en dan kan ik het tegen iedereen gaan uitleggen. 'k Moet er enkel voor zorgen dit niet uit de hand te laten lopen.
Ik ga naar de man, spreek hem aan met de verzachtende woorden: 'Goeie dag meneer' (waarop hij me dàn al een vuile blik toe werpt, maar ik negeer) ' 'k Vind het echt erg dat ik u dit nu, onder deze weersomstandigheden moet zeggen, maar als u echt wil drinken, gelieve dan een flesje mee te nemen in't vervolg. Dat kan je sluiten, zie je, zo'n blikje kunnen we echt niet toestaan op onze voertuigen want...' Hij onderbreekt me brutaal en vindt het allemaal zever. Heb ik echt niks anders te doen, enz...
Het verwachte dispuut!!! ...een jippiegevoel dringt zich verdoken op in m'n hoofd... Opgeven doe ik raar of zelden. Agressief is hij niet, daarvoor is hij te lui (de warmte misschien...?) Enfin, ik laat hem weten waar het op staat, nadat hij ook de chauffeur nog wil betrekken en enkel zichzelf als centrum van de wereld acht. Chauffeurs mogen van de man ook niet drinken op de tram. Dohhhhh... Zo'n uitspraken werken zo'n beetje als een rode lap op een stier, bij mij. Hoewel ik me beheers. Mensen die zich niks aantrekken van andere mensen maar wel die anderen gaan zeggen wat ze moeten en niet mogen, zijn echt niet mijn meug. De vrouw die voor hem zit, laat hem verstaan dat hij de kosten voor het schoonmaken van haar jurk alvast zal mogen noteren, moest het zo ver zijn. Het lukt me eindelijk hem de woorden: ' Oké, 'k zal er in 't vervolg rekening mee houden' te ontfutselen. Het toontje is -wat dacht je- cynisch. Ik kan het niet laten hem nog een fijne, warme dag toe te wensen. ...en vooral genoeg te drinken...
De uitslag; niet goed niet slecht, maar absoluut stof tot nadenken, denk ik jolig...
Zaterdag, late dienst. Wanneer ik in onze dienstmap kijk, merk ik dat Antwerpen wel erg creatief is vanavond. Eerder had ik het er over met enkele collega's, we wisten dat er BorgerRio zou zijn en dan 'nog iets' op de Groenplaats of Grote Markt, maar 't zou wel meevallen, dachten we. We hadden ons echter niet verwacht aan Summerfestival, één of ander Idooloptreden in de Lotto arena, bierfeesten op de Groenplaats én als toemaatje, één of andere gay parade op het eilandje. Wel, dàt mag tellen... Antwerpen leeft, durf ik zo toch wel te stellen. Enfin, met de wetenschap dat men maar op één plaats tegelijk kan zijn, maak ik me niet druk, waarom zou ik...? Onze job wordt een tijdje op tram 12 meerijden en naderhand op het Zuid (...o, ja, da's waar, er is ook nog de Sinksenfoor) de terugkerenden opvangen en wegwijs maken. In 't oog houden dat alles zo goed mogelijk verloopt. Uiteraard, staan we 'r niet alleen voor. Stads- en lijncontroleurs zijn ook aanwezig.
Het verloop zit wel goed. Hoewel ik nu eens een studie aan den lijve zou kunnen houden over, "Hoe xtc zichtbaar wordt na gebruik, gemengd met drank". Langs de andere kant, kan ik me niet echt verdiepen, ook al zou ik willen, daarvoor is het wat te druk. Ik durf het ook niet echt aan, de verbruikers duidelijk te gaan bestuderen. Pupillen en andere fysieke tekens haal ik er niet uit, geen tijd voor. Lichaamshouding daarentegen... Nou ja, daarvoor hoeft men echt geen kenner te zijn. Mijn bezorgde collega wijst me er op met niemand in discussie te gaan. Helemaal niet. In discussie...? Ikke...? Neuhhhh... zo wijs ben ik wel. Maar ònze lichaamshouding is aangepast hé. Wij zijn -of we proberen het althans- kameleons, we passen ons aan naargelang de situatie. Authoriteit moet er zijn, maar het mag niet drukken, bij wijze van spreken. We komen dus zo relaxed mogelijk over. Wanneer men ons wat vraagt, zijn we zeer beleefd. En 't is fijn zo. Het wordt geapprecieerd hoor. De jeugd, onder invloed of niet, bedankt ons meermaals voor de info die we geven. Ik wijs op de drank die ze mee de tram in willen zeulen. Er wordt gevraagd de ijsjes eerst op te eten of in de vuilbakken te gooien. Het verzochte wordt gedaan. Ik wandel langs de tram alvorens het vertrek en wanneer ik merk dat de voeten wansmakelijk op de banken liggen, ga ik ook daar tegenin. Het wordt allemaal getolereerd, ondanks de sferen waarin men vertoeft.
Een jonge man begint te lallen, wanneer net m'n baas even poolshoogte komt nemen. We geven hem groot gelijk, enfin we geven hem dat gevoel. Hij neemt de voettram zegt ie. Z'n vrienden zijn al een stuk verder en zullen nog veel werk krijgen om hem ter bestemming te krijgen, vermoed ik. Uiteindelijk lukt het ons toch, de jonge kerel richting vrienden en voetentram te krijgen. Morgen een flinke kater en weet hij van niks meer, de sukkelaar toch... Zo lopen er heel wat rond en wij draaien mee rond de pot, geven hen het gevoel dat ze gelijk hebben en krijgen zo heel wat van hen gedaan.
Alles verloopt vlotjes. Wij hebben voldoende pretjes. En nu... snel naar huis, want m'n bed roept.
Stadsmensen... Al van voor de geboorte staat het vast wie of wat je bent. Nen échte boer is zeldzaam, toch als je geboren en gewonnen zijt 'in town'.
M'n twee collega's komen binnen. Ze zijn vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk waren ze nooit. (eigenlijk zijn ze meestal wel vrolijk, maar nu is't toch nog net iets meer dan anders)
- Nu hebben we wat meegemaakt! roept één van hen uit. Het enthousiasme druipt er met kilo's van af. Je voelt het, iemand moet hem antwoorden met de hamvraag: 'Ja??? En wat hebben jullie dan meegemaakt???' of zoiets. Als we dat niet doen, zal hij barsten, da's wel duidelijk. En dàt, moeten we ten allen tijde voorkomen, want zonde van 't verlies. Hij is echt wel een toffe kadee!
Dus, hier gaan we: - O, ja??? Wat dan??? Vertel, verte-e-el!!!
- Wel, we waren in Oeperdepoep, ge weet wel hé, dat dorp daar. We reden over de baan van si naar la. We zaten dus in den boerenbuiten eigenlijk. En 't was al donker en de baan was niet goed verlicht. En hij daar, had al wat gezien op de baan. Hij dacht dat het een grote hond was. O, ja, natuurlijk, van zo ver kan je dat niet zien in den donkere hé. Ik was daardoor al goed vertraagd en op m'n hoede. En maar goed ook. Van zo gauw 'het' in onze autoverlichting kwam, zagen we dat 't een varken was. Allez jong... Een varken op de weg. Zomaar, op de baan... En 't was zooo groot, wijst hij wijs.
Hij moest dit nog duidelijk verwerken, had het nog niet helemaal gevat. Nog steeds niet, blijkbaar, zo te zien aan z'n lichaamstaal en toon. Ik dacht: 'Antwerpen loopt toch vol met varkens op de weg. Niet dan?' Maar 't was niet het moment bij uitstek om dat er uit te gooien. Dàt, kan ik hem nog altijd achteraf meegeven, wanneer hijzelf wat van z'n emoties bekomen is. Enfin, daarbij blijft z'n verhaal niet. Hij en z'n maat vonden dit maar een gevaarlijke boel. Een varken in het donker in 't midden van de weg. 't zou wel eens door een andere auto overreden kunnen worden. Da's teveel dood spek...
Ze besluiten dus dat varken in toom en bij zich te houden en op zoek te gaan naar de eigenaar. Er zijn verschillende huizen, boerderijen in de directe omgeving. Die huizen en boerderijen hebben geen deurbel, zoals bij 'normale' stadsmensen. Nee, daar moet ge roepen of hard op de deur bonken. 't Is al na elf uur, dus elke verstandige boer, ligt dan al in zijn bed zijn ding te doen. Wat dat is, mag hijzelf invullen. Daar heb ik geen zaken mee. 't Komt er op neer, dat hij wellicht vrij achterdochtig is, wanneer hij gestoord wordt tijdens het doen van zijn ding. Na een kwartier zoeken, bonken en bellen zoeken, met een varken tussen handen en knieën gekneld, (dat ondertussen heerlijk aan m'n collega z'n vingers sabbelt) komt er toch een boer te voorschijn. Hij laat weten dat hij het dier enkel maar aanpakt als 't één van zijn eigen varkens is, wat hij nooit zou geloven, maar soit, hij zal toch maar es kijken. Hij neemt Krulstaartje handig over van m'n onhandige collega. Hij wriemelt tussen de oren en kijkt daar naar 'iets' (zal wel één of ander brandmerkje of kentekentje zijn).
- Begot, daddis er nog eneken van mijn ook!!! roept de ondertussen toch wakkere boer geschrokken uit. Hij neemt het ding binnen in de gang, terwijl hij nog snel een 'Dankoewelle' brabbelt en is verdwenen. En daar staan de twee mannen, ondertussen ruikend naar 'varken'.
- Allez, dat was het dan hé. Maar hij had ons toch nog een stukske spek kunnen aanbieden, dat zou ik wel aangepakt hebben se. Da's natuurlijk een grapje. Toffe tiep, mijne collega, maar zwansen gaat haast altijd over eten bij hem... Ze hebben het er natuurlijk ook over, wat hun vrouwen zullen zeggen als ze hun man zullen ruiken vannacht, thuisgekomen na hun dienst. Da's vaneigens, dat hierover ook nog wat moet gekonkelfoesd worden.
- Nou, alvorens te gaan plassen, heb ik toch maar eerst m'n handen gewassen. weet de ander me nog gibberend te vertellen. En ik, wil daarover liefst niet nadenken, want als ik nu ga antwoorden wat me op de lippen ligt, gaan de insinuaties niet meer stoppen, vrees ik.
Maar toch, als we willen, mogen we na dat geurig en kleurig verhaal ook eens aan hun handen -en zelfs hun broek-ruiken.
't Is weer zover, 't is examentijd. Heb ik lichte sadistische trekjes...? Of is het gezond om af en toe leedvermaak te hebben...? Niet mooi...? Ach, ik geef het toe, soms geniet ook ik wel eens van m'n lelijke kantjes. Want, daar zit de jeugd. Haast allemaal ondergaan ze de stress en ernst van de blokperiode. Zelfs kinderen van het lager onderwijs, zie ik met schriften, kaften of papier opengevouwen op hun kleine schoot op weg naar de foltering (lees: school). Hier en daar kan er nog wel eens eentje lachen als ik hem of haar aanspreek. Maar de meesten zijn zo diep verzonken dat ze niet aangesproken worden. Niet dat ik zomaar elke jongere ga treiteren hoor, ook niet zonder reden aanspreken. Nee, dat doe ik wanneer er even oogcontact is en ik dichtbij de betrokkene sta. Bezorgd vraag ik dan of er zware proeven op het agenda staan en meestal krijg ik een beamend antwoord. Ik denk haast nostalgisch terug aan 'mijn studietijd' en verschoon m'n plezier met het idee dat toen de volwassenen ook leedvermaak hadden met ons, ijverige studenten-van-toen.
Sommigen nemen gewoon hun cursus bij de hand. Saaie blokken alinea's of kolommen, schetsen, databanken of grafieken. Sommige leerlingen hebben hun leerstof in verschillende kleuren onderstreept of gekenmerkt, of gewoon in verschillende kleuren geschreven. Een hoop werk op die manier, denk ik dan. Maar, misschien zijn ze zo wel aandachtiger voor wat ze schrijven. En, ik moet eerlijk zijn, die kleurtjes fleuren het blad wel op. Van saaiheid niks te merken zo. Ik hoor vertalingen die nog steeds moeten geoefend worden. Ik hoor samenzweringen. Wat is onze jeugd toch slim en leergierig, lijkt het op zulke momenten. Hoe...? Ons onderwijs gaat neerwaarts wat kwaliteit betreft? (las ik onlangs nog in de krant) Hoezo, ons onderwijs moet weer opgekrikt worden? Hoezo, onze jeugd deugt niet? Dààr is helemaal niks van te merken dezer dagen.
Hier en daar, merken we een jong ventje dat zowat zit weg te doezen in de tram. Die kent de boel waarschijnlijk, heeft het voldoende onder de knie. Die heeft gisteren gestudeerd, tot een stuk in de nacht en is nog moe. Lui misschien? ...denkt U...? Neuhhhhh... nooit, jamais, never, nie, nunca, als ge begrijpt wat ik bedoel. Gewoon nog wat moe, of misschien wel diep in gedachten verzonken, of misschien wel aan 't mediteren, maar lui ... dàt nooit.
Het is zo stil tijdens de ochtendspits. Het doet me denken aan gisteren, toen een groep kinderen met begeleiders opstapten. Ze waren met een twaalftal, en praatten honderduit. En, stil dat het was. De handjes gebaarden alsof het een lieve deugd was. Het zal ook wel een lieve deugd geweest zijn. Triest hoor, dove kindjes. Maar wat doe je d'r aan? Ze moeten ook klaar gestoomd worden voor het zelfstandige leven binnen onze maatschappij. Ze trekken goed hun plan. Ik geniet ervan hen bezig te zien. Door hun beperking hebben ze tijdens een gesprek in groep een enorm respect voor mekaar. Ze trekken de aandacht van iemand die ze willen aanspreken. Iedereen kijkt dan mee en volgt het gesprek, maar telkens iemand iets wil zeggen, moet die aandacht gevraagd worden. Zo wacht ieder z'n beurt af, geduldig. Hier wordt gesproken op een deftige manier. En ik denk bij mezelf: Een debat volgen op tv, maakt me altijd bloednerveus. Gewoon omdat politiekers niet het fatsoen hebben mét mekaar te praten. Het moet altijd een kris-kras-door-mekaar-gepraat zijn. Zeer moeilijk te volgen van op je sofa én, weten die gasten na het debat nog wel wat de ander heeft gezegd? 'k Geloof het ook nooit, jamais, never, nie, nunca...
Ja, 'k weet het. 'k Ben een beetje nors vandaag. Komt omdat ik een vroege had, slecht geslapen heb, door de regen heb moeten stappen, discussiërende collega's uit mekaar moest halen, honger en dorst heb en mijne koffie koud is geworden door te lang te zitten typen aan dit blogje...
Na een weekje vakantie is hij er weer. Daar we zowat hele dagen met ons tweetjes doorbrengen, kennen we malkander ondertussen toch wel zo'n beetje goed. We zijn gewoonweg een onovertreffelijk team. We kunnen het zo goed vinden met mekaar, dat we ook lekker humeurig kunnen zijn zonder bijwerkingen. Het gaat wel over. Trieste buien worden ook door de ander steeds voortreffelijk opgevangen. Het kan de kwalitieit van het werk maar ten goede komen, én voor mezelf nòg belangrijker om goed te kunnen functioneren zowiezo, het komt onszelf ook ten goede. Het zorgt er vooral voor, dat werken geen werk is, maar een leuk verplicht tijdverdrijf.
Hij, is dus een leuk ventje, maar met momenten o, zo onhandig... Er gaat haast geen dag voorbij of er is wel wat uit z'n handen geglipt. Tijdens het eerste half uur dat we samen zijn (te vroeg op het werk, dus samen in de kantine) heeft hij al tweemaal wat laten vallen. Opmerkingen van collega's komen te pas en te onpas, maar ze bedoelen het niet slecht. Er wordt gegrapt en hij maakt er helemaal geen probleem van. Ik, laat de andere doen en moei me enkel maar ter bevestiging hier en daar. Pret alvorens er in te vliegen is aan te raden.
Wanneer hij bij het verlaten van die kantine nog snel een beker water neemt, vraag ik hem die beker toch maar goed in de handen te nemen. We moeten nog een trap af, dus, je weet maar nooit. Ik zou immers het water over me kunnen krijgen, denk ik beduusd. Hij lacht. Hij grapt. Hij doet. En... Gelukt!!! Hij geraakt beneden zonder ook maar een druppel te morsen. Snel naar de kleedkastjes om dat vervloekte uniform te vervolledigen alvorens het werk aan te vangen. Geloof het of niet, maar ik... ben altijd sneller dan hem. Zeg over vrouwen wat je wil, maar hier klopt het cliché langs geen kanten. Als ik de minuten zou optellen die 'k al heb gewacht alvorens te kunnen vertrekken, zijn dat onderhand uren, nee, dagen, nee weken... wachttijd. Maar ach, als dàt alles is...
Tijdens dat wachten, hoor ik een vreemd geronkel, een stem die ongewone dingen zegt en hij zoeft me voorbij, nog steeds niet als sjieke geüniformeerde vertegenwoordiger van De Lijn. Een onderdeel van een seconde, vraag ik me af... maar meer heb ik echt niet nodig om te weten wat er gebeurde. Hij heeft de boel over de vloer gekieperd tussen die kleedkastjes natuurlijk. Hij snelde me voorbij om een veger te halen, want, toegegeven, hij is ook een propere én verantwoordelijke kerel. Hij veegt de boel weer proper. En... het resultaat...? Gierend van 't lachen beginnen we onze werkdag.
Wanneer ik naar 't werk ga, of rij beter, neem ik een andere lijn dan gewoonlijk. Dit, omdat ik aan de berichtgeving op de halte merk dat m'n 'normale' trammeke nog aan de eindhalte staat. Met een kleine omweg ben ik nog ruimschoots op tijd en zo speel ik op zeker. Ik ben niet echt een gokker. Het valt me op dat alles zo vreedzaam rustig is. Niet echt veel scholieren terwijl op dit uur de scholenspits bezig zou moeten zijn. Maar goed, niet getreurd, ik zit knus en tuf mee op het gemak. Wanneer ik moet afstappen ga ik nog effe naar voor om m'n collega te groeten. 't Is maar een kleintje en dit wordt wel geapprecieerd. Ze weet me nog te vertellen dat het een abnormaal rustige middag is. En dàt... alvorens mijn dienst aan te vangen, terwijl ik vermoedde dat het vandaag wel een erg drukke avond zou worden...
Daar ik vroeg op het werk ben, kan ik nog met alle gemak een kopje thee drinken alvorens me klaar te maken om m'n dienst aan te vangen. Dat valt ook weer goed mee, zo kan ik eerst nog een rustig babbeltje slaan met m'n collega die er net een weekje tussenuit is geweest. Z'n ervaringen van in het buitenland interesseren me en zo kunnen we de tijd nemen om ononderbroken te praten.
Maar, wanneer we de straat op gaan, merken we direct dat het verdomd druk is in de stad. Het is een ware heksenketel. Claxons toeteren of het een lieve deugd is, wat ik echter betwijfel. Geërgerde automobilisten lopen rood aan. Eigenlijk is dat een beetje lachwekkend. Ik denk op zo'n momenten altijd iets in de trend van: Seffes zwelt die zodanig op, dat ie als een ballon omhoog vliegt. 'k Zie ze daar boven al allemaal hangen. Een ruzieënde kakefonie van kakelende, boze weggebruikers, tegen mekaar opbotsend omdat ze daarboven geen controle hebben in het ijle. Nou ja, zo'n vaart neemt het niet, maar 't idee doet me wel lachen.
We nemen de bus (die al veel te laat is, zoals zowat alle lijnen die door de stad moeten). De chauffeur, een heel sympathieke kerel, doet z'n job echt heel goed, staat zowat stijf van de stress. Hij beseft het, zegt het me en klaagt, klaagt, klaagt. Ik heb dus al gelijk compassie met de man. Daarom blijf ik vooraan staan Ik vang de boze passagiers op, zodat ik als het ware een bumper ben tussen hen en de chauffeur. Hij heeft al verschillende keren scheldbuien moeten slikken en het gaat hem niet meer af. Hij barst van de hoofdpijn, voelt zich niet goed enz. Nu ik vooraan sta, voelt hij zich gesteund. Ik laat m'n andere collega weten dat we beter wat verder meerijden om te voorkomen dat hier wat uit de hand zou lopen. Er stapt een vrouw met kind op. Kind is totaal vrijgevochten, wat in dit geval ook een dégoutante houding meebrengt. De moeder laat het kind, zij heeft wel wat anders te doen. Sms-sen is immers veel belangrijker. Het vijfjarige kind breekt zowat de bus af vooraan. Dus ik moei me ermee. 'k Raad de vrouw aan, haar kleintje bij zich te nemen. Er is immers nog plaats naast de moeder. Moeder zegt dat aan dit kind niks te doen is en ondertussen is ze alweer met die verdomde gsm bezig. O, wat heb ik zin om dat mens bij het haar te sleuren tot bij het kind en haar op haar verantwoordelijkheid te wijzen. Maar ik beheers me. Het kleintje is effe stil, want niet voorzien op zo'n situatie. Ik heb haar natuurlijk ook verwezen. Maar het duurt niet lang of ze ligt plat op haar buikje op het verhoog achter de eerste zetel. Ze krijst, overstemt met haar schelle stemmetje, de bus. Ik merk dat de chauffeur zich wil omdraaien naar haar. Dus neem ik haar vast en zet haar vermanend op de grond bij haar moeder. Moeder boos op mij, roept dat ik niet moet roepen. 't Is weer zo'n situatie die lekker uit de hand kan lopen. Maar... Ik... roep niet naar kinderen, want roepen is onmacht. Ik ben wel zeer kordaat, da's heel wat anders. Doch, met de moeder valt niet te praten. Ze verwijt me 't één en ander met stemverheffing natuurlijk. Enfin, er is wat te beleven op de bus, want de verveling slaat wel toe als je een uur nodig hebt om van het centraal station tot aan Schijnpoort te geraken. Dat doe je normaal gezien in 10 minuten. Ik zie maar één oplossing om dit te klaren en maan de moeder aan te zwijgen. Ook dàt doet ze niet natuurlijk, 't zou mooi geweest zijn. Dus herhaal ik heel kort in één woord, telkens als ze weer begint te zanikken: Zwijg!!! Tot ze op de duur wel moet, want ook dit wordt lachwekkend...
We blijven op de bus. Oké, het is niet het vooropgestelde traject dat we moeten volgen, maar nu kunnen we op z'n minst toch één chauffeur wat ontstressen. De volgende haltes stappen mensen zuchtend, of lichtjes verwijtend op, maar wij vangen hen op, zodat de chauffeur zich bij het rijden kan houden. Da's vandaag meer dan genoeg.
Later op de avond regent het. En het is wrééd rustig.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.