Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
27-10-2009
buien allerhande
We lopen al een tijd heen en weer, bij wijze van spreken natuurlijk, want merendeel worden we gereden. Beter uitgedrukt, laten we ons al enkele uren over en weer rijden, steeds overstappend, door het stadscentrum. Alles verloopt vrij normaal, met z'n kleine toestandjes, die ons haast niet meer opvallen, gewoon omdat we'r dagdagelijks mee worden geconfronteerd. Men blijft ons regelmatig lichtjes uitdagend 'controleurs' noemen. Tijdens het passeren wordt er dan aan toegevoegd dat hij of zij geen vervoersbewijs bij heeft. Daar ga ik al lang niet meer op in, dat deed ik ook niet als chauffeur.
Wanneer we besluiten om naar het kantoor te gaan om onze lunch te nemen, willen we uitzonderlijk, vanwege een plotse regen- en hagelbui, toch maar voor één halte de aankomende tram nemen. Normaal lopen we die honderd meter. Tijdens het opstappen zegt de chauffeur ons iets over een kwade dame, die hij vooraan verwacht. Ik kan niet goed volgen, maar z'n woorden zijn nog niet koud of er staat een moeder met kind op de arm op de chauffeursdeur te bonken en te roepen. Ik zet me er dadelijk bij, zodat ze stopt met kloppen en probeer haar te kalmeren, want op deze manier versta ik geen woord van wat ze zegt. De conversatie loopt in't Engels, wat niet het probleem is, als wel haar boosheid. De chauffeur wil -ook opgewonden- uit z'n cabine komen, maar (goed dat ik hem vrij goed ken) ik zeg hem van op z'n stoel te blijven, ik zal mevrouw haar grieven wel aanhoren. Eigenlijk sta ik een beetje versteld van de chauffeur, daar hij een zeer kalme persoonlijkheid is, zo ken ik hem niet. M'n collega, die bij me was blijft bij de chauffeur, terwijl hij verder rijdt.
Ik... ik sta in de hagelbui, waarvoor ik wilde schuilen, te luisteren naar de erg boze moeder. Ik wil liefst schuilen onder het afdakje van het schuilhokje ter plaatse, maar door de heftige bui, is er geen plaats meer voor ons, 't is volzet.
De dame vertelt me opgewonden dat ze eerder helemaal achteraan wilde opstappen op de tram. Ze had haar kind uit de kinderwagen (zo'n groot en zwaar model) gehaald en in de tram gezet. Ze was terug afgestapt om de kinderwagen toe te plooien en die op de tram te zetten. De deuren waren gesloten en de chauffeur had niet gemerkt dat zij daar nog op het perron stond en was verder gereden. Een reiziger heeft toen de noodvergrendeling gebruikt om het voertuig tot halte te brengen. En de chauffeur had de volle lading gekregen, zowel van de hysterische (wat op dàt moment een begrijpelijke reactie is natuurlijk) dame, die de tram was achternagelopen, als van andere passagiers. Hij was dus vrij gestresseerd na wie weet wat voor aantijgingen hij al had moeten ontvangen. Ik kon het me levendig voorstellen. Heel het relaas tussen de dame en mij ga ik niet uiteenzetten, dat zou een boekje worden, maar na heel wat over en weer gehakketak, kalmeerde ze uiteindelijk en toonde ze een ietsie pietsie begrip.
Kleddernat kon ik gaan lunchen na weer te zijn verenigd met m'n collega, droog, onder het afdak. Maar de regen-, hagel, en boze moederbui waren toen alweer over.
Gelukkig heb ik voor noodgevallen een handdoek in m'n kastje op het werk...
Een bejaarde man, zet zich neer op de voorziene zitplaats in het bushokje. Hij heeft een dame in't oog en spreekt haar aan: 'Kom ook maar zitten hoor, plaats genoeg voor jou'. De dame glimlacht hem toe, ze is een dertiger, dus zou ze wie-weet-wel, z'n kleindochter kunnen zijn. Hij flirt duidelijk met haar. Hij bewondert haar kledij, geeft commentaar op haar haar en vindt haar tas ook wel mooi. 't Ligt er vingerdik bovenop. Zij, houdt afstand, maar antwoordt hem telkens iets. Hij snoept... en ik...? Ik kijk vanop m'n ingenomen plaatske, tegen de wand van het hokje leunend, schuilend voor het barre herfstweer. Maar, vooral, ik geniet van de situatie. Want hij is en blijft een heer, hij zegt niks provocerend of ongehoord. Hij heeft respect voor haar. Zij ook voor hem.
Wat later... Een panto breekt af, zorgt voor problemen. Uiteraard, zoals het hoort, midden in de spits, op een belangrijke verkeersader in de stad. Direct zijn er controleurs die de boel wel zullen oplossen. Wij merkten het nogal snel, daar we op deze plaats regelmatig passeren en vragen of ze onze hulp kunnen gebruiken. Maar 't is niet nodig, ze krijgen het wel snel opgelost, laten ze weten. Toch, ze zijn ook maar mensen, ze kunnen helaas niet toveren. Binnen de kortste keren staan er dus al enkele andere trams achter het kapotte voertuig. Niettegenstaande weet ik dat de boel goed is opgevangen, er zouden normaal gezien meer trams gestaan hebben, die zijn beslist omgeleid. Aan de haltes staan al snel vele wachtenden. Ik hoor het kraken in al die hersenpannetjes... 'Wat is daar aan de hand? Gaat het nog lang duren? Enfin, waarom komt die tram nu toch niet nader?' Mensen blijven wel staan, maar regelmatig wordt het horloge geraadpleegd, wat niet helpt natuurlijk. Wij gaan deze keer niks zeggen op het bewuste perron, daar het enige dat we kunnen zeggen is, dat ze even geduld moeten oefenen. We weten dat het niet zo lang zal duren, maar tien minuten of een kwartier is lang voor mensen die ergens op een bepaald uur moeten zijn, natuurlijk. Midden in de ochtendspits, is het niet aangeraden enkel met deze informatie aan te komen. Mensen zijn te chagrijnig. Dat merken we trouwens ook nog een tijdje later, wanneer het toch wel even duurt voor het tramverkeer weer terug zal lopen zoals het hoort. Lange tijd komt er niks, en dan, plots, drie trams van dezelfde lijn achtereen. De eerste propvol, want is een kleintje. De tweede idem dito. De derde... leeg, en is -zoals het lot het wil- een hermelijn, Groot-En-Leeg.
Wij nemen de eerste, omdat we weten dat de chauffeur best onze hulp zal kunnen gebruiken. De eerstvolgende halte, die propvol wachtenden staat, raden we de mensen aan de volgende tram te nemen. Maar 'men' neemt het ons zo kwalijk als maar kan. Een man roept ons toe dat hij al 10 minuten te laat is en de kinderen naar school moeten. Hij duwt een ukje, niet ouder dan 6 in uniform het voertuig op. De kleine wordt versmacht tussen al die groten. 'k Vraag me af wat er in dat kleine, onschuldige kinderhoofdje omgaat in deze situtatie. De eerstvolgende halte stapt de man weer af, want daar gaat ukje naar school. 'k Heb er m'n bedenkingen bij. Tien minuten te laat en blijven staan wachten op een tram, terwijl je maar één halte verder moet zijn. En... ocharme die kleine... m'n hart breekt bijna... Maar, voor de man is vloeken op De Lijn, de gemakkelijkste uitweg voor z'n luiheid. Enfin, blij dat ik deze man wellicht maar eenmaal ontmoet, zetten we de rit verder, er zorg voor dragend dat er wordt doorgeschoven, en niemand in de deuropening blijft staan, zodat het wat vlot.
Een collega die vandaag z'n eerste dag alleen rijdt met de tram, is erg zenuwachtig. Hij vertelt me wanneer we net zijn opgestapt, hoe blij hij is ons te zien. Hij denkt dat wij controleurs zijn en vraagt raad, want: Hij had problemen met het buitenrijden. De deuren haperden. Er stond een auto slecht geparkeerd en hij heeft vertraging opgelopen. Hij moest naderhand door die eerdere pantobreuk mee aanschuiven, proper in het rijtje, want men moest natuurlijk de bovenleiding terug in orde brengen. Druppelsgewijs konden de trams doorrijden en dan moesten de collega's hun panto's optrekken enz enz. Nu is hij waanzinnig te laat en moet draaien aan centraal station, maar weet niet meer hoe het nou weer allemaal moet in al die drukte daar. Ik beloof de jonge kerel bij te staan, want denk (haast met nostalgie) weer aan mijn eerste dag. Ik was op van de zenuwen en daardoor liep er veel meer mis dan eigenlijk normaal was. Hij is opgelucht want voelt zich gesteund. Alles loopt gesmeerd. 'k Leg voor hem enkele wissels omdat ze niet springen. Tja... wisselsturing en zenuwachtigheid zijn dingen die niet altijd samen gaan. Wanneer hij eindelijk uit de miserie is, mag hij van de controleur die net ter plaatse komt, rechtstreeks binnenrijden. Met de verwittiging, op te letten voor de wissels, nu zijn automatische wisselsturing niet op staat, groeten we hem, nog veel succes toewensend.
Hij is gekalmeerd en kan de wereld weer aan. En wij, hebben er ongetwijfeld ook een goed gevoel door gekregen. Zalige job toch.
Hoeraaaa!!! Ik ben vrij. Vandaag ben ik op weg naar... dus... passagier. Ik sta aan de andere kant, ik bevind me niet op 'het veld'. Doe ik regelmatig, in m'n vrije tijd gebruik maken van het openbaar vervoer. Waarom? Wordt me dikwijls gevraagd. Ben jij bezeten ofzo? Wel nee, absoluut niet. Maar waarom zou ik de auto gebruiken -als ie niet gebruikt wordt door manlief om naar zijn veel moeilijker te bereiken werk te gaan- als ik een vrijkaart heb, én ik tegelijkertijd kan bijdragen tot wat minder CO2 uitstoot. Ik let wel degelijk op ons energie- en afvalverbruik. Ik probeer dus m'n hele kleine gruissteentje bij te dragen.
Ik weet waarheen, ik weet welke lijn ik zal nemen, waar op- en af te stappen, dus hoef ik verder geen informatie bij mekaar te sprokkelen alvorens te vertrekken. Ik neem de tram tot aan het punt waar ik zal overstappen op de bus. 'k Moet maar een twintigtal metertjes lopen naar de bushalte. En volleerd als ik ben, zie ik direct het rode papier aan de haltepaal hangen. Dat wil meestal zeggen dat er wat loos is. Ik ga het dus stante pede lezen. Een omleiding op marktdag... Na effe rondgekeken te hebben, merk ik dat het wel degelijk marktdag is. Ik heb het dus getroffen, midden in de roos. Ik lees dat ik naar de hottenpetotstraat moet, om daar de bus te nemen. Tja, waar ìs die straat hé...? 'k Heb geen plannetje bij, want ik meende te weten wat en hoe. Er passeert een ouder koppeltje en besluit hen aan te spreken. Ze lijken van de markt te komen, zo te zien aan hun gevulde tassen. Eerst zijn ze heel eventjes argwanend, maar eens ze m'n vriendelijke tronie opgemerkt hebben, worden ze zeer hulpvaardig. 'Ach ja, waar is die straat?', vragen ze zich luidop af: 'Maar als je daar rechtdoor gaat hé, en dan nog wat verder door naar rechts, kom je d'r beslist ook hoor. Daar heb ik vorige week mensen op de bus zien staan wachten.' Ik besluit op z'n minst het begin van hun raad op te volgen. Logisch gezien moet ik aan de andere kant van die markt komen te staan om zeker te zijn, die bus te halen. Wanneer ik de markt ten einde ben, zie ik verderdoor een straat naar rechts, aan een groot kruispunt. Er staan twee dames te praten, die ook gemarkt hebben. 'k Besluit een storend element in hun gesprek te worden en vraag hen of ze een idee hebben van tralalie en tralalaa. Ze kennen die hottenpetotstraat ook niet, maar als ik nou naar links ga en een heel stuk verderdoor aan een kruispunt kom, zal ik daar beslist een halte vinden voor de bus die ik moet nemen.
Alles bij mekaar heb ik een kwartier gestapt, de bus zien voorbij rijden, maar ik bevond me niet aan de halte, dus heb ik maar in gedachten gewuifd. Nee, om eerlijk te zijn heb ik niet gelachen... Maar... ach, boos...? Op wie of wat zou ik het moeten zijn? Op mezelf zeker niet, want hoe kon ik dit op voorhand weten? Op 'De Lijn'? Zoals ik maar al te dikwijls merk bij onthutste passagiers -die heel regelmatig hun verhaal afreageren tegen me, wanneer ik in uniform op de bus sta- geef ik grif toe, dat er een aankondiging aan de halte was bevestigd. Het hàd wellicht makkelijker geweest, als er een klein plannetje op het blad had gestaan, zodat ik van daaruit wél kon zien, waar die verdomde hottenpetotstraat nou is. Maar ik weigerde dit m'n dagje te laten verknallen. Wel heb ik, diegene die op me zou zitten wachten verwittigd -zalig toch, dat de gsm ondertussen een bezit voor iedereen is geworden- zodat die me niet zou verdenken van enige nalatigheid. Een beleefd mens verwittigt immer wanneer die niet tijdig op plaats van afspraak kan geraken.
Des avonds... volg ik een programma op tv. Een programma over communicatie bij de spoorwegmaatschappij. Wéér hoor ik de gemeende onhebbelijkheden van de maatschappij in de ogen van passagiers. Het gaat hier nogal dikwijls over vier of vijf minuten te laat komen op het werk. Ik stel me de vraag, of het niet beter is een bus of trein vroeger te nemen in zo'n geval. Een antwoord dat ik trouwens ook dikwijls geef aan mensen die me er over aanspreken, want dàt bedenken ze meestal zelf niet.
Maar tja, we leven in het 'Just In Time' tijdperk, nietwaar...?
Het vooraan instappen... zorgt soms voor -mag ik zeggen 'haast hilarische'?- toestanden. Vooral ouderen van dagen specialiseren zich in wat anderen al dan 'wel moeten' of 'niet mogen'. Sommigen onder hen, houden andere mensen op de bus of tram in't oog om te kijken of ze geen 'regels' overtreden. Zeker als er dan een zekere bevolkingsgroep kan geviseerd worden, loopt men kans dat de boel uit de hand dreigt te lopen. Tja... Wie wordt er graag geviseerd...?
Ik hou rustig de boel op de bus in't oog. Wanneer er iemand achteraan opstapt zonder enige reden, dan mee te rijden natuurlijk, geef ik de persoon in kwestie een folder en bijhorende uitleg. Vriendelijk het liefst... Ik heb helemaal nog nooit een reden gehad om dit niet vriendelijk te doen. Dus, heb ik hiermee ook helemaal nog nooit problemen gehad. Wanneer ik dus een man de nodige uitleg geef, wijst een oude man me op het feit dat het altijd dezelfde zijn die zulke 'overtredingen' begaan. 'En er zijn er veel die dat nog steeds doen', weet hij me nog te vertellen. Waarop ik minimaliseer en de oude man probeer te kalmeren. Maar nee, hij is zeker van z'n zaak en geeft goed luid te verstaan, dat het altijd dezelfden zijn, met de nodige beschrijving met behulp van scheldnamen. Waarop ik:" 't t tssss..." laat horen en me van de oude man weg draai. Hier ga ik verder niet op in, of dit loopt uit de hand. Gelukkig gaat er van de andere reizigers ook niemand op in. Ik het niet laten te denken: 'Antwerpen laat zich weer eens van z'n schoonste kant zien...'
Enkele ritjes later stapt een oude man op. Hij is gekleed naar zijn afkomst. Hij is naar de groente en fruitwinkel geweest en heeft twee goed gevulde plastiekzakken bij. Hij stapt -zoals het hoort- vooraan op, groet de chauffeur en maakt m'n collega duidelijk dat ie een stukje fruit moet nemen uit de zak. Ik bezie het met een glimlach. Wanneer de oude man zit, begeef ik me even naar de chauffeur en lach hem toe: 'Was dat omkoperij? Of had je een bestelling geplaatst?' M'n collega lacht me toe. Hij zegt me dat deze man, steeds wanneer hij naar de winkel is geweest hem een stukje fruit aanbiedt.
Gelukkig is het goed niet alle oudjes over dezelfde kam te scheren. Gelijk vanwaar onze afkomst, we kunnen leren van mekaar...
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.