Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
17-09-2009
testament
Misschien was ik er vandaag, om één of andere onverklaarbare reden, wat gevoeliger voor dan anders, ik weet het niet. 'k Ga er ook niet bij blijven stil staan, want da's maar al te gek. Het viel me op, hoe de negatieve vibes onder de collega's hingen. 'k Heb er nogal wat gepasseerd en polleke geschud of gegroet. Ik stap immers haast altijd op met een groet en de vraag of alles oké is, wat maar normaal is. Zo kan de chauffeur me ook direct vertellen of er problemen of vragen zijn. Het geeft een goed gevoel, wanneer je merkt dat iemand meerijdt en je daadwerkelijk ook op een menselijke manier benadert. Maar al te dikwijls hebben de chauffeurs het gevoel, bij het straatmeubilair te horen.
Het wàs druk, ja, 't is waar. Dàn, vooral is het op die drukke baan, hels, hectisch. Je ziet er niets dan verkeersovertredingen en wanneer onze chauffeurs niet voldoende opletten, zouden ze daar dagelijks hun portie ongevallen beleven. Ondertussen denk ik, dat elke dag die accidentloos op die baan voorbij gaat, een zegen is voor De Lijn. Wel, vandaag was zo'n dag dat haast elke chauffeur het daar niet zag zitten. Meestal, loodsen ze zichzelf er door, met een gevoel van: 'Ach... dan maar nog wat langzamer rijden om tijdig in de remming te kunnen gaan voor al die doorstekers, terugdraaiers en zelfmoordneigende overstekende voetgangers (eventueel mét kinderen erbij)'. Soms gaat het zelfs met een lach, zo van: 'Hupla... weer ene die z'n leven moe is'. Sarcasme is ook een manier van overleven, om het even cru te stellen. Maar vandaag dus niet, vandaag helt het over naar de negatieve kant. Na een tijdje werd ik er zelfs moe van... een beetje (zoveel tijd had ik nu ook weer niet) peptalk hielp niet.
Maarrrrrrr....
Las ik toch wel in de krant -ja, beste collega's, hef je hoofd en laat je schouders niet meer zakken- iets vreemds maar zeer leuk. Ga vriendelijk lachend door het leven, want de beloning is zoet, en kan alsnòg zoeter smaken. Ten eerste voel je je beter met een lach, dus zet die negatieve gedachten aan de kant en denk aan iets vrolijks. 'k Wil je hierbij zelfs helpen. Ik las een leuk artikel in de krant over een stokoud dametje in Dieppe. Ze had een handgeschreven, maar geldig testament waarin ze iedereen die ze in gunstige omstandigheden was tegengekomen, wilde belonen. Er stonden zo'n 200 mensen vermeld in haar testament. Iedereen die haar een goed gevoel had bezorgd, kwam aan bod. En... ja hoor... je raadt het. Zo ook de buschauffeurs in de omgeving. 'Zij,' zo vermeldde het oudje: 'hielpen haar de bus op, omdat ze slecht te been was, en wachtten geduldig telkens tot ze zat. Zeer vriendelijke mensen allemaal.'
Nog heerlijk vroeg in de morgen, verplaatsen we ons in 't centrum van de stad. We deden al wel enkele ritjes en belandden op deze manier op het plein. Wanneer we afstappen wordt ik als eerste aangesproken door de man. Hij vraagt me of ik een vuurtje heb. Ik antwoord verontschuldigend (waarom toch ook...?) dat ik niet rook. De verwijten worden me naar het hoofd geslingerd, want blijkbaar (volgens de man) stink ik naar de sigaretten. Nou, 'k heb al schonere complimenten gekregen... Er is wat mis met hem, in die zin, dat het nog een beetje te vroeg voor me is, 'hét' te plaatsen. Of, hij is dronken, of, hij is gedrogeerd, of hij is gewoon ... welja... 'k zal't simpel houden zonder het echt beledigend te bedoelen, ...niet goed bij z'n hoofd. Dàt is -ook op dit vroege uur- duidelijk. Dus laat ik hem met z'n beledigend gedrag voor wat ie is, en besluit hem de rug toe te keren. M'n collega is achteraan uitgestapt en nu wordt hij belaagd door de man. Ook voor een vuurtje... Hij antwoordt dat ie niet rookt. Daarop krijgt hij het verwijt dat ie een grote leugenaar is, want z'n tanden zien bruin van 't roken. De man is zo zeker van zichzelf, dat hij helemaal niet luistert naar een tegenwerping van m'n collega, die ook direct door heeft, dat ie de boel maar beter de boel laat. Eigenlijk is het lachwekkend op zich. Zoals zo dikwijls kom ik door deze confrontatie met m'n beide voetjes op de grond, beseffend wat een chanse wij hebben met job en gezin, vergeleken met zo'n man die de nacht buiten heeft doorgebracht, in armzalige kledij, alleen, en op zoek naar al wat hij maar kan gebruiken om te overleven.
We houden hem in de gaten, terwijl we wachten op het volgende voertuig dat we zullen nemen. De man zeult met zakken en zelfs een toch wel grote oven. Hij heeft de boel mooi midden op het fietspad gedeponneerd en het weinige volk dat passeert, maakt een mooie boog er omheen zonder zich blijkbaar vragen te stellen. Geen tijd daarvoor, want op weg naar huis of werk, is men altijd gehaast. Onze tram komt er aan en weg zijn we, nog even de man nastarend. Wanneer we later weer het plein passeren met de bus, zien we de man nog steeds over en weer zeulen met van alles en nog wat, en hier en daar iemand aanspreken om zich dan snel uit de voeten te maken. 'k Heb het door, hij wordt de rode draad die door onze dag zal lopen vandaag. Door veel in het stadscentrum te vertoeven kennen we natuurlijk wel de vaste daklozen of bedelaars. Deze man is nieuw, we kennen hem niet, maar lang gaat dat niet duren, merk ik.
Wanneer we wat later weer het plein op komen, ligt hij op een bank te slapen. De oven en grote, gevulde tassen, staan nog steeds op het fietspad. Er passeert iemand van de schoonmaakdienst, die het perron en bushokjes uitveegt, alsook de stoep, maar van de tassen en oven wordt afgebleven. Raar, vind ik, maar tja, de spullen zijn misschien te groot... De spullen blijven alleszins onaangeroerd op het fietspad staan. Lang sta ik er niet bij stil, er komt weer een bus aan, en weer zijn we de piste in. Ik vraag me al af of ik hem nog zal terug zien, wanneer we seffes terug zijn. En... ja hoor! We staan te wachten op de tram, wéér op het plein -ondertussen zijn er toch bijna twee uren voorbij- en hij loopt weer rond, spullen bij mekaar zoekend. De tram komt er aan, en ik zie hem met moeite de oven in z'n armen nemen. Ik zucht, want ik voel het aan komen; hij gaat de tram willen nemen met al die spullen... Hij zwaait met z'n armen en roept naar de chauffeur dat ie moet wachten op hem. Het fietspad is toch nog een tiental meter van het perron verwijderd. Maar hij is redelijk snel, met dat onding. Hij zwiept het zware geval de tram op, vooraan. Ik sta nog niet op het voertuig en wacht af. De man zegt -vragen stelt hij kennelijk niet, tenzij voor sigaretten- dat de chauffeur moet wachten, want de tassen moeten ook nog mee. Waarop ik toch aanmaan, dat hij de tram niet te lang mag ophouden, maar dàt hoort hij niet. Enfin... hij reageert er niet op, da's misschien beter uitgedrukt. Hij sleept de tassen op het voertuig en ik, spring over de hele santenboetiek, binnen, wat de andere reizigers doet lachen. Zij zien de boel met grote vraagtekens in de ogen aan, en vinden hun anders toch maar saaie ochtendrit, best grappig. Mijn collega merkt hiervan niks, hij stapte op het gekoppelde stel. De chauffeur is een toffe bink, hij amuseert zich duidelijk met de situatie. Het is nog vroeg, het is nog niet druk op het voertuig. Ik besluit voorlopig maar niks te zeggen tegen de man, die alles net voor de deur vooraan laat staan. Ik zal wel vragen de boel te verhuizen wanneer we aan een halte komen en iemand aan deze deur wil opstappen.
De man komt vooraan wat rommelen in die tassen. Hij haalt de ene leeg en steekt wat bij de andere, haalt dan weer wat uit die andere tas. Ik vraag hem of hij de tassen niet gewoon gevuld kan laten, want alles zomaar op de tramvloer leggen, is niet erg gepast. Hij vindt een kapotte spiegel en zet zich met de spiegel in z'n handen neer. Gevaarlijk spul, denk ik nog, daar die spiegel op deze manier vlijmscherp kan zijn. Ik weet uiteindelijk niet tot wat deze man in staat is en hou hem goed in't oog. Wanneer hij even later gaat afstappen, vraagt hij me te helpen. Maar wee, ikke... Die zware oven, vies en vuil en verroest wil ik niet toucheren. Ik wil namelijk niet naar huis met een lumbago. Ook die vuile tassen zie ik echter niet erg zitten om aan te raken. Toch, om niet teveel tijd te verliezen schuif ik de tassen met m'n voet zo dicht mogelijk naar de afstap, zodat de man niet steeds op en af de treden moet. Nou, op die manier gaat het me nog net af...
De man van m'n rode draad, bedankt me. En ik... sta versteld... en schaam me een beetje...
Het schooljaar is ondertussen enkele dagen jong. Niet dat ik er al wat van heb gemerkt, daar ik de eerste dagen vrij was, gisteren een late dienst deed en dus, pas na de scholenspits goed en wel bezig was. Niet getreurd, ik zal beslist m'n schade nog wel inhalen dit jaar...
Vandaag echter, viel diezelfde avondspits heel goed mee in de binnenstad. De verkeersdrukte was zoals gewoonlijk en zoals ze moet zijn, naar mijn mening, anders zouden we het geen 'drukte' noemen natuurlijk. Maar niet bepaald drukker dan anders. Er is wel het één en ander te doen in de stad, dus na etenstijd werd het wel plots druk. Iedereen moest wel ergens zijn blijkbaar. Maar ook deze kleine chaotische toestand komen we met gemak door, hier en daar iemand kalmerend omdat ie vind dat ie te lang heeft moeten wachten op de tram en af en toe richtlijnen gevend ivm buggy's die leeg en dus beter toegevouwd worden, vooral op een voertuig met veel reizigers. Niemand doet echt moeilijk, wanneer ik het waarom uitleg, ja, mensen kunnen beslist ook braaf zijn...
Het wordt donker, en we rijden in een smalle straat centrum stad. Recht voor ons zien we, gloeiend als een prachtige grote lampion, de maan in volle glorie. 'k Heb nog niet nagegaan of het wel degelijk een volle maan is vanavond, maar ze leek alleszins vol. Groot, prachtig oranje-achtig gekleurd, laag over de daken hing ze daar te pronken. Een boom in de straat waarvan de takken op een gegeven moment nog even tot aan de maan leken te reiken, maakten het prentje perfect. De chauffeur vestigde m'n aandacht op dit prachtige zicht. Wij kijken immers meer in dan buiten te tram als we onze job uitvoeren. Ze had gelijk, onze collega, heel erg groot gelijk, om op dat moment onze aandacht hierop te vestigen, want dat zijn dingen die onze dag, avond, het moment, heel mooi kunnen maken. Een beetje overweldigd genoten we hardop van dit natuurschoon midden in de stad. Toen ze verder reed, verdween de maan achter de huizen en stelde ze voor om te stoppen, en dan terug achteruit te rijden, wat we toch wel erg grappig vonden. Ik stelde het me al voor... maar ze had gelijk hoor.
Later, niet zo veel later, thuis gekomen, ging ik nog eens kijken. Ondertussen was het beginnen regenen. En de maan... de maan... was weg... achter het wolkendek.
Een annekdote die ik mezelf niet wil ontzeggen, dus moet opschrijven zodat ik het ooit nog wel es kan nalezen, is deze. De dag verloopt rustig, een vakantiedag. Er zitten niet zo veel mensen op de tram, maar regelmatig wordt ik herkend als (die mevrouw van De Lijn) en spreekt men me gemoedelijk aan. Zo'n heel rustig en leuk dagje, weet je wel... Ik wandel rustig door de tram. Wanneer we stoppen, stapt een jonge man op, gekleed in een zwart pastoorskleed van de jaren stillekes. Nou... dàt... zie je echt niet dikwijls in het antwerpse. Ik probeer hem een plaatske te geven, wat maar menselijk is, vermoed ik. Wij, simpele mensen, willen alles en iedereen mooi ingekaderd ergens bij laten horen. Hij draagt een mooi (nou da's relatief natuurlijk), fris, gesteven heel oud maar nieuw lijkend zwart priesterskleed. Een brede tailleband accentueert de goed gesteven ('k denk echt niet dat 't simpelweg gestreken is) talrijke plooien. Hij draagt geen hoofddeksel, waardoor je makkelijker zou kunnen vaststellen tot welke godsdiensrichting hij behoort. Hij is zo jong, dat ik haast niet kan aannemen dat hij een Belg zou zijn. Onze jongeren zijn echt wel heel schaars in het priestermétier... enfin... -roeping. Even later stapt hij af en gaat z'n gangetje. Er is ook een collega op de tram. Ik spreek hem erover aan, ik vraag of hij (de priester) mogelijk één of andere orthodoxe priester zou zijn? Waarop m'n collega het hoofd schudt, hij weet het ook niet, misschien katholiek? Waarop ik bedenk, dat de katholieken er zo toch niet meer bij lopen en dan zeker de jonge priesters niet. De kerel is vermoedelijk tussen de 25 en 30 jaar, maar lijkt er 18, wellicht door zijn kleine en magere gestalte. Maar ja, we zullen er wel nooit achter komen, vermoed ik luidop tegen m'n collega.
Een rit later, stapt dezelfde jonge kerel, hetzelfde getooid weer op de tram. Waarop ik me echt niet kan inhouden. 'k Weet het, impulsief gedrag is niet altijd het beste, maar het jeukt té erg, het moet... ik moet... ik besluit dus om er voor te gaan. Doe ik enkel maar als het rustig is natuurlijk, anders gaat het belangrijkste voor. Maar nu... even dit, mijn nieuwsgierigheid moet en zal worden bevredigd. 'k Voeg me bij de jonge man, groet hem en zet me heel even naast hem. Hij kijkt me verwonderd aan, toch heeft hij een energieke flikkering in z'n lichte oogjes, die uitnodigen een gesprek te beginnen. - U maakt me nieuwsgierig, dus moet ik wat vragen, stoort dat u? Hij is al gelijk even duidelijk nieuwsgierig als ik ben naar hem... zie ik aan z'n lichaamstaal. - Euhhhh... nee, doet u maar... - Wel, daar we hier in deze omgeving niet zo gauw mensen zo getooid zien rondlopen, kan ik u niet plaatsen. Ik vraag me af welke godsdienst u vertegenwoordigt. De man blijkt even te aarzelen, hij denkt waarschijnlijk dat ik met hem wil spotten ofzo... (Hmmmm... verkeerde aanzet dus, flitst er door m'n hoofd) wat ik direct recht wil zetten. - Welja, ik vermoedde dat u orthodox bent of katholiek, of een mix, ziet u. Gezien uw kleding... of zit ik er naast? Nu is hij tevreden, hij straalt een beetje. Waarschijnlijk voelt hij enige waardering voor de stadse interesse. Ik daarentegen, voel de ogen van andere passagiers op m'n rug branden, maar trek het me niet aan, de man zei immers zelf dat ik hem niet stoor. - Ach, ik ben conservatief katholiek. Waarop het mijn beurt is m'n ogen verder open te trekken... Hij legt uit dat dit wil zeggen dat hij in de eerste plaats katholiek is maar de mis opdient in 't Latijn. Hier in Antwerpen is er nog één kerk waar men de mis zo opdraagt. Hij is hier op bezoek ofzo. Hij spreekt Nederlands met een redelijk Frans accent. Hij voegt er aan toe dat ie nu hier is om z'n Nederlands te verbeteren. Waarop ik hem met een knipoog zeg dat ie het al goed doet. Hij komt namelijk uit Namen. Ik wens hem een dikke proficiat met z'n taalgebruik en verder nog een fijne tijd in Antwerpen. Kort nadien stapt de brave jongeling uit, het kleed lichtjes opgehoffen om er niet over te struikelen tijdens het afstappen van de treden.
Ik ben tevreden, want er achter gekomen. Tot mijn verbazing wordt ik tot driemaal toe, wanneer ik daarna door de tram wandel aan de mouw getrokken. De andere passagiers bleken even nieuwsgierig te zijn als ik. Ze vragen me wat hij me vertelde. En dàt... vind ik echt wel grappig. Die ogen die ik voelde op m'n rug, waren dus niet vanwege het eventuele storen, maar gewone, pure, ouwerwetse nieuwsgierigheid, die ook ik had gevoeld...
Er hoeft geen solden te zijn, of gelijk welk spektakel, ook op een gewone zaterdag kan het knap druk worden. Misschien ligt het wat aan mezelf... nu zowat iedereen, waarmee ik op z'n minst bedoel, gezinnen met schoolgaande kinderen, terug zijn uit vakantie, moet ik precies weer wennen aan de 'normale' zaterdagdrukte. Hoewel de inkopen voor het eten -beginnende tussen 16 en 17u- voor mensen die de ramadan volgen, een zweem van lichte chaos brengt in de buurt van de uitgekozen winkels. Even later -valt me de laatste dagen op- wordt de straat een verkeerswildernis. Overtredingen en machogedrag lijken wel een 'must do'. Waardoor verdomd gevaarlijke toestanden ontstaan. Ik vrees dat vandaag of morgen hier wel eens zeer zwaar gekwetsten of doden kunnen vallen, als tegen dit rijgedrag niet wordt opgetreden.
Niettegenstaande is de werkdag best aangenaam geweest. Een groep giroleiding, ach wat zijn ze nog jong, zit, hangt leunt en staat op de bus. In het midden van de bus hebben ze hun pakken en zakken opgestapeld, een heuse barricade, waar je enige bergbeklimmerservaring voor nodig hebt, om voorbij dit obstakel te geraken. Uiteraard ga ik deze lieverdjes uitleggen waarom ze de raad krijgen, de boel toch maar eventjes anders te schikken. Ze doen helemaal niet moeilijk, integendeel. Ze zadelen me op met gemeende verontschuldigingen, gekruid met grapjes, terwijl één van hen ijverig de boel begint te reorganiseren en er tussen en op benen van zittenden, rugzakken en slaapzakken worden weggemoffeld. Ik bedank hen natuurlijk voor de krachtdadige oplossing hier geboden, zowel verbaal als met mijn schoonste glimlach ooit. Eén van hen heeft een folie rond z'n lichaam. Zo'n folie die wordt gebruikt bij reddingen, zodat het slachtoffer z'n lichaamswarmte niet verliest. Hij draagt ook een keukenschort en een legging, een warme wollen muts en de uitdrukking van z'n gelaat mag ik 'voos' noemen, haast uitdrukkingsloos. Zo'n tiepetje dat zonder iets te doen de aandacht weet te trekken. Natuurlijk merk ik hem op, hoe kan het anders? Ik vraag in het algemeen: 'Zijn jullie aan het dopen ofzo?' 'k Heb er wel geen zaken mee, maar ermee geconfronteerd, moet ik het gewoonweg vragen, of ik ga er 's nachts van wakker liggen, wat dan weer z'n weerslag zal hebben op het goed presteren tijdens mijn job morgen... Ze vertellen me, dat dit geen doop is, maar dat ze terugkomen van Krinkel 2009. Aaaahhhh, ik kan volgen, want zag toevallig de nieuwsuitzending eerder deze week, waarop men hierover meldde. Waarop ik complimenteer: 'In dat geval, zien jullie er bijster fris uit!' Een meisje laat me weten dat zij maar één dag daar zijn geweest. Moesten ze ook vijf dagen geweest zijn, zouden ze hier bijlange zo fris niet bij zitten. Dat meisje is verkleed als verkleedtent. Ze heeft een hoop gekleurde nylonvlaggetjes rond haar lichaam gewikkeld, met achteraan een plakkaatje 'VERKLEEDTENT', hier en daar een vleugje kleur op haar aangezicht en klaar is kees. Ze lijken me stuk voor stuk toffe gasten. Ik laat hen verder met rust, zet me een beetje verder opzij, maar blijf in de buurt om toe te zien dat ze niks zullen vergeten als ze afstappen. Net voor het afstappen komt de in folie gedraaide jongere naar me toe. Met een uitgestreken gezicht, handigt hij me een blauwe das en al wat hij zegt is: 'Mevrouw, da's voor u, gelieve dit aan te nemen'. Waarop ik hem uitbundig bedank en het dus aanneem. Voor de conducteur van de trein hebben ze ook een cadeautje in petto hoor ik hen onderling bedisselen.
Wat later op de dag, stappen we op een bus, waar een groep van een veertiental heren in dezelfde t-shirt achteraan gezellig met pint (een blikje) in de hand zitten te vieren. Ik lees het opschrift op de rug van hun t-shirt en gebruik dit als aanspreekmiddel, wanneer ik hen 'stoor'. Ik groet hen dus: Goeienavond heren Goofy-Team, waarop ze me versteld aankijken. Direct, beginnen ze hun vervoersbewijs te zoeken, waarop ik hen zeg dat ik hen daarvoor niet stoor. Maar die open blikjes bier daarentegen... 'Die zullen we zeker meenemen hoor' zegt één van hen. Ik merk echter op dat ze die lege blikjes netjes samengedrukt en op de zetel gelegd toch maar beter op een andere manier bewaren. Stel, dat de chauffeur hard in de remming moet gaan, dan vliegen die blikjes rond de oren, wat toch niet de bedoeling kan zijn. Geen probleem, verzekeren ze me, een man zoekt een plastiek zakje en verzamelt de blikjes. Dan leg ik hen uit, dat bier drinken op de bus, niet echt de bedoeling kan zijn op het openbaar vervoer. Waarop één van hen me vertelt dat de chauffeur het had toegestaan als ze maar alles zouden meenemen. Dus ga ik: 'De chauffeur is echt een toffe kadee, 'k weet het. Hij is echter wel vergeten, dat wanneer een controleur zou opstappen en jullie gaat beboeten per blikje dat open is, jullie een dure avond tegemoet gaan.' Daar, hadden ze niet aan gedacht. Ze zullen het nooit meer doen, krijg ik beloofd op hun communiezieltje. Het gaat er allemaal zeer gemoedelijk en met een lach aan toe.
Vandaag maakte ik voor de eerste keer gebruik van het aangeboden rolstoelgebruikersvervoer. (prachtig woord, is het niet?) Verstrooid als ik kan zijn, had ik -om aan het cliché ivm communicatie vast te houden) door een misverstand met de telefoniste een halte mis begrepen. Komt er op neer, dat we haast een kwartier te laat waren aan de halte waar we werden opgehaald om weer huiswaarts te keren. We wachtten, want ik heb een e-norm, haast grenzeloos geduld (wat me vandaag haast zuur zou opgebroken kunnen zijn), tot ik toch nog eens goed ging kijken hoe de halte heet, waar we stonden. Ik had de naam niet doorgegeven, daar ik die niet kende, maar wel de plaats. De telefoniste had me daarop de naam gegeven, ze had het opgezocht om zeker te zijn. Goed dat ze dat gedaan had, want die was wel blijven hangen in m'n kleine grijze massa. Toen ik merkte dat deze halte niet de naam had die ze me eergisteren bij het reserveren had gegeven, heb ik toch effe de De Lijngoden aangesproken, maar vooral beseft dat deze fout bij mij lag. Net zoals Klein Duimpje vooruit ging met de zevenmijlslaarzen heb ik me naar de juiste halte gerept, en dat met een rolstoelpatiënte, die niet bepaald dit tempo gewend is, want zeer zwaarlijvig.
De De Lijngoden waren ons goed gezind, want ook de taxichauffeur die het rolstoelgebruikersvervoer regelde, heeft een e-norm, haast grenzeloos geduld. Hij was net aan't telefoneren met z'n dispatcher over het feit dat de klant niet kwam opdagen, toen ik hijgend (niet verkeerd begrijpen, dit gehijg had absoluut geen sexueel tintje, maar is enkel het bewijs dat ik meer sport moet doen) z'n aandacht trok met zwaaiende armen en hem m'n verhaal deed. Een hoop verontschuldigingen van mijnentwege naar de chauffeur alsook naar de rolstoelgebruiker werden toch geaccepteerd. De verwensingen naar mezelf werden alsook door diezelfde personen gesmaakt. Het belangsrijkste... chanse!!!! we zijn terug geraakt. Ik had er te voet waarschijnlijk bijna twee uren voor nodig om met de patiënt weer thuis te raken.
Maar... ik heb beslist m'n lesje geleerd. Ik, wij, gaan er zeker en vast nog gebruik van maken, maar ik ga m'n huiswerk dan beter doen, zodat de communicatie correct verloopt, en zo ook de praktijk.
Het weekeinde voorbij, mag het weer een beetje rustiger. Allerhande festiviteiten in het Antwerpse ('k weet het wel, 't zal overal wel wat feest geweest zijn) maakten van de stad met momenten een heksenketel. De bollekesfeesten én het goede weer, zorgden ervoor, dat menig dronkaard de straten doorstrompelde, zigzaggend een weg zoekend naar nog meer vertier of, wie weet wel naar huis. Niettegenstaande mag niet geklaagd, want zelf heb ik geen vervelende dronkaard tegen het zwetende lijf gelopen. Diegene die ik mocht ontmoeten, hadden een positieve ingesteldheid met weliswaar een redelijke luidruchtige houding, maar niet storend. Aan centraal station komen nogal wat Pukkelpopfestivalgangers -mijn collega noemt hen 'festivolk'- aangespoeld. Ze moeten de streekbussen op. Met pak en zak, en vermoeid zetten ze zich op hun festivalvouwstoeltjes, want de jeugd van tegenwoordig zet zich niet zoals wij vroeger, gewoon op de grond. Onderuitgezakt, wachten ze 'en masse' hun bus af. Voetgangers moeten rond hen heen stappen, maar niemand kijkt hen raar aan, ze storen dus niet. Op de bus komt nog een laatste energietrekje boven, wanneer ik hen eerst groet alvorens hen te wijzen op de voeten die niet op de zetel horen. Ze merken m'n 'respect'button, die ik op m'n hemd draag. Ze vinden het een fijne boodschap en zo lig ik alweer een streepje voor met deze tactiek. Daarom draag ik die button ook, hij komt goed van pas!
Verderdoor in de stad, of moet ik zeggen, richting buiten de stad, (extramuros) worden we regelmatig geconfronteerd met allerhande gevaarlijke verkeerssituaties, gecreëerd door zeer onverantwoord rijgedrag. Oké, we vertoeven enkel en alleen maar op een drukke verkeersas, maar 't is niet omdat 't er druk is, dat automobilisten persé de wilde bras op zouden mogen, laat staan, moeten. Spijtig, écht spijtig, dat er veel te weinig, zoniet, géén toezicht is van verkeerspolitie. Soms stel ik me uberhaupt de vraag of die wel bestaan in centrum stad...
Maar druk ga ik me er niet om maken, mij niet gezien. Mijn chauffeurstijd is voorbij, en ik ben op zo'n dagen maar al te blij dat ik niet meer in die chaos moet meedraaien en adrenalinestootjes me een verdomd onaangenaam gevoel geven, enkel maar door foorapen in 't verkeer. Niks van!!! Geef mij maar de mensen op de voertuigen. Meestal tevreden als je voor hen de tijd neemt, het stadsplan ter hand neemt om een straat die ze niet weten en jijzelf ook niet kent, op te zoeken, zodat je hen kan zeggen hoe ze'r best kunnen geraken. Nee... beslist, boze mensen, ze zijn er best wel, maar dat valt heel goed mee, want ze zijn een heuse minderheid. Hoewel ik af en toe durf te denken dat de stand van de sterren er voor iets tussen zit.
De laatste dagen, komt men me met regelmaat de hand schudden. Meestal weet ik dan niet wie ik voor me heb, maar da's geen probleem. Wanneer de mensen het merken, leggen ze als vanzelfsprekend uit, waar en onder welke omstandigheden we mekaar eerder zagen. Eigenlijk zou ik zo de gezichten die ik op één werkdag zie, eens moeten tellen. Alleen... denk ik dat ik de tel wel snel zou kwijt zijn. Wat me dan weer doet denken aan de formulieren, waarop we, telkens we een voertuig nemen, een hele resum gegevens schrijven, waaronder ook het aantal reizigers. Maar al te dikwijls lachen w'er mee... Wij tellen voor de grap maar al te graag: één, twee... veel... voilà. Telkens weer, wanneer een collega chauffeur ons vraagt of wij ook tellingen doen, geven wij als antwoord, dat dit voor ons absoluut geen probleem is. Simpel, één, twee, veel. Steevast zijn ze onze afgezaagde grap nog niet moe, daar de reactie meestal een mooi lachend gezicht tevoorschijn tovert.
Bij het opstappen wordt het al warm, maar 't is echt nog draagbaar... buiten. De bus zelf is een rijdende warmtegolf. Iemand... iets... of gewoon, door met velen tezamen gepakt te zitten hangt er een geur. Stante pede ga ik kijken of de drie dakraampjes opengeklikt staan, wat natuurlijk wel zo is. Geen blazer, zeker geen airco (waarvan ik zowiezo al geen favoriet ben) om het ietwat koeler te maken in de bus. Er zit nogal wat volk op. Ik heb steeds een spray bij om vieze geurtjes te overmeesteren, maar daar ik momenteel zelf last ondervind van geparfumeerde dames, en over-aftershavete heren, durf ik niet spuiten in de bus. Stel dat er meer mensen zijn zoals ik, dan zou het resultaat een hoestsalvo van jewelste geven. Da's geen optie dezer dagen, dus, eventjes tanden bijten. Wanneer na een tijdje een aantal mensen zijn afgestapt is het beter en kan ik tenminste normaal ademen. Deze bus heeft zo'n motorblok achteraan, die extra veel warmte uitstraalt. Die warmte kan nu niet weg. Hopelijk zetten 'ze' morgen niet dit soort bussen in, want dat zal moordend zijn, daar ben ik echt wel zeker van.
Er stappen twee dames op met een vijftal kinderen. Ze praten honderduit, de dames dan. De kinderen voelen zich op een speelterrein. Twee hebben een stuk komkommer vast, wat ik als snoep echt wel knap gezond vind, maar niet bepaald in de bus. In gedachten zie ik de jonge kindjes er genoeg van hebben en de stukken komkommer de grond op gooien, dus vraag ik aan de moeders om de kindjes in't oog te houden, zodat ze niks op de vloer laten vallen. Ze knikken, en praten onderling verder. De kindjes lopen van de ene zijde naar de andere kant van de bus. Springen op zetels en hangen aan de handgrepen. Ik speel dus voor opvoeder en vermaan hen vriendelijk maar duidelijk naar 'zitten op de zetel'. Andere passagiers zuchten en kreunen van zenuwachtigheid, merk ik. Toch, het euveltje is opgelost, ik ga er dus niet op in om problemen te voorkomen. De dames stappen al gauw af, met hun kroost en de warme rust keert terug in de bus. Toch is er het koppeltje dat het eens is, - Kinderen... maar goed dat wij dat niet hebben hé - Tja, 't is te zeggen... nu nog niet - O, ja? Gaat dat er dan van komen misschien? - Maar ja, dat kan toch hé... alhoewel kinderen groot brengen duur is. - Hihihihihi... daarvoor moet je neuken wordt er gegibberd... Wat hebben ze een pret onderling. Ik hoor het, maar probeer niets te laten merken.
Het is wel zo dat wanneer de warmte wat moeilijk dragen wordt, iedereen wat minder tolerant is. Niettegenstaande valt het goed mee. Vier kinderwagens tegelijk op de bus en omdat ik het vraag wordt er plaats gemaakt, opgeschoven zonder tegenpruttelen. Een dame met kind, krijgt een zitplaats als ik vraag of iemand zo lief wil zijn. Twee blinden krijgen zonder problemen een plaats aangeboden. De hond wordt getolereerd, ik heb het tot mijn spijt al anders gezien. De oude heer krijgt zelfs een plaats. Dàt, terwijl ik net anders hoorde over de warmte vandaag. Agressie komt heus wel voor omdat iemand snel geraakt is of zich niet onder controle kan houden door overmatig alcoholgebruik met het warme weer. Ik merk vandaag dat het ook makkelijk anders kan, en geniet van de dag.
Een man stapt op, knikt me toe, want we zien mekaar regelmatig op de bus. Hij vertelt me hoe z'n dag was en hij weet al dat het morgen zwaar zal zijn, want ze voorspellen nog warmer weer. Dàt gaat niet goed komen, laat hij me weten. Ik raad hem dus aan zeker voldoende te drinken, morgen. 'Dat zal niet gaan', zegt hij: 'van teveel bier wordt ik dronken...' Waarop ik hem toelach dat er ook wel water mag gedronken worden...
Tijdens sommige werkdagen vertoeven we -als we alle korte wachttijden op het perron zouden samen tellen- toch wel enige tijd op straat, de perrons, wachtend dus, op het volgende voertuig dat we even mee zullen bemannen (weer zo'n vreselijk sexistisch getint woordje, 'k zou liever vermensen gebruiken, maar wellicht zou 'men' zich afvragen wat ik hiermee bedoel, wat bij deze nu eensklaps is geklaard). Daar we ons meestal in het centrum van de stad bevinden, is er steeds een drukte, het ene moment al wat meer dan het andere. We krijgen een onbetaalbaar schouwspel der mensheid voorgeschoteld, waar we eigenlijk erg veel uit kunnen leren én putten. We genieten, zijn gedégouteerd, lachen of stellen ons ernstige vragen, bij de ons passerende levensechte moment uit 'het leven zoals het is' op straat. Daklozen, vagebonden, dealers allerhande, dronkaards, kantoortiepetjes, genieters, trekkers, dagtrippers met kroost en toeristen type-à-la-geruite broek en bergbotinnen met fotoapparaat op de koene borst dragend, zijn dagelijkse kost. Hun uiterlijk kan soms de ogen wel eens doen knipperen, maar vooral hun gedrag geeft me wel eens 't gevoel, toch ook nog maar eens een keertje mezelf een spiegel voor te houden. Mensen kijken is leren over jezelf. Niet dat ik mezelf vergelijk met een dronkenbroer die half knock-out onderuit ligt in de goot, Jan en allemaal uitscheldend voor rotte vis. Maar dikwijls doet zo iemand me nadenken over de persoon achter het schouwspel, hoe komt het dat ie zo ver (of moet ik zeggen, zo diep?) is geraakt? Lang kan ik er niet bij stilstaan, want met regelmaat komt iemand ons wel wat vragen of een voertuig waarmee we mee willen, komt er net aan.
We zien ook regelmatig dezelfde mensen. Uren zit een man op een bank, alleen... te zitten en kijken. Dagen na mekaar. Hij heeft een zak met drank bij zich, valt niemand lastig en zit er eenzaam te wezen op één van de drukste plaatsen van de stad. Iedereen komt voorbij, hem negerend, wellicht omdat hij er alles behalve uitnodigend uit ziet. Hij zit er haveloos vuil bij, onderkomen, bruin gebrand door de zon van de laatste dagen. Soms denk ik dan, ik ga er even naartoe, op diezelfde bank zitten, zonder een woord te zeggen, maar in stilte gezelschap gevend, wachten op het voertuig dat komen zal. Toch, iets weerhoudt me. 'k Heb er eigenlijk de tijd niet voor, omdat ik vermoed dat het meer is dan stil respect geven. Ik doe het dus niet en blijf op het perron staan, waar een verwaarloosde dame waarvan ik de ouderdom niet kan schatten (ze ziet er een pak ouder uit dan ik, maar is misschien wel jonger, ze is alleszins 'niet van deze wereld') me aanspreekt. Ze vertoeft in surrealisme... waarmee ik bedoel, dat elke zin die ze uitspreekt correct wordt uitgesproken maar er toch geen samenhang is. Als ze vijf zinnen zegt, gaat het ook over vijf totaal verschillende dingen. Toch, ze vertelt het, precies of ze is over één onderwerp bezig. Het houdt dus absoluut geen steek. In eerste instantie antwoord ik: 'Wablief?' daar ik denk dat het aan mezelf ligt, toch egocentrisch gerust gesteld, weet ik algauw dat de oorzaak bij drank of enige drug te zoeken is en in mevrouw's brein de bedrading kortsluiting lijdt. Maar zij blijft maar doorgaan, zonder aarzelen doet ze me een verhaal over haar tanden, een jaloerse vrouw, een koppel, de postbode en een winkel, in een stijl of ik iedereen waarover ze praat, ken. Ik knik dus beamend en kijk zeer zeker m'n collega niet aan, want dan zou ik uit m'n rol vallen. Hij weet het, en geniet daar dan weer van. Niettegenstaande gaat de vrouw maar door en door. Ook wanneer ik me verontschuldig want de bus komt er aan en we moeten mee, blijft ze onverstoord haar verhaal verder rafelen.
Ook wel grappig is, dat zowat tijdens het afstappen, een jonge langharige man, naar mijn langharige maar erg verzorgde collega stapt en hem vraagt of hij dagelijks haar verliest. Ook m'n collega denkt even iets niet goed begrepen te hebben en vraagt: 'Pardon?' Ja hoor, we hoorden de vraag goed. Of hij ook last heeft van haaruitval? M'n collega vertelt de jonge man dat een mens dagelijks zoveel haren verliest en dat bij het wassen het maar normaal is dat er meerdere haren los komen. De jonge man, duidelijk opgelucht, want vrezend voor vroegtijdige kaalheid en dàt met zo'n prachtige haardos als hij heeft, knikt m'n collega lachend toe. Met een fikse trend zwiept hij het perron af, z'n weg verder zettend naar z'n doel.
En wij... vinden het prachtig, ook zulke vragen voorgeschoteld te krijgen...
Het ochtendkrieken hangt in de lucht. Licht, toch al zwoele temperatuur, en nog redelijk stil is de stad. We hotsen van het ene perron naar het andere, uiteraard niet te voet, maar met tram of bus. Astridplein leeft al voldoende om je niet te vervelen tijdens het wachten. Vuilbakken puilen zo'n beetje uit. Het vuil ligt ook op de grond. Als vanzelfsprekend zou je aannemen dat slordige mensen de boel liever op de grond gooien dan in de daarvoor voorziene vuilnisbakken. Toch, heb ik zo eens een kraai bezig gezien. Dat stuk gevogelte zette zich bovenop de vuilbak en begon met z'n sterke snavel papierresten, verpakking van hamburgers of frieten, uit die vuilbak te halen. Trekken maar met die bek. Tot ie uiteindelijk vond wat ie zocht. De boel liet hij (of zij) achter voor wat het was, na heerlijke happen uit de etensresten gepikt te hebben, tot ie wellicht verzadigd was. Met veel geduld bleef het dier op z'n eigen ritme rustig pikken. 'k Denk dat het zo'n kwartier geduurd heeft toen. Eerder deze week zag ik net op dezelfde manier een meeuw bezig. Waarschijnlijk wordt er ergens hoog in de bomen door de vogelgemeenschap les gegeven in het zoeken naar eten in vuilbakken in de stad. Ik ga dus niet direct de menselijke pleinhangers op Astrid betichten van straatvervuiling... Toch, ligt het vuil naast de bak op het perron, terwijl uit de opening bovenaan een zonnebloem prijkt. Ze steunt met haar grote hart op de zijkanten, terwijl de stengel in het gat steekt. Eigenlijk puilt de vuilbak uit met zonnebloem. Het is een fleurig zicht, wat me tot lachen aanzet. Ik maak er m'n compagnon attent op. Hij vindt het ook wel grappig. Daar ik geen foto kan nemen met m'n gsm (ik gebruik dat ding enkel in hoge nood voor sms of te telefoneren, voor niks meer) stelt m'n kompaan voor, het voor mij te doen.
Ik loop al een tijdje met het idee rond, een zo klein mogelijk fotoapparaatje aan te schaffen. Zo kan ik dat overal meenemen, ook tijdens het werk. Regelmatig zie ik dingen die het fotograferen de moeite maken. Maar ik heb zo'n apparaatje nog steeds niet aangeschaft. Het moet er toch es van komen, want ik kan toch niet steeds aan m'n collega vragen hier en daar een kiekje te nemen. Maar deze, zet ik hier toch. Zo heeft hij ze helemaal niet voor niks genomen.
De bloem en de vuilbak...
Een uurtje later, passeren we er weer. Bloem, vuiligheid op de grond, alles weg. Vuilbak werd geledigd door ijverige stadsdiensten. Lang Leve de Propere Stad, Bloemloos maar Proper. Gelukkig heb ik de foto!
Er zijn zo van die dagen dat het ene leuke voorval het andere opvolgt. Er zijn ook dagen dat die opvolgers minder leuk zijn, maar die vergeet ik dan maar liefst zo snel mogelijk. Die eerste, de leuke dus, kan ik maar beter neerpennen, zodat ik ze niet vergeet. Als ik dan later in mijn rocking-chair voor de computer zit (dat zal dan wel een laptop op m'n schoot zijn...) , m'n lange grijze haren in een dot samengekneld laag in m'n nek, zal ik al deze vrolijke 'Lijnmemoires' kunnen nalezen. De lettergrootte aangepast, want zelfs m'n leesbril zal niet volstaan om nog goed te lezen, een warme sjaal over m'n schouders en het beeldje is compleet. Enfin... iedereen heeft wel eens toekomstdromen. 'k Liet me effe gaan... Toch, de aanzet was zo'n dagje dus.
Nog redelijk vroeg zien we een jong koppel opstappen. In eerste instantie lijken ze me 'gothictypes'. Ik hou absoluut niet van stempels of kadertjes, maar om op een snelle manier een beschrijving te geven, kan het wel es helpen. Na ze wat beter bekeken te hebben, merk ik dat ze verkleed zijn. Dat in het midden van de zomer... daar moet een andere reden dan carnaval voor zijn. Ik vestig m'n kompaan z'n aandacht op het koppeltje. Ze staan er zeer rustig bij op de tram, praten ook... gewoon. Ik ben nieuwsgieriger (enkel op dit moment) dan m'n makker en zeg hem dat ik toch eens tot bij hen ga wandelen, wat ik dan ook direct doe. Ik groet hen en merk dat de jongen zelfs een schild mee heeft. Het meisje heeft puntjes aan de oren bevestigd, jeweetwel, zo van die Spockpuntjes, waarmee ik doel op mr Spock uit Startreck. Ik vraag hen of ze naar een festival gaan ofzo? Waarop ze me uitleggen dat ze naar Nederland gaan. Jaarlijks is daar een kasteelfeest. 'k Ben ondertussen vergeten waar, maar ze moeten met de trein en verder de bus, nog een heel eind rijden. Ze hebben hun tenue haast helemaal zelf in mekaar geknutseld en zijn er -terecht- fier op. We praten nog een tijdje, op weg naar hun kasteelfeest.
Op de Turnhoutsebaan in Antwerpen, zien we een hele ouwe Citroën-automobiel rijden. Zo'n wagen trekt zowiezo al makkelijk je aandacht. Ik vind het moedig dat de chauffeur zijn antiquiteit door het midden van de stad durft te sturen. Op die Turnhoutsebaan zien wij immers dagelijks de gekste en zeer gevaarlijke toeren mét de daarbij horende accidenten in het verkeer. Het grappige aan deze prent is, dat er boven op het dak een fietsrek bevestigd is, waarop twee fietsen staan. Automobielen zie je wel meer rijden en trekken wel degelijk de aandacht, maar met twee fietsen op het dak is voor mij een primeur. Oud verenigd met modern, denk ik dan. En het heeft nog charme ook. Wéér een item waarover kompaan en ik even onze luchtige gedachten kunnen botvieren én genieten natuurlijk.
Wat later zitten we op een streekbus. Er zitten wel wat mensen op, maar niet echt veel, daar we richting Turnhout bollen. De drukte 's morgens, is voorlopig nog, vooral richting stad. Er is een Afrikaanse dame tegenover een jong meisje met boek in de hand, komen zitten. Deze dame heeft waarschijnlijk het nachtje door gedaan en is 'teut', maar stoort niemand. Zo gauw ze zit, gaan haar ogen toe. Telkens weer, vraag ik me af hoe ze't doen hé. Mensen die kunnen slapen in tram of bus... mij zou het beslist niet overkomen, denk ik dan. Tenzij op een reis die uren duurt... Enfin, deze dame slaapt al rechtop zittend. Haar hoofd achterover in haar nek, snurkt ze zelfs heel lichtjes. Het meisje tegenover haar is afgeleid. Ze laat haar boek voor wat het is en kijkt... naar de ongegeneerd slapende dame. Ik kijk naar het meisje en de toestand. Geamuseerd, zie ik het meisje denken, afvragen, niet wetend wàt te denken. Haar ogen steevast op de slapende dronken dame gevestigd. Ze zegt niks tegen haar moeder -denk ik- die naast de dame zit. Haar blik gooit ze heel eventjes naar mij. Ze merkt dat ik kijk en werpt me een kleine lach van verstandhouding toe. Ik knik en lach haar ook toe. En de dame? Schrikt even later plots op, staat op, belt net voor een halte en stapt af. ...Wat een timing...
Weer wat later, stapt op een ander voertuig een Afrikaanse jonge kerel op. Een man van net over de twintig. Hij gaat alle dagen sporten, spierbuilding, mussels kweken... da's duidelijk. Ieder zijn ding, denk ik, en groet hem een goeie dag toe. Hij spreekt me enthousiast aan, schudt m'n hand en kent me blijkbaar. Ik moet diep gaan hoor, ik zie zoveel mensen, dat ik de boel soms echt niet kan thuis brengen. Hij helpt me en legt me uit in welke omstandigheden ik hem geholpen heb, een tijdje geleden. En dàn, schiet het me te binnen. 'Haaaa, jaaa', of beter, 'ohhhh yes', want hij spreekt Engels. En...? Of hij het nog gevonden heeft zonder problemen? 'Natuurlijk datte...' krijg ik als antwoord. Hij bedankt me nogmaals voor de toen geboden hulp en geeft me complimentjes. Waarop mijn dag ook weer een kleurrijke glans krijgt. Wanneer ik afstap wuift hij me nog uitbundig na.
En dan... zijn we in kantoor. Etenstijd. Even rust, zitten, eten, drinken, in stilte lezen, dat denken... hopen we. M'n collega wil z'n kastje openen. Toch, het zit hem niet mee, want z'n sleutel breekt af. Hij kan nergens meer aan. Hij poogt nog met die gebroken sleutel, maar dàt zou te mooi zijn. Een slot openen, zal ook wel lukken met één of ander ijzerdraadje voor een gewiekst en handig iemand, maar bij die tiepetjes horen collega noch ik. Trouwens, zowiezo probeer je dat best niet op 't werk. Het is weekeinde, dus moet er gewacht worden. Z'n eten heeft ie bij de hand, maar z'n portefeuille moet in de kast blijven. Gelukkig is m'n collega geen zeurpiet en laat hij niks merken van het humeur dat een deuk krijgt. Nee, hij kient gelijk uit, wat voor hem de beste oplossing zal zijn en legt er zich voor de rest bij neer.
Heel dikwijls slaagt onze medemens in paniek bij het zien van ons... uniform wellicht. Ik hoop tot in het diepst van m'n hart dat het niet ons uiterlijk is. Vele regelmatige gebruikers weten heel goed dat 'wij' geen tickets controleren, maar met een regelmaat zien we mensen nog snel (op het laatste nipperke) de biezen pakken, wanneer wij opstappen. Anderen, staan recht en gaan nog snel een ticketje kopen bij de chauffeur en weer anderen zijn nog beter voorzien... wat zij doen, ga ik hier niet uitleggen, ik wil niemand op ideeën brengen. Truuks zien we met hopen, maar ze toelichten zou een beetje teveel van het goede zijn.
We stappen dus op, m'n kompaan achteraan, ik vooraan het voertuig. Meneer en mevrouw zitten rustig samen op de tram. Meneer ziet me, springt nogal hevig recht en wil zich naar voren begeven. Mevrouw echter zegt 'non' en houdt z'n arm vast. Hij maakt zich los, aarzelt en zet enkele stappen naar de chauffeursrichting. Ik kijk, merk op en negeer de situatie. Ik wacht af. Ze roept nog eens duidelijk 'non' en dan een uitleg, waar het woord contole duidelijk verstaanbaar is. Hij aarzelt, maar gaat toch een ticket kopen. Wanneer hij het ticket gekocht heeft, kan ik niet nalaten me toch eventjes naar het koppel te begeven, als meneer terug zit. Ik vond het een beetje te overduidelijk en vind dat ik iets moet doen, daar de mensen rondom dit koppel, dit ook hebben opgemerkt natuurlijk. Het lag er té vingerdik op. Maar al te dikwijls komt er gemopper van derden. Dàt wil ik voorkomen, daar dit wel eens in een discussie zou kunnen uitdraaien.
- Goeie middag mevrouw, weet u, u moet steeds een ticketje kopen bij het opstappen.
...richt ik me tot de dame, daar zij het was die de man ervan wilde tegenhouden. De man echter neemt het spontaan voor haar op, wat ik steeds prachtig vind, geef ik toe. Hij is even correct als ik en legt me uit dat mevrouw nog geen ticketje had, daar ze net had gemerkt dat ze haar abonnement niet bij heeft. Hij had er al eentje gekocht, ik mocht het zelfs vragen aan de chauffeur zei hij me. Natuurlijk ben ik er me van bewust dat hij het me kan tonen, maar ik vraag het niet en hij doet het niet. Wat betreft het gaan vragen aan de chauffeur, eigenlijk wattman want we zitten in de tram, dàt doe ik ook niet. Hem, de beschermer geloven, doe ik evenmin. Maar hierbij blijft het. Geen verdere discussie, ik heb m'n boodschap gegeven. Het vervoersbewijs is immers gekocht. Case closed, het leven op de tram gaat verder en ik wil geen zure smoelentrekker worden. Ik geef hen zelfs een glimlach zo mooi ik kan, speel het spel mee, want mijn werkdag is ook zeer belangrijk voor mij. Die wil ik lachend beginnen, en lachend eindigen. Het gedeelte tussenin kan wat mij betreft liefst in dezelfde sfeer doorgebracht worden, dat werkt aangenaam. Ik leerde immers dat een glimlach wonderen kan doen. En, ik geef eerlijk toe, wonderen heb ik nooit verricht, maar slecht verlopen mijn dagen beslist niet op het werk.
Wat later staan we op het perron te wachten op tram of bus. We zullen nemen, dàt wat er eerst passeert. Ik lach wat met m'n collega, straatnamen opgevend, terwijl hij moet zeggen waar die zijn. We bedenken regelmatig wel wat om onze wachttijd door te komen en niemand informatie nodig heeft. Er staan auto's voor het rode verkeerslicht. Ramen open, wij horen dus hun muziek, zij zullen -wanneer ze de muziek niet te luid hebben staan- ons ook wel horen. We staan immers dicht bij mekaar. Ik merk dat een autochauffeur m'n vraag aan m'n collega hoorde. Hij lacht me toe en knikt, waarop ik ook hem groet. M'n aandacht is echter bij m'n vriend collega die even diep nadenkt voor hij me het juiste antwoord wil geven. Ondertussen trekt de autobestuurder onze aandacht, we kijken dus. Hij toont z'n De Lijnabonnement, en vraagt of ie zo in orde is. Lachend knikken we hem toe, dat alles oké is en dat ie gerust mag verder rijden.
De leute tijdens onze werkdag kan maar weer eens niet op...
Hallo... Haallooo... Héhéééé HALLOOOOOOO!!! ...trekt m'n aandacht. En, woepssss... het is naar mij gericht. De dame in kwestie kijkt me met veelbelovende blik aan. Ik lach haar dus toe en groet haar ook. Ik ken haar gezicht. Ze is één van de vele mensen die ik regelmatig zie op het openbaar vervoer. Ver weg, heb ik een vleugje herinnering van een vraag die ze me stelde, maar verder ken ik de dame absoluut niet. Heel enthousiast vertelt ze me luidkeels dat ze naar de tandarts gaat, maar eerst nog eventjes langs haar broer die er niet ver van af woont. Zij staat in de achterste helft van de tram, terwijl ik haast vooraan sta. Daar het lijkt, dat ze op deze manier een hele converstatie zal houden, begeef ik me naar haar. Converseren op deze manier zou wel eens bij geluidsoverlast kunnen horen, veronderstel ik. Toen ik nog reed met de tram, waren zulke conversaties voor mij althans een heerlijke afwijking van het normale. Ik genoot er telkens weer van te kunnen meegenieten met zulke toestanden. Ze blijft luid spreken wanneer ik ook naast haar sta. Ik antwoord zachtjes, om zo aan te geven dat het ook wel wat stiller kan. Mensen in de omgeving keken haar eerder al een beetje verstoord aan, maar maakten geen gewag. Nu ik bij haar sta, kijken enkel nog passagiers in de directe omgeving eens raar op. Ach, op deze lijn, is dit schering en inslag, de mensen zijn het dus ook wel gewoon. Ze vertelt me dat ze morgen naar zee gaat, en de détails worden me niet gespaard. Nou... mij... zowat de helft van de aanwezigen kennen nu ook deze détails. Maar de dame is zo vriendelijk, ze weet gewoon niet beter. Ik blijf dus bij haar staan tot ze afstapt.
Zo krijgen we vandaag nog wel enkele leuke dingen gepasseerd op trams en bussen. De chauffeurs, mits een uitzondering, zijn haast allemaal goed geluimd. Wanneer we op de streekbussen vooraan opstappen, krijgen we steeds een glimlach en een hartelijk woordje. De mensen laten we vrolijk doorschuiven, aankondigend dat achteraan geen wilde beesten zitten, er echt geen gevaar verbonden is bij het doorschuiven en... integendeel tot wat sommigen misschien vermoeden, je dan nog meer ruimte krijgt ook. Er wordt aarzelend doorgeschoven. Wanneer kinderwagens de gangen of in- en uitgangen versperren, manen we de mensen vriendelijk, toch doorzettend aan, wat verder te gaan, zodat iedereen kan in- en uitstappen zonder problemen. We krijgen schouderklopjes van de één, en een ander neemt ons kwalijk dat dit geen "controle" is, "en dàt... met al die zwartrijders"!!! ...
En dan is er nog... de ontwikkelingen van de laatste dagen. Grieperdepiep-piep-piep... Af en toe niest er iemand ferm nat, waarmee ik wil zeggen, geen handen, noch zakdoek voor de mond. 't Is redelijk moeilijk een niesbui zo te beschrijven als zou je't vertellen. Maar, er zijn mensen die zo'n ttssjjmmm-niesje hebben. Braaf, ingetogen... ik vergelijk het wat met een kleine implosie, het keert zich naar binnen dus. Het is eigen aan dames, die zijn getraind om dit soort kriebelniesjes voor zich te houden. Die hebben geen zakdoekje nodig, want lippen blijven stevig op mekaar. Er zijn ook mensen die zeer uitbundig niezen, zo van, laat de boel maar lekker uitwaaien. Dat gaat dan eerder goed geaccentueerd van; aa-aaaaatttsssjjjooooeeeeemmmmmmm. Mond wijd open, de vochtspetten zie je rondvliegen. En kijk je toevallig niet naar de persoon, dan hoor je waarschijnlijk het niesvocht tegen het raam of de zetel voor deze persoon kletteren. Het verschil tussen deze twee is onherroepelijk monsterachtig groot. Als deze laatsten dan geen zakdoek of gelijk wat voor de mond houden, denkt men nu in de eerste plaats aan de verwachte griep. Mexicaans, varkens of vogel- het doet er niet toe, 't is een ferme griep. Niemand wil ze, haast iedereen zal ze krijgen, als we de media mogen geloven. Maar... we kregen een flesje ontsmettingsgel. Ondertussen gebruik ik hem zo weinig mogelijk op de bovenkant van m'n handen, want na één dag, droogt de huid zodanig uit, dat ik een hoop andere verzorgingscrémes zou moeten meesleuren om m'n handen te verzorgen. Een collega die een heuse brandwonde opliep als kind, op z'n hand, kan deze gel op die hand niet gebruiken. Wat niet wil zeggen dat ik critisch ben, wanneer ik zelf nies, ook al gebruik ik m'n zakdoek, smeer ik m'n handpalmen zowiezo met die gel in.
Eerder deze week hadden wij, collega's besloten mekaar niet meer te groeten met pollekes geven en kussen, zoals we gewend zijn, maar gewoon te groeten. Een leukerd was begonnen met lichte ellebogenstootjes als groet. Er werd gelachen en we probeerden het over te nemen, maar het is zo niet echt genoeg. Ga maar eens langs een groep mensen, geef hen allemaal afzonderlijk een hand. Dan wend je je ook persoonlijk tot die persoon. Maar als je geen hand geeft, maak je het helemaal niet zo persoonlijk, dan creëer je eerder een afstand. Na enkele dagen, hielden we het dus voor bekeken. Niks vluchtigs, terug de pollen en de kaken. Maar... beloven we, we moeten wel heel erg eerlijk blijven en wanneer we ook maar iets voelen en daarbij de gedachte kunnen opwekken dat we 'besmet' zouden zijn, houden we afstand, tot we zeker zijn van het tegendeel.
We rijden met bussen en trams door het centrum van de stad. Dàt al drie dagen na mekaar. Het weekeinde mocht best tellen, ook al was dit een zwart weekeinde op de autostrades in onze buurlanden, vanwege vakantiegangers die allemaal samen vertrokken. Er zijn heel wat mensen niet op vakantie. Mensen die wilden genieten van de soldes, van openluchtconcerten en van de zon die gisternamiddag toch nog tevoorschijn kwam. Maar, liever zo, een levendige stad, brengt echt wel een heerlijke sfeer mee. Collega's geven hun blijk van waardering, wanneer we meerijden. 't Is altijd leuk je aanwezigheid aan hen te tonen, een handje schudden, zodat ze weten dat ze op je kunnen terugvallen wanneer het nodig moest zijn. Of, het gewoon even kwijt kunnen, wat ze net toch weer hebben voorgehad...
Vandaag gebeurde een ongeval, waardoor lijnen van route moesten veranderen, daar ze anders allemaal achter mekaar zouden stil komen te staan. Een bus kan al makkelijk via een stukje omleiding haar route verder zetten, bij een tram is dat niet zo evident. Het is net op dat moment lekker druk, want de avondspits is in gang. Een collega trambestuurder, vraagt of we niet even willen meerijden en legt ons z'n situatie uit. Daar hij toch de richting moet nemen, waar wij ook onze neus moeten laten zien, gaan we hier uiteraard op in. Trammetje vol, komen we aan de Rooseveltplaats. We informeren de mensen op de tram dat dit voertuig niet z'n normale weg kan verder zetten. We helpen paniekerige mensen aan de nodige informatie zodat ze toch kunnen geraken waarheen ze willen. Op zo'n moment is het steeds een chaos. Iedereen komt apart vragen hoe ie naar die of gene straat moet geraken, telkens weer. Ondertussen is nog een collega op het perron ook mensen wegwijs aan't maken. Maar, geen probleem, met z'n drieën geraken we'r best uit. De tramchauffeur is tevreden, hij kan zich permitteren zich op verkeer en veiligheid te focussen. Wanneer dit euvel is opgelost, spreekt een dame me aan, tijdens een volgende rit. Ze vraagt me wat er toch weer allemaal aan de hand is, en waarom we niet de nodige informatie aan de reizigers op tijd en stond geven? "'t Is altijd 't zelfde met jullie", gaat ze verwijtend verder. Ze raaskalt een tijdje door. Maar na een tijdje zet ik toch maar in m'n antwoord uiteen, dat we erg ons best hebben gedaan om iedereen die we konden, verder te helpen. Ik geniet ervan, dat ik in deze functie de tijd kan nemen, haar een goed en duidelijk antwoord te geven. Het kan worden uitgepraat zoals het hoort en uiteindelijk gaat ze toch redelijk afgekoeld de tram af, daar, waar ze moet zijn. ...Zo, iedereen tevreden...
Volgend voertuig heeft de chauffeur problemen om tickets aan te maken. Hij heeft zelfs problemen om dispatching te verwittigen, maar moet dra binnen rijden. Dus neemt hij ondertussen de moeite niet meer om nog op te roepen, daar men hem tijdens de chaos die er reeds heerst, niet direct zal kunnen bijstaan, vermoed hij. Ondertussen hou ik de apparatuur wat mee in't oog, zodat ik de mensen kan verwittigen wanneer ze dan toch hun ticketje kunnen ontwaarden, wanneer de ontwaarders plots terug opspringen. Een rare situatie, die wel eens durft voor komen op de oude trammetjes.
Wanneer de dag teneinde is en ik op m'n tram huiswaarts wacht is er een akkefietje op het perron, waar ik sta. Een oudere dame staat op het fietspad, wat regelmatig gebeurt. Een fietser scheert haar voorbij en ze raakt in paniek. Ze krijst het uit tegen haar man, stampt hevig met haar voeten kwaad op de grond en wordt zoniet, nog woedender. Net op dat moment komt m'n trammeke er aan. Ik hou de oude dame in't oog, en ja, ze stapt ook op, met haar man uiteraard. Die man is blijkbaar gewend aan haar reactie. Hij reageert niet en slikt rustig haar gekrijs en gevloek tegen hem, want hij mag het heus ontgelden. Ik geef m'n tas aan m'n collega trambestuurster en merk op dat er wellicht animatie op komst is. Een uitdrukking die elke collega wel begrijpt. En... we moeten ook niet lang wachten, de dame in kwestie is volop haar mondje aan't roeren tegen zowat iedereen in haar omgeving én, uiteraard ook weer haar lieve echtgenoot, die maar niet reageert. Ik zeg tegen m'n collega dat ik het wat in't oog zal houden, maar niet te snel tussen wil komen, daar ik anders de boel misschien toch maar erger maak. In haar omgeving, zitten mensen rustig te luisteren naar haar gevloek en gesakker, maar niemand neemt het persoonlijk. We staan aan een halte voor het rode licht, met nog een andere tram voor ons, dus houden we afstand, zoals het hoort. De dame in kwestie begint te sakkeren op de chauffeur: "Ahhh, 't is een vrouw natuurlijk! Gohhh, zeg dat't niet waar is, 't is nog een blonde ook!!!" enz... Tijd om in te grijpen, denk ik. Ik ga dus rustig richting oude dame (ik hou er rekening mee dat deze dame best iets kan hebben, waardoor ze de controle over zichzelf kwijt is), want ik vind het beter dat ze weet, dat er iemand is op het voertuig die de boel in't oog houdt. En ja hoor, het helpt. Ze kalmeert al snel, alhoewel ik haar toch regelmatig nog iets hoor trekkebekken tegen haar man. Toch, ze laat andere mensen in haar omgeving, met rust, zodat de situatie niet uit de hand kan lopen. De rust keert weer.
Oeffff!!! En nu, m'n heerlijke avondje thuis tegemoet...
Zondagavond, niet te druk, maar toch heel wat beweging in de stad. Het weer wil nog goed mee. Vandaag is het nog warm geweest, maar nu 's avonds is het heerlijk zwoel. Het doet wat met een mens. Regelmatig, moeten we mensen wijzen op de ijsjes die ze snoepen, de blikjes bier die ze drinken of fietsen die ze meezeulen op de voertuigen. Niemand reclameert, iedereen begrijpt en accepteert. Fijn toch! Steeds gaat het er beleefd aan toe. Het is heel leuk respect te tonen, zeker als je daarvoor respect terug krijgt.
We bevinden ons op een gegeven moment op tram 11. 't Trammetje rijdt heel dicht bij het voetpad. 'k Heb ook in mijn chauffeurstijd hier gereden met 'mijn' trammeke 10. Steeds was ik hier heel erg op m'n hoede. 'k Vond het immers altijd zeer eng, zo dicht bij voetgangers voorbij te snorren, of moet ik glijden zeggen? Er loopt een jongedame op het voetpad, voor ons. We naderen haar, ze doet heel normaal, waarmee ik bedoel dat ze niet te dicht bij de rand van het voetpad wandelt. Ze loopt niet ver meer voor ons uit. Plots merken we dat ze wat laat vallen. Ik zie een voorwerpje dichtbij de stoeprand op de grond neerkomen. Ze schrikt, maakt aanstalten om zich te bukken, maar kijkt dan -gelukkig- verschrikt op en ziet ons naderen. De chauffeur had z'n voet al op de rem staan, waardoor we even met een schok vertragen. Doch, tijdig stilstaan had onmogelijk geweest, indien ze wél zou zijn gebukt. We passeren haar en kadoeffff... hobbelen we ergens over, iets dat in of op de sporen lag. We, de chauffeur, m'n kompaan en ik zijn ook een beetje geschrokken. Niet dat we uit de sporen gingen, maar we zijn duidelijk ergens over gereden ter hoogte van die jongedame. Ik ga dus naar achter in de tram om te kijken en merk dat de vrouw iets opraapt. De chauffeur zegt dat ie had gezien dat ze wat op het spoor liet vallen. We stoppen aan de halte een twintigtal meter verder. De vrouw komt een beetje verstomd naar het voertuig toe en we blijven wachten op haar. Ze stapt op en heeft een overschot van haar gsm in de handen. De batterij, die er uit was gevalen en op de stoep terecht kwam, lijkt nog in orde. Maar ze heeft ook de sim-kaart, helemaal geplet in haar hand. De gsm op zich is -net als in tekenfilms- vervormd in een plat spoorvormig toestelletje. M'n kompaan heeft een zakdoek voor haar, om de boel wat proper te maken en ik heb een plastiek zakje, zodat ze die boel niet in haar propere handtas moet stoppen. Ze is niet boos, wel teleurgesteld, want al haar contacten... ojee... Versteld is ze natuurlijk wel. Er wordt heen en weer verontschuldigd.
Heel mooi trouwens vond ik de eerste gedachte, die bij haar opkwam. Ze vertelt ons dat ze in eerste instantie dacht: Neee!!! Die tram gaat toch niet uit de sporen gaan!!! Dat siert haar, vind ik. Waarop ik haar antwoord, dat mijn eerste gedachte was: Neee!!! Niet bukken, jongedame, niet doen!!! Ze begrijpt het niet zo goed. Eigenlijk wilde ze dat wel doen, omdat ze dus dacht dat die gsm de tram zou doen ontsporen, maar toen zag ze dat we te dicht genaderd waren en ze waarschijnlijk het toestel niet tijdig uit het spoor zou kunnen vissen. Oeffff, zeg ik: Goed dat je't niet deed, want dat had echt nefast afgelopen. Je had hier niet gestaan, vertel ik haar wijs. Zij is opgelucht dat het dus 'maar' bij die gsm is gebleven.
Morgen gaat ze naar de winkel, die m'n kompaan heeft voorgesteld. Daar krijg je korting bij aankoop van een nieuw toestel als je je oud toestel binnen brengt. Ze gaat het scharminkel binnenbrengen en wie weet, misschien is de zaakvoerder wel een tof persoontje die ook wat wil meeleven, zodat ze toch wat korting kan krijgen.
Een dag vrij, met fantastisch weer. Niet binnen gebleven dus, maar buiten, buiten en nog eens buiten. Ik heb m'n kleindochter een belofte gemaakt. Ik doe niet aan peperkoekenbeloftes, dus hou ik m'n woord, we gaan samen op stap. Niettegenstaande is er een kleine kink in de kabel geslopen. Creatief als ik probeer te zijn, heb ik daaraan een mouwtje gepast. Er zit niks anders op dan met het kleintje naar de stad te tenen om een cadeautje te gaan kopen voor m'n pasgeboren neefje. 't Moet vandaag of het lukt anders niet de eerste weken. 't Is trouwens ook beter de mama te bezoeken, wanneer ze nog in het hospitaal is. Thuis is het al snel een drukte van belang. Met een derde kindje, waarvan het eerste heel erg veel zorg nodig heeft, hebben de ouders meer dan hun handen vol. Ik laat ze liever rustig hun thuisritme zoeken en besluit dus om vandaag dat bezoekje te doen, samen met kleindochterlief.
Het zal warm worden, dus is het belangrijk de juiste kledij te kiezen. Daar hou ik van. Rommelen in m'n beperkte garderobe, net als in de film. Wat zal ik aandoen...? Een ensemble uitgehaald, het toch niet zien zitten en dan maar weer op zoek naar wat anders. Het wordt een jurk, eentje die makkelijk zit uit één stuk, ideaal. Een zeer lichte stof, wat vandaag geen overbodige luxe zal zijn. Ik voel me goed en spring de bus op, naar m'n zoon thuis, waar het kleintje opgewonden de voordeur opent, want ze gaat met moeke op stap.
Na een kopje koffie en een tater met m'n lieve schoondochter, trek ik er op uit met het kleintje. We nemen de bus naar de stad. Ze is opgewonden, maar zo braaf als een kleinkind zijn kan. Ik krijg van dit kleintje zowat alles gedaan. Op de bus is het vreselijk warm. Geen airco, geen ramen, (nou, wel ramen uiteraard, maar geen die je kan openen). Een dakluik is wel voorzien... eentje maar, en dat in een gelede bus... lap! Ik wacht tot we in een straat zijn waar ik schaduw zie en besluit hier uit te stappen en een ander voertuig te nemen. Naar de stad toe is immers geen probleem, mogelijkheden zat. We stappen dus uit en moeten helemaal niet lang wachten op de volgende bus. Die is veel koeler, ik ben dus blij dat tijd me vandaag geen zorg moet wezen. Wanneer ik gehaast was geweest, zou ik niet uitgestapt zijn natuurlijk. We voelen ons veel beter en laten ons naar de Meir rijden. Daar gaan we een cadeautje zoeken voor de pasgeborene.
Dan wordt het tijd om naar huis te gaan. Er moet gegeten worden. Iets dat ik wel doe met m'n kleinkind, maar haast nooit wanneer ik alleen thuis ben. We nemen tram 11 en vorderen langzaam naar huis. Langzaam is hier niet kritisch bedoeld, maar kleindochtertje zegt me, wanneer we aan de Roosveltplaats komen dat ze moet plassen. Nog geen drie jaar, ben ik niet zeker of het haar zal lukken te wachten tot wanneer we thuis zijn. Zelf uit de kleintjes gegroeid komt het niet in me op, om af te stappen en ergens binnen te gaan om haar te laten doen wat nodig is. Gelukkig heeft m'n kleindochter wat van mij en kan wel degelijk op houden tot thuis. Er is buiten genoeg te zien om haar af te leiden en blijkbaar lukt dat. 'k Heb haar natuurlijk ook uitgelegd dat in de tram plassen vies is, dat mag niet hé. Ze knikt heel ernstig, volledig akkoord met dit gegeven.
Thuis, gegeten, wat gespeeld en opgeknapt, wordt het tijd om de bus te nemen naar Mortsel. Deze kleine meid gaat het openbaar vervoersnet leren kennen voor haar 6 jaar als ze dikwijls bij mij vertoeft. Monter stapt ze richting bushalte. Er is wat wind, m'n goed uitgekozen, prachtige pronkjurk waait wat mee met de heerlijke luchtverplaatsing. Net niet à-la-Monroe, beweegt de stof en streelt m'n kleine meisje aan de hand. Ze vindt het prettig en jubelt: Moeke uw jurk danst! Deze uitspraak vind ik gewoonweg fantastisch bedacht. Daarvoor moet je m'n kleindochter zijn natuurlijk, om dàt te bedenken. Onthouden zal ik het vanzelfsprekend. Ik beaam met pretoogjes. Eens we de bus opstappen duurt het niet erg lang of het kleintje valt in slaap. Nu dansen haar dromen waarschijnlijk.
Na het bezoek moeten we weer naar Hoboken, dus zijn we weer een tijd onderweg. Er wordt overgestapt waar het moet en wachtend op de tram, herhaalt de wind zijn streling, mijn jurk het wapperen en m'n kleindochter haar uitspraak. Grappig toch hoe simpel ze het verwoordt en eigenlijk gelijk heeft. Trots denk ik weer: Hmmmm, dàt heeft ze beslist van mij, met een heerlijke knipoog naar mezelf... Misschien is het interessant te weten dat ik m'n beste vriend ben...
Wanneer m'n kleine meisje thuis is bij haar ouders en ik weer op weg naar huis, zit ik in de tram naast een mama met kleine uk. Hij wijst naar al wat beweegt buiten. 'Kijk, een auto', roept ie. 'Kijk, een fiets. Kijk, een bus. Kijk een meneer'... enz... Ook ik moet kijken, hij maakt me attent op het feit dat ik niet direct antwoord. Z'n mama alleen, volstaat niet. Ik val dus moedig bij, de uk glundert. We komen eventjes parallel te rijden met een spoorwegbrug. Hij wijst en vraagt: 'Trein?' Mama zegt dat er momenteel geen trein is. Hij beaamt en antwoordt: 'De trein slaapt!'
Kinderlogica, prachtig toch, vooral als je de tijd hebt ernaar te luisteren. Ik denk... yep, die trein zal ook last hebben van het warme weer... hij slaapt...
Warm weertje in Antwerpen en omstreken. Op weg naar 't werk, gaat het. Alle raampjes in de oude tram staan open. Er is een zucht voelbaar die je lucht geeft. Dus, denk ik bij mezelf, dat 't wel zal meevallen. Trouwens, vandaag is m'n eerste dag, ik begin dus te werken om 17u. De avond wordt zowiezo ietwat koeler, mag ik verwachten.
Ik stap op "m'n" bus... en kijk in de ogen van een erg rood aangelopen gezicht van m'n collega. De arme man is kort na de middag beginnen werken en zit oververhit achter z'n stuur. Met gemeend medeleven, vraag ik hem of het wel gaat, of alles oké is. Hij zucht diep, probeert z'n hemd wat losser te trekken en zegt dat 't wel lukt, maar toch wel heet is. Hij krijgt de zon volop op z'n raam. Ook al probeert hij met de zonnewering ze zoveel mogelijk buiten te houden, hij moet natuurlijk liefst ook nog wat van de baan voor zich kunnen zien. Alles staat open, wat maar kan open staan, maar het model bus waarmee hij rijdt is karig met frisse lucht. Achteraan is er die motorblok, waarvan je de uitstralingswarmte voelt wanneer je'r nog een meter vanaf staat. Er zijn drie dakluikjes die een beetje open kunnen en hij heeft de blazers met 'frisse' lucht open gezet, waarva je niks gewaar wordt. Daarmee zijn we uitgepraat. Ik voelde de warmte meteen op me afkomen toen ik opstapte. Vooraan, bij de chauffeur stapte ik op. Ik merk na een korte stond, dat dit de koelste plek op deze bus is. Vergat ik thuis toch wel m'n drinken zeker. Op kantoor heb ik nog iets gedronken, maar dat gaat niet voldoende zijn tot m'n break, dat voel ik het eerste uur al wel. Ik beslis dus om aan de eindhalte effe het winkeltje binnen te lopen om water te halen.
Mispoes... Winkeltje is wel open, maar we rijden te laat. Niks winkel, niks water, niks drinken dus... Maar ach, ik ben een flinke meid en kan heus wel wat op m'n tanden bijten. Ik verwacht van m'n collega absoluut niet dat hij in deze omstandigheden ook nog eens 5 of 10 minuten extra vertraging zal oplopen door mij. Aan de andere eindhalte is niks waar ik terecht kan om drinken te halen. Af en toe zoek ik de koelste plekjes in de bus op. Lees: Een meter voorbij het eerste openstaande dakluikje, daar voel ik als het goed zit, af en toe een zucht. We blijven te laat rijden, de chauffeur is grimmig. Niet tegen mij, maar tegen de situatie. Hij snakt naar een frisse pint op een heerlijk terras, zegt hij me. Passagiers puffen, zwaaien met waaiers of wat er maar voor kan doorgaan. Kindjes worden lastig, want ze zijn moe en warm en dorstig. Sommige mensen hebben een prikkelende zweetgeur, maar -sommigen toch- kunnen het niet helpen. Ze komen van hun werk, veronderstel ik. Toch zoek ik in dat geval even de voorkant van de bus op, want 't is niet erg te harden.
De allerlaatste eindhalte die we aandoen, alvorens ik kan gaan lunchen, -ik zit een dikke 4u op de bus- zijn we weer op tijd en hebben we 5 minuutjes stilstand. Helaas, het is de eindhalte zonder mogelijkheid, drinken aan te schaffen. Ik snak naar m'n lunchbreak, niet dat ik honger heb, dat heb ik maar zelden, maar 'de fanfare van dorst' speelt in me op. Eens ik op kantoor ben, sluit ik me even op in de doucheruimte, eerst heerlijk verfrissen.
Het schooljaar loopt echt ten einde. De meeste leerlingen hebben vandaag hun rapport al mogen ophalen. Middelbare scholen, houden het voor bekeken, zo lijkt het. Je merkt het ook aan de jeugd. Ze stralen hun vrije gevoel enorm uit. 'k Herinner me dat gevoel ook nog heel goed. De zomer helpt een handje mee, zeker als de zon straalt die laatste schooldagen. Het lijkt een deurtje dat opengaat, naar een openere, vrijere wereld. Je bent zinnens je daarin te dompelen, vol zaligheid, een hoop plannen makend met vrienden. Hopend op een vakantie die je te wachten staat, wanneer je geen herexamens hebt. Bestaat dat nog? Herexamens... iets waarover ik haast niet meer hoor praten. Of zou het... dat de jeugd beter studeert en dus betere resultaten behaalt tegenwoordig? 'k Ga er beslist m'n hoofd niet over breken, het hier en nu lijkt me al heel wat om m'n dagen mee te vullen. Ook komt het me voor, dat de jeugd daar ook zo over denkt.
Geen scholenspits op de bus, maar de Sinksenfoor nodigt wel uit, met dit mooie weertje. Drie jongens stappen op de bus. Pubers, komende van de foor, zo lijkt het. Ze zijn vrienden, plagen mekaar wat, maar storen helemaal niet. De chauffeur heeft een moeilijk moment. Ze zit er door. Ze doet haar beklag, of beter, stort haar hart uit. Daar het rustig is, blijf ik even bij haar om te luisteren. Het kan een mens goed doen. Daar we geen tijd over hadden aan de eindhalte, moet ze het kwijt tijdens het rijden. Het mag niet. Maar een mens kan zich gewaardeerd voelen, wanneer het oor, of de schouder er bij momenten even mag zijn. Ik sta dus vooraan, maar hou de weinige mensen in de bus ook in 't oog. Daardoor merk ik dat de drie jongens, helemaal achteraan in de bus een pistool naar mekaar richten. Ze spelen, maar ik vraag me af, wat dat speelgoed-foorpistool in z'n marge heeft. Een verontschuldiging richting collega is voldoende om me even naar de jongens achteraan te begeven. Collega begrijpt het, ze geeft een knikje. Ik ga langzaam naar hen met een tinteling in m'n ogen, want eigenlijk heb ik best binnenpret in zo'n situatie. De jongen met het pistool merkt dat ik nader en stopt snel het speelgoedje weg. Mijn reactie, nog steeds naderend is, glimlachen naar de kadee. Ze antwoorden me met z'n drieën tezaam met een ultrabrite-tandenshow, een lachgrimas tot achter de oortjes. Wanneer ik bij hen ben, stel ik de vraag: 'Heren, ben ik juist, wanneer ik vermoed dat u zwaar bewapend bent?' Deze grap wordt gewaardeerd, ze merken dat ik helemaal niet boos ben. Eerst probeert de eigenaar van het onding het spul wat verder weg te bergen en knikt hij: Neuhhhhhhh.... Waarop ik prompt zeg dat ie het toch maar es laat zien, want in een bus kunnen wapens niet worden getolereerd. Hij haalt het te boven, toont het me en zegt dat het speelgoed is, gewonnen op de foor (kermis voor oningewijden). Ik krijg het even in de hand, want ik moet oordelen of hij de waarheid spreekt. Ik beaam met een gezicht zo erg in de plooi, precies of we zitten in het gerechtshof, dat het inderdaad speelgoed is. 'Maar...' opper ik: 'Wat schiet dat ding? Water? Proppen? Plastieken bollekes? Kauwgom?' Ik doe of ik er helemaal niks van ken en de jonge heren vertellen me hoe het zaakje werkt. Ik mag zien hoe je het laadt, hoe je de trekker over haalt, want vrouwen kennen daar niks van, merk je aan hun gedrag. Ik blijf zeer overdreven serieus en zeg hen, dat ik liever heb dat ze het wegsteken, zolang ze in de bus zijn. Eén van hen toont dat het daadwerkelijk niet geladen is en vuurt naar de grond. Er komt een oranje bolletje uit en hij schrikt zich een klein fooraapje... De pret wordt me echt gegund, maar gezicht volledig in de juiste pokerplooi, zeg ik dat dit heel erg gevaarlijk is. Maar goed dat ie naar de grond richtte. Stel dat er een kindje in het oog wordt geraakt, het zou voor z'n leven blind zijn. Stel dat... of dat... enz. Ze begrijpen me. Heel vlotjes zegt de eigenaar dat ie de lader er maar beter uit zal halen.
Ik blijf voor alle zekerheid toch maar mee achteraan in de bus zitten, heel dicht bij hen. Vredig geniet ik nog de verdere reisweg van hun onderlinge puberconverstatie... en ben best tevreden met de vredige vakantiestart.
Voor de verandering ben ik nog eens gebruiker. Ik zit op de bus, ben op weg naar. Alles is heerlijk rustig, zowel het verkeer als binnen in de bus. Zo een ritje waarvan men droomt, veronderstel ik. Tot...
Aan een halte gekomen... en net weer vertrokken, worden we tegengehouden door een prachtige Afrikaanse man. Hij is gehuld in een wit gewaad, folkloristisch veronderstel ik. Hij springt haast voor de bus om de chauffeur te dwingen om te stoppen. Ondertussen raaskalt hij door een micro tegen een groep mensen. De chauffeur, een goedwillig man, opent z'n voordeur en er stapt een meute op. Sorry voor het woord, maar ze zijn met zoveel, dat de bus direct bomvol zit. De negroïde man blijkt een gids te zijn. Z'n stem galmt door de bus. Hij vertelt iets over een project en kunst. Toch, er is ondertussen nogal wat lawaai in de bus. Ik vraag dus maar aan de dame die naast me kwam zitten of ze een groep toeristen zijn ofzo. En ze licht me in over een cultuurproject dat ze aflopen.
Goed zo! denk ik bij mezelf. Als het over cultuur gaat, kan ik er best mee leven. De dame vraagt om de groep mee te volgen, want het is best interessant. 'k Denk hardop dat ik dat maar doe, ik heb wel wat tijd... dus, ach, waarom ook niet.
Ondertussen wordt in de bus naar iemand geroepen. De chauffeur maakt zich kwaad blijkbaar. Ik kijk in de richting waarnaar de chauffeur zich wendt en ja... er is iemand wat aan't doen dat niet hoort. Een man staat te frunniken aan iets, ik weet niet goed wat, maar ik vermoed de knoppen om het dakraam te openen. Achteraan in de bus zijn er mensen die ook boos worden. Er wordt over en weer geroepen, alleen kan ik niet goed zien, wat er nou net gebeurt. Tot een dame opstaat en de man op z'n handen slaat. Nou, de stilte is weg. Het gaat er maar raar aan toe nu. Maar, de rust keert weer. Goed zo!
Een dame in kleurrijke afrikaanse klederdracht, zoals je wel meer ziet in onze stad, vooral op zondag, roept naar de chauffeur dat ie moet stoppen. Ik denk dat er achteraan weer wat gebeurd is. De chauffeur denkt dat blijkbaar ook, want hij gaat in de remming. Zachtjes weliswaar. De dame wil van de bus. Ik kan niet goed volgen, is ze wat vergeten? Waarom moet dat hier en vooral, op deze manier? De chauffeur doet z'n voordeur open en laat haar afstappen. Niet geheel volgens procedure, maar ja... Hij is de baas en ik ben niet aan't werk, dus probeer ik me vooral niet te storen, noch minder te moeien. Eigenlijk... 't is toch file, zoveel maakt het niet uit. We kunnen niet verder. Na een minuut of drie, komt ze weer en stapt ze terug op. Ze heeft beslist chanse met deze chauffeur. Ging ze toch wel naar de winkel iets ophalen. Iedereen kijkt haar na.
Als we aan de halte komen, stapt een man met een ijskast op de bus. Een kleine, maar toch... dit kan toch gewoon niet meer! Maar ja, ik moei me niet, het gaat er me wat té druk aan toe. Ik praat maar wat met de mensen die in mijn nabijheid zitten. Want, om eerlijk te zijn, gebeurt er zoveel op deze bus, dat we allemaal wat kwijt moeten tegen mekaar. Of we mekaar kennen of niet, dat doet er helemaal niet toe.
Er wordt deftig gelachen in de bus, maar het is dan ook erg druk. Het lachen werkt ook aanstekelijk. Wij lachen mee, zonder eigenlijk te weten waarom. Een lachrimpeltje meer of minder doet er immers niet toe. Yep... het steekt ons echt wel aan. Voor ik het besef, zitten ze achteraan in de bus luid te zingen. Wat er wordt gezongen weet ik niet. De mensen in mijn omgeving kijken net als ik, vragend rond. Het ritme werkt wel, jaaaa... je raadt het. Afrikaans ritme, dus doe ik maar mee hé... handengeklap en de tonen zijn niet moeilijk, dus geniet ik van de opgewekte afrikaanse sfeer in de bus.
'k Weet echt niet, wat ik zou gedaan hebben, moest ik hier in functie geweest zijn. Overlast? Zo leek het effe, maar dat was het niet. Nee... eerder best leuk!
Mensen liepen zeer monter rond. Het weer zal er wel voor iets tussen gezeten hebben, vermoed ik. Regelmatig kwam de zon te voorschijn. De temperatuur was best te smaken. En regen hebben we niet gezien. Een ideaal goed-gezind-weertje dus, wat zeer duidelijk merkbaar was.
Er stapt een groep mensen op. Eén onder hen stelt vragen aan de chauffeur. Wanneer ik dat merk, kom ik haast altijd naar voor, voor het geval ik kan helpen. De vragende persoon houdt immers andere opstappenden op. De groep blijft dus braaf buiten staan wachten. Wanneer ik de chauffeur hoor zeggen dat ze de vragen kunnen stellen aan iemand binnen in de bus, begrijp ik de boodschap en doe hen teken dat ze maar best met z'n allen op de bus komen. Ik moet ze helpen met hun tickets, want ze hebben er geen idee van hoe het er aan toegaat op de bus.
Ze wenden zich tot mij met de vraag waarvoor 'MAS' staat. Waarop ik eventjes confuus ben. Hoe komen ze er op dàt te vragen, verwonder ik me. De vrager heeft een lijst in haar handen en herhaalt de vraag, aflezend van haar blad. Waarop ik antwoord: 'Museum Aan de Stroom'. Ze stellen me nog wat vragen, maar wekken toch wel mijn nieuwsgierigheid. Ik stel hen voor dat ik hen eens een vraagje stel om er achter te komen wat de bedoeling is en wie ze zijn. Zij zijn van het Brabantse, tegen Limburg en zakten af naar Antwerpen om een dagje samen door te brengen. Het is de bedoeling dat ze in ploegen een soort rally doen. Een deel van de vragen moeten ze stellen aan de mensen die ze tegenkomen. Uiteraard, denken die slimmerds dat ze met mensen van De Lijn, de Antwerpenkenners aan de stok hebben geslagen. Even verder is een halte, waar de chauffeur gaat stoppen omdat er volk staat. Enkelen in de groep roepen wat opgewonden dat we niet mogen stoppen, we moeten verder rijden. Gelukkig reageert m'n collega chauffeur hier helemaal niet op. Ik vertel hen dat we dit niet kunnen maken natuurlijk. Wij zijn openbaar vervoer, ze kunnen het dan wel gebruiken voor hun rally, maar wij kunnen hun concurenten niet weigeren. Zij zijn evenzo wachtende passagiers met recht op vervoer. Streng zeg ik dit niet, want ze zijn intelligent genoeg om dit zelf te bedenken. Sommigen onder hen laten zich wat meeslepen met de wedstrijdijver, da's al.
De sfeer in de bus is best te smaken uiteraard met deze collega-concurenten-voor-één-dag. 'k Vind het best fijn, de vragen die ze stellen, de antwoorden die ze geven. M'n collega, die me vergezelt, doet dapper mee en geeft oplossingen terwijl ik hier en daar anderen dan weer te woord sta. Ze vragen ook wat we doen op de bus, want ze zijn duidelijk geen openbaar vervoergebruikers. Wanneer ik hen vertel dat ze de volgende halte moeten afstappen als ze naar het gewenste doel willen, denkt niemand onder hen aan de haltebel. Dus, druk ik wel even op het belletje en leg tevens uit, dat ze dat best de volgende keer niet vergeten. Met veel zin om te winnen stuiven ze zo snel mogelijk met z'n allen van de bus, om toch maar als eerste aan een monument te komen en de juiste antwoorden op het papier te krijgen.
Ik vraag me af, want ik vergat het te vragen, wat de winnaars in ontvangst mogen nemen.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.