Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
27-02-2010
Zet u
Tijdgebrek noopt me minder tijd in m'n blogje te steken. Niet erg, zeker het eind van de wereld niet natuurlijk. Maar af en toe, toch even weer tijd gemaakt om wat neer te zetten ter memorie.
Eigenlijk is m'n laatste werkblokje redelijk rustig geweest... of... er is wat mis met m'n geheugen... Tja... toegegeven, laat mijn onthoudmachine het soms wat afweten. Dat ondervond ik gisteren nog, toen ik bij de aanvang van m'n dienst als opdracht las, dat ik de eerste uren enkel met de tram mee mocht. Bussen moest ik voor collega's laten. Het gebeurt wel meer dat we op deze manier werken, maar nou was het alweer een hele tijd geleden. Het gewoontebeest in mij, nam de besturing over en ik ging in de fout. Dom, maar toch... Net voor ons vertrek, vertel ik nog aan m'n collega (die wel zelf kan lezen hoor, maar ik vertel zoiets meer ter zelfbevestiging) dat we geen bussen mogen doen tot een bepaald uur. Hij knikt goedkeurend, en wellicht ook verstrooid, blijkt naderhand. Wanneer we aan de eerste halte komen, komt er toevallig net een bus aan gereden. Uit gewoonte (nou, het regent, misschien heeft dat er ook wel wat mee te maken) stappen we op die bus. We beseffen niet dat dit niet onze bedoeling mag zijn en doen onze job. Af en toe moeten we ingrijpen voor kleinigheidjes, voeten op de zetel en zo van die dingen. Maar, niemand doet lastig wanneer er op wordt gewezen. Zo nemen we eigenlijk meer bussen dan trams, simpelweg omdat we de gewoonte hebben het eerste voertuig te nemen dat er aan komt. Soms maken we uitzonderingen, maar als het regent is dit een gewoonte... Tot plots... onze collega's opstappen, die niet op de trams mogen omdat wij worden verondersteld op die trams aanwezig te zijn. Ik verslik me haast, want wanneer we hen op de bus zien, valt onze euro. We zijn al meer dan een uur onderweg en geen van ons beiden dacht aan de opdracht die we kregen. Doeme, doeme, doeme toch... op zo'n moment word ik echt wel boos op mezelf. Wanneer we enkele uurtjes later in kantoor komen, zien we onze chef. We moeten even bij hem op kantoor zijn, en ik vertel hem onze nalatigheid, haast met m'n hand op m'n padvindershartje, verzekerd dat deze fout niet moedwillig gebeurde. Hij schudt z'n hoofd spelend meewarig, maar neemt het ons niet kwalijk omdat we vooral op gelede bussen hebben gereden en uiteraard toen onze collega's afstapten, die bus aan hen hebben over gelaten.
Voilà, lesje weeral geleerd. Beter geconcentreerd te werk gaan en vooral het gewoontemonster niet meer laten binnensluipen in m'n grijze massa!
Later staat een man met z'n gezicht naar de gevel gericht, op een zeer rare wijze tegen een muur te leunen. Hij tast precies de gevel minutieus af. Ik zie hem zo bezig, wanneer we met de tram, net bij hem, aan een halte voor een rood licht staan. In eerste instantie denk ik dat de man dronken is, maar wanneer ik hem beter bezie, krijg ik twijfels. Ik ben verre van een dokter, maar bedenk dat er wel es wat mis met hem zou kunnen zijn, en ga stapsgewijs de redenen daarvoor na. Ik stap dus even uit om hem te vragen of alles oké is, waarop hij nogal kwiek antwoordt dat dit zo is. Hij bekijkt me met een wazige blik, maar tja, ik ruik geen alcohol en weet het toch niet zo goed. Ik stap dus maar weer op en we rijden verder. De volgende halte stappen we af en... ik twijfel over de man. Ik kan het niet laten schieten en besluit naar die vorige halte te stappen (deze halten liggen niet ver uit mekaar) om te kijken of ie daar nog steeds zo staat. Dit is zo, alleen... staat hij nu erg door één knie gezakt. Ik vermoed dat hij zal vallen. Er komen net nog collega's aan die me bijstaan, wanneer ik hun aandacht op de man richt. We besluiten de ambulance op te roepen. In afwachting ga ik, terwijl m'n collega de man ondersteunt, bij de apotheker op de hoek een stoel halen om de man te laten zitten. Wanneer de ambulance komt, wil hij niet mee. De man is verward, maar wordt dwars. Hij bekijkt me boos, dus hou ik me net buiten bereik en laat m'n mannelijke collega's de man vasthouden. Ondertussen worden de trams opgehouden, want de ambulance staat op de tramsporen. Het is een hele bedoening. Net wanneer we besluiten de politie ter assistentie op te bellen, zien we een patrouillewagen aankomen. Deze heren willen helpen, maar de man helpt absoluut niet mee. Ze proberen hem met zachte hand te overtuigen, maar het wil niet lukken en ze roepen versterking. Ondertussen staan er al zeker vijf of zes trams aan te schuiven... De ambulancier verzet dan maar de ziekenwagen zodat ze door kunnen. Maar de versterking van politie zet nu de combi op de tramsporen van twee andere tramlijnen... tja, hartje stad, het is ook niet makkelijk die auto's snel en wel opzij te zetten. Dus nu staan weer twee andere tramlijnen vast. Ondertussen is de man nog steeds dwars. De verplegers zijn ook al een tijdje bezig de man te onderzoeken, maar hij wijkt niet van die stoel en wil naar huis gebracht worden. Nou... met de tram kan ie niet, dat is zeer duidelijk! Dan nemen de laatst gekomen agenten het over, want één van de verplegers zegt alcohol te ruiken. Twee supermantypes, groot en potig, waarmee ik hen absoluut niet wil nawijzen hé. Maar dat zijn mannen die duidelijk niet met zich laten spotten of met hun voeten rammelen. Integendeel, zij maken kortemetten met alle flauwdoenerij. Ze nemen de man in een greep om hem mee te krijgen. De ambulanciers vinden niks waardoor de man er in deze staat kan aan toe zijn, dus vermoeden drank of een andere drug. Er zal een pv worden opgemaakt. De ambulanciers moeten ook een rapport inleveren en ik uiteraard ook. We hebben bijna drie kwartier oponthoud gehad en ondertussen vier tramlijnen met vertraging.
En dat allemaal omdat ik ongerust was over zijn gezondheid... Maar, m'n collega's, zowel als de ambulanciers en de politie zeggen dat we het beste in deze situatie hebben gereageerd. En dàt... heb ik een tijdje geleden ooit anders ervaren, maar da's weer een heel ander verhaal...
Dus, ook al was er herrie en hinder voor velen... toch ben ik tevreden.
Het is maar normaal dat, wanneer je in je stad de hele dag rondtuft, je ook bekenden tegen het lijf loopt. Dat gebeurt niet dagelijks, maar wel regelmatig. Telkens weer, is het een aangename verrassing natuurlijk. M'n enthousiasme steek ik niet weg, integendeel, ik vergeet heel effe dat ik aan het werk ben. Nou, 't is enkel nog maar voorgevallen op rustige momenten. Logisch natuurlijk... wanneer ik echt bezig ben, zie ik ook enkel maar dàt, waarmee ik bezig ben. Dan kijk ik niet om me heen hé.
We zijn nog maar net op de bus gestapt. Er zit niet zoveel volk op en alles is oké. We zijn enkele meter verder gereden aan het grote perron, maar moeten wachten, want het verkeerslicht sprong op rood. We bollen heel traag nog een klein stukje verder, om aan te sluiten in de rij. We komen net ter hoogte van een ouwe bekende van me, die daar staat te wachten met z'n zoon. Manlief... dat is echt jaren geleden dat ik hem nog zag. Ik zet me dus aan de deur, opdat hij me zou zien en wuif als een gek. De chauffeur merkt het natuurlijk en doet z'n voordeur open om me de man en zoon te laten begroeten. In m'n enthousiasme blijft dit niet bij een polleke natuurlijk, daarvoor ken ik hem te goed. Er moet gekust worden. Daarop krijg ik leutige reacties vanuit de bus. Maar ik trek het me niet aan. In een sneltempo praten we heel effe bij in de zin van: hoe is het met jou? en met...? en met...? En... daarbij blijft het natuurlijk, want eens groen licht is het niet van 'mogen', maar van 'moeten' verder rijden. Het goede gevoel zindert nog een hele tijd na, want het was echt schandalig lang geleden dat ik die goeie vriend nog es zag. De mensen vooraan in de bus, zitten me glimlachend aan te kijken... leuk toch, zo'n meelevende reactie.
Wat later op de dag, staan we te wachten op het perron in centrum stad. Er komt nog niks aan, maar ik zie een oud-leraar van me. Hij staat ook op de tram te wachten. Mensenlief, die man lééft nog, bedenk ik me. Aan die school heb ik erg goede herinneringen, daar voelde ik me begrepen, zowel door m'n medestudenten als de leerkrachten. Er werd naar je geluisterd in een gesprek, wanneer je over de schreef was gegaan. Er werden niet enkel maatregelen getroffen, er was ook een gesprek, wat ik heel erg belangrijk vond en nog steeds vind. Beslist, aan hem heb ik goede herinneringen. Ik ga de oude man groeten. Hij is ondertussen 89jaar vertelt hij me. En, tussen ons gezegd en gezwegen, hij ziet er nog verdomd goed uit! Hij bekijkt m'n uniform en besluit dat ik niet in m'n branche ben gebleven. Waarop ik lachend toegeef, dat ik inderdaad wel wat anders doe beroepsmatig, maar nog volop geniet van de kennis die ik op deed. 'k Geef hem er enkele verbale bewijzen van in de vorm van een opsomming en hij knikt goedkeurend met een knipoog. We raken aan de praat, maar de tram komt er aan. Gedaan dus met het contact en weer in het vel van begeleider gesprongen, want menigeen heeft uitleg nodig of vraagt de weg.
Een kindje op de tram lacht schaterend en luid. Zo'n erg grappig lachje dat heel aanstekelijk werkt. M'n collega en ik stellen onderling voor om z'n mama een contract aan te bieden van De Lijn. Zo'n lachertje op de tram, doet immers iedereen meelachen. De meerderheid toch alleszins. Leuk om de gezichten op de tram te zien, iedereen; jong, oud, dik, dun, bruin, wit, zwart of kleurloos heeft op z'n minst de lach in de oogjes.
Deze week carnavalsverlof, dwz, de ochtenspits is er ene zonder scholieren. Althans geen schooljeugd onder de 18jaar, want hogeschool en unief doen nog wel hun ding. Toch, deze jongeren vertegenwoordigen op het openbaar vervoer, verre van de meerderheid. Rond 7.30u zijn alle zitjes in de tram bezet. Er staan ook nog wel wat mensen recht, maar 't is helemaal geen drukte van belang zoals tijdens een scholenspits. De meesten zijn op weg naar hun werk en dus nog in een mijmeren verzonken. I-pods, of andere muziekapparaatjes, vullen menig oor. De campagne rond het 'oor'verdovend geluid waarmee men trommelvliezen aanvalt, door die kleine oorfoontjes, heeft z'n werk maar half-zijn-gat gedaan, want de degelijke koptelefoons (die heerlijke grote bombastische bogen met uiteinden die je oren volledig bedekken, maar erg trendy ontworpen kunnen zijn) komen toch maar zeldzaam in beeld op tram of bus. Ze zijn aanwezig, maar lang niet een vierde van die andere kleine oormonstertjes. Het volume is erg belangrijk. Soms wil ik zo iemand iets zeggen, maar dan moet ik eerst met gebaren de aandacht trekken. Als het volume erg luid staat, vraag ik om het wat lager te draaien. 't Is namelijk niet de bedoeling dat iedereen moet meeluisteren hé. 't Is maar raar of zelden dat iemand er moeilijk om doet, en gebeurt dit, dan geef ik wat meer uitleg en test de persoon in kwestie uit op z'n gevoel voor empathie, wat meestal in het voordeel van de omstaanders uitdraait.
Ik bevind me vooraan in de tram. Er zit een jonge man, verzorgd, met lange haren en in stadskledij voor zich uit te staren met zo'n kleine oortjes gewapend. Hij staart voor zich uit, wezenloos, uitdrukkingsloos... Ik hoor muziek, heavy metal, zo heavy als maar kan. Eventjes negeer ik het. Toch, het blijft duren, dus ga ik rustig op zoek. Dat doe ik door kalm tussen de passagiers te stappen, m'n gehoor testend. Ik wil namelijk de juiste persoon aanspreken, want, als er vier mensen met muziek naast mekaar zitten, niet altijd evident is. Ik heb trouwens besloten dat ik beter eens werk maak om naar de oorspecialist te gaan, want m'n oren laten me wat in de steek soms. Niet dat ze 'r op hun eentje onderuit trekken... wie weet op zoek naar symfonisch harmonieuze klanken... maar 'k heb problemen om geluiden uit mekaar houden. Nou... met wat moeite gaat het nog wel net, ik doe dus m'n uiterste best. Enfin, een mens koppelt ook dingen hé. Zoals je wel kan raden naargelang het uiterlijk van iemand, je ook bepaalde muziek aan die persoon kan koppelen. Toch... dit vraagt de nodige voorzichtigheid, want een ruige bink, kan ook van klassieke muziek houden. Of, iemand, volledig in de plooi, kostuumpje met cravatte én stoefferke, kan natuurlijk ook van ruige rock genieten, waarom ook niet... Deze keer is het niet moeilijk, de metalmuziek staat zo hard, dat ik recht op de jonge man kan af gaan. Hij blijft staren in het niets. Ik moet echt m'n hand voor z'n ogen bewegen om z'n aandacht te trekken. Hij zet zoals ik vraag, het volume zachter, wat niet wil zeggen dat de omstaanders niks meer horen, maar 't is toch beter. Het duurt geen drie seconden of de jonge man is weer in ...trance... Mond half open, staren naar niks, bewegingloos, half gebogen rug. Dit om 7.30u al. 'k Vraag me af, hoe die kerel om 17u is...? Hij geeft me wel de lachkriebels, want ik vind hem een typische karikatuur. Hij doet met denken aan 'beavis and butthead'. Tja, als je de dag begint met een brainwash zo ruig als 't maar kan, is het misschien wel mogelijk dat je grijze massa door mekaar geklutst wordt.
Wat later op de dag, vertelt een collega me van het verschrikkelijke treinongeval nabij Halle. Ik kan het niet geloven. M'n zoon werkt op de trein en ik weet dat ie op dit moment werkt, maar 'k weet niet op welke lijn. Ik zet het van me af, want, men mag niet overdrijven in die dingen. Ik ga verder met m'n werk. Wat later, vertelt een andere collega over het aantal geschatte doden en slachtoffers... Ik word er even niet goed van en moet ('k kan het echt niet onderdrukken) iets meer te weten komen. Zo gauw ik kan, zend ik een sms-ke naar m'n zoon. Antwoord komt niet. Toch, weet ik ook wel, dat het één grote chaos moet zijn op zijn werk. Hij zal in het beste geval z'n handen vol hebben en dus geen tijd om sms-kes te lezen, laat staan te beantwoorden. Tijdens onze pauze, hoor ik nog meer over dit slechte nieuws en probeer ik m'n schoondochter te bereiken, maar ik wil haar niet ongerust maken. Zij hoorde het nieuws ook en wacht ook op antwoord. Want, hij werkt vandaag wel degelijk op deze lijn. Even later kan ze via z'n vakbond toch aan het -voor ons althans- goede nieuws geraken, dat hij op een trein werkt die er even later zou passeren. Met hem moet dus alles in orde zijn. Een vreselijk gevoel gaat door me heen. Ik ben natuurlijk erg blij, opgelucht, ik durf weer te ademen. Maar tegelijkertijd voel ik hoe vreselijk het moet zijn voor hen, die hun kind, ouder, geliefde niet meer kunnen omarmen... Ik probeer het van me af te zetten, gelukkig ben ik vandaag aan het werk en word ik in beslag genomen door allerhande gesprekken en ook enkele trampanne's. Ja... zelfs een panne is goed nieuws, voor me... uitleg geven aan passagiers die even hun trip moeten onderbreken omdat het voertuig uit exploitatie moet voor dit moment. Als het dàt maar is, hé... en ondertussen ben ik bezig...
En weer ben ik blij, met m'n fijne collega, die geen onnodige opmerkingen maakt. Die me even m'n bedenkingen gunt. Dit... is een grootse dag voor mij, m'n schoondochter, m'n kleinkindjes... Wij worden er met de neus in gedrukt, het geluk dat we mekaar hebben. Dit mag geen klaagblog worden, verre van. Maar ook de trein is openbaar vervoer. Veiligheid primeert. Aan de familie, collega's en geliefden van de slachtoffers bij dit ongeval, wil ik sterkte toewensen. Hoewel woorden hier enkel maar woorden zijn, wil ik m'n medeleven betuigen. We achten ons steeds veilig in onze dagdagelijkse bezigheden, maar men mag ondernemen wat men wil qua veiligheid. Zulke ongevallen zullen nooit volledig kunnen voorkomen worden. Toch, de verslagenheid is overweldigend. Mijn innige deelneming.
Nu niet voor 't één of 't ander... Valentijndag is niet aan mij besteed. Het heeft niks met trammen of bussen te maken, zou men kunnen denken, maar da's naast m'n jobke gegrepen. Zelf besteed ik aan die dag -gewoon omdat ik een dwars mens ben- geen zier. Ik vier zowat alle dagen Valentijn, en hoef dat niemand te bewijzen. Zolang wij tweekes het maar beseffen is dat oké. Maar... 'k heb echt wel genoten van de sfeer die rond sommige mensen hing vandaag.
Uiteraard zijn er nogal wat passagiers die het met een bloempje willen zeggen vandaag. Rozen, tulpen, allerhande bloemekees, zoals men in Antwerpen pleegt te zeggen, worden meegedragen met de grootste zorgen. Onlangs las ik nog dat de jeugd geen bloemen schenkt met deze dag, nou, ik kan het tegendeel beweren, want 't zijn beslist niet enkel de ouderen die ik door de sneeuw zie ploeteren met een bos bloemen in de hand.
Ik stap achteraan een lagevloerstram op en wandel dan erg rustig naar voor. Dat helpt om gezien te worden en om rustig zelf een blik te werpen op zowat alles binnen het voertuig. Ik zie een jonge kerel alleen op een bank zitten, met één roos, mooi verpakt en versierd met een gedrapeerd rood lint, waar een hartje aan prijkt. Hij ziet er ernstig uit, is in gedachten verzonken. Ik ken hem van haar nog pluim, maar net door die houding, steelt hij zowat m'n hart. 'k Vraag me af waarom hij toch zo ernstig kijkt, misschien maakte hij gisteren wel ruzie en wil het nu dubbel en dik bijleggen. Misschien, is ie gewoon wat in gedachten verzonken. Misschien is ie zenuwachtig voor z'n te verwachten ontmoeting. Wanneer ik dit naderhand aan m'n collega vertel, maken we pret, met allerhande zinspelingen over partners die met bloempjes niet te vermurwen zijn. 't Zijn maar pretjes, die we wachtend op het perron, onderling eventjes delen, ruig en ondermaats, maar daarom dikwijls nog net een ietsje prettiger dan zou mogen hé.
Een tijdje later, op een andere tram, stappen twee jonge zigeunermeisjes op. Het zijn prachtige kinderen, ik denk van 13 en 15 jaar. De oudste spreekt me zonder aarzelen aan, want weet niet waar ze moeten afstappen. Ze beheersen het Nederlands niet perfect, maar toch goed. Ik leg hen uit waar ze best afstappen en hoe ze verder moeten gaan en ze zetten zich in m'n nabijheid. Eén van hen haalt een klein vierkantig doosje te voorschijn en speelt er wat mee. Ik kijk hen aan, vriendelijk, waarom ook niet... Ze toont me het doosje, en opent het. Ik merk dat er een ringetje in zit, met een hartje zo lijkt me. Ze zegt me dat ze dit kreeg voor haar Valentijn. Ik antwoord zo enthousiast mogelijk, want het kind is zo fier als wat. Waarschijnlijk is dit haar eerste valentijnsgeschenkje, kan ik me inbeelden. Ik vraag of ik het wat beter mag bekijken en ze overhandigt me het doosje. De ring is te klein vertelt ze me, maar ze lijkt geen spijt te hebben. Ze is duidelijk opgetogen. Even aarzel ik, ik besluit om haar niet te vertellen, dat haar vriendje dom moet zijn om een ring te kopen zonder de maat van haar vinger te weten. Moest dit kind beter Nederlands gesproken hebben of moest ik haar beter gekend hebben, had ik zulke grap wel aangedurft, maar in dit geval, zou ze me ernstig nemen en dan zou ik kwetsen. Ik hou het dus bij bewonderen en de wijsheid dat ze'm maar goed moet bewaren, waarop ze steevast voor akkoord knikt. Ik geniet van de schattige naïviteit van de twee zusjes, de kleine dingen die hun leventje o, zo belangrijk maken.
Niet lang later stapt een Afrikaans koppel op een tram. Ook zij hebben bloemen bij, een prachtige veelkleurige ruiker. Een gekruld geel lint eroverheen, met aan het eind een groot rood hart. Mevrouw houdt hem vast, heel voorzichtig bewaakt ze hem, zodat er niks mee kan gebeuren. Wee diegene die er verkeerd naar kijkt, laat staan aanraken en kreuken ofzo. Wanneer ze zit, beschermt ze hem zelfs met haar arm. Meneer vindt het maar normaal, elk geschenk moet zo gekoesterd worden. Maar, vooral dit, het bewijs van zijn liefde voor haar. Ze keuvelen wat, en er wordt tevreden in de ogen gekeken en gelachen.
Best tevreden, dat ik de nieuwste sneeuwdagen vrij was. Ik mocht de boel vanop afstand bekijken, 'k zat er niet in. Hoewel ik van m'n zoon vernam dat ie om 7u al onderweg was en pas om 11.30u op het werk arriveerde... Hij was niet de enige, vernam ik op het nieuws. En ik... had er fysiek gene last van. De sneeuw ligt er nog wel her en der. Ijsplekken zijn er nog zowat overal, maar ik ben gewapend hé... Goed en dik aangekleed -noem me een westerse Innuït- doorsta ik de nachtelijke koude. Toegegeven, ene keer gaan we ons toch maar wat opwarmen. M'n collega heeft, niettegenstaande z'n superwarme sokken, toch last van koude voeten. Maar tja, tegen middernacht moet men al wat langer wachten op een voertuig en er zijn plaatsen waar de wind echt snijdt. Niettegenstaande hebben we een leuke werkavond.
Een dronken man blijft een tijdje bij de chauffeur staan. Maar ik ken de chauffeur, ik wacht af, want weet dat hij een goed plantrekker is. En, ja hoor, het duurt niet lang, of de man begeeft zich verder in de bus. Hij ziet m'n collega en zet zich bij hem. Ik heb binnenpret, want m'n kompaan had nog niet echt in 't snuitje met wie hij opgezadeld geraakte. Ik hou hen extra in 't oog. Collega beantwoordt de vele vragen van de goedverzorgde maar dronkenzaag. Nou, goed, denk ik, zo heeft een ander geen last van deze kerel. 'k Merk wel aan m'n werkmakker, dat hij er werk aan heeft, maar het blijft rustig en ik heb een enorme pret, die ik niet mag laten blijken... voorlopig. Wanneer de brave dronkaard afstapt, kijk ik naar collega. Hij zegt niks, maar z'n ogen zeggen des te meer. Ik kan het niet meer houden en proest het -zo beleefd mogelijk- uit. Wanneer we afstappen, krijg ik het het verhaaltje te horen, over een conversatie (met veel woorden zonder inhoud) die er geen was...
Er stapt een groepje jonge gasten op de tram. Velen gaan uit in groep en wanneer ze dan opstappen, is er direct een hoop gezellig lawaai in de tram. Ik smaak het wel. Het loopt zoals het hoort te lopen. Toch, een kerel uit het groepje dat zich achteraan heeft gezet, staat recht en zwaait in mijn richting. Ik sta vooraan in het voertuig. Ik merk het zwaaien wel, maar heb niet echt door dat ie naar mij zwaait, misschien kent ie iemand anders in mijn omgeving ...ofzo... De kerel komt naar me toe, lacht me heel hartelijk toe en drukt me de hand. Hij kent me, zegt hij. Ik ken hem wel van ziens, maar zou echt niet weten waarvan. Ik zie ook zoveel mensen... Jawel, zegt hij heel zeker van zichzelf. Ik ken u van in de straat waar ik cursus volg. Hij zegt de naam van het bedrijf dat de cursus organiseert en ja, hij heeft gelijk, want da's wel degelijk in de straat waar ik woon. Hij vindt het zo tof dat ik de mensen, wanneer ze even een breek nemen en op straat staan, groet. Nou, da's maar een kleintje hé. 'k Vind het maar normaal. Hij benadrukt nog tegen m'n collega da'k één van de goei ben. Et voilà, daar krult m'n neus weeral. Maar, 'k heb het liever zo. Laat de dronken mensen maar lief zijn voor mekaar, en voor een ander, dan is't leven schoon! Daarover zijn m'n collega en ik het volop eens.
Wanneer ik naar huis ga en op de tram wacht, vriest het toch -4C°. Ik zie aan de overkant een meisje in een licht t-shirt, korte mouwen, decolleté. Ze staat te bellen met haar 'schat'. Ik weet het, want ik hoor haar hem toeroepen in haar gsm, dat ze 't zo helemaal niet bedoeld had. Haar 'schat' is niet makkelijk om te praten, want er wordt heus geruzied door dat kleine apparaatje. Ze staat lichtjes ineen gebogen van de kou, maar blijft buiten staan roepen in het toestelletje. Het woord 'schat' wordt dikwijls herhaald maar verloor ondertussen volledig z'n betekenis, hoor ik aan de ruzie. Raar, denk ik, hoe mensen mekaar schat blijven noemen en die 'schat' tegelijk naar de hel wensen. Maar haar schat is niet te vermurwen, ze roept zo hard, dat heel wat mensen hun aandacht wordt getrokken. Wanneer ze is uitgeschreeuwd, gaat ze een frituur binnen. Ik vermoed dat ze zich gaat gaar stoven, vanwege de koude, gemengd met ruzie.
De tram komt, ik groet de tramchauffeur, want ik ken hem. Wanneer we een beetje verder zijn, zien we een straatvuilbak in de vlammen opgaan. De vlammen schieten zeker een meter boven de vuinisbak op. Net er naast staat een bushokje, waar niemand durft gaan staan. De mensen staan even verder. Ik vraag de chauffeur om toch maar dispatching op de hoogte te brengen. In eerste instantie denkt hij, dat er al wel iemand de hulpdiensten heeft gebeld. Ik laat weten, dat als iedereen zo denkt, de boel niet zal opschieten. Collega verwittigt dan toch dispatching. Ziezo, zo zal de boel niet uit de hand lopen... Hoofdschuddend stapt een dronken man op. Ik weet niet wat hij gezien heeft, maar hij klaagt steen en been over de 'bruin apen' die dat gedaan hebben. Geërgerd antwoord ik niks, want de man is dronken, wie weet hoe gaat hij reageren hé. Ook m'n collega chauffeur zegt niks. De man gaat nog even verder, maar we negeren hem. Hij gaat dan maar zitten... oef...
Een man toont me vragend een papier met adres. Hij praat Frans. 'k Vertel hem waar en hoe, 'k heb er de tijd voor want het is op dit moment rustig. Hij begint een gesprek, vooral vraag/antwoord-type. Hij wil bijvoorbeeld van me horen waarom men in Antwerpen geen Frans spreekt, want... meent hij... België is toch franstalig... Hij is zwart-afrikaans en heeft een tijdje in Brussel gewoond. Tijdens ons gesprek, veronderstel ik dat hij Congolees is, en ja hoor, hij is van Congo Brazaville. Hij spreekt erg goed Frans, uiteraard met zo'n typisch accent, maar niettegenstaande lijkt z'n grammatica best in orde. Toegegeven, stukken beter dan de mijne (in 't Frans dan hé). Ik vraag hem, hoe men het Frans leert in Congo, van thuis uit, of in school? Misschien... mijmer ik, zou dat een goede oplossing zijn voor ons kleine België... tweetalige opvoeding van huis uit. Iedereen gewoon en simpelweg tweetalig opvoeden. Hij bekijkt me niet goed wetend hoe te reageren, tot ik hem laat weten, dat dit in ieder geval de eerste honderd jaar nog niet zal gebeuren. Hij knikt lachend, want in een oppervlakkig gesprek tijdens een tramritje een grote politieke landsproblematiek opgelost krijgen is niet direct mijn uitgangspunt wanneer ik vertrek naar m'n werk, heeft hij nu door. In elk geval is hij opgetogen met het gesprek, want het is moeilijk met de mensen in contact te komen in het antwerpse, naar zijn mening. Ondertussen is hij aan z'n afstaphalte, en ik leg hem nog uit hoe hij verder moet. Daarvoor krijg ik ne ferme pol en het compliment dat ik une gentille femme ben, tijdens het lachen z'n mooie parelwitte gebit tonend. En ik heb weer een dosis goed gevoel cadeau gekregen, 't kan niet op.
Een afrikaanse dame spreekt ons aan op straat (ook in't Frans), wanneer we na onze rustpauze weer op weg zijn naar de tramhalte. Ze kreeg een boete en toont ons het papiertje. Maar het is helemaal niet juist zegt ze, er klopt niks van. We bekijken het papiertje en leggen haar uit wat ze kan ondernemen. Naar Mechelen wil of kan ze niet, telefoneren gaat om één of andere reden niet, en een computer heeft ze blijkbaar ook niet ter beschikking. Nou, onze alternatieven raken stillekesaan op, dus overleggen we onderling snel snel. Ondertussen ratelt ze door en door en wordt het me wel erg moeilijk haar te begrijpen, daar zij een enorm accent heeft en veel te snel praat. Bon, we besluiten haar mee te nemen naar het kantoor van de centrale controle, waar we net vandaan komen, want we weten dat onze chef op dit moment aanwezig is. Als iemand haar kan helpen, zal hij het wel zijn. We kunnen haar toch niet gewoon botweg zonder uitleg achter laten, vinden we. Wanneer we aan kantoor komen, laat de dame weten dat ze hier eerder deze week ook al was en dat men haar niet wilde helpen. Wij bekijken mekaar met niets dan vraagtekens in onze lede oogskens, maar nu we'r zijn, zetten we door. We laten de dame aan de balie wachten en lichten de chef in. Hij zoekt de nodige info en staat haar bij. Opgelucht dat we een goede daad verrichtten, trekken wij verder richting te vervullen dienst. Wanneer onze dienst er op zit en we terug in kantoor komen, vragen we uit nieuwsgierigheid of alles goed is afgelopen met de dame die we eerder hadden begeleid. Maar we schrikken ons een klein hoedje, wanneer we horen dat ze gezocht werd. Men moest contact nemen met de politiediensten om haar identiteit vast te stellen (nodig voor het opmaken van een nieuw abonnement) en men mocht haar niet meer laten gaan. De dame werd afgehaald en moet stante pede het land verlaten.
Niet goed wetend of we nu wel hebben geholpen en zoja, wie dan wel, trekken we huiswaarts om ons op te laden voor de volgende dag.
De tijd vliegt... Het is alweer zaterdagavond. We hebben een late dienst. Nadat de winkels sluiten is het gewoontegetrouw eventjes rustig. Zowat iedereen trekt naar huis. Twee uurtjes later zijn weer meer mensen op de been, alhoewel het geen erg drukke avond wordt. Misschien zit de koude mist in centrum Antwerpen er ook voor iets tussen, wie zal het zeggen...?
Aan dronkaards ontbreekt het echter niet. We zien op zo'n avond meer dronken mensen dan we willen. Niettegenstaande geef ik toe, dat we van de meesten onder hen absoluut geen last hebben. Ook, is het maar goed dat dronken personen wijs genoeg zijn om de auto niet te nemen en dus voor het goedkoopste alternatief kiezen. Zolang ze de boel niet op stelten zetten, of niemand storen, maakt het me niet uit.
Op een gegeven moment staan wij centrum oude stad te wachten op de tram. Er komt een zestiger onze richting op. Wij staan rustig te praten, tegenover mekaar. De man zet zich heel traagjes naast m'n collega. Hij bekijkt hem, en blijft zonder een woord te zeggen in z'n ogen kijken. Wij stoppen dus met praten, want verwachten een vraag of een opmerking of toch iets in dien aard. M'n collega, kijkt ook de man aan, uiteraard, in de ogen. Toch, er volgt niks, er wordt enkel gestaard, de beiden naar mekaar. M'n collega doet eigenlijk wat ik zou doen onder dezelfde omstandigheden, hij blijft kijken. Nou... misschien zou ik om het ijs te breken wel gevraagd hebben of ik hem kan helpen... Collega dus niet, hij doet wat de dronkaard doet. Dan raakt de man lichtjes geagiteerd en schampt ie op m'n collega. Schelden doet ie niet, maar er zit spanning in de lucht, dat is duidelijk. Niettegenstaande bewaart m'n collega z'n kalmte. Net op dat moment komt de tram er aan en merkt de man op dat m'n collega een ezel is. Ik antwoord dat we ons afvroegen, wat hij wilde weten van ons. Waarop hij mompelend zichzelve de tram op hijst. Ik laat m'n werkmakker weten dat ie er goed heeft aan gedaan zo kalm te blijven. 'k Besef maar al te goed dat niet iedereen zo reageert op zulk moment. Ik ben er haast zeker van dat de boel uit de hand had kunnen lopen. De man in kwestie ruikt niet meer, maar stinkt echt naar de drank, maar op het voertuig blijft hij heel rustig.
Wat later op de avond, merken we een groepje jongeren op, waaronder een meisje dat naar wat ik zie tijdens het voorbij rijden, zo dronken is dat ze niet goed meer op haar benen kan staan. Ze laat zich vallen op de grond en ligt te gieren van het lachen. Een jongen wil haar recht trekken, maar ze laat zich terug vallen en maakt een hels lawaai. M'n kompaan staat op dat moment op de tweede wagen van het gekoppeld voertuig. Wanneer we afstappen, vertel ik hem wat ik zag. Hij dacht dat die jongeren aan't vechten waren. Ik bedenk, hoe we dingen toch anders kunnen interpretteren, naargelang wat we juist zien. Misschien heeft m'n collega net iets meer kunnen zien dan ik, of, bedenk ik me, was dat lachen, misschien gillend boos zijn... Wanneer we een half uur later weer op dezelfde plaats komen, bevinden de jongeren zich nu in een bushokje, net daar waar we afstappen. Ik herken het meisje aan haar kledij. De jongen is er ook nog bij. Hij valt haar wel erg lastig merk ik op. Ze trekken zodaning m'n aandacht dat we even op afstand blijven staan. De jongen heeft plannen met haar, dat is erg duidelijk. Zij zal -wanneer hier niet wordt opgetreden- mis/gebruikt worden. Er komt een politiepatrouille aan, ze stoppen even aan het bushokje. Toch, wat zij niet zagen is, dat de jongen hen eerder zag. Hij neemt direct afstand van het meisje, laat haar los, zet zich braafjes naast haar. De politie rijdt het plein rond, gelukkig in een heel rustig tempo, want... Wij moeten verder en stappen een tram op, maar staan nog op de halte voor het rode licht. Ik hou het koppel nog steeds in't oog, ongerust. Wanneer de patrouille wegrijdt, hervalt de jongen terug en grijpt het meisje vast, die duidelijk uit z'n greep wil. Ze is door en door dronken en is een makkelijke prooi, wellicht. Ik verontschuldig me bij m'n collega en de tramchauffeur en stap weer af, want ik vind dat dit echt niet door de beugel kan. De politiewagen staat ondertussen achter de tram op de busbaan. Ik begeef me naar hen en leg uit wat er volgens mij aan de hand is. Opgelucht ben ik wanneer deze agenten het over nemen en zich terug naar het koppel begeven. Eén van de twee, vermoedde ook dat er wat mis was met het koppeltje, leid ik af uit het commentaar dat ze hierop onderling geven.
Wij, collega en ik, gaan te voet naar kantoor, want de tram is ondertussen vertrokken. Ik denk dat het meisje niet ouder is dan 14 jaar en vraag me af, wat die jonge 'deernen' toch 's nachts te zoeken hebben met zoveel drank onder de leden...? De afloop zal ik nooit kennen, maar eigenlijk is dat ook best... denk ik stillekes...
't Is eigenlijk al een tijdje geleden. 'k Noteer soms wel één en ander op de dag van gebeuren, maar lang niet altijd. Dat hoeft ook niet persé. Maar 'k moet het hier wel zetten, want 't was speciaal.
Enkele weken terug nam ik een dag vrij om naar een rondetafelconferentie ('k zal het die naam maar geven) te gaan, uitgaande van 'Respect op de Lijn' . Dit was naar mijn mening een leerrijke dag. We namen deel aan verschillende vergaderingen, er werd gebrainstormd en vooral geluisterd naar mekaars mening. De moderator bleek een journalist van radio 1 te zijn, meneer Ng Sauw Tjhoi. Via één van onze aanwezige vakbondsafgevaardigden kreeg ik de vraag, of ik geïnteresseerd was om een interview te laten afnemen. Volgens hem beantwoordde ik wel aan het gezochte profiel. Nou... ach, waarom ook niet... dacht ik bij mezelf, ervan uitgaande dat het daar tussen de soep en de pattatten zou plaats vinden. De sympathieke man contacteerde me dus, tussen het broodje en de thee, die ik snel nog effe binnen propte en goot alvorens hem te woord te staan. Ik dacht dat het snel moest, daar dra de volgende ronde vergaderingen zou beginnen. Maar nee hoor, mispoes! Dit was maar een kennismakingsgesprek, ofte een soort testje, om bij wijze van schrijven, er achter te komen of ik niet teveel stotter en van die dingen hé. Enfin, de man vroeg me of hij niet een interview zou kunnen afnemen, tijdens het uitvoeren van m'n job. Het zou over de veiligheid in het algemeen gaan... ofzo... Daarover kon ik natuurlijk niet beslissen. Ik gaf hem dus het telefoonnr van m'n chef.
Nou, je bent natuurlijk journalist of je bent het niet, maar als je geen doorduwer bent, ben je beslist géén reporter. Meneer Tjhoi kreeg het dus voor mekaar, dat ie de volgende dag enkele uurtjes mee kon trammen met ons, m'n collega en ik. En... 't was weer eens wat anders hé. We reden mee op een metrolijntje en mochten al gelijk als sardienen ingeblikt een overvol voertuig proeven. Niettegenstaande ging het interview ook vlotjes zo, zonder noemenswaardige storingen. Heden ten dage, zeulen journalisten geen loodzwaar opnamemateriaal mee. Integendeel, het kleine, lichte, maar verdomd scherp opnemend spulletje dat ie licht in de hand hield, zorgde absoluut niet in het minst voor problemen. Alhoewel, de schooljeugd waar we tussen stonden het erg amusant vond hun stem te kunnen laten gelden. Puberpret alom natuurlijk, maar het ging helemaal niet de perken te buiten. In een enkel geval maakte deze situatie het me zelfs heel makkelijk. Enkele meisjes die heerlijk zaten te eten, waarop ik hen terecht wees, waren lichtjes versteld en vroegen wat bedeesd waar deze opname voor was. Toen we zeiden dat dit op de radio zou komen, stopten ze snel hun snoepgoed weg en toonden enkel nog schuchtere interesse. Later, wanneer dit interview was afgelopen zag ik één van hen terug op de tram en ze knikte me heel vriendschappelijk toe en ging heel braaf zitten zonder snoepen.
Het was best aangenaam hoor. Het lag natuurlijk vooral aan mijne vriend, journalist Tjhoi, die van aanpakken weet. M'n collega, die erbij was, maar eigenlijk niet betrokken, vond het allemaal ook best aangenaam. Het creëerde een beetje een speciale sfeer waarvan we beiden mochten genieten.
Later, wanneer het werd uitgezonden op de radio, bleek, dat sommigen m'n stem hadden herkend en daardoor hun aandacht was getrokken. 'k Moet toegeven dat ik er nooit heb bij stil gestaan hoeveel mensen uit m'n omgeving naar de radio luisteren. 'k Had er bewust over gezwegen, enkele uitzonderingen terzijde. Het was vooral leuk om van collega's complimentjes te krijgen, zelfs van mijne chef. (snoef)
Pluim voor mezelf, want nou kan ik er niet meer onderuit. Ik ben een TATERWATER!!!
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.