Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
30-06-2009
no booze
Warm weertje in Antwerpen en omstreken. Op weg naar 't werk, gaat het. Alle raampjes in de oude tram staan open. Er is een zucht voelbaar die je lucht geeft. Dus, denk ik bij mezelf, dat 't wel zal meevallen. Trouwens, vandaag is m'n eerste dag, ik begin dus te werken om 17u. De avond wordt zowiezo ietwat koeler, mag ik verwachten.
Ik stap op "m'n" bus... en kijk in de ogen van een erg rood aangelopen gezicht van m'n collega. De arme man is kort na de middag beginnen werken en zit oververhit achter z'n stuur. Met gemeend medeleven, vraag ik hem of het wel gaat, of alles oké is. Hij zucht diep, probeert z'n hemd wat losser te trekken en zegt dat 't wel lukt, maar toch wel heet is. Hij krijgt de zon volop op z'n raam. Ook al probeert hij met de zonnewering ze zoveel mogelijk buiten te houden, hij moet natuurlijk liefst ook nog wat van de baan voor zich kunnen zien. Alles staat open, wat maar kan open staan, maar het model bus waarmee hij rijdt is karig met frisse lucht. Achteraan is er die motorblok, waarvan je de uitstralingswarmte voelt wanneer je'r nog een meter vanaf staat. Er zijn drie dakluikjes die een beetje open kunnen en hij heeft de blazers met 'frisse' lucht open gezet, waarva je niks gewaar wordt. Daarmee zijn we uitgepraat. Ik voelde de warmte meteen op me afkomen toen ik opstapte. Vooraan, bij de chauffeur stapte ik op. Ik merk na een korte stond, dat dit de koelste plek op deze bus is. Vergat ik thuis toch wel m'n drinken zeker. Op kantoor heb ik nog iets gedronken, maar dat gaat niet voldoende zijn tot m'n break, dat voel ik het eerste uur al wel. Ik beslis dus om aan de eindhalte effe het winkeltje binnen te lopen om water te halen.
Mispoes... Winkeltje is wel open, maar we rijden te laat. Niks winkel, niks water, niks drinken dus... Maar ach, ik ben een flinke meid en kan heus wel wat op m'n tanden bijten. Ik verwacht van m'n collega absoluut niet dat hij in deze omstandigheden ook nog eens 5 of 10 minuten extra vertraging zal oplopen door mij. Aan de andere eindhalte is niks waar ik terecht kan om drinken te halen. Af en toe zoek ik de koelste plekjes in de bus op. Lees: Een meter voorbij het eerste openstaande dakluikje, daar voel ik als het goed zit, af en toe een zucht. We blijven te laat rijden, de chauffeur is grimmig. Niet tegen mij, maar tegen de situatie. Hij snakt naar een frisse pint op een heerlijk terras, zegt hij me. Passagiers puffen, zwaaien met waaiers of wat er maar voor kan doorgaan. Kindjes worden lastig, want ze zijn moe en warm en dorstig. Sommige mensen hebben een prikkelende zweetgeur, maar -sommigen toch- kunnen het niet helpen. Ze komen van hun werk, veronderstel ik. Toch zoek ik in dat geval even de voorkant van de bus op, want 't is niet erg te harden.
De allerlaatste eindhalte die we aandoen, alvorens ik kan gaan lunchen, -ik zit een dikke 4u op de bus- zijn we weer op tijd en hebben we 5 minuutjes stilstand. Helaas, het is de eindhalte zonder mogelijkheid, drinken aan te schaffen. Ik snak naar m'n lunchbreak, niet dat ik honger heb, dat heb ik maar zelden, maar 'de fanfare van dorst' speelt in me op. Eens ik op kantoor ben, sluit ik me even op in de doucheruimte, eerst heerlijk verfrissen.
Het schooljaar loopt echt ten einde. De meeste leerlingen hebben vandaag hun rapport al mogen ophalen. Middelbare scholen, houden het voor bekeken, zo lijkt het. Je merkt het ook aan de jeugd. Ze stralen hun vrije gevoel enorm uit. 'k Herinner me dat gevoel ook nog heel goed. De zomer helpt een handje mee, zeker als de zon straalt die laatste schooldagen. Het lijkt een deurtje dat opengaat, naar een openere, vrijere wereld. Je bent zinnens je daarin te dompelen, vol zaligheid, een hoop plannen makend met vrienden. Hopend op een vakantie die je te wachten staat, wanneer je geen herexamens hebt. Bestaat dat nog? Herexamens... iets waarover ik haast niet meer hoor praten. Of zou het... dat de jeugd beter studeert en dus betere resultaten behaalt tegenwoordig? 'k Ga er beslist m'n hoofd niet over breken, het hier en nu lijkt me al heel wat om m'n dagen mee te vullen. Ook komt het me voor, dat de jeugd daar ook zo over denkt.
Geen scholenspits op de bus, maar de Sinksenfoor nodigt wel uit, met dit mooie weertje. Drie jongens stappen op de bus. Pubers, komende van de foor, zo lijkt het. Ze zijn vrienden, plagen mekaar wat, maar storen helemaal niet. De chauffeur heeft een moeilijk moment. Ze zit er door. Ze doet haar beklag, of beter, stort haar hart uit. Daar het rustig is, blijf ik even bij haar om te luisteren. Het kan een mens goed doen. Daar we geen tijd over hadden aan de eindhalte, moet ze het kwijt tijdens het rijden. Het mag niet. Maar een mens kan zich gewaardeerd voelen, wanneer het oor, of de schouder er bij momenten even mag zijn. Ik sta dus vooraan, maar hou de weinige mensen in de bus ook in 't oog. Daardoor merk ik dat de drie jongens, helemaal achteraan in de bus een pistool naar mekaar richten. Ze spelen, maar ik vraag me af, wat dat speelgoed-foorpistool in z'n marge heeft. Een verontschuldiging richting collega is voldoende om me even naar de jongens achteraan te begeven. Collega begrijpt het, ze geeft een knikje. Ik ga langzaam naar hen met een tinteling in m'n ogen, want eigenlijk heb ik best binnenpret in zo'n situatie. De jongen met het pistool merkt dat ik nader en stopt snel het speelgoedje weg. Mijn reactie, nog steeds naderend is, glimlachen naar de kadee. Ze antwoorden me met z'n drieën tezaam met een ultrabrite-tandenshow, een lachgrimas tot achter de oortjes. Wanneer ik bij hen ben, stel ik de vraag: 'Heren, ben ik juist, wanneer ik vermoed dat u zwaar bewapend bent?' Deze grap wordt gewaardeerd, ze merken dat ik helemaal niet boos ben. Eerst probeert de eigenaar van het onding het spul wat verder weg te bergen en knikt hij: Neuhhhhhhh.... Waarop ik prompt zeg dat ie het toch maar es laat zien, want in een bus kunnen wapens niet worden getolereerd. Hij haalt het te boven, toont het me en zegt dat het speelgoed is, gewonnen op de foor (kermis voor oningewijden). Ik krijg het even in de hand, want ik moet oordelen of hij de waarheid spreekt. Ik beaam met een gezicht zo erg in de plooi, precies of we zitten in het gerechtshof, dat het inderdaad speelgoed is. 'Maar...' opper ik: 'Wat schiet dat ding? Water? Proppen? Plastieken bollekes? Kauwgom?' Ik doe of ik er helemaal niks van ken en de jonge heren vertellen me hoe het zaakje werkt. Ik mag zien hoe je het laadt, hoe je de trekker over haalt, want vrouwen kennen daar niks van, merk je aan hun gedrag. Ik blijf zeer overdreven serieus en zeg hen, dat ik liever heb dat ze het wegsteken, zolang ze in de bus zijn. Eén van hen toont dat het daadwerkelijk niet geladen is en vuurt naar de grond. Er komt een oranje bolletje uit en hij schrikt zich een klein fooraapje... De pret wordt me echt gegund, maar gezicht volledig in de juiste pokerplooi, zeg ik dat dit heel erg gevaarlijk is. Maar goed dat ie naar de grond richtte. Stel dat er een kindje in het oog wordt geraakt, het zou voor z'n leven blind zijn. Stel dat... of dat... enz. Ze begrijpen me. Heel vlotjes zegt de eigenaar dat ie de lader er maar beter uit zal halen.
Ik blijf voor alle zekerheid toch maar mee achteraan in de bus zitten, heel dicht bij hen. Vredig geniet ik nog de verdere reisweg van hun onderlinge puberconverstatie... en ben best tevreden met de vredige vakantiestart.
Voor de verandering ben ik nog eens gebruiker. Ik zit op de bus, ben op weg naar. Alles is heerlijk rustig, zowel het verkeer als binnen in de bus. Zo een ritje waarvan men droomt, veronderstel ik. Tot...
Aan een halte gekomen... en net weer vertrokken, worden we tegengehouden door een prachtige Afrikaanse man. Hij is gehuld in een wit gewaad, folkloristisch veronderstel ik. Hij springt haast voor de bus om de chauffeur te dwingen om te stoppen. Ondertussen raaskalt hij door een micro tegen een groep mensen. De chauffeur, een goedwillig man, opent z'n voordeur en er stapt een meute op. Sorry voor het woord, maar ze zijn met zoveel, dat de bus direct bomvol zit. De negroïde man blijkt een gids te zijn. Z'n stem galmt door de bus. Hij vertelt iets over een project en kunst. Toch, er is ondertussen nogal wat lawaai in de bus. Ik vraag dus maar aan de dame die naast me kwam zitten of ze een groep toeristen zijn ofzo. En ze licht me in over een cultuurproject dat ze aflopen.
Goed zo! denk ik bij mezelf. Als het over cultuur gaat, kan ik er best mee leven. De dame vraagt om de groep mee te volgen, want het is best interessant. 'k Denk hardop dat ik dat maar doe, ik heb wel wat tijd... dus, ach, waarom ook niet.
Ondertussen wordt in de bus naar iemand geroepen. De chauffeur maakt zich kwaad blijkbaar. Ik kijk in de richting waarnaar de chauffeur zich wendt en ja... er is iemand wat aan't doen dat niet hoort. Een man staat te frunniken aan iets, ik weet niet goed wat, maar ik vermoed de knoppen om het dakraam te openen. Achteraan in de bus zijn er mensen die ook boos worden. Er wordt over en weer geroepen, alleen kan ik niet goed zien, wat er nou net gebeurt. Tot een dame opstaat en de man op z'n handen slaat. Nou, de stilte is weg. Het gaat er maar raar aan toe nu. Maar, de rust keert weer. Goed zo!
Een dame in kleurrijke afrikaanse klederdracht, zoals je wel meer ziet in onze stad, vooral op zondag, roept naar de chauffeur dat ie moet stoppen. Ik denk dat er achteraan weer wat gebeurd is. De chauffeur denkt dat blijkbaar ook, want hij gaat in de remming. Zachtjes weliswaar. De dame wil van de bus. Ik kan niet goed volgen, is ze wat vergeten? Waarom moet dat hier en vooral, op deze manier? De chauffeur doet z'n voordeur open en laat haar afstappen. Niet geheel volgens procedure, maar ja... Hij is de baas en ik ben niet aan't werk, dus probeer ik me vooral niet te storen, noch minder te moeien. Eigenlijk... 't is toch file, zoveel maakt het niet uit. We kunnen niet verder. Na een minuut of drie, komt ze weer en stapt ze terug op. Ze heeft beslist chanse met deze chauffeur. Ging ze toch wel naar de winkel iets ophalen. Iedereen kijkt haar na.
Als we aan de halte komen, stapt een man met een ijskast op de bus. Een kleine, maar toch... dit kan toch gewoon niet meer! Maar ja, ik moei me niet, het gaat er me wat té druk aan toe. Ik praat maar wat met de mensen die in mijn nabijheid zitten. Want, om eerlijk te zijn, gebeurt er zoveel op deze bus, dat we allemaal wat kwijt moeten tegen mekaar. Of we mekaar kennen of niet, dat doet er helemaal niet toe.
Er wordt deftig gelachen in de bus, maar het is dan ook erg druk. Het lachen werkt ook aanstekelijk. Wij lachen mee, zonder eigenlijk te weten waarom. Een lachrimpeltje meer of minder doet er immers niet toe. Yep... het steekt ons echt wel aan. Voor ik het besef, zitten ze achteraan in de bus luid te zingen. Wat er wordt gezongen weet ik niet. De mensen in mijn omgeving kijken net als ik, vragend rond. Het ritme werkt wel, jaaaa... je raadt het. Afrikaans ritme, dus doe ik maar mee hé... handengeklap en de tonen zijn niet moeilijk, dus geniet ik van de opgewekte afrikaanse sfeer in de bus.
'k Weet echt niet, wat ik zou gedaan hebben, moest ik hier in functie geweest zijn. Overlast? Zo leek het effe, maar dat was het niet. Nee... eerder best leuk!
Mensen liepen zeer monter rond. Het weer zal er wel voor iets tussen gezeten hebben, vermoed ik. Regelmatig kwam de zon te voorschijn. De temperatuur was best te smaken. En regen hebben we niet gezien. Een ideaal goed-gezind-weertje dus, wat zeer duidelijk merkbaar was.
Er stapt een groep mensen op. Eén onder hen stelt vragen aan de chauffeur. Wanneer ik dat merk, kom ik haast altijd naar voor, voor het geval ik kan helpen. De vragende persoon houdt immers andere opstappenden op. De groep blijft dus braaf buiten staan wachten. Wanneer ik de chauffeur hoor zeggen dat ze de vragen kunnen stellen aan iemand binnen in de bus, begrijp ik de boodschap en doe hen teken dat ze maar best met z'n allen op de bus komen. Ik moet ze helpen met hun tickets, want ze hebben er geen idee van hoe het er aan toegaat op de bus.
Ze wenden zich tot mij met de vraag waarvoor 'MAS' staat. Waarop ik eventjes confuus ben. Hoe komen ze er op dàt te vragen, verwonder ik me. De vrager heeft een lijst in haar handen en herhaalt de vraag, aflezend van haar blad. Waarop ik antwoord: 'Museum Aan de Stroom'. Ze stellen me nog wat vragen, maar wekken toch wel mijn nieuwsgierigheid. Ik stel hen voor dat ik hen eens een vraagje stel om er achter te komen wat de bedoeling is en wie ze zijn. Zij zijn van het Brabantse, tegen Limburg en zakten af naar Antwerpen om een dagje samen door te brengen. Het is de bedoeling dat ze in ploegen een soort rally doen. Een deel van de vragen moeten ze stellen aan de mensen die ze tegenkomen. Uiteraard, denken die slimmerds dat ze met mensen van De Lijn, de Antwerpenkenners aan de stok hebben geslagen. Even verder is een halte, waar de chauffeur gaat stoppen omdat er volk staat. Enkelen in de groep roepen wat opgewonden dat we niet mogen stoppen, we moeten verder rijden. Gelukkig reageert m'n collega chauffeur hier helemaal niet op. Ik vertel hen dat we dit niet kunnen maken natuurlijk. Wij zijn openbaar vervoer, ze kunnen het dan wel gebruiken voor hun rally, maar wij kunnen hun concurenten niet weigeren. Zij zijn evenzo wachtende passagiers met recht op vervoer. Streng zeg ik dit niet, want ze zijn intelligent genoeg om dit zelf te bedenken. Sommigen onder hen laten zich wat meeslepen met de wedstrijdijver, da's al.
De sfeer in de bus is best te smaken uiteraard met deze collega-concurenten-voor-één-dag. 'k Vind het best fijn, de vragen die ze stellen, de antwoorden die ze geven. M'n collega, die me vergezelt, doet dapper mee en geeft oplossingen terwijl ik hier en daar anderen dan weer te woord sta. Ze vragen ook wat we doen op de bus, want ze zijn duidelijk geen openbaar vervoergebruikers. Wanneer ik hen vertel dat ze de volgende halte moeten afstappen als ze naar het gewenste doel willen, denkt niemand onder hen aan de haltebel. Dus, druk ik wel even op het belletje en leg tevens uit, dat ze dat best de volgende keer niet vergeten. Met veel zin om te winnen stuiven ze zo snel mogelijk met z'n allen van de bus, om toch maar als eerste aan een monument te komen en de juiste antwoorden op het papier te krijgen.
Ik vraag me af, want ik vergat het te vragen, wat de winnaars in ontvangst mogen nemen.
Oma stapt op met kleinzoon. Ik ken hen... van ziens. Enkel van op de bus. Kleinzoon is wat uitgelaten bij het binnenkomen. Voor hem is opstappen, eerder iets van springen. Met z'n handen steunend op twee leuningen, zich afstoten om een eind verder in de bus te belanden. Het is niet erg druk, de bus staat nog steeds stil aan de halte, want oma vraagt wat aan de chauffeur, dus hij valt niet. Ik hou hem in't oog, vanop de zijlijn, als het ware. Er komt geen oogcontact, dus er wordt niet geknikt of goeiendag gewenst. (Daar hebben meestal de mensen geen tijd voor).
Wanneer ze een minuutje of twee op hun plaats zitten, valt plots het oog op die mevrouw-die-ze-wel-kennen-van-de-bus. Het +/- negenjarige jongetje veert omhoog en zwaait zeer uitbundig lachend. Ik denk effe dat het naar iemand anders is, maar nee, heus, het is naar mij. Dus ik knik hem lachend toe, en zo ook naar de oma. M'n aandacht gaat naar andere, gewone dingen. Er zijn immers meerdere mensen op de bus, zonder dat het echt druk is weliswaar.
Een tijdje later, komt de kleinzoon naar me toe. Ik denk dat ie wat wil vragen, maar nee hoor, hij komt me vertellen dat ie een mopje kent. 'Een mopje?' herhaal ik. Ik vermoed dat er een kak-stront-pismop zit aan te komen... En hij steekt van wal: Er zitten twee koeien samen in bad. Zegt de ene koe tegen de andere: 'Geef me asjeblieft de zeep is aan, want ik krijg die vlek er niet af'. Door het lawaai van de bus op zich, versta ik de schat niet helemaal, dus moet hij ze herhalen. Ik lach en vind het nog een fijne grap ook. Wat had ik het mis, denk ik bij mezelf. 't Is een leuke kindermop! Fijntjes zo!
Hij krijgt er niet genoeg van, ik moet nog een raadseltje oplossen ook. Terwijl z'n oma zich klaarmaakt om af te stappen, gaat hij verder: 'Wat is het verschil tussen een wasmachine en u?' Ik wil in eerste instantie zeggen dat ik het niet weet, maar bedenk dat ik het hem niet zo makkelijk wil maken. Meestal is het antwoord dan immers, op een verontwaardigd toontje: 'Als je dàt nog niet weet', dus ga ik voor een ander antwoord en zeg: 'Ha da's een makkelijke, ik ben een mens geen machine.' Hij reageert lachend afstappend: 'Een wasmachine werkt op elektriek en u op mijn zenuwen.' Heerlijk overdreven m'n verontwaardiging tonend, laat ik een duidelijke 'Ooooohhhh' horen. De andere mensen in de bus staren me na, maar blijven stoïcijns roerloos zitten.
En ik... vond het prachtig dat hij de 'u'vorm gebruikte...
We hebben net een rit gehad in een nokvolle bus. Veel te laat kwamen we aan de eindhalte en we moesten onverrichterzake wederom keren met een lege bus, zodat we toch min of meer op de correcte tijd aan het andere eindpunt zouden kunnen vertrekken. Mensen staan immers te wachten op de bus die maar niet komt.
Examens of niet, vandaag merken we er helemaal niks van. De lessen stoppen rond 15.30u en scholieren willen snel naar huis om hun weekeinde te laten starten, zou gauw het ook maar kan. Niet enkel de vele passagiers zijn te ontwaarden in de stad, maar de file speelt ook een grote rol in de vertraging die we oplopen. We doen drie kwartiers over een stuk traject dat anders een tiental minuten duurt.
Enfin, het leed is geleden, we rijden weer op tijd, of wat ervoor doorgaat. De file is opgelost en de gefronste wenkbrauwen zijn ook verdwenen. De mensen zitten rustig in de bus hun afstaphalte te naderen. Er zit ook een Afrikaanse moeder met ukje op de bus. Je zou hen haast niet opmerken, ze kijken net als de meesten uit het raam en focussen op voorbij flitsende gevels, auto's en verkeerssituaties.
Iemand heeft gebeld. De chauffeur stopt aan de halte. De man staat recht wanneer de bus stil staat om zich naar de deur te begeven en het ukje begint hem luid en duidelijk uit te zwaaien. Dada... dada...dada... gaat het zonder ophouden tot de man van de bus is gestapt en we weer verder rijden. Het trekt natuurlijk de aandacht van de andere reizigers. Schattig toch, zie je iedereen denken. De moeder aait haar zoontje over z'n bolleke. Ze merkt dat de aandacht wordt gevestigd op haar zoontje en lacht me vriendelijk en wat bedeesd toe. Zoontje zelf merkt het niet. Wanneer iemand anders gaat afstappen herhaalt het scenario zich. Hij doet het zo hartverwarmend gemeend, dat iedereen het duidelijk heel erg schattig vindt. Hij roept niet, maar zegt het zo duidelijk hoorbaar, dat je't moet horen.
Weer een halte later gaan ze zelf afstappen. Mama neemt het kleintje op haar arm om naar de deur te gaan. Weer gaat hij enthousiast zwaaien met z'n handjes om iedereen in de bus een dada toe te wensen. Ik kijk in het rond en zie geen enkel streng of zuurkijkend gezicht.
Een kinderhart schept wederom de juiste, gezellige sfeer in de bus. Prachtig toch, geniet ik na, tegen m'n collega die me vergezelt.
Vandaag kreeg ik ons nog nieuwe magazine 'TUSSEN DE LIJNEN'. Een leuk gepresenteerd blad, over mobiliteit, collega's op het werk zowel als collega's over hun hobby. Reportages over gepasseerde evenementen, komen op een aangename manier aan bod. Kortom, het is een blad dat collega's aanzet tot lezen over mekaar, en over het werk op een ontspannen wijze. Mét mekaar worden die schrijfsels wel eens aangehaald op het werk. Yep, je komt als collega's een beetje dichter bij mekaar, door dit blad. Het hoeft niet persé technisch uiteengezet te zijn, althans voor mij toch niet, om toch artikels neer te zetten die je job aangaan. 'Eindelijk...' wordt wel eens gezucht: '... gaat het eens over mensen onder mekaar.'
Neem gerust van me aan, dat de werking van het openbaar vervoer in de mate van het mogelijke, uit m'n hoofd wordt gebannen op m'n vrije dagen. Ik geef ook toe, dat ik absoluut geen moeite doe, collega's te ontmoeten tijdens die vrije dagen, net omdat m'n werk m'n privéleven niet moet overheersen. Deze twee hou ik graag gescheiden. 't Zou wellicht anders zijn, moest m'n echtgenoot ook bij De Lijn werken, wat ie dus niet doet. Maar steeds weer, wanneer ik gebruik maak van tram of bus, kom ik met annekdotes thuis. Mijn man verwoordt dit steeds met een sarcastisch: 'Een ticket zou veel duurder moeten zijn, je krijgt steeds een prachtig theaterstuk!' Dat ik volmondig beaam, bij wijze van spreken natuurlijk. Er kan nog veel veranderd worden wat ons OV betreft. Tijdens mijn reis naar Amerika onlangs, zag ik een andere, makkelijkere, alleszins te overwegen manier van werken. Maar ik besef tegelijkertijd ook wel, dat het gras aan de andere kant van de heuvel... of, kritiek van aan de zijlijn...
Niettegenstaande, rij ik ter-stede-mijn, haast niet meer met de wagen. Ik probeer overal te geraken met tram of bus, wat in het Antwerpse best haalbaar is. Zo kan ik me ook beter inleven in de plaats van de passagier. Want, laat ons eerlijk zijn, het ìs niet hetzelfde, gebruik maken van het OV, of zelf bus of tram besturen. Zo moest ik eens lopen om de bus te halen, tijdens het uitvoeren van m'n job. Ik haalde ze ook en stapte dus op. Een dame zei me toen: '' 't Doet goed te zien, dat jullie ook eens moeten lopen om de bus te halen.' Waarop ik haar antwoordde dat ook wij tijdig aan de halte moeten wezen om de bus te halen. Waarmee ik maar bedoel, dat dingen interpretteren zoals een ander het doet, niet altijd vanzelfsprekend is. Het is makkelijker de 'andere' te begrijpen, als je zelf ook regelmatig in de rol van 'de andere' zit.
Ik kan enkel maar vaststellen dat ik geniet van m'n job, tussen mensen op bus of tram meerijden. Dezelfde menselijke factor komt ook aan bod in 'TUSSEN DE LIJNEN'. Best aangenaam collega's op deze wijze te ontmoeten... Lezen dus maar!
Examentijd. De jeugd is helemaal niet voltallig aanwezig zoals gewoonlijk, op de bus. In elk geval, niet op deze lijn. Niettegenstaande is de bus op een bepaald moment goed gevuld, maar het blijft zeer rustig.
Wie wel voor meerdere confrontaties zorgt, tegen mijn verwachtingen in, zijn dronkaards. Verschillende malen, stappen er op, in verschillende maten en gewichten. Eén man, begint al dansend te schuifelen met z'n voeten. Hij ruikt naar drank, precies of hij nam een bierbad. Hij bazelt een verhaal over 'haar' en 'verlatingsangst'. Hij vertelt op luide toon, makkelijk te verstaan tot achteraan in de bus, dat hij is aan't koken en terwijl de potten op het vuur staan, hij er even uit trekt. Hij maakt een vergelijking met tv-kok Piet Huyzentruyt, waarover ik eigenlijk niet meer weet dan z'n naam, en de meer-dan-voldoende-kennis bezit, dat hij van nogal wat tv-kijkers het hart heeft gestolen. Ik zwijg dus wijs om deze reden én om de uitbundige dronkaard niet verder aan te moedigen tot een overdaad van aankondigingen. Hij spreekt namelijk ook met heel z'n lichaam. De man is bijzonder expressief, wat me het vermoeden geeft, dat ie even snel boos als blij is. Voorzichtigheid geboden dus. Hij blijft in m'n omgeving hangen. In het gewone leven, ontwijk ik zo'n situaties, maar hier en nu is het beter zo. Nu heb ik de situatie beter in de hand.
Hij blijft niet lang op de bus. Nog voor hij afstapt, of huppelt, beter gezegd, geeft hij nog een flinke kreet, waardoor sommige mensen raar opkijken. Verder wordt de boel door iedereen genegeerd, en da's maar goed ook. Eens de man over het voetpad z'n wankele weg verder zoekt, zie ik enkele mensen zuchtend even met hun ogen draaien of een grimas ten beste geven. Iedereen opgelucht dus.
Enkele ritten later, stap ik uit aan een halte waar het wel eens druk is. Vandaag en vooral, dit bepaald moment is dat niet anders. Ik stap dus uit, om ervoor te zorgen dat de mensen eerst afgestapt geraken, alvorens anderen met pak en zak en kinderwagen de weg versperren tijdens het opstappen. Het is even een kleine chaos op zo'n moment. Dus dirigeer ik vocaal, met m'n voet op de deurdrempel. Een gewoonte die ik ondertussen heb aangekweekt en die het best doet... normaal gezien. M'n collega, die de dienst samen met me doet, is op de bus, kijkt toe en ondertussen in de bus mensen helpend om plaats te maken voor de drie kinderwagens waarmee men op de bus wil. Gedeeltelijk gelukt, zijn de kinderwagens op de bus. Nu is het de beurt aan drie resterende mensen plus ikzelf, om op te stappen, zo gauw de dame uit het deurgat verdwijnt om ons plaats te geven. M'n voet staat nog steeds op de drempel, volgens aloude gewoonte. Plots sluit de deur, m'n voet wegduwend. Ik schrik eventjes en trek als reactie m'n voet weg. De deur tegenhouden mag niet, dus geef ik het goede voorbeeld en doe dat ook niet. Kloppen op de ramen om toch maar de aandacht te trekken, is ook niet bepaald wat je voorbeeldig gedrag kan noemen. Dat laat ik dus ook maar. De chauffeur heeft het echter, buiten mijn verwachting om, niet door. Hij vertrekt. Er zit niks anders op dan... achter te blijven. Ik zie nog het verwarde gezicht van m'n kompaan. Ik zie hem de chauffeur toeroepen, maar gas wordt gegeven. Dus maak ik er het beste van en wuif de mensen in de bus toe, terwijl ik hen zie wegsnorren, ons met vier achterlatend aan de halte.
De drie mannen die nog op de bus wilden, blijven versteld en vooral zeer humeurig achter met mij. Ze zijn boos, erg verontwaardigd, en ik... ik begrijp hen uiteraard. Het is mijn taak te sussen in de eerste plaats. Dat negatieve gevoel te verminderen, is waarvoor ik eerst wil zorgen. Ik kan toch niks ondernemen. 'k Kan moeilijk achter de bus aan gaan lopen. Er zit niks anders op dan te wachten op de volgende bus, of als alternatief een andere lijn te nemen en eerst een eindje te stappen. Dat alternatief zit er voor mij niet in, daar ik m'n maat terug moet vinden. Maar da's absoluut geen probleem. Het lukt me de mensen te kalmeren en beloof hen hierover een verslag uit te brengen. Ze vinden dat ik dit zeker moet melden. Ik geef hen vooral gelijk in hun misnoegdheid en daardoor voelen ze zich begrepen. Ze zien immers dat het mij, iemand in dat Lijnuniform ook overkomt. Ze moeten het dus niet als een persoonlijke aanval begrijpen.
Gelukkig moeten we niet lang wachten op de volgende bus, en daar is veel meer plaats. Dat helpt ook nog als susser, gelukkig. Ik vertel m'n nieuwe collega-chauffeur het verhaal in grote lijnen. Ik verwacht aan de volgende halte m'n kompaan te zien, die wel zal afgestapt zijn. En zo is het ook. Die vertelt me dat de chauffeur tegen iemand vooraan in de bus bezig was en misschien daarom mij, ons, niet gezien heeft. We besluiten om ervoor te zorgen dat we hem terug vinden. Zo kan ik hem daarover even spreken, hoop ik, zodat deze situatie kan opghelderd worden. Het opstappen was immers volop aan de gang, terwijl de deuren sloten.
Het lukt ons makkelijk de andere bus weer te onderscheppen. De chauffeur verontschuldigt zich en wil me met hand en tand duidelijk maken dat dit echt niet met opzet was, wat ik maar al te graag geloof. Ik heb meermaals met hem meegereden en nooit iets dergelijks voor gehad. Hij laat normaal gezien iedereen rustig opstappen... Hij had een lastige persoon vooraan en was in discusie. Daardoor heeft hij niet met volle aandacht in z'n spiegel gekeken. De bomen op die halte zorgen volgens hem ook voor zichthinder.
En dat... is allemaal genoteerd... Ik ga dus wat meer eten, zodat men mij in de toekomst van achter die bomen ziet uitkomen...
Sinds enkele dagen heb ik een compagnon. Heel prettig natuurlijk, vooral dan, omdat hij een prachtkerel is. Het is duidelijk merkbaar aan de mensen. Men knikt hem vriendelijk toe, hij glimlacht. Hij heeft een warme uitstraling. Een echt geschikte kerel voor deze job, als je't mij vraagt... Voorlopig gaan we samen de baan op, wat niet altijd zo zal zijn. Maar om 'er in' te komen, gaat hij een tijdje met me mee. Zo hoop ik maar dat ik het goede voorbeeld ben.
Vandaag was het rustig tijdens onze dienst. Door de hevige regenbui, bleven de mensen binnen, veronderstel ik. De laatste rit, zagen we echt niet veel mensen. Toch speelde één tiepetje het klaar om ons een ferme lachbui te bezorgen...
Een nog redelijk jonge man, stapt de bus op. Zonder boe of ba, gaat hij snel naar achteren. Tussen de zetels blijft ie plots staan en neemt z'n gsm. Hij begint ijverig de toetsen in te drukken, maar staat nogal onvast op z'n benen. Het wankelen moeten we niet toeschrijven aan de chauffeur z'n rijgedrag, maar aan de man z'n drinkgedrag, vrees ik. M'n kompaan en ik kijken mekaar heel eventjes aan en vestigen onze blik dan weer op de gsm-gebruiker. Hij bekijkt me en drukt weer hevig op de toetsen. Ik zeg niks, ik wacht af, maar blijf hem aankijken. Want verwacht iets, dit is duidelijk, er gaat wat komen. De man zegt luid; - Wadisdieje nummer na oek wér? - Welk nummer meneer? vraag ik braaf. Ik heb een vermoeden welk nummer hij wil, maar voor alle zekerheid... - 4884? of 8448? Antwoordt hij kort en bondig. Ik neem een kaartje waarop het nummer, om met de gsm een ticket te bestellen, staat, uit m'n zak en geef het hem. Hij mag het gerust houden. Het is dus 4884, voor alle duidelijkheid. - Joa, seggg, 'kmoestekik gon zitte ééé. Kgonnekik dr dus nor toe en ast er dan oep neir komt, moettek ni blaaive. Kundegaae volge? Ikke nie se... Ze moeste me ni emme! Ondertussen heeft hij gebeld voor een halte, stopt de bus aan een halte en wankelt hij. Ik moet hem tegenhouden of wordt onder z'n gewicht haast bedolven. Wankelend stapt hij af.
Een dame meer vooraan in de bus, heeft dit ook gade geslaan, kijkt ons zuchtend aan. M'n maat en ik schieten in de lach, de dame doet mee. Dat was een kort en bondige maar prettige onderbreking. Uiteindelijk heeft de man niet betaald voor z'n rit, wat we zagen aankomen van verre. Of het verhaal waar is, weten we niet. Maar moest het zo zijn, vragen wij ons beslist niet af, waarom de man niet moest 'zitten' op deze stemdag... knikken we al lachend naar mekaar toe.
't Is mooi weer! Dat zorgt voor meer uitgelaten mensen. Iedereen is beter geluimd. Nogal wat meisjes en vrouwen, kleden zich luchtiger dan eerder, wat heel wat jongens en mannen begeert. De pubers houden de hormonen niet altijd onder de nodige controle, wat zich wel eens uit in haantjesgedrag. Wanneer jonge gastjes zich ten beste geven, kijken volwassenen onbegrijpend toe, vrijwel nooit denkend, dat zij waarschijnlijk zelf ook ooit zo onnozel gedaan hebben.
Op onze bus, zit ook zo'n groepje jonge kereltjes. De oudste is zeker niet ouder dan 14jaar, schat ik. Ze hebben geen school, hebben zich wat opgesmukt. Zwart blinkende haren gesteven met gel. Hemd net een ietsje wijder open, zodat de jonge deernen hun nog onvolwassen en prachtige borstspieren in wording kunnen bewonderen. De ene wil nog net iets beter presteren dan z'n maat. Als je een documentaire zou willen maken, zijn zij de perfecte clichéhaantjes, om niet te zeggen, haast karikaturen.
Ze gedragen zich echter wel. Ze gibberen wat onderling, maar trekken zelfs de aandacht niet té erg op zich. Storen doen ze zeker niet. Wanneer ik aan een bushalte afstap, vooraan omdat ik altijd m'n collega nog effe een fijne dag toewens, stappen zij ook af, via de middendeur. Ze staan met z'n vijven naar een raam, nogal vulgaire bewegingen te maken. Ik kan niet zien naar wie, maar ik vermoed naar een meisje. Er is namelijk een jongen, die -hoe zal ik het noemen?- ... al tongent geilt... Je kent het wel hé. Die tongbewegingen waarvan zo'n manneke denkt, dat meisjes er 'hot' van worden. Nu zijn er verschillende mogelijkheden, ofwel ben ik te preuts, ofwel gewoon niet mee met de tijd, ofwel simpelweg te streng... In alle geval heb ik nooit van dat soort attitudes gehouden. Trouwens het valt me op, dat meisjes zoiets niet doen. Het is meer iets van jongens. Enkele buitenbeentjes in de showbizwereld, buiten beschouwing gelaten, die tijdens een optreden, min of meer opgepept, het publiek proberen op te dwepen.
Ik moet de groep jongens passeren, terwijl die jongen daar zo stoer met z'n tong staat te draaien en de anderen het heupwiegend grappig vinden. Het flitst door m'n hoofd. "Ik kan hier toch niet simpelweg negerend voorbij gaan." 'k Heb gelijk compassie met het meisje in de bus waarnaar deze rekels dit gedrag vertonen. Dus zeg ik, terwijl ik nader: 'Wa's dat nu? Is er iets? Wat doe je daar nu toch?' op vriendelijke toon, natuurlijk. Waarop hun aandacht voor het meisje direct verzwakt. Ze kunnen natuurlijk niet direct volgen. Dus herhaal ik nog eens met de vraag of er iets is. Ik opper dat ze misschien wat vergeten waren in de bus, langs m'n neus weg. Daarop zegt één onder hen: 'Nee, maar we zijn een meisje aan't verleiden.' - Hmmmm... dat doe je dan wel heel verkeerd... - Verkeerd? Huh? Waarom? - Wel, jongens, zo verleid je meisjes niet, je bereikt op deze manier, net het tegenovergestelde. Je moet dat anders aanpakken. Het lukt, ze volgen me, en zijn geïnteresseerd hoe je dat dan wel doet en vragen het me. - Als er iemand het kan weten, dan zal het wel een meisje of een vrouw zijn hé. Laat ik hen nog wijs weten. Ze eten uit m'n hand op dat moment. Maar ik ben me ervan bewust, dit zijn jongens met een achtergrond die wellicht totaal anders is, dan jongens die in onze westeuropese cultuur worden opgevoed. Dus ben ik ook wel op m'n hoede voor onverwachte reacties, positief zowel als negatief. Ik ken hen tenslotte niet. Enkelen onder hen gaan door met vragen, het wordt natuurlijk een spelletje. De bus is vertrokken, en ik ben ondertussen op weg naar de halte waar ik een ander voertuig ga nemen. Zij blijven me volgen. Tot het grootste lummeltje onder hen z'n hand op m'n schouder legt, mij omarmend. Streng zeg ik hen, dat je vooral meisjes niet moet aanraken als ze je niet kennen. Benadrukkend, kijk ik de durver aan: 'Ook vrouwen niet!' klinkt het. De arm verdwijnt onmiddellijk.
De durfal weet zich eventjes geen houding te geven, maar de anderen lijken het niet eens te merken. Een momentje later splitsen onze wegen zich.
Met een lach en een zwaai steken ze de straat door het rode licht over. Ik roep hen na, dat ze toch maar beter uitkijken, want vanuit het hospitaal kunnen ze ook geen meiden versieren.
En weg zijn ze... hun zoektocht gaat verder, terwijl ik terugkeer naar kantoor.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.