Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
27-02-2009
verhalen
Mensen vertellen hun pro's, hun contra's. Ze vertellen over hun kwalen, hun pleziertjes, ditjes en datjes. De ene heeft er talent voor, de ander wil het kwijt en heeft niemand om het aan kwijt te raken. Als het rustig genoeg is, kan ik luisteren. Waarom ook niet...? Ik leer erg veel van de gewone man/vrouw op straat. Telkens weer en weer, levenslessen.
Mevrouw is niet van de jongsten. Ze is met een jongedame op stap. Ze gaat niet zitten op de bus, waarop ik haar aanspreek. Ik vraag haar of ze zich niet beter zou zetten, voor de veiligheid, ziet u. Waarop ze me zegt, dat het niet hoeft. Ze blijft liever staan, ze heeft lucht nodig, het gaat haar niet af. Ik zeg haar dan, dat ze zich toch maar goed vasthoudt hé. Jeweetwel... bochten, remmen, het onverwachte... Ze begrijpt me en houdt zich met twee handen vast. Ze zegt dat ze wat moet verwerken. Ze komt uit het ziekenhuis en kreeg net te horen dat ze een pacemaker moet laten zetten. Ze had enkele dagen in het hospitaal moeten verblijven en deze slotsom was het resultaat na enkele grondige onderzoeken. Ze hoopte om dan maar daar te blijven en het in ene keer te laten doen. Maar nee, zo werkt het niet.
De specialist die haar gaat opereren, gaat met vakantie voor drie weken. Zolang zal ze dus moeten wachten. Binnen drie weken moet ze terug binnen en ondertussen moet ze heel voorzichtig aan doen. Het nieuws van die pacemaker was als donderslag bij klare hemel bij haar ingeslagen. Nu ze het toch een beetje verwerkt had, vond ze't best niet te moeten wachten en daardoor toch maar zenuwachtiger te worden, tijdens die periode. Maar nu blijkt dat ze de keuze niet heeft, en ze ziet er tegen op, die drie weken afwachten en niksen.
Ik luister. Ik probeer haar gemoed gerust te stellen. Ik stel voor om te proberen alle dagen een kleine uitstap te maken. Naar de stad, naar een park, naar iets of iemand... Dàt gaat ze doen, zegt ze. Maar toch...
Een andere dame vraagt de weg. Ik help haar zo goed mogelijk. Wanneer die dame afstapt, bedankt ze nog eens. Daarop reageert nog een passagier, met een verhaal over de straatnamen in haar dorp. Ze somt straten op, die naar vroegere inwoners van het dorp zijn genoemd. Fijn zeg, het interesseert me wel. 'Waarom is dat zo?' vraag ik haar. Waarop ze me vertelt, dat dit allemaal namen zijn van soldaten die gesneuveld zijn. Mannen uit hun dorp, die stierven aan het front, tijdens de tweede wereldoorlog. Wanneer nog een nieuwe straatnaam nodig zal zijn, komt een neef van haar aan de beurt, want er zijn nog steeds gegadigden. Het dorp eert hen. Ik denk hardop, dat de families dit wel erg op prijs zullen stellen. De oorlog, moet worden blijven herinnerd, als teken aan de wand voor het kwade.
Weer later stapt een grappige dame op, die me herkent. Ze groet me hartelijk. Grapt wat, waarop ik natuurlijk lekker mee doe... Het echte leven. Een traan... een grap...
'k Mag nog maar eens "genieten" -als ik het wat sarcastisch mag stellen- van maar weer eens hopeloze kinderwagendiscusies. Stilaan hangt dat me toch de keel uit. Zolang niet overal, waarmee ik wil zeggen, op alle openbare voertuigen hetzelfde reglement wordt gehanteerd, is het onmogelijk hier ooit vat te krijgen. Wanneer ik mensen hun buggy moet laten opvouwen, blijven de meesten boos achter op het perron. 'Oké', zal je zeggen: 'Dat moeten zij dan toch maar weten, wanneer ze die buggy niet willen vouwen'. Maar, dan heeft de bus die erna komt des te meer buggy's en niemand om de boel in't oog te houden... Zoiets stoort me wel, want dat is niet een probleem oplossen, maar enkel verschuiven. Voilà... 't Is er uit!
Dronkaards je hebt ze in alle maten en gewichten. Een man stapt op, zet zich helemaal vooraan, naast een jongedame van nog geen 20. Op de zetel, parallel, zet zich een tienerkoppeltje. Zij waren aan dezelfde halte opgestapt. Daardoor dacht ik dat ze mekaar konden kennen. Hij praat met hen, hij praat ook met de jongedame naast hem. Maar het valt me wel op, dat de man heel rumoerig wordt. Hij heeft vooral erg veel pret met zichzelf, blijkt. Hij buldert luid. Ik heb hem in't vizier en merk dat de jongelingen ook lachen. Ingrijpen hoeft niet. Toch, probeer ik via de spiegel, naar de chauffeur te kijken, zijn gezichtsuitdrukking te zien, maar hij verraadt niks. 'k Zet me wat dichter, voor alle zekerheid. Nu kan ik de man verstaan. Wat hij zegt, houdt helemaal geen steek. Hij betrekt mij in z'n "grappogingen", maar ik laat hem. Ik zet me niet helemaal vooraan. Ik blijf een metertje achter die eerste zetels staan, omdat er toch nog wat volk in de bus zit. De man blijft schampen, want zo mag ik het toch wel noemen, maar hij gebruikt mij en ach, hij beledigt me niet, maar daagt me uit. Ik laat hem, ga er niet op in, maar lachen doe ik niet bepaald. Wanneer hij eindelijk uitstapt, merk ik dat hij haast niet op z'n benen kan staan. Hij wil me een hand geven, maar ik wijs hem er op dat ie zich maar beter kan haasten, want de chauffeur kan niet blijven wachten tot in de eeuwigheid met die open deuren hé. Om de man tot haast aan te zetten, want hij vlot niet echt, sluit de chauffeur de deuren. Dronkaard heeft de boodschap begrepen. Hij stapt eindelijk af. Maar... verdorie, wanneer hij me passeert brengt ie een urinewalm mee, zo heerlijk als het urinoir aan de kathedraal. M'n adem stokt. Het meisje dat naast hem zat, is ondertussen ook afgestapt. Ik ben er effe niet goed van. Het koppeltje zegt er niks over, wat ik haast niet kan begrijpen. Ik ga naar de chauffeur en verontschuldig me, dat ik dit niet eerder rook, want het moet hem beslist geïrriteerd hebben. We staan voor het rood en hij opent z'n voordeur even, zodat de boel wat kan luchten.
Volgende rit, stappen er twee jonge mannen, een vrouw en een jongetje op. Eén van de mannen speelt nogal luidruchtig en aandachttrekkend met de jongen, waardoor grenzen te makkelijk worden verlegd. De jongen stampt hem op den duur en wordt net iets te uitbundig. De vrouw en de andere man, manen de jongen regelmatig aan, zich wat in te tomen. De vrouw heeft een grote doos vast en nog enkele plastiek zakjes. De andere man houdt een grote, piepschuimen doos op z'n schoot. De doos is toegetapet met bruine tape. Op gegeven moment haalt de vrouw een speelgoedslang uit één van die zakken. Ik wil nog grappig zeggen: 'éék...! Een slang!', maar ik besluit m'n opmerking toch maar voor mezelf te houden. Ook hen blijf ik in 't oog houden, want het wordt druk op de bus en ze maken nogal wat rumoer. Net voor ze afstappen, haalt de jongen een doorzichtig, verfomfaaid doosje, dat nota bene niet goed gesloten is, uit een zak. Er zit een muis in. Hij toont ze me. Ik denk in eerste instantie dat het een plastieken ding is, maar merk dan dat het een muis in levende lijve is. Ik zeg hem: 'Jongeman, ik zou dat potje maar gedekt houden!', genietend van m'n dubbelzinnigheid, maar hij is te jong om het door te hebben en lacht omdat ik "bang ben". Ze vinden het alle vier grappig, en dagen wat uit, maar de vrouw wijst er op, die muis maar terug beter weg te steken. Er is licht tumult in deze kant van de bus, want ik ben niet de enige die het niet zo ziet zitten dat er een muis door de bus zou gaan lopen. De man met het piepschuimen geval, heeft iets gezegd, maar ik heb het niet kunnen verstaan, door het lawaai. Twee meisjes die voor hem zitten maken een gilletje, veren lichtjes op en zetten zich helemaal op het puntje van hun zetel... Ondertussen staan de drie volwassenen en de jongen op om naar de deur te gaan, want ze willen de volgende halte afstappen. Wanneer de bus is gestopt en de man met die doos, me passeert, is hij nog aan't lachen met die meisjes en zegt: 'Nu zingen ze hier al een toontje lager hé'... Ik leg m'n hand op z'n arm, terwijl hij passeert, en vraag hem, wat er dan in die doos zit. 'Awel, een slang' antwoordt hij en herhaalt z'n statement over ons toontje, dat niemand in de bus tijdens die rit aansloeg, buiten zijzelf. Toch maar weer versteld, blijf ik achter, maar zie ik hen graag uitstappen.
Genieten van mensen kan ik, maar begrijpen, lukt me niet altijd...
Er is wat te doen in de Lotto arena, of heet het Lotto suite...? Wàt, weet ik niet. M'n collega tast ook in het duister. Dit geeft niet dezelfde drukte als wanneer er wat doorgaat in het Sportpaleis. De verkeersdrukte valt dus best mee. Er staan twee opgeblazen roze olifanten buiten. Zij horen bij de promotie. Men heeft ze met touwen vastgemaakt aan zware blokken, die ervoor moeten zorgen dat de wind hen geen vrij spel geeft. Eén olifant, staat redelijk stabiel te pronken, met de reclame duidelijk zichtbaar. De andere krijgt het te verduren. De wind vindt hem, speelt met hem, laat hem dansen, huppelen, draaien, voor zover de touwen het toelaten.
In mijn ogen, is hij de roze olifant uit Dumbo. De scène zal wel bekend genoeg zijn, veronderstel ik... Wij zien dus niet enkel roze olifanten, maar roze, vliegende olifanten, lach ik m'n collega toe. Zouden we...? Vraag ik hem wat plagend, wanneer we voor het rode licht staan en ze goed in het vizier hebben. Zouden we dispatching hiervoor oproepen? Zeggen zonder overdrijven dat we roze, vliegende olifanten zien? Zou men panikeren...? Ons betichten van dàt, wat men -terecht overigens- niet kan tolereren in het verkeer? 'k Zie het zo al voor me... Direct een controleur die moet komen bevestigen dat we gedronken hebben, dat we onder invloed zijn. Om dan goed op onze donder te krijgen voor de roekeloosheid, die de misplaatste grap met zich mee zou brengen.
We houden het maar beter onder ons. We gunnen het niemand anders, maar lachen er daarom niet minder om. Later op de avond, wanneer ik huiswaarts keer met de nachtbus. Vertel ik een collega over deze speelse leutigheid. Hij antwoordt: "Tjiens, en ik dacht dat de collega die ik afloste dit had gefantaseerd en grappig probeerde te doen. Hij heeft dus écht een roze olifant gezien, dichtbij 't Sportpaleis..." Voilà... zo gaat dat hé... soms wil een mens au serieux genomen worden, maar gelooft men hem/haar echt niet...
Een groep jonge kereltjes stappen ook die avond op de bus, samen met een fysiek grote meneer, nog jong, maar haast twee meter hoog. Hij is een jong-volwassene, en verantwoordelijk over de tienertjes. Ze noemen hem "coach", waar hij heel waarschijnlijk wel van geniet. Ze hebben een basketbal bij, ze zijn heel uitbundig en brengen een hoop leven in de bus. Gezellig, want, het gaat er grappig aan toe. Ze zijn aan't opwarmen om voor de Giants te supporteren. Ze willen het de wereld laten weten. De Giants zijn de besten!!! Ene keer laat een jongen z'n bal in de bus tegen de grond botsen. Ik kijk, maar zeg (nog) niks. Mijn korte ernstige blik, wordt begrepen, hij neemt de bal direct terug in z'n beide handen. Ze praten over techniek, tactiek, ze zijn kleine miniprofjes zo lijkt het. Zij kunnen het weten, ze trainen tweemaal wekelijks, wat hen een voorrecht geeft hun weetjes kundig door de bus te schallen.
De uitslag van de match ken ik niet... We hadden niet de eer de jonge kereltjes naar huis te rijden.
7u des morgens... Er stappen een tiental studenten op de bus. Ze zijn nog in feeststemming. Enkele van de meisjes zijn te licht gekleed voor de tijd van het jaar. De jongens kunnen er maar van genieten. Ze komen duidelijk van een nachtje uit en zijn dronken. Voor de meesten onder hen, gaat het nog, waarmee ik wil zeggen dat ze geen irritante houding aannemen. Ze zijn vooral rumoerig en genieten van de lulligste uitspraken. Een tweetal heeft het wat moeilijker onder alcoholinvloed. De beheersing is niet meer jedàt. Een kerel denkt dat ie een klimrek omhoog moet blijkbaar, want begint in de bus omhoog te klimmen (niet dat het voertuig zo hoog is, maar toch zijn er rugleuningen en verhoogde panelen in kunststof). Hij wil zich makkelijk zetten, en kruist met z'n lange benen de gang tussen de zetels om z'n voeten aan de overkant ergens op te leggen. Uiteraard wijs ik de brave (dronken weliswaar) kerel op de lege zitplaatsen in de bus en zeg hem dat ie maar beter daar kan zitten. Hij doet niet dwars en springt van het verhoog, recht op m'n voet. Maar... hij verontschuldigt zich daarvoor meteen. Ik neem het hem niet kwalijk, hij deed dit duidelijk niet met opzet.
Een andere jonge man, begint m'n collega te storen. Hij wil een discusie aangaan, maar ik ben er direct bij en vraag hem of ie zich tegen mij wil richten, zodat de chauffeur rustig z'n werk kan doen. Hiermee is er blijkbaar heel plots niks meer om te discusiëren. De jongeman knikt en gaat zich verder naar achteren in de bus zetten. Hij blijft de hele rit redelijk rustig.
Er zijn jongens uit het Gentse, ze genieten van de meisjes die hun accent proberen na te bootsen. De meisjes hebben alle aandacht van de Gentenaars en willen die nog een tijdje houden. Ze lachen en maken opmerkingen die mijn mondhoeken doen omhoog krullen van de pret. De lieve, dronken bakvissen... Ze zijn op weg naar school, maar willen eerst nog een pak friet halen in de stad. Ik wens hen hiermee veel geluk, maar bedenk dat het eerder een croissant zal worden... of niks. Maar ja, na zo'n nachtje, krijgt een mens honger, ik begrijp hen best. Wanneer ze afstappen, bedenk ik bij m'n collega, dat de leerkrachten vandaag in die klas, hun werk zullen hebben, om deze jongelingen nog iets bij te brengen.
Wat later zijn we getuige van drie verschillende politie-interventies op een uur tijd. Drie verschillende plaatsen, drie verschillende voorvallen. Eerst is er een man met bebloed gezicht betrokken, de andere wil agressief uithalen, maar de politiemensen zijn op hun hoede en kunnen hem in bedwang houden. Daarna zien we een man die blijkbaar uit een ambulance is weggevlucht. Er lopen twee ambulanciers achter en één van hen kan hem bij de kraag grijpen. Ook daar hollen politiemannen mee en slaan de man in de boeien, na hem -met meerdere mensen- in bedwang te krijgen. Het derde voorval gebeurt aan een tram-bushalte. Twee mannen staan te redetwisten, ze duwen, trekken en stompen mekaar. Het geweld neemt duidelijk toe. Ook daar, zien we een interventiewagen van de politie aan komen rijden. Er wordt onmiddellijk ingegrepen. Wij krijgen groen en rijden verder, de dag en stilaan het einde van onze dienst tegemoet.
Teleurgesteld om zoveel geweld op zo'n korte tijd, besluit ik alvast m'n bewogen werkdag, rond de middag met een gevoel van 'hoera!!! Ik ga heelhuids naar huis vandaag...'
Gisteren... een woord dat meer dan het letterlijke kan behelzen. Het letterlijke gisteren, was weer leuk. Verscheidene keren dacht ik bij mezelf: da's leuk voor m'n blogje. En dàt... denk ik op het moment zelf maar weinig. Meestal ga ik naderhand, op weg naar huis na, hoe m'n dag is verlopen. Toch schrijf ik er vandaag niks over. Die leuke momenten schrijf ik op een andere keer.
Vandaag... las ik over "gisteren". Hij schreef z'n memoires. Z'n dagboeken zijn geopenbaard. Ooit een staatsman, altijd een staatsman? Leo Tindemans staat weer in de vuurlinie als staatsman, politicus op de hoogste trap in ons landje. Terwijl ik naar z'n foto kijk, is hij, wie hij altijd geweest is. Nog steeds de stabiele, hoge toren der vasthoudendheid, zoals we hem kenden, toen hij in de regering zat. Tijd, wordt tijdloos, wanneer ik een duik neem in mijn schatkamer vol herinneringen.
Enkele jaren geleden, zag ik hem. Hij stapte op de tram, die dag. Een dag dat er bij wijze van protest een gratis-rit-actie was bij de chauffeurs in Antwerpen. Er waren in korte tijd al enkele spontane stakingen geweest. De reden was simpel, er was een geval van agressie geweest en de vakbonden legden de boel plat. Deden de vakbonden het niet, dan was er wel één of ander heethoofd dat de boel aan het rollen bracht. ...Tot het welletjes was geweest. Er werd ingegrepen van hogerhand, én, toen werd er tenminste eerst nagedacht alvorens een actie te starten.
Waarom de vakbonden deze actie deden, weet ik niet juist meer. Het was die dag wel het slimst, mee te doen, akkoord of niet. Je kon het immers niet maken, enkel op jou voertuig mensen te laten betalen, terwijl ze dat op een ander voertuig niet zouden moeten doen. Dat zou vragen om problemen. Ik deed dus ook mee. Het had wel iets leuks hoor. We hadden de ticketontwaarders afgesloten, zodat mensen hun kaart niet konden aftikken. Dus telkens iemand een ticket wilde kopen of kaart ontwaarden, zei ik met een glimlach: 'Vandaag is het gratis hoor!' Waarop je steevast een goedgeluimde knik of beaming kreeg. Zoniet, was het commentaar altijd opgewekt in de zin van: 'Hopelijk gaat het enkele dagen duren, deze goednieuwsshow!'
Het was dus een vrolijke dag. Toen, aan de eindhalte in Mortsel, stapte Hij op. Groot, Statig, Chique impermeable, zoals we gewend zijn de Man te zien op tv. Hij wilde ook een ticket kopen. Waarop ik op dezelfde manier mijn antwoordje klaar had. De Man, nam z'n tijd, zette zich bij mij vooraan. Met een duidelijke lichaamstaal waaruit ik mocht opmaken dat ik er zo makkelijk niet vanaf zou komen, vroeg Hij me of ik Hem eens kon uitleggen waarom Hij niet moest betalen. Gevoelsmatig, schoot Hij me weer in de schoolbanken. Ik voelde me als een tiener die z'n les vooraan in de klas moest komen opdrammen. Maar... ik dacht bij mezelf: 'Hazooo... Manneke... Gij denkt dat Ik Jou hierop geen duidelijk antwoord kan geven? Wacht maar af!' Ik gaf hem een klaar en duidelijk antwoord, zoals het in de interne berichten van de vakbonden stond vermeld. M'n uitleg tot in de puntjes gegeven, zat ik klaar voor de volgende vraag die wellicht zou komen. Maar nee hoor, die kwam toch niet. Hij, wenste Ons, veel geluk met de actie, maar wees er op dat er vele manieren zijn om 'iets' te bekomen. Waarop ik weer beamend antwoordde, maar tja, ik zat op dat moment maar mijn ding in de tram te doen, en niet aan een rondetafelgesprek met vakbonden en werkgever...
Leo betaalde niet, ging zitten en -hoop ik toch- genoot van Onze rit.
Een weekje geleden, deed ik een leuke ontdekking, samen met een collega. Tijdens een pauze, genietend van een warm kopje thee, praatten we over koetjes en kalfjes, zoals dat meestal gaat. Om één of andere reden, kwamen we in een nostalgische bui over "vroeger" te vertellen. Ik liet me ontglippen waar ik ben opgegroeid. Blijkt m'n collega een buurjongen van me te zijn. Hij liep zelfs de middelbare school in dezelfde school als ik...
Om het nog wat interessanter te maken, moet hij in een parallelklas gezeten hebben, daar we van hetzelfde jaar zijn en niet gedubbeld hebben...
Begint de brave kerel namen te noemen, waarvan ik een groot deel nog ken. Maar hém...? Nee hoor... en hij, mij...? Ook niet. Ondertussen blijven we namen opnoemen tegen mekaar, telkens we elkander zien...
Het kan raar lopen hé... Zo kwam ik op de bus ook al meerdere mensen tegen uit m'n verleden. 't Is altijd wel een leuk weerzien, wanneer we echt volledig uit mekaar zijn gegroeid en één van beidjes de andere herkent. Dan ben ik plots niet meer iemand die de boel in't oog houdt, maar gewoon iemand, net als een ander op de bus (ben ik trouwens altijd hé). Het is leuk dan te merken, dat omringende mensen ook glimlachen, samen met ons. Want, toegegeven, in uniform, trek ik natuurlijk wat meer de aandacht met wat ik doe of zeg, en, wordt in zo'n geval ook meer gevolgd.
Soms gebeurt het wel dat ik merk, dat mensen me niet goed durven aanspreken. Maar een conversatie als deze, in zo'n situatie, gaat al gauw grensverleggend werken in positieve zin. Waarom? Ik denk omdat ik dan zelf ook lachend iemand aankijk en zo het ijs makkelijker breekt.
En nu maar hopen, dat er niemand rond loopt die slechte herinneringen aan me heeft...
Vrijdag, de dertiende... raar, maar vandaag hoor ik niemand speculeren over hoeveel ongelukken zullen gebeuren, hoeveel màlchanse een mens wel kan oplopen op zo'n bijgelovige tegenslagopwachtende vrijdag. Zou het komen omdat het morgen, 14 februari is? Overal zie je hartjes, aanmoedigingen om koppeltjes te verleiden tot consumptie. Samen gelukkig zijn, moet gevierd worden om de economie terug een beetje slagkracht te geven.
't Is echt wel te merken aan de schooljeugd, ze zijn gebeten door de microbe. Kinderen van niet ouder dan 13, lopen met een roos in hun handen of rugzak huiswaarts. De jongens zijn er even fier op als de meisjes. Drie kornuitjes zitten samen op de achterbank en voelen regelmatig aan de rode roos, die ze meekregen van school. Van een vriendinnetje? Van een lerares? Van de directrice? Ze zijn er uitbundig tegen mekaar over bezig, er moet ook geroken worden. Ik geniet van hun lichaamstaal, hun bewegingen, hun vermoedelijke 'roos-' of moet ik zeggen 'valentijn'waarheden, die ze onderling uitwisselen.
Wat later stapt een meisje op, met een plastiek waterflesje, halfvol met water, waar twee mooie witte rozen uitsteken. Ze heeft een zware rugzak en probeert op onhandige wijze haar rittenkaart te ontwaarden. Ik hou haar in het oog, lukt het haar? Of, zal ik toch maar even...? Tot ze uiteindelijk het flesje op een zetel wil zetten, waarop ik als een pijl uit een boog naar haar toeschiet, om het flesje vast te houden. Ik leg haar uit dat het op de zetel wel eens een natte boel zou kunnen worden, als... Ze begrijpt me. Terwijl ik de roosjes vasthou, ruik ik genietend en laat haar weten, dat de bloemen lekker ruiken. Ik vraag haar of ze veel aanbidders heeft, daar ze twee rozen kreeg hé. Ze bloost een beetje en vertelt me, dat in haar school vriendinnetjes rozen aan mekaar geven. 't Ligt op 't puntje van m'n tong, maar ik vraag het niet, want het past niet. Maar hoe graag zou ik nu willen gaan grappen over ... néé, ook hier past het niet mijn grap te vertellen. 'k Hou ze toch maar wijs voor mezelf...
Wat ik wel nog vertel, is, over de zestiger. Hij stapt op, blijft wat vooraan staan, bij de chauffeur. Ik laat hem even omdat het rustig is. Na een tijdje begeef ik me wat meer vooraan in de bus. De man praat ook eventjes met mij, over koetjes en kalfjes. Er wordt wat gelachen, maar eigenlijk weet ik niet meer waarvoor. Wanneer hij wil afstappen, denkt hij plots ergens aan. Hij vraagt de chauffeur efkes te wachten en blijft in de deuropening staan zoeken naar iets. Hij rommelt in z'n tas en bevestigt zo hoe belangrijk het item wel is, dat ie tevoorschijn wil toveren. Hij vindt het en overhandigt me een papier. Hij heeft het zelf geknutseld. Een uitgeknipte bloemafbeelding met de hele uitleg over zonsopgang, zowel als -ondergang op zaterdag 14 februari 2009.
Dit... is voor mij. Waarop ik hem erg bedank. En weer maar eens, is mijn dag mooi!!!
Soms vraag ik me af hoe het komt dat mensen mij het gevoel geven, dat ze àlles vertellen. Alles is veel natuurlijk... nou, bijna alles dan... Hij heeft alle tijd en behoefte aan een praatje. Ik heb ook tijd en kan makkelijk de boel in't oog houden, terwijl we in gesprek zijn. Wanneer het nodig is, onderbreek ik verontschuldigend zijn fantastische pleidooi, om mijn ding te doen. De onderbrekingen zijn niet lastig, en ik heb het gevoel dat ik niet de enige ben die luistert naar de man. Toch, kan ik me inbeelden, dat niet iedereen z'n manier van vertellen, kan smaken. Ik heb er alleszins nogal wat pret in. De manier waarop hij praat, noem ik "lijzig", waarmee ik bedoel, dat hij langzaam en haast toonloos praat. Op deze manier komt z'n autobiografie met een sarcastische ondertoon over z'n lippen. Hij vertelt zonder ophouden. Nochtans is het niet direct het mooiste verhaal, het gaat 'm om de manier waarop hij z'n woorden kiest en rustig over me heen strooit.
Hij is een nakomerke, zonder broers of zussen. Z'n moeder was halfweg de veertig toen hij werd geboren. Hij maakte alsmaar ruzie met haar. Zij was een hele zenuwachtige madam. Z'n vader deed de grote rondvaart en was soms maanden van huis. Hij vertelt het, precies of het gaat niet over hem. Hij citeert hen zo goed hij kan. Met een lach, herinnert hij zich z'n eenzaamheid bij z'n te oude moeder. Op humoristische wijze vertelt hij over de meppen die hij soms kreeg van z'n vader, door toedoen van een hysterische moeder. Drama op de spits gedreven dus. Wat is wél of niet waar? Daar kan ik echt niet op antwoorden. Hij heeft alleszins zijn waarheid, die hij hier en nu, niet terwijl je 't leest, maar terwijl hij het vertelt, in leven houdt. Ik vermoed een bron te vinden voor z'n sarcasme. Misschien is het zijn overleving? Ik beeld het me in, terwijl hij vertelt dat ie van 16u tot 20u, zonder ophouden aan de keukentafel, huiswerk maakte. Wanneer strenge mama het niet goed vond, kapot scheurde en hij weer opnieuw moest beginnen. Ze z'n lessen overhoorde tot hij de boel afdreunde als een opname die werd afgedraaid. Tussendoor meppen rond z'n oren kreeg, telkens hij een foutje maakte. Eerder dan acht uur, kwam hij nooit los van de tafel, meestal werd het later.
Mensen, dichtbij gezeten, kijken raar op, trekken enkele grimassen, wanneer hij z'n moeder -zonder blikken of blozen- een vreselijk oud mens noemt. Je hebt er wellicht moed voor nodig om dat in de bus aan zomaar iemand te vertellen... denk ik. Maar of hij daar zelf aan gedacht heeft, betwijfel ik. Hij neemt me wel in, waarmee ik bedoel, zo'n persoon kan in m'n hoofd kruipen. Hij overwelmt me met z'n "gebrek-aan-moederliefde". Pas op, ga nu niet denken dat ik compassie voel met hem, nee hoor. Maar ik geef wel toe, dat ik met dat kleine zielige jongetje, waarover ie spreekt, wél compassie heb. Ik vergelijk dat arme, jonge kereltje in gedachten met kinderen die ik me herinner. Ik zet hem in gedachten naast m'n eigen zoontjes, toen ze klein waren. Zo'n dutske van een Olivertje Twist...
Nou, welke vrouw zou daar niet voor smelten?
Eindhalte in zicht. Iedereen stapt af, ook ik. Etenstijd... de boel mag bezinken.
't Is net middag geweest en ik mag beginnen aan m'n dienst voor vandaag. Wanneer ik in het centrum van de stad kom om m'n busje te vinden, maak ik nog heel eventjes een praatje met een collega. De bus komt aangereden en de deuren gaan open om iedereen te laten afstappen, helemaal aan het begin (of moet ik einde zeggen...?) van het perron. Wanneer ondertussen een andere collega naast de bus wil afdraaien met zijn groot gevaarte, maakt hij een inschattingsfout en draait te kort. Ik zie het aankomen, maar vertrouw m'n collega's zodanig, dat ik zeker ben dat de brave man tijdig zal stoppen. Ik denk hardop: 'Nu...! Stoppen maat...!' Maar wat ik denk, gebeurt echter niet. De chauffeur rijdt verder en we horen het geluid van schrapend metaal, dat waarschijnlijk niet langer dan twee seconden duurt, maar een eeuwigheid lijkt.
De man stopt, verbaasd, want had het echt niet zien aankomen. We maken geen opmerkingen, want, we denken aan onze eigen fouten, die we wellicht ook wel eens maken. Schade is er. Er moet een controleur komen, wat wil zeggen dat er vertraging zal opgelopen worden, want de bus waarmee ik mee moet, zou nu moeten vertrekken. Ik ga een kijkje nemen, maar beide chauffeurs weten blijkbaar wel wat ze moeten doen. Ze beginnen aan de papierrompslomp die erbij hoort. Ze rijden allebei nog niet lang, maar misschien omdat ze niet echt in het verkeer zitten op dit moment, lijken geen van beiden zenuwachtig. Ik denk terug aan mijn eerste accident. De zenuwen gierden toen door m'n keel. Maar dat was met de tram en in het drukke verkeer, waardoor er direct een opstropping was enz...
'k Besluit om de mensen op de hoogte te brengen, dat we nog niet direct zullen vertrekken. Iedereen toont begrip, ook al vinden ze het niet fijn. Ook ga ik me bezig houden met een collega die komt aangereden en dit perron wil opdraaien. Alvorens hij z'n bocht begint te nemen, moet ik hem teken doen, of het wordt té moeilijk manoeuvreren. Hij kan nog een andere weg nemen. Voorlopig hou ik me met deze taken bezig, tot de controleur ter plaatse is.
Wanneer de boel netjes door de controleur op orde is gesteld, kunnen we vertrekken. We verloren teveel tijd om onze rit nog normaal te kunnen rijden en moeten ietwat voorbij de helft van het traject terugdraaien. De collega die achter ons rijdt, zet dan het traject verder en krijgt waarschijnlijk een reeks opmerkingen omdat hij in de ogen van de reizigers veel te laat is.
Niet altijd hebben mensen begrip voor zo'n toestand. Sommigen zien enkel hun kant van de historie en dat is: Wachten, wachten, wachten... altijd maar, wachten. Nochtans had het erger gekund. (Het had véél erger gekund als je de foto bekijkt, die ik om het dramatisch effect te verzekeren, bij deze blog plaatste). Er hadden gewonden kunnen vallen tijdens de aanrijding. Het had pijpenstelen kunnen regenen. Het had stenen dik kunnen vriezen. Maar nee hoor, 't zonneke schijnt, het is heerlijk droog en niet té koud.
Kop op, beste wachtenden... die afspraak heb je misschien dan wel gemist, maar onvoorziene omstandigheden, zijn niet te voorkomen, net omdat ze onvoorzien zijn...
Ik sta aan de achterkant van het operagebouw m'n bus op te wachten. Juist op dit moment is de première afgelopen. Mazeppa' heeft z'n succes behaald, mag ik veronderstellen. Aan deze kant van het gebouw, komen de artiesten, muzikanten, buiten. Voor de aanvang stond ik op deze zelfde plaats ook te wachten op de bus, voor het eerste dienstdeel van m'n avond en toen zag ik dat er enkele jonge kereltjes werden gebracht door paps of mams. Daardoor weet ik dat er ook kinderen aan deelnemen. Kleine, jonge muzikale krakjes, veronderstel ik, met een overgave van respect voor hun kunnen. Ik probeerde glimpen op te pikken van het opgestelde scherm, net achter een groot raam. De opera is net helemaal opgefrist en vernieuwd of verbeterd waar het maar kan. Dit scherm hoort daar ook bij. Vanaf de stoep kan je dus opwarmertjes meepikken, als je de tijd hebt om er eventjes stil bij te blijven staan. Ik heb tijd tot m'n bus komt...
Nu is de opera dus afgelopen en de muzikale talenten stromen de stoep op, uit het gebouw. Ze sleuren en zeulen met contrabassen, violen en blaasinstrumenten, goed verpakt, in alle maten en gewichten. Maar voor hen is dit gewoon, dat doen ze al jaren. Alhoewel het me opvalt dat de meesten nog vrij jong zijn. Ik geniet van de eerste-optreden-kick die ze van zich afgooien, zo gauw ze het gebouw verlaten. Onderling praten ze nog over dit of geen, dat niet of wel goed zat. Wanneer een jongetje buiten komt en naar z'n ouders toeloopt, krijgt hij een privéapplausje van enkele mede-artiesten. De sfeer is zalig, het wachten op m'n bus, die een beetje later is, kan me niet schelen. Ik geniet immers mee van deze sfeer.
Wat later ben ik mee op weg naar het Zuid. De chauffeur, nog een jonge man, niet lang werkzaam bij deze pachter, doet z'n best de tijden te respecteren, ook al lukt het niet al te best. Wanneer we aan ons eindpunt op het Zuid willen vertrekken, moeten we een rotonde op. Op de hoek staat een glascontainer. Net achter de hoek staat er een wagen, de eerste van vier, geparkeerd. Doordat het donker is en die container het zicht wat wegneemt, heeft de chauffeur de wagen niet tijdig opgemerkt en rijdt hij zich vast in de bocht die hij niet kan nemen. Aan de rechterzijde de wagens, aan de linkerzijde gele, plastieken paaltjes om de boel af te bakenen. Ik vraag m'n collega of hij in deze bocht achteruit zal kunnen manoeuvreren, als ik buiten ga kijken of het veilig is. Daar kunnen we immers niet blijven staan hé. Ongeduldige fietsers en automobilisten weigeren even te wachten om m'n collega z'n manoeuver te laten uitvoeren. Zelfs om 22.30u 's avonds hebben de mensen nog steeds geen secondje geduld...
Met een perfecte timing komt een politiewagen naar ons toe gereden met twee agenten. Zij vragen wat het probleem is en helpen stante pede. Eén van hen, zegt dat we rustig over die paaltjes mogen rijden, waarop ik hem antwoord dat ik dat heel vriendelijk van hem vind, maar dat men zulke dingen waarschijnlijk niet ziet zitten, wanneer de bus met krassen zal binnenrijden straks. Daarvoor heeft de man begrip en hij loodst ons in tegenovergestelde richting de rotonde op. Hij houdt alle verkeer tegen, de schat. Ze raden me aan hierover melding te doen, zij zullen de wagen beboeten en laten verwijderen, nog maar eens, de schatten.
Ik bedank hen zo uitbundig als toegelaten is, onder deze omstandigheden ('t zou geen zicht zijn, moest ik hen rond de nek vliegen hé) en wuif hen na. 't Is niet de eerste keer dat ik het schrijf, maar een goede samenwerking geeft echt een fantastisch gevoel. Waarvoor dank hoor mannen!!!
Een late dienst, een avonddienst, een late dienst en een dagdienst. M'n weekje werd wat door mekaar geschud, maar met een goed doel, dus dat moet kunnen. Toch, weet ik niet goed meer welke dag het is. Maar goed dat ik de krant nog kan vastnemen om het eens te checken.
Gisteren reed ik met m'n collega mee. Hij was er een tijd tussen uit geweest. Z'n eerste dag terug, gaf hem een beetje kriebels. Maar die waren al snel onder controle. Toch moest het lukken dat hij zowat een allegaartje aan situaties en mensen op die eerste dag gepasseerd kreeg. Verschillende soorten tickets moesten worden aangemaakt, of geruild. Het moet dan liefst snel gaan, want je loopt al snel wat vertraging op met de bus. Het weer liet dit niet toe. De wind was ijzig. Wanneer mensen opstapten, bliezen ze hun handen warm, of puften van tevredenheid de koude uit, met de nodige klaaggeluiden en -rituelen. Maar wanneer je er eventjes 'uit' bent geweest is het niet evident direct de logica van het apparaatje terug te vinden, als je niet-alledaagse dingen moet uitvoeren met die tickets. Waarop sommige reizigers hun ongeduld lieten blijken. Net als aan de kassa, wanneer mensen te lang naar hun zin moeten wachten. Maar, met een kleine opmerking of bemoeinis mijnentwege, was het euvel al snel opgelost. Toonden de ongeduldigen wat meer begrip en konden we verder rijden.
De meeste mensen zijn kalm op de bus natuurlijk. Af en toe stapte iemand op die, wanneer ie me zag staan, zich naar de chauffeur repte om een ticket aan te schaffen. Af en toe, stapte iemand heel erg goed geluimd op en knikte ons vriendelijk lachend een goeie avond toe. Af en toe, stapte een nors persoontje de bus op, zette zich neer en bewoog niet meer, tot het tijd was om zich naar de deur te begeven. Er was een dame die naar een optreden was geweest. Ze had enorm genoten. Met haar kleine pensioentje kon ze dat normaal niet, maar dit was een optreden gesponsord door het OCMW. Ze keuvelde maar door over haar fijne avond. Iemand anders was boos, om een voorval op de vorige bus, waar ze vandaan kwam. Ze stortte haar hart uit. Ik begreep haar frustratie volkomen en dat kalmeerde haar. Toen ze wat later afstapte, was ze beter geluimd en groette ze met een glimlach.
Het toppunt echter was een dame op het Astridplein. Een opgemaakte vrouw in namaakpelsjas, met lange losse blonde haren. We stonden de vertrektijd af te wachten. Ze kwam naar de chauffeur en noemde hem met luide stem 'Scha-at'. Ze had direct de nodige aandacht getrokken van zowel m'n collega als van mij. - Scha-at... Wilde gij mij nu es wat helpen? Waarop m'n collega: - Ja, natuurlijk dat. Vertel het is, wat kan ik voor je doen? - Jaaa, schatje, ik zou graag willen weten om wat uur dat gij vertrekt. - Binnen een minuutje of vijf, gaan we doorrijden. - Danke zenne schatje, maar kunde nu ook ne keer zeggen om wat uur de laatste bus hier vertrekt? - Jazeker, schat... Collega neemt de map, waar de vertrektijden genoteerd staan. Hij zegt om wat uur de laatste bus vertrekt. Waarop zij: - En gij? Komt gij hier vanavond ook nog? Om wat uur vertrekt gij dan? - Om kwart voor elf, strakskes. - Awel, dan zal ik hier zijn se. Dan kan ik meerijden hé. Is dat goed? Ik ga eerst nog efkes wat drinken hé... - Ja manneke, dat is heel goed. Amuseert u nog maar wat eerst. - Ohhhh, dat vinnekik nu vriendelijk se! Hier, kom hier gij... gij zijt nen echte schat se! Ze neemt m'n collega vast en geeft hem een flinke zoen op z'n wang. Ik wilde eerder al wat naderen en zeggen tegen de dame, dat wanneer ze het uur niet meer zou weten, ze het altijd kan terug vinden op de uurrooster, bevestigd in het wachthokje. Iets in haar houding weerhield me echter. Ik vermoedde dat ze boos op me zou worden als ik haar in haar chauffeurkesbevlieging zou storen. 'k Bleef dus maar wijs op de achtergrond. Er zat nog een dame op de bus, die ook alles had gevolgd. Zo gauw de fake-pelsenjasdame van de bus was, hadden we een pret van jewelste. De chauffeur gierde het uit van de pret.
Zijn eerste dag zat er bijna op, en hij was best geslaagd... Dankzij...
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.