Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
15-01-2012
Boos
Op het drukke plein sta ik op m'n bus te wachten. Op het perron aan de overkant zie ik tussen de andere mensen een vrouw, luid pratend in haar gsm, allerhande gestes maken. Ze trekt m'n aandacht. Ze heeft een klein kind in buggy bij zich. De mensen rondom haar, nemen wat afstand omdat ze zo erg gesticuleerd, denk ik. Er komt een tram aan het perron. Daar de deuren zich aan de andere kant bevinden kan ik niet zien wie in- of uitstapt. Maar wanneer de tram weg is, staat de vrouw er nog. Er staat nu een man redelijk dicht bij haar en die maakt nog een pak meer lawaai dan de vrouw eerder deed. Ik kan niet zien tegen wie hij praat, of beter, roept. Hij maakt met niemand oogcontact. Ondertussen blijkt één van m'n collega's van die tram gestapt te zijn en die zag me staan. Hij voegt zich bij mij. Na mekaar gegroet te hebben, merken we beiden de man op, die zo'n onaangename manieren heeft. M'n collega zegt dat de man op de tram ook al zo stond te roepen naar iedereen en erg vreemd deed. Hij was alleszins boos en riep in een mengelmoes van talen. Ik vraag me af, of die man nou tegen de vrouw die ik eerder zag, bezig is of niet. M'n collega zegt dat die vrouw weent. Het wordt echt niet duidelijk, ook al staan we'r niet ver vanaf. Als ze tegen elkaar bezig zijn, is het zowiezo op een rare manier, want geen enkel moment is er oogcontact tussen hen. Niettegenstaande blijven ze redelijk dicht bij mekaar staan en gaat de onvriendelijke conversatie door. Dus besluit ik, dat we maar beter met z'n beiden dichterbij gaan staan. Ons laten opmerken... misschien helpt dat om hen te kalmeren. Een truukje dat ik wel meer toepas. In deze situatie zie ik het beter zitten, dat we met twee zijn. M'n collega komt hier dus goed van pas, ook al brengen we onze dienst niet samen door. M'n collega aarzelt precies. Kordaat als ik (soms) ben, trek ik hem lichtjes aan z'n mouw, kwestie om hem te motiveren voor mijn idee. En, hij laat zich meesleuren.
Het helpt. Die twee waren dus wel degelijk tegen mekaar in het harnas gevlogen blijkbaar, maar kalmeren. Raar... vind ik, maar enfin, er zijn wel meer dingen die ik raar vind. Ik breek daar m'n hoofd dus niet verder over. 'k Bedank m'n collega voor z'n medewerking. Hij antwoordt: 'Dan zal ik maar eens naar kantoor gaan, anders kom ik nog te laat.' Ik val haast achterover. Hij was nog niet beginnen werken... Ik verontschuldig me zo'n honderdduizend keren voor m'n opdringerig gedrag tegenover hem, maar moet er ook enorm om lachen. Nou is't al zover gekomen dat ik m'n collega's meesleur in m'n werk, als ze nog niet begonnen zijn aan hun dienst, laat ik hem weten.
Gelukkig kan hij hier ook (groen...?) om lachen...
Er was eens... een rustige dag in de kerstvakantie. Om soldeninkopen te doen is het voor velen nog te vroeg in de morgen. Het is immers een erg natte, winderige dag. Je moet al erg gemotiveerd zijn om koopjes te gaan doen, denk ik, te merken aan de weinige mensen op straat en dus ook op de bus. Iedereen is goedgeluimd, vriendelijk en rustig. Wat kan een mens nog meer verlangen (buiten geld voor de materialisten onder ons)...?
Aan de eindhalte van de bus, wachten we de vertrektijd af. De chauffeur klaagt wat over de rijtijden, die er op dit moment wel door kunnen omdat er zo weinig volk op de been is. Ik weet dat hij een punt heeft, want normaal gezien valt er niks te wachten aan de terminus, maar is het reppen. Hij blijft niet klagen. Hij vertelt me opgewekt, terwijl hij me één van onze boekjes toont, dat hij een brief kreeg, die ook staat afgedrukt in dat boekje, van een tevreden klant En ja, ik las het wel thuis in dat boekje, maar wist ik veel dat hij die chauffeur is. Ik ken lang niet alle chauffeurs bij naam, da's een beetje onmogelijk. De sfeer zit al snel weer goed dus, want erover vertellen beurt de man enorm op.
Een mogelijke passagier staat naast de bus en wil een sigaretje opsteken. Maar eerst vraagt hij wanneer de chauffeur weer vertrekt. Hij heeft nog vier minuten, laat m'n collega weten. Dat blijkt genoeg te zijn om te genieten van tabak en nicotine voor de man en hij steekt z'n paffertje op. Wanneer het wat later tijd wordt om te vertrekken zegt m'n collega tegen de man: 'Meneer, 't is er tijd voor. Wilt u opstappen en mag ik vertrekken?' Er is een lach bij, het komt dus niet echt sarcastisch over. De man benadrukt dat de chauffeur 'mag' vertrekken, terwijl hij opstapt en gaat lachend zitten. Enkele straten verder, komt de man naar voor. Ik denk dat hij de weg of zo moet vragen, maar nee hoor. Hij zegt: 'Chauffeur, ik ben aan de halte waar ik moet afstappen. Mag dat van u?' Ik vind dit zo prettig dat ik euhhhh... redelijk uitbundig lach. De man staat ondertussen alweer bij de deur om af te stappen en vraagt of het 'een goei' was. Waarop ik hem laat weten dat ze bijzonder geslaagd is.
En zo'n kleine momenten maken de rit maar weer eens aangenaam.
Hier is het dan, dat nieuwe jaar. Opgetogen...? Gewoon blij...? Vol verwachting...? Wel, zeker en vast overtuigd dat ik er het beste van zal maken, wens ik iedereen een fijn jaartje toe. Maar euforisch ben ik niet. Dat ben ik eigenlijk de laatste jaren niet meer rond deze tijd. Elke dag is het waard zo goed mogelijk geleefd te worden, dus hoef ik niet direct een gat in de lucht te springen op 1/1/.... 'k Hou niet zo van de overdreven grote drukte rond deze periode.
Er komt verandering. De economie, weet u wel. Hele grote veranderingen zelfs. Of we het zullen merken aan de werkgelegenheid bij De Lijn, weet ik niet. We zullen het misschien wèl merken aan de passagiers op de voertuigen. Men schildert ons een beeld zodanig, dat ik in gedachten mensen bedenk op tram of bus, in lompen (zwartrijdend natuurlijk). Of, misschien ook weer niet, omdat men hoopt meer controles op trams en bussen te doen, lees ik in de krant. Dus zullen nietbetalende reizigers meer geweerd worden... En er is ongenoegen bij nogal wat collega's als het over de pensioenen gaat. Ik begrijp het wel, als je net uit de boot dreigt te vallen. Maar tja, er moet toch iets ondernomen worden, buiten mekaar de schuld van de veranderingen te verwijten... Dus hoop ik alvast op een Bestuur Zonder Geldverspilling, federaal, vlaams, provinciaal en uiteraard liefst ook binnen ons bedrijf als het even kan, maar da's misschien net iets teveel verlangd. Vervolg, 1 januari 2013, als ondertussen de wereld niet zal zijn vergaan. Ondertussen geniet ik van de vogeltjes die fluiten, een mens die glimlacht en de wolken die af en toe wegdrijven.
'k Lig er niet echt wakker van. Ik kijk naar een foto van een collega die eerder dit jaar op pensioen ging, z'n trammeke. De gewoonte bij De Lijn. Voertuig van de 'gelukkige' op z'n laatste werkdag versieren. Als passagier heb ik nooit op zo'n trammeke gezeten. 't Is wel een leuke sfeergever, dus zou ik ooit graag als passagier op zo'n voertuig meerijden.
Het is de laatste dagen drakedruk in Antwerpen. Automobilisten doen niet anders dan kruispunten blokkeren, wat wijst op een egoïstische houding, als je't mij vraagt. En, omdat iedereen behalve 'ik' het doet, doet 'ik' het ook, anders geraakt 'ik' nooit weg. 'Ik' vergeet natuurlijk dat, net door het kruispunt te blokkeren, de hele boel stil blijft staan, anders zou het niet 'blokkeren' genoemd worden... Enfin, om eerlijk te zijn, vind ik persoonlijk dat hier tekort wordt gekomen door de politie. Hiermee doel ik uiteraard niet op de agenten persoonlijk, maar wel de verkeersdienst op zich. Al een tijdje zie ik het aankomen. Vandaag of morgen krijgen we nog een ernstig geval van verkeersagressie te verwerken omdat 'auto'mobilisten toch persé door die stad willen of moeten, en enorm gefrustreerd raken.
Vandaag was de chaos perfect. Met lijn 23 vanaf Stuivenberg, tot Roosveltplaats duurde welgeteld 1u en 15min. Normaal duurt dat nog geen 10 minuten. Daardoor kregen ook wij op de bus, te kampen met een man die -gelukkig 'maar'- verbaal agressief werd. Eerst tegen de chauffeur, dan tegen mij. Hij was het centrum van de wereld en vond de meest fantastische scheldwoorden vlotjes om naar onze hoofden te slingeren. Wakker lig ik hier niet echt van. Zulke mensen stellen me wel teleur, zij zijn zielepoten en zoeken iemand om op af te reageren. Niettegenstaande heb ik erg veel begrip voor mensen die in de bus, geduldig blijven wachten om eindelijk op hun bestemming te geraken.
Later stapt een man met hond op de tram. Een jongetje en z'n moeder zijn bang. De man geeft commentaar op een manier die ik niet erg fijn vind, maar ik hou me afzijdig. Ik ben niet meer in dienst, want ik ben op weg naar huis. Ik hou in't oog hoe moeder en jongetje reageren en zal ingrijpen als het moet. Maar ze laten hem voor wat hij is. Door die hond, maakt een vrouw contact met hem. Ze raken aan de praat. De man vertelt zijn levensverhaal zowat. Ondertussen zitten al heel wat mensen mee te luisteren. Twee jonge kerels zitten vooruitgeleund om maar mee te kunnen luisteren. Hij praat langzaam en heel erg dialect. 'k Heb altijd in het antwerpse gewoond, maar zou het hem niet na kunnen doen. Ook al zegt hij soms dingen die lachwekkend overkomen, de vrouw blijft zeer serieus. Ik vind haar een prachtmens. Ze blijft met hem converseren, en soms mengt haar man zich in het gesprek. Maar de 'hondman' blijft vertellen. Ondertussen weet zowat iedereen waar hij woont, wat zijn beroep is en welk ziektebeeld hij heeft en hoeveel hij om z'n hond geeft. Ik denk ondertussen dat ik in eerste instantie niet erg juist oordeelde en het dus maar goed is dat ik de man niet aansprak over zijn toon tegen het jongetje. De 'hondman' weet gewoon niet beter, hij bedoelde het wellicht niet slecht.
Door te kijken en luisteren komen we dikwijls meer te weten dan door te fysiek reageren.
Er wordt gestaakt. Persoonlijk, vind ik, ...geen goed idee, hoewel ik begrip kan opbrengen. M'n respect voor onze politiekers gaat er alleszins op achteruit, vanwege de manier waarop men 'het beste' wil voor het land, ttz de burgers. Om maar een vergelijking te maken; als ik met de reizigers zou omgaan zoals de politiekers met de burgers doen, zou ik al lang serieus op het matje geroepen zijn, door m'n bazen. Goed weten! Maar er worden teveel gewone burgers getroffen door zo'n staking. Daar hou ik niet van. Na wikken en wegen, besluit ik dus te gaan werken.
Er wordt me gevraagd toezicht te houden op de Roosveltplaats en Astridplein. In de mate van het mogelijke, informatie te verschaffen zodat gestrande reizigers toch zo goed en kwaad als het kan, weten waar ze aan toe zijn. Ik heb een late shift. Dat wil dus zeggen dat ik mensen weer naar huis moet helpen. Vanmorgen reden hier en daar nog wel wat voertuigen, maar vanavond zijn dat er heel wat minder. Tegen 21.30u rijdt er nog welgeteld één tram en enkele bussen. Ik moet dus heel wat mensen teleurstellen. Men begrijpt maar niet dat ook tijdens een staking er 's morgens meer voertuigen rijden dan 's avonds. Telkens weer leg ik uit dat chauffeurs in een shiftensysteem werken en dus worden afgelost, meermaals per dag. En, dat het daarom kan zijn dat trams of bussen terug naar de loods moeten, omdat die aflosser wel degelijk staakt. Niet leuk dus. Maar beter slecht nieuws en zoeken naar een alternatief dan niks zeggen. Telkens weer, hebben mensen begrip en danken ze me om hen op de hoogte te brengen. Ook, telkens weer zijn er enkele moeilijke of trieste situaties. Een vrouw die op haar werk geraakte maar voorlopig niet thuis. Haar man zit op een vergadering in Nederland. Gelukkig kon ze iemand vinden die haar kinderen kon ophalen van school. Maar het is nu al zo laat en ze wil zo snel mogelijk haar kinderen ophalen. Er wordt heel wat heen en weer gebeld. Ze moet nog ver en wil daarom geen taxi nemen. Het zal haar minstens 50 kosten en dat is er flink over, vindt ze terecht. In zo'n geval is het belangrijk deze persoon terug kalm te krijgen en mee te voelen. Vragen stellen en samen beredeneren of er een andere oplossing kan gevonden worden. Ook al is dat soms niet zo, deze mensen voelen zich naderhand toch weer wat beter, omdat je meevoelt met hen.
De avond vliegt voorbij. Ik ga af en toe een kijkje nemen in de pre-metro. Het is er zo goed als leeg en vooral stil. De achtergrondmuziek doet me meedeunen. Er is toch niemand die het hoort, zelfs geen metrotoezichter. Enkele mannen denken hiervan te kunnen profiteren en zitten te drinken en te roken. Zolang ze de lege blikjes mooi in de vuilbak gooien, drinken ze maar op, denk ik bij mezelf. Maar dat roken... kan en mag ik niet toestaan. Sigaretten moeten onverbiddelijk uit en weg. De mannen trekken dan maar weer naar buiten ...voor zolang ik hier ben. Rare sfeer, zo'n stille metrogang, of -perron. Voor effe, best leuk.
En ik beloof het aan iedereen die het vraagt. Morgen, rijden we weer!
Net terug uit een heerlijke -maar te korte- vakantie. Een beetje tegen m'n zin, wat maar zelden gebeurt, trek ik naar 't werk. Niettegenstaande zorgen de collega's er al direct voor, dat het negatieve gevoel wegebt. Eigenlijk heb ik veel chanse met die collega's, want die kies je niet. Je moet er het beste van maken. Wel, ik moet daar geen moeite voor doen. Ze zijn allemaal toffe kadee's.
Het weer daarentegen zou me liefst al doen terugkeren naar het warme oord waar ik een tijd heb rondgereisd. Zonder het te vermoeden, ontsnap ik aan een helse regenbui, of, eerder een wolkbreuk. Want wanneer ik met m'n collega's uit de metro kom -we kregen een cursus daar- merken we dat er verdomd grote plassen zijn aan de Roosveltplaats. We gaan eerst eten en kunnen nog tijdig wegspringen voor het opspettende water van een grote plas waardoor een auto rijdt. We kunnen nog lachen, maar was één van ons nat geworden tot onder z'n oksels, hadden we wellicht anders gekraaid.
We hebben na het eten een afspraak met de verantwoordelijke van de metro om samen nog eens den dieperik in te trekken voor verder onderhoud. Af en toe moeten we bijspringen in de metro en we willen deftig op de hoogte zijn van het reilen en zeilen. We worden gevraagd naar het station opera te komen. Wanneer we daar zijn, staan we versteld van de wateroverlast. Het heeft echt wel lelijk gedaan blijkbaar. Het water reikt tot net aan de metrotrap (naar beneden dus). Best gevaarlijk hé. Ten eerste wordt het erg glibberig en ten tweede als het water binnen loopt, komen er zowiezo problemen met techniek en wat nog meer. De brandweer werd al opgeroepen en ondertussen houden wij het verkeer tegen, dat er zowiezo toch al niet door mag, maar automobilisten lezen geen verkeersborden meer tegenwoordig.
Wanneer de brandweerlui de rioolputjes komen leegmaken en het water wegpompen gaat het snel en kunnen we daarna nog een heel klein beetje van ons voorziene onderhoud verder zetten. De Lijn was even ter land en ter zee...
Wat hebben we toch een prachtige nazomer gehad. Mij zal je dus zeker niet horen (of lezen) klagen over weerstoestanden. Ik, ben geboren in hartje zomer. Dàt jaar, was het zo'n prachtig weer dat de dokter m'n ouders de raad gaf, m'n wieg in de tuin te zetten. Weliswaar met een muskietennet. M'n ouders hebben me dit meermaals verteld. Het kan niet anders, dààrom hou ik zo van buiten zijn. Ik verkoos enkele jaren terug om te gaan rijden op lijn 10, omdat deze lijn niet door de pre-metro rijdt én uiteraard voor het aangename publiek op het voertuig. Ook dat is één van de redenen dat ik zo tevreden ben met m'n job. Ik adem lucht, voor zover die zuiver is in onze stad. Ik word nat geregend en drooggewaaid en zongetint. Oké, als het kouder wordt, moet ik ook dàt erbij nemen. Ik ben namelijk een onverbeterlijke kouwkleum. Zelfs bij een lichte temperatuursverlaging verliezen de knokkels alle soepelheid en gaat m'n huid meer op kippenvel lijken. M'n lippen worden blauw en het bloed trekt uit m'n vingers en tenen. Maar ik voel dat ik lééf, Driewerf Hoeraaa!!!
Soms, heb ik wat tegenslag. Soms, gelukkig is dat uitzonderlijk, verwacht men dat ik een hele dag dienst doe in de pre-metro. Bweikessssss. Da's pas echt tegenslag. Balen. Tegen de collega die ik moet vervoegen braak ik m'n gevoelens, ocharme de man. Nee, ik hou zo absoluut niet van mezelf, maar ik moet het uit m'n systeem zagen en sakkeren. Dan pas kan ik besluiten dat ik er het beste van zal maken.
De sfeer, de mensen die ik ontmoet in de ondergrondse vallen best mee. Nee, ze hebben geen drievork, een staart, twee horens en een sik. Het zijn allemaal gewone mensen-'onder'weg. Soms weten ze niet welk perron ze moeten nemen. Zulke mensen versta ik maar al te goed. Ik hoor ook bij diegenen die wel eens gedesoriënteerd geraken als ze de zon niet zien, of zich niet kunnen richten op de straten. Met plezier help ik hen dus. Hier wordt niet mee gelachen. De tram in de verkeerde richting nemen, is hier, onder de grond, schering en inslag. Het staat nochtans goed aangegeven, maar goed is niet goed genoeg blijkbaar.
Er werden junkies gesignaleerd en ik word er op uitgestuurd om te kijken of ze al weg zijn, zoals het hoort. Ik vind niemandal, maar blijf voor alle zekerheid nog wat rondhangen in het bewuste station. Het blijft clean. Ik kom af en toe enkele feestlustige, in de mooiste gewaden gehulde moslims tegen. Zij, zijn in opperbeste stemming. Er wordt geknikt en prettige feesten gewenst.
Er is ook Night of the Proms in het Sportpaleis. Ik mag mee de aanvoer in het oog houden. Daar kom ik nog enkele toffe collega's tegen. Daardoor ben ik helemaal m'n 'HELL'se ellende vergeten. Ik schrijf het maar al te graag: de sfeer onder je collega's bepaalt voor een groot deel het verloop van de dag, als je moet samenwerken. Dat zit buitengewoon goed dus!!! De vol-verwachting passerende afstappers op weg naar de grote spektakelhal, zijn uiteraard allemaal blij gezind. Hier en daar krijgen we een speekmedol bij wijze van spreken. Men apprecieert het dat mensen van De Lijn toezicht houden en men kan nog info krijgen ook voor de terugweg, straks na afloop van het muziekfestijn. Een kennis zien we ook nog tussen de meute meestromen. Alles helpt dus mee om deze dag zonder moeite fijn te laten verlopen. Het doemgevoel van daarstraks is allang weggesmolten door 'hart'verwarming.
Maar baas, geef me toch maar niet té dikwijls onderaardse opdrachten asjeblieft...
't Is beslist niet de eerste keer dat ik het heb over kinderwagens. Eigenlijk verdienen ze best een hoofdletter, of nee, het moet écht volledig in kapitalen: KINDERWAGENS, met nog enkele uitroeptekens er achter, waarom ook niet... '!!!' dus.
Stilaan worden ze gezien als wezens die los staan van mensen en onze maatschappij inpalmen. Wordt er door economen niet beweerd dat de bevolking moet groeien teneinde de economie draaiende te houden...? (waarmee ik het trouwens helemaal niet eens ben!) Nou, er mag niet geklaagd worden dan. Economen of anderen die beweren dat de bevolking niet voldoende toeneemt, raad ik beslist aan de tram of bus te nemen. Ze zullen snel anders piepen.
Naar het schijnt... Heerlijk hé, hoe sommige boodschappen beginnen, of moet ik zeggen roddels...? Enfin, naar het schijnt dus, zouden de meeste klachten tegenwoordig gaan over de overvloed aan kinderwagens, gecombineerd met caddy's en zware, grote tassen op de voertuigen. Of het waar is, weet ik niet, maar ik ben geneigd dit te geloven. Soms is het een pest. Ik, kan me niet voorstellen dat ik niet van de bus of tram zou geraken, zoals het sommigen wél overkomt. Maar, ik geef toe, ik heb zo'n kweek die zich laat gelden. Waarmee ik niet bedoel, dat ik de mensen toe zou snauwen. Ik Laat M'n Stem Duidelijk Horen: 'Excuseer!!!' Uiteraard heb ik ook al meegemaakt dat mensen niet geneigd zijn opzij te gaan, wanneer ik wil afstappen, maar dan herhaal ik het wel duidelijk en luid zodat ze waarempel niet kunnen ontkennen iets gehoord te hebben. En, nee, dove mensen zetten zich niet in de weg. Slechthorenden houden rekening met de omgeving, veel meer dan horenden. De reden daarvoor is eenvoudig hé, ze vallen veel meer terug op wat ze zien...
Er staan drie buggy's op de bus. Er is geen plaats voor meer. Of, ja, als ik er niet zou op staan, zouden er meerdere buggy's op komen en zich in de doorgang plaatsen. Maar, spijtig voor hen, ik laat dit niet toe. Net om wantoestanden te voorkomen. Het is eigenlijk het dégoutantste van de job. Mensen weigeren omdat ze de buggy niet willen toevouwen. Want, dat is natuurlijk het alternatief. Wanneer ze de karos zouden opplooien -ik wil best helpen hoor- kunnen ze er uiteraard wel bij. Helemaal niks persoonlijks dus, maar zuiver een principe. Ik zet me in het deurgat en vraag de vrouw die wil opstappen of ze de buggy wil opvouwen. Ze rijdt het toestel half op de bus, en ramt m'n benen. De voorwielen op m'n voet. Beleefdheid is natuurlijk wat anders, maar ik zeg daarover niks. Zij gaat in de aanval. Pardaf!!! Zij heeft hààr boodschap en die luidt dat ze mee moet. Ik heb de mijne, die ik herhaal. Ze blijft tegen me aan duwen. Ik wijk niet. Voor de derde maal herhaal ik dat ze helaas niet mee kan als ze de wagen niet opvouwt. Ik bied aan te helpen, maar daarop reageert ze niet. Ze is boos. In de bus is het muisstil. Iedereen volgt, want hoe zal het eindigen...?
De vrouw wijkt naar achter en zegt: 'U bent stout!'
Klein maar fijn. Klein zinnetje met toch wel een vrij grote betekenis, soms. Een moeder met jong kind stapt op de tram. Ik zit meer achterin. Niet aan't werk. Toch kan je me betrappen op meer in het voertuig kijken naar mensen, dan naar buiten, naar het bekende stadsbeeld van rijen huizen dat aan me voorbij gaat. 't Is niet erg druk, hoewel de zitplaatsen stilaan gevuld geraken in de lagevloertram. De moeder ziet nog een vrij plaatske en laat haar dochtertje van ongeveer 8 jaar zitten. Zijzelf zet zich wat opzij zodat ze niemand in de weg zal staan. Dochterlief vraagt en vertelt af en toe wat aan mama. Dan is er stilte. Het jonge kind kijkt naar buiten. Er heerst verder een doodse stilte op de tram. Zo'n stilte die voor mij niet te lang hoeft te duren. Maar dan breekt het jonge meisje die stilte op een zeer aangename manier. Ik hoor: 'Mama...' waarop de moeder antwoordt: 'Ja schat?' 'Ik hou van jou' zegt het kind.
Moeder glimlacht en antwoordt: 'Ik hou ook van jou.'
Et voilà, denk ik dan, wij zijn de goednieuwstram.
Het is een dagje als zovele andere. Gewoontjes. De lucht kleurt mooi blauw met af en toe een mooi wit wollen wolkje, dat het blauw nog meer accent geeft. Meestal heb ik de indruk dat niet veel mensen op zulke dingen letten. Maar hierin kan ik er ferm naast zitten. Het is duidelijk dat op zulke dagen, de mensen hun humeur zich in hogere staat van pret bevindt. Er wordt niet zo makkelijk gesakkerd dan op grijze dagen. Men kan meer 'ver'dragen van een ander. Ik ben ervan overtuigd dat het weer ons gedrag bïnvloedt. Tegenwoordig ben ik meer allert op grijze dagen, hoewel, misschien is dit maar een idee, want 't kan ook zijn dat ik m'n eigen gedrag als weerspiegeling zie in anderen...?
Niet te lang bij stil gestaan, al zeker niet op zo'n mooie dag als vandaag. Genieten van wat is gekomen en nog kan komen, en het beste maken van de rest, neem ik me voor. Gelukkig maar, moet ik niet ingrijpen vandaag. Geen akkefietjes, wel vragen naar of over iets. Leuk, mensen informeren zodat ze verder kunnen is ook één van de aangename dingen van de job.
Ik sta op de bus, aan de afstapdeur. De bus is al redelijk goed gevuld, maar er kan nog best wat volk bij. Door de inrichting van vele bussen schuiven mensen niet goed door. Er is altijd een psychologische stop aan de afstapdeur. Daar hoopt de massa zich op. De boel stropt en op den duur kan men niet meer opstappen, terwijl er nog heel wat ruimte is in de gangweg tussen de zetels achter in de bus. Niemand gaat daar graag staan. Het lijkt wel, of je iemand 's privacy stoort, daar achteraan. Of, als er dan iemand moet passeren om af te stappen, sta je in de weg. Kortom, ik zou het echt fijn vinden, moesten interieurontwerpers van stadsbussen daar ook eens rekening mee willen houden. De bussenserie met drie deuren is daarom mijn favoriete serie. Daar heb je niet zo'n doorschuifproblematiek.
Enfin, het is dus weer zo ver hé. Ik begin alvast m'n keel te schrapen, want ik moet me effe laten gelden, zodat iedereen nog mee kan. Er staat een jonge vrouw dicht bij mij. Ze heeft zich zodanig gezet, dat net Niemand kan doorschuiven in die beruchte gang. Ik vraag haar dus vriendelijk of ze zich wil verzetten of doorschuiven. Ze doet direct wat ik haar vroeg. Ze lacht me toe en begint te vertellen dat ze ook bij De Lijn komt werken. Moest dit een stripverhaal zijn, zouden mijn ogen twee vraagtekens worden. Dus gaat ze verder. 'Ik ben in opleiding voor de bus. Ik ben in de laatste week. Volgende week zal ik met de praktische opleiding beginnen. Dan doe ik lijnverkenning enz.' Ze is zo fier als wat. Het straalt van haar af. Ik feliciteer haar: 'Ha, da's leuk. Dan ben jij een toekomstige collega! Vind je't plezierig?' ga ik verder, hoewel het nog te vroeg is om deze vraag te stellen. Gretig knikt ze 'ja'. Ze kijkt uit naar het rijden met de bus. Haar enthousiasme is een heel goed teken. Ik wens haar het beste toe. Er komt een plaats vrij en ze gaat zitten.
Wanneer ze een tijdje later afstapt, waait ze me nog eens fijntjes toe, van op de straat.
Nog niet lang geleden kon men zich vacant stellen om mee te werken aan Trammelant. Zo'n kans wilde ik beslist niet voorbij laten gaan. Als ik aan iets positiefs kan meewerken, doe ik dat met genoegen. Dus, stuurde ik m'n motivatie naar de betreffende verantwoordelijke. Het resultaat is, dat ik -veel sneller dan verwacht- enkele dagen mag meewerken aan de 'Doe-dagen'. In samenwerking met politie, stad en andere hulpdiensten, werken we aan verkeersopvoeding met jongeren. 'k Wist al wel dat dit bestond, maar had nooit de kans om er achter te komen wat zo'n doe-dag inhoudt. Nu mocht ik er deel van uitmaken. Mij ga je beslist niet horen reclameren.
Omdat ik niet vertrouwd ben met het te hanteren materiaal, loopt er wel eens wat mis, maar met wat creativiteit en heel stil binnensmonds gesakker, raakt de boel wel opgelost. Hoewel ik misschien toch net iets te perfectionistisch ben, ...het liever foutloos laat verlopen, ben ik toch best tevreden. Zoals veel leerkrachten plegen te zeggen: 'Kinderen zijn erg dankbaar om mee te werken.' Ze zijn (h)eerlijk, ze zeggen wat op de tong ligt. M'n stembanden, niet meer gewend om een hele dag méér te presteren dan heel af en toe een lichte stemverheffing, laten het lichtjes afweten. Ja natuurlijk, we hebben een micro ter beschikking. Maar door mijn technische onkunde laat nou net op de cruciale momenten het geluid het afweten. Daardoor besluit ik dan maar, in het vuur van de strijd, om m'n natuurlijke geluidsversterking, zijnde, stembanden wat luider dan gewoonlijk maar naturel, aan te spreken. Maar da's niet zo erg. Na een avondje zwijgen (o, ja hoor, dat lukt wel) zal dat morgen al veel beter zijn.
Het leuke is, dat je voelt dat je de kinderen en ook de leerkrachten wat hebt kunnen bijleren over de tram (in mijn geval). Het enthousiasme waarmee ze meedoen. Hun aandacht die je kan vasthouden. Naderhand zelfs van een enkele leerkracht een gemeende felicitatie, stimuleert een mens om het de volgende keer nog maar wat beter te doen.
M'n aanwezige collega's waarmee ik nog nooit samenwerkte, staan klaar om een tandje bij te steken. Ook dit werkt enorm bevorderlijk voor een goede samenwerking naderhand op de werkvloer. Kortom, het is best leuk te voelen dat je samen makkelijker je doel bereikt ('t lijkt wel of ik nou ironisch het samen-onderweggevoel als op de reclameclipjes van De Lijn ga vergelijken...)
Twee dagen na mekaar een dagdienst gedaan dus. Een vreemd gevoel. 's Avonds véél tijd over om heerlijk thuis te vanallessen. En tegen morgen goed opgeladen om terug een gewone dienst te kloppen...
Momenteel loopt de jaarlijkse actie van 'Respect op De Lijn'. Dit jaar spreken we de reizigers en/of collega's aan over respect. Nu heb ik de chanse om in mijn job daartoe de ideale gelegenheid te creëren, daar ik met m'n neus tussen situaties sta. Het drommels leuke van deze actie is, dat ik ze kan aanwenden om negatieve dingen erg positief te benaderen. Een aanpak, die ik zeker en vast moet onthouden voor de toekomst. Het is verdomd plezierig om mensen die ik moet terecht wijzen, op positieve manier te benaderen. 'k Heb nooit problemen gehad met het uitvoeren van m'n job, ik doe dit erg graag. Maar nu loopt het de spuigaten uit. Straks gaat men me nog moeten tegenhouden om een dagje thuis te blijven. Het lijkt eigenlijk, als ik het zo neerzet, een beetje overgereageerd of naar het naïeve toe. Maar ik 'zweer' het, zoals jongeren plegen te zeggen, de laatste week geniet ik de hele dag door van de reacties van mensen die ik aanspreek.
We geven een klein ding, een sleutelhanger met de boodschap 'respect' op. Daarbij hoort dan een foldertje met de boodschap " 't is toffer trammen en bussen met een vriendelijk woord ertussen". Op die folder staat ook uitleg over wat je kan doen om deel te nemen aan een wedstrijd en een Samsung Galaxy Gio winnen. Nu maak ik reclame, 'k weet het. Maar 'k moet het juist schrijven hé. Ik denk bijv aan de reclameslogan, "zeg nooit zomaar banaan tegen een Chiquita " Dus durf ik niet zomaar te schrijven zoals ik het meestal zeg tegen de mensen: "Je kan met wat geluk een gee-es-emmeke winnen." Dàt zinnetje is altijd m'n afsluiter. Want eigenlijk gaat het mij niet daarom, maar wel om het respect tegenover mekaar op zich natuurlijk.
Ondertussen heb ik al heel veel kunnen oefenen en ik mag toch stellen dat m'n techniek er op verbetert. Ik geniet van de lichaamstaal, wanneer ik mensen aanspreek. In eerste instantie voel ik, dat de meesten denken in de eerste plaats, dat ik hen wil corrigeren op iets. Verwondering, en dan, klaar om zichzelf te verdedigen. Maar ik praat door, zoals een échte verkoper. Ik zeg hen dat ze een prachtig voorbeeld zijn voor andere reizigers. Sommigen worden zelfs een beetje verlegen rood. Anderen krijgen een heerlijke glimlach en genieten duidelijk. En deze reactie is puur. Die is er al, voor men weet dat er wat valt te winnen. Dat laatste zinnetje maakt het voor velen dan ook helemaal leuk natuurlijk. Ze voelen zich extra beloond. Ik dank hen voor hun aangename manier voor ons, mensen van De Lijn, maar ook voor de andere gebruikers van tram en bus. En dan groeien mensen, 'k denk dat ik dit 't best zo kan uitdrukken. En dàt, vind ik nou zo aangenaam hé.
Er stapt een vrouw op met een blikje in de hand. Blikje open. Ik ga er rustig heen en wijs haar er vriendelijk op dat dit eigenlijk niet toegelaten is. Ze weet het, zegt ze, maar ze had het nog maar net geopend wanneer de tram er aan kwam. Ik leg uit dat er een deel kan uit spetten, wanneer de chauffeur bruusk zou moeten stoppen, voor een onvoorzichtige voetganger ofzo. Ze begrijpt het. Daar we op dat moment net aan een halte komen, stelt ze zelf voor om het weg te werpen in de vuilbak. De jonge man die haar vergezelt, haar zoon ofzo, vreest dat de vrouw niet tijdig op het voertuig zal geraken. Ik stel hem gerust. Ik ga in de deuropening staan, zodat hij ziet dat ik het meen. De chauffeur leg ik naderhand wel uit waarom ik dat deed, want we staan achteraan in de tram. Wanneer de vrouw terug bij ons, de zoon en ik is, bedank ik haar hartelijk, voor haar fantastische reactie. De zoon zegt teleurgesteld dat zo'n blikje toch wel duur is om zomaar weg te werpen. Ik leg hem uit, dat ze dat niet moest, dat ze ook eerst het blikje kan leegdrinken alvorens in te stappen. Of, ze kan wachten met het blikje te openen als ze persé deze tram wil nemen. Keuzes genoeg, ik kan nooit verlangen van iemand dat die z'n eten of drinken wegwerpt, leg ik hem kalmpjes uit. Ik begrijp hieruit wel, dat deze mensen het niet breed hebben. Vandaar dat ik de vrouw duidelijk ophemel voor haar zeer respectvolle manier waarop ze reageerde. Ik hemel haar op en zij stelt dat dan weer op prijs. Ik geef haar de sleutelhanger en de folder met eerst de nodige uitleg over onze actie. En ze bedankt me hartelijk. Ook haar zoon is zeer tevreden en groet me, samen met z'n vriendin, heel beleefd wanneer ze naderhand afstappen.
Er leunt een jonge kerel tegen de tramdeur. Er zit niet zoveel volk op de tram, dus er is helemaal geen reden om in de deurweg te blijven staan, al helemaal niet op de treden. Ik benader hem vriendelijk en wijs hem erop. Hij reageert spontaan met een verontschuldiging en zet zich opzij. Daarom leg ik ook hem de hele boel over onze actie uit. Ook hij en z'n twee vrienden reageren hier erg gecharmeerd. Die gasten zijn immers meer gewend om standjes te krijgen, dat merk ik zo. Maar ik druk er op dat hij een fantastische kerel moet zijn, daar hij zo positief reageerde op mijn verwijzing. Ik geef hem de sleutelhanger en folder mét de nodige blablabla. Als ik hem zeg dat hij een prachtig voorbeeld geeft aan andere jongeren, wordt hij verlegen. Z'n vriend zegt: "Nù is hij blij seh". Ik vraag: "Was je eerder niet blij dan?" Z'n vriend weer: " Nee, hij was heel triestig." Ik denk natuurlijk dat ze me in de maling willen nemen. De jongen zelf zegt: "Ja, ik was vanmorgen boos en daardoor ook treurig daarnet". Hij lacht en z'n oogjes tintelen.
Hola, en niet te vergeten de jongeren die NIET met de voeten op de bank zitten. Ik leg hen uit dat zij daartoe, zoals velen doen, ook de kans hebben, want ze zitten in het salon, achteraan een lagevloertram. Ze kijken me verbaasd aan. Wellicht vragen ze zich af, of ik gek ben geworden. Ga ik hen nou aanpraten om dingen te doen waarvoor ze zelfs een boete kunnen krijgen? Ik ga verder, dat dit op zich al toont dat ze respect hebben voor hun medereizigers. En zo, is duidelijk merkbaar, zijn ze niet gewend benaderd te worden. Zo hadden ze't nog niet bekeken. Om respect te tonen hoef je eigenlijk niet veel moeite te doen. Kijk ik doe niks en toch is men tevreden. Ik zeg: "Stel je nou effe voor, dat jullie hier zouden zitten met je voeten op de zetel. Hoe zouden die en die mensen naar jullie kijken? Ze zouden beslist niet vriendelijk kijken, integendeel. Nu kijken deze mensen vriendelijk. Dit is echt zeer belangrijk om een goede sfeer te hebben op tram en bus, waar we toch met velen op een kleine plaats doorbrengen." Ook deze jongens kijken vrolijk en danken me hartelijk voor de kleine attentie.
Als afsluiter is er nog de vagebond. De arme sukkelaar heeft een halve liter pint in z'n hand. Ik dacht dat het blik gesloten was, maar als ik me bij hem voeg, merk ik dat 't open is en nog vol. Ik leg hem dus uit dat dit niet kan en voeg er aan toe dat ik zeker ben dat hij niemand wil bevuilen. Hij beaamt, is zeer vriendelijk en legt op mijn aanwijzen z'n hand op het blik, zodat er niks uit kan spetten. Ik bedank hem omdat hij me vriendelijk antwoord, geen problemen maakt rond mijn verwijzing. En hij geeft me een heel verhaal over mensen en respect, voor en tegen-toestanden. Ook hem geef ik de folder en sleutelhanger natuurlijk.
Collega's chauffeurs, gemeenschapswachters en metrowachters, worden benaderd om hen te laten weten dat hun manier van werken enorm wordt geappreciëered. Stuk voor stuk, zijn ze gecharmeerd, want 't is best tof een compliment van een collega te krijgen. Er zitten dan ook wel echte toffe binken en bink'innen' tussen hoor. Ze zijn eerder blij met het compliment, dan het feit dat ze wat kunnen winnen, want zij weten dat er maar één kan winnen en de kans dus klein is.
En wie denk je nu dat daardoor ook een flinke oppepbeurt heeft gehad deze actiedagen?
Zo blijft het m'n hele dienst doorgaan
Zo'n dagen wil ik inkaderen en ergens hangen, zodat ik het nog eens kan herinneren voor mijn mindere dagen.
Ik sta aan het perron te wachten op de bus. M'n dienst is net begonnen. 't Is de bedoeling dat ik mee rij met een bus die moet pendelen. De bedoeling in theorie is goed genoeg, want zo vangt men in die drukke straat het volk mee op die de andere lijn niet alleen aan kan. Maar het probleem in de praktijk is, dat de pendelbus niet ver genoeg rijdt. Wanneer dat wel zo zou zijn, zou haast niemand reclameren. De chauffeurs zijn deze situatie grondig beu en informeren mensen niet meer, want zo krijgen ze tal van discusie's tot scheldpartijen. En dàt, net in het spitsmoment... je hebt als chauffeur dan wel wat anders aan je hoofd.
Dus wij rijden mee op deze pendelbus. 'k Heb tot hiertoe nog niet mee gereden met een chauffeur die daar iets op tegen heeft. Alleen... loopt het vandaag net iets anders uit. Ik sta dus nog te wachten op de bus en krijg telefoon. Of ik m'n collega voor enkele uurtjes wil helpen... Dus doe ik dat, uiteraard. Men is een verhuis aan 't doen voor een firma, aan de Roosveltplaats (waar ik trouwens sta te wachten). Door de verhuisliften die men hiervoor gebruikt, kan een perron niet gebruikt worden. Er is wel iemand van De Lijn aanwezig, maar die man is alleen. De bussen die gebruik moeten maken van het bewuste perron moeten dus aan één van de nabije perrons hun halte aandoen. Da's allemaal niet erg, maar hier moet natuurlijk wel wat geregisseerd worden. Anders wordt het een dikke soep. Wanneer een bus haar vertrektijd staat af te wachten en de andere die geen tijd op overschot heeft, komt later aan, moet er plaats gemaakt worden. Lijkt zo simpel als wat, maar op de Roosveltplaats is niet erg veel plaats om rondjes te draaien met gelede bussen. Zeker niet tijdens de spits. Wij houden dus de vertrektijden goed in het oog en verwijzen bussen naar een ander perron naargelang het moment van aankomst én vertrek.
Na een uur, vraag ik me toch af, waarom mensen nog steeds tussen de verhuisliften op het ongebruikte perron gaan staan. Ze moeten toch merken dat daar geen bus kan halte houden. Ik zeg dit tegen m'n collega die droogjes laat weten, dat dit typisch is hé. Ja, da's waar, weet ik maar al te goed. Maar toch... ze gaan als het ware tussen de verhuizers staan. M'n woorden zijn nog niet koud of de eerste komt vragen waar de bus zal stoppen die ie wil nemen (normaal gezien aan deze halte dus). 'Raar toch' denk ik: ' Ik zeg het net hardop, 't is net of men het hoorde'. Vanaf dat moment moeten we regelmatig deze vraag beantwoorden. Wel, dàt... vind ik normaal se.
Een collega komt me groeten en blijft nog een tijdje bij ons om wat te helpen. Er komt een dame naar hem. Ze spreekt hem opgewonden aan. Ik versta haar hoegenaamd niet. Ik heb echt tijd nodig om nog maar te beseffen dat ze nederlands praat. M'n collega daarentegen geeft haar antwoorden, precies of hij praat dagelijks met haar. Het gaat over iets dat gestolen is. Ik hoor het woord politie vallen. Nee, ik raap het niet op. Dan nog iets over schoonvader, en papieren die weg zijn. Ik begrijp verkeerdelijk, weet ik naderhand, dat zij of haar schoonvader bestolen is. Maar wanneer ze (eindelijk) weg is, doet m'n collega het verhaal. En nee, hij kent haar niet. Ik geef hem een ferme pluim dat ie begreep wat ze vertelde, want ze praatte als een lallende dronkaard. Ik hoorde haast enkel klinkers die met 'w' en 'j' aan mekaar werden gehecht. 'Zo zie je maar', grap ik hem toe: 'Je moet een taal beheersen om ze te begrijpen hé'. Hij kan er wel mee om... hopelijk...
Na een tijdje gaat hij naar kantoor, zijn werktijd zit er zowat op. Wanneer hij weer wat later passeert, op weg naar huis, sta ik net met veel geduld naar een vrouw te luisteren die ik ken van de tijd dat ik nog met de tram reed. Ze is doof en franstalig. Ze is mikpunt van pesterijen door jongeren, omdat ze een kale plek heeft, daar waar men haar een apparaatje inplantte op het hoofd. Ze roept steeds, dus geeft ze de indruk boos te zijn. Dat wordt door velen in eerste instantie verkeerd begrepen. Ook ik dacht het jaren geleden toen ze me wat wilde zeggen op de tram. Maar ze heeft me haar hele verhaal een keer gedaan. Ze kan liplezen, maar heeft moeite met het Nederlands (nogal wiedes). Wanneer ze me nu ziet, komt ze haar frustraties vertellen. Over de mensen in het algemeen, maar ook over misverstanden met bus- of tramchauffeurs. Ze begrijpen haar niet, of ze luisteren niet... Ik heb de tijd, dus luister ik. Veel meer kan ik niet doen, vrees ik. Meestal eindigt zo'n gesprek met een bedanking omdat ze even aandacht heeft gekregen. Maar het duurt lang... lang... lang. M'n collega kent haar niet en komt me nog eens groeten. De vrouw draait zich om en gaat er vandoor wanneer ze hem ziet.
De verhuis duurt uiteindelijk bijna 6uur, het dubbel van de tijd die men ons vermeld had. De pendelbusritten zijn ondertussen ook net voorbij, als ik ze zou gedaan hebben. De laagstaande zon is al een hele tijd achter de gebouwen verdwenen. Ik ril want heb het ondertussen koud gekregen. De Roosveltplaats is enkel warm wanneer het buiten minstens 25°C is... Ik vind dat ik een pakje friet verdient heb, rep me naar een frituur dichtbij en daarna naar onze refter.
Het eerste deel van m'n dienst zit er op. Ik ga eten. Om naar kantoor te gaan, loop ik in de zon over een groot perron. Er staat wat volk, niet echt veel. Bijna aan het einde van 't perron staat een ouwe dame, fleurig en jong maar voldoende smaakvol gekleed. Ze spreekt me aan. Ze is 'die typische Antwaarpse vraa', voor mij althans. Ze straalt het uit. En, ik hou van zo'n mensen. Het hart op de tong, niks ontziend zeggen ze hun mening. Klikt het niet dan botst het maar. Je weet gelijk waar je staat hé. Ze spreekt het dialect nog zoals weinigen het kunnen zonder ordinair te zijn. Ik kan niet zo plat hoor. Haar gezicht heeft zoveel sympathieke rimpels dat Van Fleteren de kriebels zou krijgen om haar te kunnen fotograferen. Nogal wat schilders zouden ook ferm in de nopjes zijn met zo'n dankbaar aangezicht, om het op doek vast te leggen. Ze had net iemand die de weg niet kent, geholpen, zag ik. Ze spreekt me aan, maar tegelijkertijd zijn er nog mensen die ik effe wegwijs moet maken. Eén in 't Engels, een ander in 't Frans. Wanneer ik hiermee klaar ben, laat ze weten ongeduldig te zijn, want ze moet om half elf ergens zijn. Ze zou te voet gaan, maar vreest er dan niet tijdig te zullen geraken. Ze moet lijn 10 of 11 hebben. Ik priem in de verte maar zie ook nog niks naderen. Ondertussen vertelt ze waarheen ze enkele mensen heeft geholpen. Ze somt de mogelijkheden op van trams of bussen die men kan nemen. Vlotjes alsof ze dat traject alle dagen doet. Ik merk op dat ze goed op de hoogte is. Ijverig reageert ze dat ze de stad goed kent want ze is er geboren en getogen. Ze is zelfs van de verschillende betaalmogelijkheden goed op de hoogte. Haar ouderdom krijg ik er gratis bij te horen. 81 asjeblieft! Lichamelijk nog pico bello en geestelijk niet minder, stel ik vast. Ik zeg haar, dat de stad haar best zou kunnen aanstellen als gids. Ze kent duidelijk haar stad als haar binnenzak. Daarop is ze is fier natuurlijk. Het gesprek gaat maar verder. Ze heeft de nodige sarcastische humor die ik beslist kan smaken, maar ook de nodige portie opmerkingen over openbare diensten en toestanden. Ze stopt niet met praten, maar ze is aangenaam om te horen. Een eenakter van jewelste. Haar tram komt er aan en ik besluit toch maar nog een ritje mee te doen. Ze blijft vooraan staan, maar niet in de weg en zorgt voor nogal wat goede sfeer op de tram. Wat een fantastisch aura heeft deze oude vrouw. Ook de chauffeur kijkt af en toe geamuseerd in de binnenspiegel. Z'n gezicht geplooid in glimlach. Ze gaat naar de Scheldewijding. Ik wist niet eens dat dit vandaag zou zijn. Eerst zal er een eucharistieviering zijn en dan gaat men in processie naar 't Scheld met meneer pastoor en zal de stroom gewijd worden. Kan het feest nòg antwerpser...?
Nog nooit woonde ik dit bij. Misschien, als dit hopelijk nog lang blijft bestaan, zal ik later, wanneer ik éénentachtig, gerimpeld en fit en jong van hart nog zal zijn, daar dan ook naartoe gaan. Misschien wel iets eerder. Want ik hou wel van dit soort waardevolle culturele stadsaangelegenheden. Wij, zijn toch de Scheldestad bij uitstek, nietwaar...
Op de tram, op weg naar 't werk. Wanneer ik instap is het rustig, plaats genoeg, alles gaat bijzonder goed. Ik zet me op een tweezit, maar zorg er zoals steeds voor dat iemand anders genoeg ruimte heeft om naast me plaats te nemen. Het duurt niet lang of een vrouw zet zich naast me. Een opvallend type, zonder dat ze 't beseft weliswaar. Ze laat zich direct horen, spreekt luid, erg plat en kent duidelijk geen gène. Ze vertelt dat ze ziek is geweest. Ik krijg alle détails van fluimen tot hoeveel graden koorts en medicatie te horen. Ik knik, antwoord niet, want weet, dat wanneer ik dat doe, de rust helemaal voorbij zal zijn. Hoewel... mijn knik moedigt helaas nog voldoende aan om verder te gaan. Hare 'vent' heeft ook één en ander aan de hand en ze vindt dat ik daarvan ook stellig op de hoogte moet gebracht worden. Ik heb een i-pod bij de hand. De oortjes zitten in m'n oren. De muziek had ik afgezet omdat ik in eerste instatie dacht dat ze me iets wilde vragen. Ik besluit de muziek niet weer op te zetten omdat ik toch niet kan genieten. Maar de oortjes blijven zitten, zo denkt ze dat ik muziek beluister... denk ik. M'n strategie doet het. Ze keert zich naar de mensen achter me, telkens ze iets ziet waarover ze wat kwijt moet. Dat gaat over volle vuilbakken of een man met een raar kapsel (in haar ogen dan). Ze zwijgt geen moment en zegt niks zinnigs. De tram zit ondertussen nokvol en aan elke halte staat volk te wachten. Het lijkt spitsuur, maar dat is het niet. Af en toe, beslissen mensen om niet op te stappen omdat de tram al zo vol zit. Op zeker moment merk ik een dame met hondjeswagen waarin twee hondjes, wachtend aan de halte waar we aankomen. Ook m'n tweezitster heeft haar opgemerkt. Ik -egoistisch mens- denk: "Godnogaantoe, laat haar beslissen niet in te stappen met die kar. Ze gaat zeker en vast op mensen hun tenen komen te staan met dat ding." M'n tweezitster zegt: "Ooooohhhhh, lief, die hondekes! Ziedaddaandaar!!! Oooohhhhh... schattig héééééé!!!" Wanneer niemand antwoordt, herhaalt ze't nogmaals, maar met nog wat decibels erbij. De hondenvrouw, wroet zich tussen mensenlichamen een weg vooraan de tram en zet zich in het deurgat met haar twee vierpoters. Vooraan staan nogal wat mensen van andere origine. Iedereen kijkt en kijkt, maar zwijgt en laat begaan. Ik zou geld willen geven om al die hoofden te kunnen binnendringen en te weten wat ze denken. Niettegenstaande nemen ze de kuren van anderen erbij. Ik zwijg ook. Ik heb er geen last van, maar vindt het toch maar vrij egocentrisch van de hondenvrouw dat ze iedereen zomaar opzij dringt. Mijn tweezitster wurmt zich door de massa om naast die hondenkar te geraken. Ze begint de beestjes te aaien en de hondendame moet zich tevreden stellen met hele verhalen over hoe schoon en hoe lief en hoe schattig die hondjes zijn. Hihihi... ikke binnenpret, wanneer ik moet uitstappen en verlost ben...
Wat later tijdens m'n dienst zit er een hoogbejaard koppeltje op de bus. We rijden door een lange straat in stad. We staan voor het rode licht en op het fietspad zien we een mama op de fiets met vooraan twee kindjes in een laadbak, passeren. De oudjes vinden het leuk. Ze wijzen en uiten hun positieve mening onderling. Mama heeft het gezien en lacht hen toe. De oude dame zag dat dan weer en laat zich ook hierover uit tegenover haar man. Ze zijn allebei onderling flink geamuseerd over fietsen met kinderen bezig, wanneer de bus terug gaat rijden en we de fietsende mama terug voorbij rijden. Mama heeft haar kindjes aangemoedigd om te wuiven naar de bus, wat ze ook doen. De oudjes merken het, en reageren net iets te laat. Mama en kindjes zien helaas de terugwuivende oudjes niet. Tja, hoe gaat dat... wat ouder en wat trager reageren hé... Maar, de bus moet stoppen aan een halte een klein beetje verder en mama komt weer voorbij gefietst. De kindjes wuiven weer. De oudjes hebben nog steeds veel pret. Wanneer de bus alweer vertrokken is en nogmaals het leuke trio voorbijrijdt, zitten ze paraat en wuiven tijdig en hartelijk mama en kindjes toe. Het contact is er geweest. De vonken springen ervan af. Niemand heeft door dat ik meegeniet. Tot wanneer ze uitstappen zijn de oudjes in hun sas over de kindjes.
't Is niet de eerste keer dat ik het schrijf, ik ben ook passagier. Met plezier zelfs. Me laten (ver)voeren op relaxe wijze, geen verkeersstress, lekker 'zen'.
Vandaag ben ik vrij, maar sta op om 5u. Nee, niet goed zot. 'k Doe dit heus niet dikwijls, maar ik heb een goede reden. Met deze prachtige nazomer, besloot ik om zonsopgang eens vast te leggen in onze stad. En daarvoor moet een mens vroeg uit de veren. Niks aan te doen. Er zijn ook absoluut geen nadelen aan. Het is immers wreed rustig, voor zover je dat wreed kan noemen. Je dag op die manier beginnen, is subliem gewoon.
De praktische kant is wat minder eenvoudig. Een besluit nemen is één ding. Het uitvoeren een ander. Plots valt mijne nikkel; euhhhhh... waar is oost en waar is west...? Ja, heus, de heren onder de lezers mogen cliché-denken... Ik, ben een vrouw hé... Als ik de kathedraal wil shooten, waar installeer ik me dan best om die in zonnegloed, zij het tegenlicht, te nemen? Ik ga in gedachten terug naar een herinnering van een prachtige zonsopgang die ik zag toen ik 's morgens heel vroeg aan St Pietersvliet draaide met m'n trammeke 4. Maar daar zie ik de kathedraal niet natuurlijk. Daar kijk ik uit op Linkeroever. Ik meen me vaag te herinneren, dat ik vanop Linkeroever, richting stad rijdend, ook wel de kathedraal zag in een orangjegloed. Maar ik ben niet meer zeker. Snel nog de kaart van A'pen erbij gehaald (shame on me) om zo te zien hoe de Schelde draait. Het oosten ligt min of meer in de juiste richting vanuit Linkeroever gezien. Of schrijf ik niet beter, dat de kathedraal op de juiste plaats staat, gezien vanaf Linkeroever? Ik besluit de eerste de beste tram richting LO te nemen. Toevallig een pcc, tram 2. 'k Denk nog bij mezelf: " 'k Vraag het aan de chauffeur. Als het ene is met een A-dienst, weet die dat zeker." Het is een jonge man die ik niet ken, nog niet in uniform, dus blijkbaar nog niet lang in dienst... alhoewel... zeker ben je nooit. Ik besluit om het toch maar te vragen, want, je weet dus maar nooit... Ik begin: "Goeie morgen, ik ga jou een aparte vraag stellen." Z'n aandacht heb ik direct zo. En... versteld als hij is van deze onverwachte vraag, kan hij me geen antwoord geven. Hij weet het niet. Aha, ik ben dus toch niet het enige bleu-ke. Pep ik mezelf prettig op. Ik laat hem rijden, wil hem verder niet storen, en rij mee tot de eindhalte. Daar heeft hij enkele minuten over en praten we over zonsopgangen en passagiers. Ik besluit om een stuk terug te rijden, tot Halewijn. Wanneer ik afstap, begint de hemel op te lichten. Ik neem alvast een foto, maar wil toch nog dichterbij en rep me naar Frederik Van Eden. Daar geniet ik van een mooi gekleurde hemel tussen kathedraal en Boerentoren met de donker beschaduwde trapgevels op de voorgrond. Als bij wonder komt een cruiser, groot en kathedraal-verslindend zachtjes dreigend ervoor geschoven.
De trams reden nog haast leeg toen ik erheen ging. Maar daar ik nog de tijd neem om via de voetgangerstunnel terug naar de Groenplaats te wandelen via de kaaien, waar ondertussen die cruiser aanlegt. Het Steen, de Suikerrui, de Grote Markt, ik snoep ervan in de zalige ochtendstilte, badend in het glinsterend gouden zonlicht. Hoewel toch nog frisjes. Af en toe blaas ik m'n klamme handen warm. Pleinen leeg, op een enkeling na, laten me vrij om te genieten van vroege stilte voor storm, want het zal vandaag beslist zeer druk worden op deze plaatsen. Men beloofde immers een warme dag tijdens het weerpraatje. Frank is mijn vriend.
Maar what the heck. Ik rij met de tram weer naar huis. Veilig, stressloos en vrije-dagje-plukkend. De ochtendrush heb ik gemist.
Er zit een oosterse dame op de bus. Niks speciaals natuurlijk, dat gebeurt wel meer. Vandaag is het zondag. In mijn koekenstad is vanalles aan de gang. Wat vooral invloed heeft op het openbaar vervoer, is de Run The Cure. Loop tegen kanker is het uitgangspunt. Het inschrijvingsgeld zal worden besteed aan onderzoek en stichtingen van kanker. Ik zie erg veel mensen, vooral vrouwen in roze t-shirt. Anderen, ook een massa, in wit t-shirt met een logo. Ik weet het verschil niet, wanneer iemand me ernaar vraagt en bedenk dat men misschien kon kiezen. Later op de dag, hoor ik tijdens het nieuws dat de roze t-shirts werden gedragen door mensen die kanker hebben of hadden. De witte werden gedragen door familieleden en andere sympathisanten. Eventjes, krijg ik het er koud van. Ik sta er versteld van hoeveel mensen met deze kwalijke kwaal worden geconfronteerd.
We komen met onze bus, midden in 'de run' terecht. Uiteraard is er politie aanwezig. Ze houden ons staande, terecht, wegens veel te gevaarlijk. We zien veel mensen passeren, waaronder een collega met z'n vrouw. Fijn, denk ik nog. Wanneer het zo veilig mogelijk is, mogen we onder politiebegeleiding het parcours op rijden. Sommige mensen op de bus, werden al ongeduldig. Toch, ik liet ze niet afstappen, daar ik ze net voor het naderen van het parcours had ingelicht en ze de kans om uit te stappen toen niet grepen. Ze legden zich er dan maar bij neer, figuurlijk dan, hoewel er ondertussen plaats genoeg was op de bus om het letterlijk te doen...
De oosterse dame zit vooraan op de bus. Ze vraagt vriendelijk in moeilijk verstaanbaar Engels of ze een foto mag nemen van de lopers en de politie. Natuurlijk mag ze dat. Ik laat haar even vooraan plaats nemen, helemaal bij de voorruit. De chauffeur vindt het best grappig. Zij bedankt me op typische oosterse wijze, waaruit ik afleid (na m'n bezoekje aan dat land vorig jaar, ben ik immers 'kenner...') dat ze beslist Japans is. Ik kan het niet laten en vraag het haar gewoon, want het ijs is toch al gebroken. Ze beaamt. Ik vraag of ze Antwerpen leuk vindt. Ook dàt beaamt ze, hoewel ik weet dat ze't nooit zou zeggen, moest het niet zo zijn. Ze woont hier voor haar werk, sinds enkele maanden. 'k Kan me een cultuurshock wel voorstellen in haar plaats. Eigenlijk is, zijn wij redelijk onbeschofte boeren, vergeleken met Japanners. Onze straten zijn verschrikkelijk vuil, daarbij spuwt men hier erg veel op straat. Verkeersregels zijn hier vooral om te overtreden en er wordt maar weinig tegen opgetreden. Middenvingers worden regelmatig omhoog gestoken. Da's allemaal not done hé. Fier ben ik daar niet op. Gelukkig maar, hebben wij ook onze goeie kanten... oef! Maar terug naar deze dame. Wanneer we aan de eindhalte komen, blijft ze zitten. Ze wil naar 't centraal station. Ze is bewust verder meegereden om wat rond te kijken. Als bij toeval zit er nog een dame die te ver meereed. Ze spreekt Nederlands maar lijkt me eerder Hebreeuwssprekend, te horen aan haar accent. Ze is blij dat ook zij te ver is meegereden. Ze geniet van deze kant van Antwerpen, die ze blijkbaar nog niet kende. De chauffeur is content, dat hij zo'n twee vrolijke vrouwen op z'n bus heeft, hoewel ze nog een eind terug moeten. Meestal gaat dit gepaard met gesakker. Dus ik pep m'n brave collega nog wat op en zeg hem: "'t Kan niet op hé, vandaag. Zondag, de zon schijnt én ge hebt drie (want ik tel mezelf natuurlijk ook mee) leutige vrouwen op je bus!"
We vertrekken aanstonds, want we hebben teveel tijd verloren met wachten bij 'de run'. Wanneer we aan de Vogelmarkt komen, zit de Japanse vrouw nog steeds op de bus. Aan deze halte stappen veel mensen op die kippen kopen op de markt. Die kippen worden dan thuis geslacht. Zeven grote dozen met kippen in, worden op de bus gehesen. Ik ben net info aan't geven aan iemand en kan niet vermijden dat er drie buggy's de bus worden opgeduwd, waarvan één waarop drie grote kippendozen staan vastgebonden. Die dozen puilen enorm uit en er kan gewoonweg niemand meer passeren naar achter. De hele boel zit vast. Ik wring me er door en vertel de zwaar beladen vrouw dat dit niet kan op de bus. Er moeten immers nog andere mensen meekunnen en het moet veilig blijven. Ze verstaat niks van wat ik zeg. Een andere vrouw met buggy die bij haar is, vertaalt. Ik blijf dus verder praten en leg uit dat ze aan de volgende halte zal moeten uitstappen om de andere mensen te laten passeren. Ze is absoluut niet dwars. Daarom doe ik wat moeite om haar toch te kunnen laten meerijden. Ze moet ver mee. Het is zowat gekkenwerk, maar het lukt om de mensen naar een zitplaats te loodsen, of te laten afstappen. Telkens weer, moet dat groot kippengeval van en op de bus worden geheven. De dozen zakken herhaaldelijk scheef en dreigen te vallen. Zij, ziet het niet. Ik doe teken, want kom er heus niet aan. Ik koos bewust om geen huisdieren te hebben, dus ga ik niet raken aan kippenpluimendozen. Enfin, de veren vliegen bij tijd en wijle uit de dozen, want die beestjes hebben een schrik van jewelste in die dozen op de bus. Gaïa... is gelukkig niet vertegenwoordigd op de bus. De twee vrouwen moeten redelijk werken om de boel goed te laten verlopen.
Ik heb geen tijd meer om naar de Japanse vrouw te zien, maar bedenk me wat er zoal in haar hoofd moet omgegaan zijn, toen ze eindelijk afstapte... Wanneer de kippenvrouwen afstappen, zeg ik klaar en duidelijk mét gebaren dat ze de volgende keer als ze zoveel willen kopen, met de auto naar de markt moeten. Niet ecologisch, weet ik wel, maar wel een pak rustiger voor de andere passagiers.
De witgezinden (mag ik hen zo noemen?) namen natuurlijk hun kans om te gaan zaniken over " 't Is altijd 't zelfde" en "Dat ze terug gaan naar vanwaar ze komen met hun kippen" enz... Ik treed op, want, 'k begrijp dat antigevoel op zo'n moment wel, maar 'k bedenk me; Voor deze mensen is dit misschien gewoon, terwijl het dat voor ons niet is. 't Is aan ons om hen dat wijs te maken. Het gaat niet om beter of slechter, maar wetend of onwetend... én 't is veel beter dan schampen en bekogelen...
Een dagje vrij genomen. Het huis wordt herschikt. Afgedane spullen die nog goed zijn, worden naar de rommelmarkt gebracht. De rommelmarkt is dicht bij de loods in Hoboken. De zon schijnt overheerlijk en maakt de boel compleet. Ik zie enkele collega's passeren. De ene herkent me de andere ziet me niet in de drukte. Er worden wat woordjes gewisseld. De sfeer is perfect. Na enkele uren rommelanten, zie ik enkele huizen verder een jongen die zich iets heel speciaals heeft aangeschaft. Hij heeft namelijk een filmrol voor een pcc in z'n handen. Hij zit daar bij z'n moeder aan hun verkoopstandje. Ik kan het natuurlijk niet laten en moet erheen. Hoe zou je zelf zijn? Ik groet hen en vraag op de man af, hoe hij aan die filmrol is gekomen. De jongen kocht hem, hier op de rommelmarkt, bij een oude man. Ik overpeins dat dit iemand moet zijn die wellicht bij De Lijn, of MIVA heeft gewerkt, misschien in de onderhoudsdienst ofzo. Het is alleszins heel speciaal. Ik wil ook weten waarom hij dit kocht. Ik ben namelijk heel erg nieuwsgierig. Hij vond het speciaal en wilde het echt hebben. Ik zeg hem dat ie het maar best goed bewaart, want speciaal is het op z'n minst. 'Voel ik nou een beetje afgunst?' flitst het door m'n hoofd... Maar neuhhhh... Ik heb daar helemaal geen plaats voor. Ik sta hier immers net om meer plaats te creëren in huis... dohhhhh...
'k Vraag hem of hij weet hoe lang de papierrol is. Ondertussen raak ik even het materiaal aan om te voelen hoe stevig het papier wel is. Hij heeft er geen idee van. Samen beginnen we te schatten hoeveel cm een lijn op die film in beslag neemt. Ik begin de lijnen te tellen. Dan som ik min of meer de andere bestemmingen daarbuiten nog op. De jongen wijst me op het vergeten van de duiding 'RIJSCHOOL'... 'k Vind het wel grappig. Het wordt een ferme hoop. En het rekenwerk, plaag ik hem, laat ik volop aan hem over... Hij neemt het heel serieus. Zit te tellen en te rekenen.
Dan komt m'n volgende vraag: 'Wat ga je'rmee doen?' Hij weet het niet goed. Ik zeg dat ie z'n kamer kan behangen met deze rol. Z'n moeder mengt zich nu om te laten weten dat ze dat echt niet ziet zitten. We lachen... Dan stel ik hem -zomaar impusulsief- voor, dat ie eventueel de uiteinden van deze film, elk, kan hechten aan een stok. Met wat handigheid kan ie daar een rolletje of wieltje aan hechten zodat ie de film kan draaien. En zo kan ie dat verdraaien en heeft hij iets heel origineels in z'n kamer hangen. Da's wat anders dan een poster van één of ander rap- of popgroep.
Hij overweegt de boel en wordt danig enthousiast. Hopelijk kom ik hem volgend jaar nog eens tegen. Dan zal ik er hem zeker en vast nog eens over uithoren...
Vroeg dag. Ik kijk in de dienstkaft wat van me wordt verlangd. Een lijn die ik als rustig ervaar -in tegenstelling tot enkele collega's- is m'n werkplaats vandaag. Natuurlijk is het zeer druk tijdens de schoolspits. Daarom zoek ik de bus waarvan ik verwacht dat ze overvol zal zitten. Het gaat net, we moeten niemand laten staan. Af en toe pas ik m'n charme-offensief toe om één en ander gedaan te krijgen. Ik vorm met m'n handen een megafoonachtige trechter voor m'n mond en roep: 'Goeie Morgen Allemaal... Gelieve Door Te Schuiven Alstublieft, Zodat Iedereen Mee Kan'. Ik wacht eventjes en laat dan volgen: 'DankUWel!!!' Ter beklemtoning tover ik een smile tot achter m'n oren (zo lijk ik natuurlijk wel effe een breedsmoelkikker, maar dat moet dan maar) en zet m'n ogen in vriendelijke glinstermodus. Het werkt. Er wordt moeite ondernomen om door te schuiven achteraan in de bus. De mensen vooraan knikken dankbaar lichtjes het hoofd. Ook hen wens ik een hartelijke Goeie Morgen die ik direct terug krijg. Uiteraard... doen zij natùùrlijk wel hun best om door te schuiven...
De drukke schoolspits is voorbij voor ik het goed besef. De rust keert weer en ik stap met regelmaat over op een andere bus van dezelfde lijn. Er is een halte waar een kastanjeboom staat. De bolsters liggen uitnodigend uit te dagen. Ik prik m'n vingers tot bloedens toe, tijdens het wachten op de bus. Maar, ik kan m'n lieve echtegenoot trakteren op zelf-gevonden-kastanjes. 't Is eens wat anders dan gewoon wachten op de bus. Voorbijgangers hebben er best pret in, merk ik.
Wat later loop ik enkele collega's ticketcontroleurs (pt'ers) tegen het lieve lijf. We stappen samen op. Eén halte verder hapert de handrem, de bus kan niet meer weg. De heren collega's hebben ook technische kennis van zaken en helpen de chauffeur zo goed als mogelijk. Maar Bus is Baas. Ze wil niet, kan niet en zal niet. Dispatching wordt verwittigd. Controleur wordt onze richting uitgestuurd en wij helpen ondertussen passagiers en gestrande bussen verder. Die laatsten kunnen nog weg langs de autoweg naast de tram/busbedding. Het komt er op neer hen duidelijk aan te geven ook hier even te stoppen om gestrande reizigers mee te nemen. De trams achter de kapotte bus aan de halte, staan ook vast. Die moeten wel wachten. De andere trams van deze lijnen worden omgeleid, zodat ze niet allemaal zullen komen vast te staan.
Het lukt ons om alle reizigers te helpen met degelijke alternatieven. Niemand is boos. Zo gaat het meestal. Wanneer mensen zien dat we alles ondernemen om hen te helpen, accepteren ze best wel dat ongemakje. De samenwerking met de collega's onderling is optimaal. Ik kan me geen mooiere werkdag voorstellen als deze.
Op weg naar huis, heeft Murphy nòg wat in petto voor me. Een slecht geparkeerde wagen zorgt ervoor dat de trams niet kunnen passeren. 't Is telkens weer hetzelfde in die straat... denk ik als een zaag. Het trammetje waarop ik zit is de derde in de rij. Dit is dus al een tijdje aan de gang. De controleur is ter plaatse. Er wordt gewacht op de takeldienst, die veel tijd nodig heeft om daar te geraken. Na een half uur, komt een vrouw uit het tegenoverliggende huis. Ze staat nog wat te keuvelen met de man des huizes. Ze krijgt plots de situatie in het vizier en roept verschrikt uit: 'Ooooo, is dat door mìjn auto???' Uiteraard krijgt sarcasme de bovenhand in de commentaartjes bij de wachtende collega's, we zijn in Antwerpen nietwaar... Om eerlijk te zijn, voel ik ook hetzelfde sarcastische soort commentaar opwellen vanuit de buik. Maar, ik zwijg. Ik merkte immers hoe ze schrok van het door haar aangerichte stressleed aan haar medemens. De controleur neemt het kordaat maar met zachte hand over. Ik hoor hem zeggen: 'Gelieve eerst uw wagen goed te zetten, zodat de tram door kan. Dan, gaan we samen wat papieren invullen...' Gedwee doet mevrouw heel braaf wat gevraagd wordt.
De rest van het verhaal? Ken ik niet natuurlijk. Ik ben met de eerste de beste tram die geen verkorte rit moest doen verder gereden. Bijna een uur later thuis dan normaal.
Nee... Murphy... ik zucht niet. Jij krijgt me vandaag niet klein. Ik neem m'n I-pod met m'n eigenste antistressmuziek. 'k Schrijf dit blogje terwijl m'n décaf heerlijk pruttelt en het allerlekkerste aroma verspreid in m'n huisje. En...
ik kijk rustig uit naar de thuiskomst van m'n allerbeste levensvriend... om samen kastanjes te knabbelen...
Ik rij met verschillende lijnen mee vandaag. Goed zo! Doe ik graag! Dat zorgt voor variëteit hé. Het traject is bepalend. Ik volg dus een traject en alle lijnen die er passeren doe ik aan. Soms wijk ik af van dat traject om verschillende redenen. Vandaag wordt dat het begeleiden van twee dames die volledig gedesoriënteerd zijn geraakt. Ze zijn de weg zowel letterlijk als figuurlijk kwijt. Ze komen van bij Aalst en hadden thuis uitgevist hoe ze met het openbaar vervoer in het AZ Monica konden geraken. Ik ontmoet hen op het Zuid, tegen het Kiel aan. Ze vragen me hoe ze daar dus heen moeten. Ik antwoord: 'Met lijn 24. Die stopt daar vlakbij.' De ene beaamt tevreden tegen de andere: 'Ziet ge't nu wel. Met lijn 24 langs de J. Van Rijswijcklaan...' Woepsssss... denk ik. Hier klopt wat niet. Voor alle zekerheid vraag ik nogmaals naar welk ziekenhuis ze moeten. Ze herhalen de naam, die ik goed begrepen had. Ik vraag of ze een adres hebben. En ja hoor, het is niet het Monica-geval dat ik voor ogen had. Het vervelende met fusies van hospitalen is dat ze dezelfde naam dragen en op verschillende plaatsen gesitueerd zijn. Ergerlijk. Daardoor hebben de dames verkeerde inlichtingen gekregen. Om hen op de meest simpele manier van hieruit naar het juiste adres te loodsen, besluit ik hen te vergezellen. Ondertussen doe ik toch gewoon m'n job. De scholen zijn net uit. Het is druk op elk voertuig.
De dames vragen of ik zo geen moeilijkheden krijg. Ze hebben nog niet door dat ik m'n job doe. Ze denken dat ik een chauffeur ben. Des te meer appreciëren ze de boel natuurlijk. De Lijn wordt opgehemeld omdat ze mensen voorzien voor zulke situaties. De Koekenstad wordt opgehemeld, want ze kunnen toch zo vriendelijk zijn, die A'penaren. Goh... straks gaat m'n neus nog krullen. 'k Denk da'k toch een keer loonopslag moet overwegen te vragen.
We stappen op een bomvolle lijn 24 en rijden een eind mee. We staan op mekaar geplakt, maar ik blijf bij de deur, zodat ik een goed zicht heb op de tram. Af en toe maan ik jongeren aan om door te schuiven of niet in het deurgat te blijven hangen. De dames hadden niet verwacht op deze manier hun buurvrouw te gaan opzoeken die in revalidatie is in Antwerpen. Ze zijn al drie uur onderweg, vertellen ze me. Dat mag tellen... We moeten overstappen op lijn 7. Ook daar kunnen we maar amper bij. Jongeren zijn elastischer dan ouderen. Ze kunnen gewoonweg niet meer vallen, zo dicht staan ze op mekaar. De twee dames staan er tussen stil te wezen, te ondergaan. Zo merk ik nog meer oude dames op. Raar toch, dat die ouwe tantetjes niet enkele trammetjes laten schieten om wat luxueuzer te kunnen reizen. Of, zouden het allemaal verloren gelopen mensjes zijn die enorm veel vertraging hebben opgelopen (...) ?
Wanneer het afstappen is gelukt en ik eerst nog wat jongeren op de tram heb geloodst met wat schuif- en drukwerk, ga ik met de dames door het Harmonieparkje. Tot hun grote vreugde zien ze het hospitaal. Er wordt enthousiast gejuicht. Ik krijg complimentjes en een zoen voor hun redding. Na hen klaar en duidelijk uitgelegd en genoteerd te hebben hoe ze straks, om terug te keren, het snelst naar Centraal Station moeten, keer ik weer naar 'mijn traject'.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 67 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.