Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
01-10-2011
kleine pretjes
Op de tram, op weg naar 't werk. Wanneer ik instap is het rustig, plaats genoeg, alles gaat bijzonder goed. Ik zet me op een tweezit, maar zorg er zoals steeds voor dat iemand anders genoeg ruimte heeft om naast me plaats te nemen. Het duurt niet lang of een vrouw zet zich naast me. Een opvallend type, zonder dat ze 't beseft weliswaar. Ze laat zich direct horen, spreekt luid, erg plat en kent duidelijk geen gène. Ze vertelt dat ze ziek is geweest. Ik krijg alle détails van fluimen tot hoeveel graden koorts en medicatie te horen. Ik knik, antwoord niet, want weet, dat wanneer ik dat doe, de rust helemaal voorbij zal zijn. Hoewel... mijn knik moedigt helaas nog voldoende aan om verder te gaan. Hare 'vent' heeft ook één en ander aan de hand en ze vindt dat ik daarvan ook stellig op de hoogte moet gebracht worden. Ik heb een i-pod bij de hand. De oortjes zitten in m'n oren. De muziek had ik afgezet omdat ik in eerste instatie dacht dat ze me iets wilde vragen. Ik besluit de muziek niet weer op te zetten omdat ik toch niet kan genieten. Maar de oortjes blijven zitten, zo denkt ze dat ik muziek beluister... denk ik. M'n strategie doet het. Ze keert zich naar de mensen achter me, telkens ze iets ziet waarover ze wat kwijt moet. Dat gaat over volle vuilbakken of een man met een raar kapsel (in haar ogen dan). Ze zwijgt geen moment en zegt niks zinnigs. De tram zit ondertussen nokvol en aan elke halte staat volk te wachten. Het lijkt spitsuur, maar dat is het niet. Af en toe, beslissen mensen om niet op te stappen omdat de tram al zo vol zit. Op zeker moment merk ik een dame met hondjeswagen waarin twee hondjes, wachtend aan de halte waar we aankomen. Ook m'n tweezitster heeft haar opgemerkt. Ik -egoistisch mens- denk: "Godnogaantoe, laat haar beslissen niet in te stappen met die kar. Ze gaat zeker en vast op mensen hun tenen komen te staan met dat ding." M'n tweezitster zegt: "Ooooohhhhh, lief, die hondekes! Ziedaddaandaar!!! Oooohhhhh... schattig héééééé!!!" Wanneer niemand antwoordt, herhaalt ze't nogmaals, maar met nog wat decibels erbij. De hondenvrouw, wroet zich tussen mensenlichamen een weg vooraan de tram en zet zich in het deurgat met haar twee vierpoters. Vooraan staan nogal wat mensen van andere origine. Iedereen kijkt en kijkt, maar zwijgt en laat begaan. Ik zou geld willen geven om al die hoofden te kunnen binnendringen en te weten wat ze denken. Niettegenstaande nemen ze de kuren van anderen erbij. Ik zwijg ook. Ik heb er geen last van, maar vindt het toch maar vrij egocentrisch van de hondenvrouw dat ze iedereen zomaar opzij dringt. Mijn tweezitster wurmt zich door de massa om naast die hondenkar te geraken. Ze begint de beestjes te aaien en de hondendame moet zich tevreden stellen met hele verhalen over hoe schoon en hoe lief en hoe schattig die hondjes zijn. Hihihi... ikke binnenpret, wanneer ik moet uitstappen en verlost ben...
Wat later tijdens m'n dienst zit er een hoogbejaard koppeltje op de bus. We rijden door een lange straat in stad. We staan voor het rode licht en op het fietspad zien we een mama op de fiets met vooraan twee kindjes in een laadbak, passeren. De oudjes vinden het leuk. Ze wijzen en uiten hun positieve mening onderling. Mama heeft het gezien en lacht hen toe. De oude dame zag dat dan weer en laat zich ook hierover uit tegenover haar man. Ze zijn allebei onderling flink geamuseerd over fietsen met kinderen bezig, wanneer de bus terug gaat rijden en we de fietsende mama terug voorbij rijden. Mama heeft haar kindjes aangemoedigd om te wuiven naar de bus, wat ze ook doen. De oudjes merken het, en reageren net iets te laat. Mama en kindjes zien helaas de terugwuivende oudjes niet. Tja, hoe gaat dat... wat ouder en wat trager reageren hé... Maar, de bus moet stoppen aan een halte een klein beetje verder en mama komt weer voorbij gefietst. De kindjes wuiven weer. De oudjes hebben nog steeds veel pret. Wanneer de bus alweer vertrokken is en nogmaals het leuke trio voorbijrijdt, zitten ze paraat en wuiven tijdig en hartelijk mama en kindjes toe. Het contact is er geweest. De vonken springen ervan af. Niemand heeft door dat ik meegeniet. Tot wanneer ze uitstappen zijn de oudjes in hun sas over de kindjes.
't Is niet de eerste keer dat ik het schrijf, ik ben ook passagier. Met plezier zelfs. Me laten (ver)voeren op relaxe wijze, geen verkeersstress, lekker 'zen'.
Vandaag ben ik vrij, maar sta op om 5u. Nee, niet goed zot. 'k Doe dit heus niet dikwijls, maar ik heb een goede reden. Met deze prachtige nazomer, besloot ik om zonsopgang eens vast te leggen in onze stad. En daarvoor moet een mens vroeg uit de veren. Niks aan te doen. Er zijn ook absoluut geen nadelen aan. Het is immers wreed rustig, voor zover je dat wreed kan noemen. Je dag op die manier beginnen, is subliem gewoon.
De praktische kant is wat minder eenvoudig. Een besluit nemen is één ding. Het uitvoeren een ander. Plots valt mijne nikkel; euhhhhh... waar is oost en waar is west...? Ja, heus, de heren onder de lezers mogen cliché-denken... Ik, ben een vrouw hé... Als ik de kathedraal wil shooten, waar installeer ik me dan best om die in zonnegloed, zij het tegenlicht, te nemen? Ik ga in gedachten terug naar een herinnering van een prachtige zonsopgang die ik zag toen ik 's morgens heel vroeg aan St Pietersvliet draaide met m'n trammeke 4. Maar daar zie ik de kathedraal niet natuurlijk. Daar kijk ik uit op Linkeroever. Ik meen me vaag te herinneren, dat ik vanop Linkeroever, richting stad rijdend, ook wel de kathedraal zag in een orangjegloed. Maar ik ben niet meer zeker. Snel nog de kaart van A'pen erbij gehaald (shame on me) om zo te zien hoe de Schelde draait. Het oosten ligt min of meer in de juiste richting vanuit Linkeroever gezien. Of schrijf ik niet beter, dat de kathedraal op de juiste plaats staat, gezien vanaf Linkeroever? Ik besluit de eerste de beste tram richting LO te nemen. Toevallig een pcc, tram 2. 'k Denk nog bij mezelf: " 'k Vraag het aan de chauffeur. Als het ene is met een A-dienst, weet die dat zeker." Het is een jonge man die ik niet ken, nog niet in uniform, dus blijkbaar nog niet lang in dienst... alhoewel... zeker ben je nooit. Ik besluit om het toch maar te vragen, want, je weet dus maar nooit... Ik begin: "Goeie morgen, ik ga jou een aparte vraag stellen." Z'n aandacht heb ik direct zo. En... versteld als hij is van deze onverwachte vraag, kan hij me geen antwoord geven. Hij weet het niet. Aha, ik ben dus toch niet het enige bleu-ke. Pep ik mezelf prettig op. Ik laat hem rijden, wil hem verder niet storen, en rij mee tot de eindhalte. Daar heeft hij enkele minuten over en praten we over zonsopgangen en passagiers. Ik besluit om een stuk terug te rijden, tot Halewijn. Wanneer ik afstap, begint de hemel op te lichten. Ik neem alvast een foto, maar wil toch nog dichterbij en rep me naar Frederik Van Eden. Daar geniet ik van een mooi gekleurde hemel tussen kathedraal en Boerentoren met de donker beschaduwde trapgevels op de voorgrond. Als bij wonder komt een cruiser, groot en kathedraal-verslindend zachtjes dreigend ervoor geschoven.
De trams reden nog haast leeg toen ik erheen ging. Maar daar ik nog de tijd neem om via de voetgangerstunnel terug naar de Groenplaats te wandelen via de kaaien, waar ondertussen die cruiser aanlegt. Het Steen, de Suikerrui, de Grote Markt, ik snoep ervan in de zalige ochtendstilte, badend in het glinsterend gouden zonlicht. Hoewel toch nog frisjes. Af en toe blaas ik m'n klamme handen warm. Pleinen leeg, op een enkeling na, laten me vrij om te genieten van vroege stilte voor storm, want het zal vandaag beslist zeer druk worden op deze plaatsen. Men beloofde immers een warme dag tijdens het weerpraatje. Frank is mijn vriend.
Maar what the heck. Ik rij met de tram weer naar huis. Veilig, stressloos en vrije-dagje-plukkend. De ochtendrush heb ik gemist.
Er zit een oosterse dame op de bus. Niks speciaals natuurlijk, dat gebeurt wel meer. Vandaag is het zondag. In mijn koekenstad is vanalles aan de gang. Wat vooral invloed heeft op het openbaar vervoer, is de Run The Cure. Loop tegen kanker is het uitgangspunt. Het inschrijvingsgeld zal worden besteed aan onderzoek en stichtingen van kanker. Ik zie erg veel mensen, vooral vrouwen in roze t-shirt. Anderen, ook een massa, in wit t-shirt met een logo. Ik weet het verschil niet, wanneer iemand me ernaar vraagt en bedenk dat men misschien kon kiezen. Later op de dag, hoor ik tijdens het nieuws dat de roze t-shirts werden gedragen door mensen die kanker hebben of hadden. De witte werden gedragen door familieleden en andere sympathisanten. Eventjes, krijg ik het er koud van. Ik sta er versteld van hoeveel mensen met deze kwalijke kwaal worden geconfronteerd.
We komen met onze bus, midden in 'de run' terecht. Uiteraard is er politie aanwezig. Ze houden ons staande, terecht, wegens veel te gevaarlijk. We zien veel mensen passeren, waaronder een collega met z'n vrouw. Fijn, denk ik nog. Wanneer het zo veilig mogelijk is, mogen we onder politiebegeleiding het parcours op rijden. Sommige mensen op de bus, werden al ongeduldig. Toch, ik liet ze niet afstappen, daar ik ze net voor het naderen van het parcours had ingelicht en ze de kans om uit te stappen toen niet grepen. Ze legden zich er dan maar bij neer, figuurlijk dan, hoewel er ondertussen plaats genoeg was op de bus om het letterlijk te doen...
De oosterse dame zit vooraan op de bus. Ze vraagt vriendelijk in moeilijk verstaanbaar Engels of ze een foto mag nemen van de lopers en de politie. Natuurlijk mag ze dat. Ik laat haar even vooraan plaats nemen, helemaal bij de voorruit. De chauffeur vindt het best grappig. Zij bedankt me op typische oosterse wijze, waaruit ik afleid (na m'n bezoekje aan dat land vorig jaar, ben ik immers 'kenner...') dat ze beslist Japans is. Ik kan het niet laten en vraag het haar gewoon, want het ijs is toch al gebroken. Ze beaamt. Ik vraag of ze Antwerpen leuk vindt. Ook dàt beaamt ze, hoewel ik weet dat ze't nooit zou zeggen, moest het niet zo zijn. Ze woont hier voor haar werk, sinds enkele maanden. 'k Kan me een cultuurshock wel voorstellen in haar plaats. Eigenlijk is, zijn wij redelijk onbeschofte boeren, vergeleken met Japanners. Onze straten zijn verschrikkelijk vuil, daarbij spuwt men hier erg veel op straat. Verkeersregels zijn hier vooral om te overtreden en er wordt maar weinig tegen opgetreden. Middenvingers worden regelmatig omhoog gestoken. Da's allemaal not done hé. Fier ben ik daar niet op. Gelukkig maar, hebben wij ook onze goeie kanten... oef! Maar terug naar deze dame. Wanneer we aan de eindhalte komen, blijft ze zitten. Ze wil naar 't centraal station. Ze is bewust verder meegereden om wat rond te kijken. Als bij toeval zit er nog een dame die te ver meereed. Ze spreekt Nederlands maar lijkt me eerder Hebreeuwssprekend, te horen aan haar accent. Ze is blij dat ook zij te ver is meegereden. Ze geniet van deze kant van Antwerpen, die ze blijkbaar nog niet kende. De chauffeur is content, dat hij zo'n twee vrolijke vrouwen op z'n bus heeft, hoewel ze nog een eind terug moeten. Meestal gaat dit gepaard met gesakker. Dus ik pep m'n brave collega nog wat op en zeg hem: "'t Kan niet op hé, vandaag. Zondag, de zon schijnt én ge hebt drie (want ik tel mezelf natuurlijk ook mee) leutige vrouwen op je bus!"
We vertrekken aanstonds, want we hebben teveel tijd verloren met wachten bij 'de run'. Wanneer we aan de Vogelmarkt komen, zit de Japanse vrouw nog steeds op de bus. Aan deze halte stappen veel mensen op die kippen kopen op de markt. Die kippen worden dan thuis geslacht. Zeven grote dozen met kippen in, worden op de bus gehesen. Ik ben net info aan't geven aan iemand en kan niet vermijden dat er drie buggy's de bus worden opgeduwd, waarvan één waarop drie grote kippendozen staan vastgebonden. Die dozen puilen enorm uit en er kan gewoonweg niemand meer passeren naar achter. De hele boel zit vast. Ik wring me er door en vertel de zwaar beladen vrouw dat dit niet kan op de bus. Er moeten immers nog andere mensen meekunnen en het moet veilig blijven. Ze verstaat niks van wat ik zeg. Een andere vrouw met buggy die bij haar is, vertaalt. Ik blijf dus verder praten en leg uit dat ze aan de volgende halte zal moeten uitstappen om de andere mensen te laten passeren. Ze is absoluut niet dwars. Daarom doe ik wat moeite om haar toch te kunnen laten meerijden. Ze moet ver mee. Het is zowat gekkenwerk, maar het lukt om de mensen naar een zitplaats te loodsen, of te laten afstappen. Telkens weer, moet dat groot kippengeval van en op de bus worden geheven. De dozen zakken herhaaldelijk scheef en dreigen te vallen. Zij, ziet het niet. Ik doe teken, want kom er heus niet aan. Ik koos bewust om geen huisdieren te hebben, dus ga ik niet raken aan kippenpluimendozen. Enfin, de veren vliegen bij tijd en wijle uit de dozen, want die beestjes hebben een schrik van jewelste in die dozen op de bus. Gaïa... is gelukkig niet vertegenwoordigd op de bus. De twee vrouwen moeten redelijk werken om de boel goed te laten verlopen.
Ik heb geen tijd meer om naar de Japanse vrouw te zien, maar bedenk me wat er zoal in haar hoofd moet omgegaan zijn, toen ze eindelijk afstapte... Wanneer de kippenvrouwen afstappen, zeg ik klaar en duidelijk mét gebaren dat ze de volgende keer als ze zoveel willen kopen, met de auto naar de markt moeten. Niet ecologisch, weet ik wel, maar wel een pak rustiger voor de andere passagiers.
De witgezinden (mag ik hen zo noemen?) namen natuurlijk hun kans om te gaan zaniken over " 't Is altijd 't zelfde" en "Dat ze terug gaan naar vanwaar ze komen met hun kippen" enz... Ik treed op, want, 'k begrijp dat antigevoel op zo'n moment wel, maar 'k bedenk me; Voor deze mensen is dit misschien gewoon, terwijl het dat voor ons niet is. 't Is aan ons om hen dat wijs te maken. Het gaat niet om beter of slechter, maar wetend of onwetend... én 't is veel beter dan schampen en bekogelen...
Een dagje vrij genomen. Het huis wordt herschikt. Afgedane spullen die nog goed zijn, worden naar de rommelmarkt gebracht. De rommelmarkt is dicht bij de loods in Hoboken. De zon schijnt overheerlijk en maakt de boel compleet. Ik zie enkele collega's passeren. De ene herkent me de andere ziet me niet in de drukte. Er worden wat woordjes gewisseld. De sfeer is perfect. Na enkele uren rommelanten, zie ik enkele huizen verder een jongen die zich iets heel speciaals heeft aangeschaft. Hij heeft namelijk een filmrol voor een pcc in z'n handen. Hij zit daar bij z'n moeder aan hun verkoopstandje. Ik kan het natuurlijk niet laten en moet erheen. Hoe zou je zelf zijn? Ik groet hen en vraag op de man af, hoe hij aan die filmrol is gekomen. De jongen kocht hem, hier op de rommelmarkt, bij een oude man. Ik overpeins dat dit iemand moet zijn die wellicht bij De Lijn, of MIVA heeft gewerkt, misschien in de onderhoudsdienst ofzo. Het is alleszins heel speciaal. Ik wil ook weten waarom hij dit kocht. Ik ben namelijk heel erg nieuwsgierig. Hij vond het speciaal en wilde het echt hebben. Ik zeg hem dat ie het maar best goed bewaart, want speciaal is het op z'n minst. 'Voel ik nou een beetje afgunst?' flitst het door m'n hoofd... Maar neuhhhh... Ik heb daar helemaal geen plaats voor. Ik sta hier immers net om meer plaats te creëren in huis... dohhhhh...
'k Vraag hem of hij weet hoe lang de papierrol is. Ondertussen raak ik even het materiaal aan om te voelen hoe stevig het papier wel is. Hij heeft er geen idee van. Samen beginnen we te schatten hoeveel cm een lijn op die film in beslag neemt. Ik begin de lijnen te tellen. Dan som ik min of meer de andere bestemmingen daarbuiten nog op. De jongen wijst me op het vergeten van de duiding 'RIJSCHOOL'... 'k Vind het wel grappig. Het wordt een ferme hoop. En het rekenwerk, plaag ik hem, laat ik volop aan hem over... Hij neemt het heel serieus. Zit te tellen en te rekenen.
Dan komt m'n volgende vraag: 'Wat ga je'rmee doen?' Hij weet het niet goed. Ik zeg dat ie z'n kamer kan behangen met deze rol. Z'n moeder mengt zich nu om te laten weten dat ze dat echt niet ziet zitten. We lachen... Dan stel ik hem -zomaar impusulsief- voor, dat ie eventueel de uiteinden van deze film, elk, kan hechten aan een stok. Met wat handigheid kan ie daar een rolletje of wieltje aan hechten zodat ie de film kan draaien. En zo kan ie dat verdraaien en heeft hij iets heel origineels in z'n kamer hangen. Da's wat anders dan een poster van één of ander rap- of popgroep.
Hij overweegt de boel en wordt danig enthousiast. Hopelijk kom ik hem volgend jaar nog eens tegen. Dan zal ik er hem zeker en vast nog eens over uithoren...
Vroeg dag. Ik kijk in de dienstkaft wat van me wordt verlangd. Een lijn die ik als rustig ervaar -in tegenstelling tot enkele collega's- is m'n werkplaats vandaag. Natuurlijk is het zeer druk tijdens de schoolspits. Daarom zoek ik de bus waarvan ik verwacht dat ze overvol zal zitten. Het gaat net, we moeten niemand laten staan. Af en toe pas ik m'n charme-offensief toe om één en ander gedaan te krijgen. Ik vorm met m'n handen een megafoonachtige trechter voor m'n mond en roep: 'Goeie Morgen Allemaal... Gelieve Door Te Schuiven Alstublieft, Zodat Iedereen Mee Kan'. Ik wacht eventjes en laat dan volgen: 'DankUWel!!!' Ter beklemtoning tover ik een smile tot achter m'n oren (zo lijk ik natuurlijk wel effe een breedsmoelkikker, maar dat moet dan maar) en zet m'n ogen in vriendelijke glinstermodus. Het werkt. Er wordt moeite ondernomen om door te schuiven achteraan in de bus. De mensen vooraan knikken dankbaar lichtjes het hoofd. Ook hen wens ik een hartelijke Goeie Morgen die ik direct terug krijg. Uiteraard... doen zij natùùrlijk wel hun best om door te schuiven...
De drukke schoolspits is voorbij voor ik het goed besef. De rust keert weer en ik stap met regelmaat over op een andere bus van dezelfde lijn. Er is een halte waar een kastanjeboom staat. De bolsters liggen uitnodigend uit te dagen. Ik prik m'n vingers tot bloedens toe, tijdens het wachten op de bus. Maar, ik kan m'n lieve echtegenoot trakteren op zelf-gevonden-kastanjes. 't Is eens wat anders dan gewoon wachten op de bus. Voorbijgangers hebben er best pret in, merk ik.
Wat later loop ik enkele collega's ticketcontroleurs (pt'ers) tegen het lieve lijf. We stappen samen op. Eén halte verder hapert de handrem, de bus kan niet meer weg. De heren collega's hebben ook technische kennis van zaken en helpen de chauffeur zo goed als mogelijk. Maar Bus is Baas. Ze wil niet, kan niet en zal niet. Dispatching wordt verwittigd. Controleur wordt onze richting uitgestuurd en wij helpen ondertussen passagiers en gestrande bussen verder. Die laatsten kunnen nog weg langs de autoweg naast de tram/busbedding. Het komt er op neer hen duidelijk aan te geven ook hier even te stoppen om gestrande reizigers mee te nemen. De trams achter de kapotte bus aan de halte, staan ook vast. Die moeten wel wachten. De andere trams van deze lijnen worden omgeleid, zodat ze niet allemaal zullen komen vast te staan.
Het lukt ons om alle reizigers te helpen met degelijke alternatieven. Niemand is boos. Zo gaat het meestal. Wanneer mensen zien dat we alles ondernemen om hen te helpen, accepteren ze best wel dat ongemakje. De samenwerking met de collega's onderling is optimaal. Ik kan me geen mooiere werkdag voorstellen als deze.
Op weg naar huis, heeft Murphy nòg wat in petto voor me. Een slecht geparkeerde wagen zorgt ervoor dat de trams niet kunnen passeren. 't Is telkens weer hetzelfde in die straat... denk ik als een zaag. Het trammetje waarop ik zit is de derde in de rij. Dit is dus al een tijdje aan de gang. De controleur is ter plaatse. Er wordt gewacht op de takeldienst, die veel tijd nodig heeft om daar te geraken. Na een half uur, komt een vrouw uit het tegenoverliggende huis. Ze staat nog wat te keuvelen met de man des huizes. Ze krijgt plots de situatie in het vizier en roept verschrikt uit: 'Ooooo, is dat door mìjn auto???' Uiteraard krijgt sarcasme de bovenhand in de commentaartjes bij de wachtende collega's, we zijn in Antwerpen nietwaar... Om eerlijk te zijn, voel ik ook hetzelfde sarcastische soort commentaar opwellen vanuit de buik. Maar, ik zwijg. Ik merkte immers hoe ze schrok van het door haar aangerichte stressleed aan haar medemens. De controleur neemt het kordaat maar met zachte hand over. Ik hoor hem zeggen: 'Gelieve eerst uw wagen goed te zetten, zodat de tram door kan. Dan, gaan we samen wat papieren invullen...' Gedwee doet mevrouw heel braaf wat gevraagd wordt.
De rest van het verhaal? Ken ik niet natuurlijk. Ik ben met de eerste de beste tram die geen verkorte rit moest doen verder gereden. Bijna een uur later thuis dan normaal.
Nee... Murphy... ik zucht niet. Jij krijgt me vandaag niet klein. Ik neem m'n I-pod met m'n eigenste antistressmuziek. 'k Schrijf dit blogje terwijl m'n décaf heerlijk pruttelt en het allerlekkerste aroma verspreid in m'n huisje. En...
ik kijk rustig uit naar de thuiskomst van m'n allerbeste levensvriend... om samen kastanjes te knabbelen...
Ik rij met verschillende lijnen mee vandaag. Goed zo! Doe ik graag! Dat zorgt voor variëteit hé. Het traject is bepalend. Ik volg dus een traject en alle lijnen die er passeren doe ik aan. Soms wijk ik af van dat traject om verschillende redenen. Vandaag wordt dat het begeleiden van twee dames die volledig gedesoriënteerd zijn geraakt. Ze zijn de weg zowel letterlijk als figuurlijk kwijt. Ze komen van bij Aalst en hadden thuis uitgevist hoe ze met het openbaar vervoer in het AZ Monica konden geraken. Ik ontmoet hen op het Zuid, tegen het Kiel aan. Ze vragen me hoe ze daar dus heen moeten. Ik antwoord: 'Met lijn 24. Die stopt daar vlakbij.' De ene beaamt tevreden tegen de andere: 'Ziet ge't nu wel. Met lijn 24 langs de J. Van Rijswijcklaan...' Woepsssss... denk ik. Hier klopt wat niet. Voor alle zekerheid vraag ik nogmaals naar welk ziekenhuis ze moeten. Ze herhalen de naam, die ik goed begrepen had. Ik vraag of ze een adres hebben. En ja hoor, het is niet het Monica-geval dat ik voor ogen had. Het vervelende met fusies van hospitalen is dat ze dezelfde naam dragen en op verschillende plaatsen gesitueerd zijn. Ergerlijk. Daardoor hebben de dames verkeerde inlichtingen gekregen. Om hen op de meest simpele manier van hieruit naar het juiste adres te loodsen, besluit ik hen te vergezellen. Ondertussen doe ik toch gewoon m'n job. De scholen zijn net uit. Het is druk op elk voertuig.
De dames vragen of ik zo geen moeilijkheden krijg. Ze hebben nog niet door dat ik m'n job doe. Ze denken dat ik een chauffeur ben. Des te meer appreciëren ze de boel natuurlijk. De Lijn wordt opgehemeld omdat ze mensen voorzien voor zulke situaties. De Koekenstad wordt opgehemeld, want ze kunnen toch zo vriendelijk zijn, die A'penaren. Goh... straks gaat m'n neus nog krullen. 'k Denk da'k toch een keer loonopslag moet overwegen te vragen.
We stappen op een bomvolle lijn 24 en rijden een eind mee. We staan op mekaar geplakt, maar ik blijf bij de deur, zodat ik een goed zicht heb op de tram. Af en toe maan ik jongeren aan om door te schuiven of niet in het deurgat te blijven hangen. De dames hadden niet verwacht op deze manier hun buurvrouw te gaan opzoeken die in revalidatie is in Antwerpen. Ze zijn al drie uur onderweg, vertellen ze me. Dat mag tellen... We moeten overstappen op lijn 7. Ook daar kunnen we maar amper bij. Jongeren zijn elastischer dan ouderen. Ze kunnen gewoonweg niet meer vallen, zo dicht staan ze op mekaar. De twee dames staan er tussen stil te wezen, te ondergaan. Zo merk ik nog meer oude dames op. Raar toch, dat die ouwe tantetjes niet enkele trammetjes laten schieten om wat luxueuzer te kunnen reizen. Of, zouden het allemaal verloren gelopen mensjes zijn die enorm veel vertraging hebben opgelopen (...) ?
Wanneer het afstappen is gelukt en ik eerst nog wat jongeren op de tram heb geloodst met wat schuif- en drukwerk, ga ik met de dames door het Harmonieparkje. Tot hun grote vreugde zien ze het hospitaal. Er wordt enthousiast gejuicht. Ik krijg complimentjes en een zoen voor hun redding. Na hen klaar en duidelijk uitgelegd en genoteerd te hebben hoe ze straks, om terug te keren, het snelst naar Centraal Station moeten, keer ik weer naar 'mijn traject'.
Op de lijnen waar ik de laatste dagen meerij is het rustig. Toch, dat zijn er heel wat. Ik hoor wel vanalles over baldadigheden, maar merk er zelf helemaal niks van. Ofwel gebeurt er wat wanneer ik vrij ben, ofwel op de plaatsen waar ik net helemaal niet ben. Men ontziet me, zo lijkt het. Niet dat ik niks te doen heb. Zo zit het nu ook weer niet in mekaar. Maar ik rij vooral mee met kakefonieritten, ofte kermisritten. Er zijn zo van die momenten dat je opstapt in een randgemeente om naar de stad te rijden. Dan is het rustig, haast doods in zo'n voertuig. Je kent de sfeer wel, bij de dokter of de tandarts in de wachtzaal. Met veel moeite onderdrukt men een hoestje of proestje, want o jee, je zou diegene die naast je zit kunnen 'ver'storen. 'k Heb het altijd vreselijk gevonden. Daarom zijn nogal wat -artsen met muziek in de wachtkamer begonnen. Dan staat er zo'n kanaal op, dat je ergert. Ofwel wordt er wel een interessant gesprek gevoerd, maar dan net wel wordt er gepraat in de wachtkamer en kan je niks van de conversatie verstaan... ofwel is de muziek zoooo net niet je smaak, dat ze zo luid lijkt te klinken dat je niks anders meer hoort. 't Kan natuurlijk ook dat dokters hier een stokje achter de hand houden hé. Zo heb je al lekker een verhoogde bloeddruk wanneer je (eindelijk) op consultatie kan en mogen er pillekes en andere voorgeschreven worden en moet je zowiezo nog eens terug komen... Laat de economie maar draaien, beste patiënt...
Nee hoor, geef mij maar het openbaar vervoer. Kan je lekker tussen het geroezemoes zitten de boel op je af laten komen, of, gewoon langs je heen laten gaan. Hoe dichter je bij de stad komt hoe groter de kans dat de mallemolen begint te draaien. Gsm-gesprekken zijn natuurlijk top of the bill. Soms zou ik willen dat ik veel meer talen ken dan ik doe. 'k Heb er me nog niet mee bezig gehouden, maar soms vraag ik me af, hoeveel verschillende talen je op één dag hoort op zo'n tram of bus, rijdend door de stad. Dat zijn dan nog maar de gewone gesprekken. Er zijn ook nog de kindjes die net iets willen dat niet mag en dan maar de longen leegwringen op helse wijze. En, vooral, nu het september is, niet te vergeten, de jonge, wat oudere, en grote schoolgangers, die elk op zich hun uiterste best doen om op z'n minst primus te zijn in hun 'haantje de voorste'-rol. De meeste chauffeurs horen het niet eens meer. Ze raken het gewend en zetten de boel van zich af. Af en toe maak ik hen hierover wel eens opmerkzaam. Dikwijls krijg ik als antwoord, dat ze'r niet naar luisteren, anders worden ze haast gek. Op drukke verkeersmomenten is dat zeker het beste dat je kan doen natuurlijk.
Ik denk wel eens, als ik in een documentaire overvolle (families, pakken, zakken, kippen enz) bussen zie, dat we'r hier ook wel een handje van weg hebben. Nee, niet zo extreem natuurlijk. Maar kom maar eens naar Antwerpen op zondagmorgen, wanneer het Vogelmarkt is. Dan lijkt het wel, of de Vogelmarkt verplaatst zich in tram of bus. Tussen de drukte zit dan af en toe wel eens een gedoodverfde niet-gebruiker waarvan de auto in panne staat, of die met het subliem idee opstond die morgen, om toch maar eens het openbaar vervoer te nemen. Ofwel is die persoon dan avontuurlijk aangelegd, en vind die het best leuk om eens te genieten. Zo'n beetje als op vakantie gaan. Ofwel, is het de eerste en laatste keer dat ie ooit het openbaar vervoer heeft gebruikt.
'k Sta op de bus. Alles is rustig. Eigenlijk staan we'r allemaal wat van versteld hoe rustig het vandaag wel was/is. We hadden een eerste schoolmaandag verwacht als een chaotische roes. Maar zeker niet helaas, hadden we 't bij 't verkeerde eind. Soms heb ik het graag mis...
'k Sta dus op die bus... Alles is dus rustig. Er stapt een man op. Hij knikt vriendelijk en komt naast me staan, hoewel er nog veel zitplaatsen vrij zijn. Maar oké, hij heeft natuurlijk het recht om te blijven staan hé. Hij vraagt me of ik naar huis ga. Waarop ik hem wat sarcastisch antwoord dat ik heel erg ijverig aan 't werk ben. Ondertussen leun ik nog wat demonstratiever tegen de buswand. O, o, wat ben ik grappig. De man blijft er koeltjes onder. Maar oké, hij heeft ook het recht om koeltjes te blijven. Hij blijft vragen stellen over m'n job en of ik ook chauffeur ben geweest dan enz. We praten wat en na een tijdje kruip ik weer in m'n huid van chauffeur om hem een standpunt uit te leggen. We praten over het verschil tussen tram of bus besturen. Er wordt afgewogen. Hij heeft ook de nodige portie sarcasme, merk ik. En dan... kom ik er achter dat hij ook tramchauffeur is, in het antwerpse. Hij vertelt dat hij vandaag in een griezelig ongeluk betrokken was. Een jonge kerel liep in volle vaart tegen z'n tram aan, terwijl hij -gelukkig maar- al goed in vertraging was, want aan een perron. De kerel is tegen de zijwand gebotst en weggekatapulteerd over de zijreling van het perron. Hij belandde op de autoweg ernaast en werd -ook weer, gelukkig maar- niet overreden. Hij moest wel worden afgevoerd naar het hospitaal. De chauffeur had het zien aankomen maar kon niet tijdig stil staan. Er waren getuigen aanwezig, waarvan drie in shock. De jonge man wilde blijkbaar 'iets' bewijzen, zo werd begrepen na getuigenverklaringen.
M'n collega moet het kwijt. Nogal wiedes. Ik vraag hem, hoe hij zich voelt. "Rot!" laat hij weten. Hij moest niet meer rijden en is opgevangen door een controleur. Ja, verdorie, dat doet wat met een mens. Hij relativeert wel, want beseft dat ie helemaal niks méér had kunnen doen om dit te voorkomen. Maar een mens krijgt zo'n enorme adrenalineboost, dat ie zich een tijd echt niet goed voelt ...kan ik me voorstellen.
Zulke voorvallen gebeuren helaas met een regelmaat. Onvoorzichtige mensen, die helemaal niet inschatten hoe gevaarlijk zo'n 17 ton wegend log voertuig wel is en wat zoiets doet met de bestuurder of getuigen, om nog maar te zwijgen over het slachtoffer zelf. Treinbestuurders zijn ook regelmatig betrokken in zulke wrede situaties met gewonden, doden en leed. En al wat je wil doen als job, is mensen van punt A naar punt B brengen...
Het leven gaat voort... Een collega die morgen op tram 4 rijdt, vertelt dat er opnames zullen gemaakt worden in de trams. Japanners zullen komen 'shooten' op deze lijn, richting standbeeldje Nello en Patrashe in centrum Hoboken. Het beeldje is echt niet groot. Maar de trip van de kathedraal tot Hoboken wordt regelmatig door Japanse toeristen gereden. Zoals de jongen met de hond in het verhaal te voet deed. Hoewel de trip helemaal anders moet zijn geweest, want hij deed het te voet en meer dan een eeuw geleden, genieten heel wat Japanners zoals echte toeristen betaamt van deze rit. Het verhaal werd geschreven door Ouida (pseudoniem van Marie Louise de la Ramée) en werd voor het eerst uitgegeven in 1872 (gegevens gestolen uit Wikipedia, ik ben immers redelijk lui). Collega is duidelijk nieuwsgierig naar wat er morgen misschien wel allemaal te beleven valt. Heur haren zullen wel goed liggen en het uniformpje zal wel picobello in orde zijn, maak ik op uit haar verbale verwachting.
De was moet gedaan worden, moet men in 1998 gedacht hebben. Sindsdien is Laundry-day uitgegroeid tot een in mijn ogen té groots festival. Ondertussen verhuisd van de Kammenstraat naar Antwerpen Zuid, stuurt het zowat de hele stad in de war. Toevallig(???) valt dit dan samen met de bevrijdingsfeesten, waarvoor allerhande festiviteiten zijn en stoeten door de stad dwalen, onder politietoezicht weliswaar en gelukkig maar. Oudstrijders zitten in typisch plunje in gedachten (aan het drieste en trieste oorlogsverleden) verzonken, tussen jongeren met nog volle gin- en wodkaflessen (maar voor hoelang nog?) op de tram en bus. Ze worden vermurwd tussen het onbesuisde jongerengeweld. Want die jongeren zal het worst wezen dat meer dan een halve eeuw geleden, vele jongeren (soldaten) stierven aan het front voor het welzijn van de nazaten...
Telkens weer, wanneer ik deze twee uitersten samen zie, schud ik in gedachten het hoofd. Het gaat niet samen. Waarom kunnen beiden niet uit mekaar gehouden worden? De bevrijdingsfeesten moeten blijven bestaan. Er wordt immers gevierd dat we niet onderdrukt worden, enfin, toch niet op die manier zoals het anders zou geweest zijn, moest de andere partij de winnaar geweest zijn met dienen oorlog. Laat ons daar elk jaar toch maar effe weer bij stil staan.
De jeugd daarentegen heeft natuurlijk recht op hun bonk bonkplezier. Ik vraag me af, of dat dan geen weekje later zou kunnen? Maar wie ben ik hé. Ik weet natuurlijk ook niet wat de beweegreden is van de organisatoren om het persé tijdens die bevrijdingsfeesten te laten doorgaan.
Resultaat: Ik doe een dienst waarvan door een vergissing totaal verkeerde uren zijn begrepen. Maar ach, da's ook weer niet het eind van de wereld. Uit fouten leert men, dus volgend jaar zal dat niet meer voorvallen. Daardoor worden wel wat overuren gepresteerd, maar het zij zo. Het weer is fabuleus zwoel heet. Plakkerig van het zweten wijzen we vooral jongeren de weg naar het festival en naderhand naar huis. We zijn zo supergoed daarin, dat jongeren de tram naar Tongeren vragen. Ik vraag hen of ze de weg naar het centraal station misschien willen weten? Maar nee, ze willen de tram naar Tongeren. De drank zal ook iets in de pap te brokken hebben... wellicht. Na wat moeite krijg ik hen dan toch gewonnen om naar het station te rijden en daar de trein te nemen. Ze vinden het zelfs een goed idee! Wat ben ik toch goed hé...
We krijgen ze van alle slag. Ze komen ook uit verschillende uithoeken afgezakt en moeten dikwijls met spijt in het hart al veel te vroeg het festival verlaten om nog thuis te geraken, want extra treinen worden niet ingezet. Een enkeling laat me weten dat De Lijn toch maar beter moet organiseren want de treinen rijden niet laat genoeg. Ik zeg: De Lijn zorgt voor de bussen en trams, maar treinen horen bij de firma NMBS, met een knipoog. Ik raad hem aan een mailtje met die vraag of eis naar de juiste dienst te verzenden. Misschien krijgt hij ooit een antwoord en wil men volgend jaar daar wél iets aan doen. Het vergezellende meisje heeft minder gedronken en antwoordt dat de kans maar klein is, want voor zo'n festivalletje gaat men niet nog meer verlieslatende toegevingen doen bij de NMBS. En ik denk: I LIKE YOUNGSTERS WITH BRAINS!
Er wordt drank ontzegt. Grote bekers met cocktails worden op het perron achter gelaten op m'n aanwijzen. Sigaretten en joints worden op de grond vertrapt. Hamburgers vliegen -soms tegen de zin van de jongere- door de lucht, richting perron. Het is een mestpacht. Als ik niet in deze omstandigheden hier zou staan, zou ik totaal anders reageren, want ik heb een grondige hekel aan dit soort wegwerppraktijken. Maar het is wel duidelijk, dit soort gesprekken is op dit moment niet aan de orde. De oren en hoofden zitten vol met beats, drums, techno, ijl van drank en ander gebruik. Niet discussiëren dus. Hopelijk werken de schoonmaakdiensten deze nacht nog, want de ratten zullen anders opdagen, zodra het hier rustig wordt.
Er lopen ook veel schattigerds tussen de feestvierders. Een kereltje van een jaar of veertien behorende tot een groepje dat ik op weg help, opent z'n armen. Mag ik u knuffelen, want u bent zo lief! Ik speel het effe mee en iedereen vindt het wel prettig. Wanneer het festival afgelopen is, begint het hard te regenen en onweren. Telkens wanneer een donder weerklinkt of een bliksemschicht te zien is, roepen de jongens keihard. Het plein wordt dan even klein onder het geluidsgewicht van al die jongens die vanuit de buik brullen. De festivalsfeer overheerst. Wanneer het water met bakken naar beneden dendert, worden ze boos. Ze stampen tegen de trams die staan aan te sluiten en willen maar niet begrijpen dat ze nog niet mogen opstappen. Redeneren is immers onmogelijk met zoveel tunes, alcohol en wieweetwatnogmeer in het lijf. Het argument is: Ja zeg, wij worden nat se...!!! Gelukkig duurt dit niet niet lang.
Doorweekt laat ik een uurtje later, m'n aanwezige bazen weten, dat het wellekes is geweest. Hoewel het niet koud is, ril ik bij het beetje wind dat ik voel. Ik ga naar kantoor, m'n papierwinkeltje nog even verzorgen en dan naar huis.
Even na half twee zit ik warm in de auto op weg naar stilte.
EERSTE SCHOOLDAG!!! We keken er met z'n allen naar uit. Inclusief een deel van de schoolplichtigen... 't Was toch effe wennen... weer... Hoewel, toen ik op weg naar 't werk vroeg aan m'n collega tramchauffeur hoe de ochtendspits was verlopen, antwoordde die dat het erg goed was meegevallen. En ja, eigenlijk heb ik niet de overvolle voertuigen gezien, die er op normale schoolspitsen zijn. Dàt vind ik helemaal niet erg, want ik hou niet zo van 'sardien-in-blik'.
Om te beginnen zijn er de moeders met kinderwagens. Déjà-vue... staan ze op mekaar gepropt. Ze nemen de kleintjes dan uit die kinderwagens, die leeg de weg versperren in de voertuigen. Mensen die willen uitstappen, moeten heksentoeren uithalen om er voorbij te geraken. De moeders staan dan dikwijls een stuk verder, of zitten ergens anders in het voertuig met het kindje naast zich, ipv kleine uk gewoon op de schoot te nemen. 'Jamaar, anders weent ie' is het antwoord op m'n vraag om het kleintje in de kinderwagen of op de schoot te nemen. Ik druk er nog maar eens op dat lege buggy's moeten worden opgevouwd. Toch, met dat 'drukken' is de oplossing niet steeds geboden. Ikzelf vind het dikwijls maar al te ludiek en geniet wel van de pogingen om een overtroevend argument te vinden, van de vindingrijke moeders. Meestal komt het er gewoon op neer, dat betreffende mama uiteindelijk toch door heeft dat de babykar in de weg staat en stoort. Dat ze iets moet ondernemen om de weg vrij te maken. En, meestal proberen die moeders dat dan ook wel. Goedkeurend wordt door anderen een knikje geworpen in mijn richting en gelaatsuitdrukkingen tonen woordloos de opluchting omdat men niet hoeft over hoofden te kruipen om buiten te geraken.
En dan, zijn er de haantjes (de voorsten), de kippetjes (die de haantjes volgen), de pubers en bakvissen. 'k Ben er blij om dat ze'r weer zijn. 'k Heb ze gemist. Creatief met allerhande excuses, een beetje geniep, en stoer als 't nodig wordt geacht. Ze zijn er ook vandaag. Deuren worden onnodig lang open gehouden, want er komen nog enkele knappe grietjes aangelopen. Streng maar rechtvaardig treed ik op. Ik weet, ook de passagiers in de omgeving slagen me gade. Nou, mij...? Beter gezegd, ze slaan de situatie gaande, maar -gelukkig- laat men het aan mij over. Ik toon m'n strenge kant wanneer een jongen zich er onderuit probeert te praten en naar achter loopt. Ik ga kordaat achter hem aan en laat verstaan dat dit ook anders kan. 'Hiermee ben ik niet akkoord, beste jonge man. Mag ik je vervoersbewijs even, alstublieft'. Geen vraag eigenlijk, meer een vriendelijk maar kordaat gebod. De jongen draait snel bij. In stilte geeft hij me z'n abonnement, het toontje is zowat een oktaaf lager. Ik blijf in m'n rol. Streng, maar vooral rechtvaardig. Hij en z'n vrienden krijgen een speech over het welzijn van ALLE pasagiers. Dit uitspelen is makkelijk, het is ook een waarheid. Ik laat hem weten dat mensen hem al snel zullen beklijven als een ambetant manneke. Hij verontschuldigt zich. Ik geef een oplossing voor de toekomst, waarbij de jongeren zich kunnen vinden, en geef hem z'n abonnement terug. Nadien kan er weer een lach af. Ook zo, van de omzittenden. De sfeer is goed, voel ik. Wanneer ik verder naar voor in de tram stap omdat daar ook nog een bakvisje honger en dorst zit te stillen, word ik nog door andere meisjes aangesproken. Ze vragen me of ik de jongen in kwestie heb beboet. Ik leg hen uit, dat ik daar niet van hou. Ik probeer de dingen op een sociale manier op te lossen. Ze antwoorden wijs dat dit aangenamer is voor iedereen. Ze paaien me nog een beetje. 'Goed zo' denk ik. Ze blijven rustig. En het hongerige meisje krijgt ook nog een kleine bloemlezing.
Gohhhh... wat ben ik in m'n sas vandaag. M'n keel wordt er schor van.
Hoe mensen reageren op een tegenslag blijft me fascineren. Regelmatig zie ik een dame in gedachten, die me een verhaal vertelde, haar verhaal, over het pre-metro incident, vorige week. Eigenlijk was het niet echt een incident, maar ik noem het zo. Voor nogal wat gedupeerde reizigers was dit veel meer dan een panne. Soms ben ik ook wat verwonderd over de reactie (naderhand )van medewerkers die daarvoor geen begrip opbrengen. Als ik me inbeeld, dat ik ergens niet vertrouwd ben met het openbaar vervoer en ik heb wel degelijk uitgezocht hoe ik ergens moet geraken, zoek ik ook nooit naar een alternatief, voor het geval er wat mis zou lopen. Zo spraken verschillende mensen me aan, over hun ontbrekende alternatief. Niet met deze bewoording natuurlijk, maar dàt gemis neem ik hen niet kwalijk.
Er waren uiteraard meerdere reizigers die hun eigen verhaal over hun eigen ov-trip hadden. Mag ik het vergelijken met een rechter die luistert naar de waarheden van de verschillende getuigen, slachtoffers of daders, die hij hoort? De situatie is -gelukkig maar- niet te vergelijken. Maar ieder heeft zijn eigen waarheid, z'n eigen standpunt als verhaal. Op het moment zelf, leg ik dat naast me neer en help ik de betrokkene natuurlijk. Maar de manier waarop mensen de dingen vertellen en daardoor ook 'hun' inhoud, blijft makkelijk hangen. De ene zucht, want heeft onnodig, maar al te veel tijd verloren door slechte communicatie, of het volledige gebrek daaraan. De andere is blij, eindelijk weer boven de grond te zijn en iemand te zien die hem of haar verder helpt. Weer een ander zegt dat ie toch liever eerst een pint gaat pakken om te bekomen. Een vierde is zo zenuwachtig als wat en weet haast z'n adres niet meer... Door naar al die reacties te kijken, leer ik nog veel over het wezen 'mens' dus ook over mezelf. Wat me opvalt is, dat 'de andere' altijd de schuldige is. Wij, mensen hebben er behoefte aan, iets of iemand als schuldige te kunnen bestempelen. Zo kan men natuurlijk afreageren en stress vrijgeven. Het lijkt wel of ik op zo'n moment in therapie ben, op een aangename manier. Nu, ik besef wel, dat niet iedereen de boel bekijkt zoals ik het doe en da's misschien maar goed ook.
De vrouw waarover ik het eerder had, vertelde me, dat ze een drietal kwartier op de tram in de metropijp heeft gezeten. Ze mochten niet uit het voertuig. Ik viel haar in de rede, dat voor de veiligheid de deuren niet mogen geopend worden in zo'n pijp. Ze stelde zich zeer begrijpend op en ging verder... "Het duurde zo lang hé. Dus dan stelde er iemand voor om wat te gaan zingen". Daarop reageerden er voldoende mensen en zingen deden ze dus. Ik zag het al voor me. Net als toen ik op kamp ging of op reis met één of andere jeugdgroep, zongen we onze kelen rauw en onze longen leeg, tijdens het rijden. Maar, dit was tijdens het stilstaan. Maar blijkbaar helpt het ook nog voor volwassenen om zo de tijd te doden. Hoewel ik eventjes het vermoeden had, dat de dame zomaar wat vertelde. Niettegenstaande bleef ze doorgaan. Ze vertelde niet wat ze gezongen hebben. Gezien haar leeftijd zou het wel eens: Daar bij die molen en Twee ogen zo blauw, kunnen geweest zijn. Of, vraag ik me stiekem af, zouden ze kinderliedjes gezongen hebben? Want, gaat ze verder; "Er zaten ook kindjes op de tram. Maar de chauffeur was heel vriendelijk. Ze had veel geduld met de mensen. Sommigen mochten een mopje komen vertellen door de micro..." Zou het echt...??? denk ik bij mezelf... 'k Weet dat ik tot heel wat in staat ben, en probeer me de situatie in te beelden. Maar ik weet niet of ik zo ver zou gaan... Je in de schoenen van een ander zetten, is heus niet zo makkelijk. Weer gaat de dame verder, tot uiteindelijk één van de kinderen naar toilet moest. Toen begonnen de problemen. Het kindje bleef maar zeggen dat het moest plassen en dat deed het dan ook na een tijd. Het wenen begon, haar broekje nat, de zetel nat en een moeder die niet wist wat ermee aangevangen.
In gedachten zag ik de mensen, rondom gezeten, proberend het kind te troosten vanop afstand. Want een beplast kind dat niet van jezelf is, raak je niet graag aan.
Enfin, toen begonnen de andere kinderen ook te wenen en het hek was van den dam, om het maar eens simpelweg uit te drukken. Toen werd het enerverend. Gedaan moppen. Gedaan zingen, of toch op een meer melodieuze wijze. Wat waren ze opgelucht, toen de chauffeur toestemming kreeg om de mensen uit de tram te laten stappen.
Maar toen was het nog niet voorbij hoor. "Toen moesten we met z'n allen heel voorzichtig over zo'n heel smal pad lopen. Dat was echt gevaarlijk! Als je d'r afglijdt, lig je op de tramrails, anderhalve meter dieper..." gaat de dame verder. "En je zag haast niks voor ogen. Ja, er zijn wel van die kleine lampjes, maar die helpen niet echt. Zo hebben we zeker een kilometer moeten stappen. En dan moesten we nog van de Groenplaats naar hier komen, en die tram zat dan ook direct stampvol natuurlijk."
In gedachten, zie ik een rampenfilmscenario, zij het, hier en daar zou het nog wat gepeperder mogen. De dame, heeft dààr wellicht geen behoefte aan...
O, rampzalig -er... Vandaag loopt het mis voor nogal wat mensen. Terwijl ik rustig meerij met de bus, blijkt er onder onze stad heel wat mis te lopen. Ik weet van niks. Voor een tijd. Toevallig stap ik af in het centrum. Normaal gezien rij ik met deze lijn tot net buiten het centrum omdat dan de grootste drukte voorbij is. Maar vandaag, doe ik dit per uitzondering eens lekker niet. Wanneer ik dus naar het juiste perron ben gestapt om de bus weer naar de andere richting te nemen, merk ik een abnormale drukte. Men komt me verschillende keren uitleg vragen over diverse lijnen en vragen hoe waar te geraken. Teveel op te korte tijd om normaal te zijn. Ik hoor van deze mensen uiteindelijk dat de trams in de premetro niet rijden. Er is een panne, of watdanook... Maar hoofdzaak is dat onder de grond alles stil staat. Daar ik geen radio bij me heb, weet ik helaas van niks. Ik help de mensen zo goed als kan verder. De meesten zijn gewend met hun vaste premetrolijn te rijden en kennen de andere mogelijkheden niet zo. Ze weten dan niet waar ze moeten afstappen. Ik besluit om m'n bus -die er wat later aan komt- te laten voorbij rijden en de reizigers bij te staan. De meesten van onze diensten zijn wellicht in de metro aan het werk om daar info te geven en mensen zo goed als mogelijk wegwijs te maken.
Het is met momenten druk. Niet erg hoor. Ironie natuurlijk. Voor sommigen is dit een ramp. Ik krijg wel te horen dat men het fijn vindt dat De Lijn mensen voorziet om de gedupeerden op weg te helpen. Ik wordt bedankt vanuit 't diepst van het bonkende hart, laat men me nog weten. Een contradictie hé. Maar zo wordt ik nog maar es geconfronteerd met het bewijs, dat men eigenlijk niet zoveel nodig heeft om content te wezen. Er is natuurlijk het akkefietje met de dame die ontzettend boos is op een chauffeur die enkele mensen niet laat opstappen, maar gedorie doorrijdt met z'n bus. Ze zag een man op de bus kloppen omdat de chauffeur hem niet meer liet opstappen. Ik stond er met m'n neus bovenop. De chauffeur had al vier keren willen vertrekken en telkens weer de voordeur geopend. Ik had hem teken gedaan 'vertrek nu maar', en toen kwam die man er plots nog aangelopen. Ik leg hem de situatie uit en hij verontschuldigt zich voor het bonken op de bus. Hij lijkt het te begrijpen. Maar de dame is echt boos. Ik begrijp, het is frustratie die naar boven komt. Er staat nogal wat volk bij en iedereen volgt de situatie. Er is geen land te bezeilen met de vrouw. Daarom geef ik haar gelijk. Ik beaam: Ja mevrouw, wij zijn allemaal rotzakken. Oef, 't is er uit. Ze wordt er stil van. Ze gaat verder op het perron staan, mokken misschien, ik weet het niet. Enkele mensen vinden het maar goed dat ik niet echt in discussie ging. Da's inderdaad iets dat ik maar best mijd op zulke momenten. Ik begrijp haar frustratie ook wel hoor. Ze komt met enorm veel vertraging eindelijk op dat perron terecht en dan ga ik haar zeggen dat ze ongelijk heeft. Ze had gezegd dat het de tweede keer was dat ze het openbaar vervoer gebruikt, en dat het tweemaal is misgelopen.
De dag vliegt voorbij (voor mij dan hé) door deze panne. De rest van m'n dienst loopt alles weer gesmeerd. We staan nog wat in de file, ontwijken nog wat roekeloze fietsers en kunnen tijdig stoppen voor andere wegpiraten. En 's avonds... eerlijk...? Ga ik moe gestreden maar tevreden naar huis.
Goed op tijd kom ik op de centrale controle, zoals gewoonlijk. Ik moet één en ander regelen alvorens m'n dienst aan te vangen. Iets waaraan ik een grondige hekel heb. Maar 't zal wel aan mezelf liggen, veronderstel ik. Verschillende mensen moeten aangesproken worden en ik krijg steeds de kriebelen door de chaos die dan in m'n hoofd ontstaat. Ik snel nog gauw naar de refter om nog een kopje thee te drinken, zodat ik weer op 'normaal' kom te staan alvorens te vertrekken.
Oeffff... ik voel me alweer stukken beter wanneer ik rustig op straat loop. Hoewel het verkeer erg druk is, er enorm veel volk op de tram zit, doet deze drukte me niet echt veel. Het is anders. In deze drukte voel ik me zelfs wat thuis ondertussen. Ik word al snel aangesproken door verschillende mensen. De één vertelt me waarheen ie gaat. De ander vertelt me over het verloop van de dag, of uit z'n ongenoegen over watdanook.
Ik ben al een tijdje alleen op stap. Verschillende chauffeurs hebben medelijden met me, maar da's helemaal niet nodig hoor. Aan de terminus wordt nog veel verteld over de net voorbije vakantie. Da's meestal best aangenaam om te horen. Ik vertel nog niks, de mijne moet nog komen. Soms willen collega's wel eens over politiek of religie praten, maar daar hou ik me liever buiten. Deze thema's zijn te heikel voor sommige mensen. Voor de goede loop van zaken -de samenwerking is belangrijk- praat ik over deze dingen dus niet zomaar met iedereen. Daar moet ik trouwens nog een zestiger die z'n beklag op kijvende manier doet over onze samenleving, ook op attent maken. Het beklag krijgt een racistisch toontje, waarop ik hem wijs. Zo'n gesprekken voer ik niet meneer. Hij is eventjes uit het lood geslagen. Ik leg hem zo vriendelijk mogelijk uit dat tussen alle koren kaf zit en ik hier verder niks over te vertellen heb, want dit hoort niet tijdens m'n werk. De man verandert zo snel van onderwerp, als een wervelwind draait. Hij moet eenzaam zijn, denk ik, dat hij zoveel moeite doet om toch maar in gesprek te blijven. Daar het rustig is, blijf ik nog effe in de slachtofferrol en luister naar hem tot ik moet afstappen.
Vier ouderen uit het gentse zijn totaal verkeerd gereden. Ze zijn op stap geweest en op weg naar huis. Alleen zijn ze tot de eindhalte meegereden ipv aan het Centraal Station af te stappen. Een beetje paniekerig vragen ze me hoe ze daar weer kunnen geraken en hoe ze kunnen weten waar ze moeten afstappen en hoe ze dan moeten gaan enz enz. Ik kan het niet meer aanhoren. Ik beloof hen dat ik hen ter plaatse zal brengen. Ze zijn erg opgelucht. Ze hadden niet door dat ze in een premetrostation moeten afstappen en ze worden angstig enkel bij het horen van deze boodschap. Ik blijf dus bij hen en leid hen uiteindelijk tot aan het perron voor de trein die ze moeten halen. Gelukkig geprezen halen ze de trein die ze wilden. Ik krijg van elk van hen een zoen en een hele lieve bedanking. Ze wisten niet dat er bij De Lijn zo'n hulpvaardige mensen zijn. Ik... doe enkel m'n job en ben blij dat deze ouderen goed zullen thuis geraken op een deftig uur. Ze zullen nog lang onderweg zijn heb ik gehoord. De man van het gezelschap lost me niet en geeft me drie flinke smakkerds. Onze brillen worden zowat mishandeld want ik zet de mijne niet af (en hij de zijne ook niet).
Dan is er nog de 'Iftarmaaltijd' aangeboden door de wijkwerking, samen met 'respect op De Lijn' in Deurne. Ik had m'n baas gevraagd of het goed is dat ik daar m'n lunchpauze neem. Zo kunnen we daar ook duidelijk aanwezig zijn. Daar wij deze mensen regelmatig zien op de trams, dacht ik dat het goed zou zijn, op deze uitnodiging in te gaan. Mekaar onder andere omstandigheden ontmoeten verlegt soms de nodige grenzen om het ijs te breken. Problemen die er zijn, kunnen op deze manier anders aangepakt worden. 'k Weet wel, 'k ben geen maatschappelijk werker, maar als het engagement er niet is, roest je vast. Ik ga er dus heen. Voor mij is de maaltijd veel te zwaar, m'n weke spijsverteringsstelsel ondergaat een zware beproeving. Maar de sfeer is zeer goed. Ik ga aan een tafel zitten bij jonge kereltjes en ze geven me gewillig antwoord op de vragen die ik hen stel. Bij de groteren blijft het bij een vriendelijke groet, wat op zich zeker niet slecht is. Ze konden me ook negeren, maar dat doen ze niet. De volwassenen heten me hartelijk welkom. Enkele collega's zijn ook gekomen. Leuk dus!
En dan met krampen de dienst nog verder gezet. De leuke mensen die ik nog tegenkom en me aanspreken, doen me af en toe de maag vergeten. Maar eens m'n dienst er op zit maak ik mezelf een plechtige belofte: Als ik ooit nog deelneem aan zo'n maaltijd, zal het enkel droog brood wezen... 't Gaat 'm toch om het gezelschap, nietwaar.
15 augustus. Feestdag. In Antwerpen, moeder'kes'dag. Een vroege dienst schrikt me niet af. Integendeel, de dag start rustig. Meestal is een vroege dienst in een weekend, een dienst met nogal wat confrontaties met dronkaards. Het traject dat ik doe vandaag, is erg rustig. Het belooft een mooie dag te worden en het is Rubensmarkt vandaag in Antwerpen. Voor die markt in ware Rubensstijl, komt elk jaar weer een hoop volk opdagen. Mij, zal je'r beslist niet zien... Maar gelukkig voor de marktkramers zijn erg veel mensen het met me oneens. Dus, zo rond 9u beginnen al groepjes mensen, opgedirkt voor een dagje uit, op de bus te springen (figuurlijk dan) om naar de stad te komen. Raar genoeg, zeggen wij onderling dan meestal: 'Ze zijn wakker se'. Precies of wij horen niet bij het merk 'mens'.
Op de bussen waar ik zit, gebeurt er helemaal niks abnormaals. Vandaag is het de gewone routine. Maar op de Rooseveltplaats is het echt wel druk. Het perron waar de tram naar hartje stad passeert is haast volzet. En, dat wil toch wat zeggen. Wanneer ik een enkel trammeke zie komen aanbollen, ga ik me daar maar even laten zien, want zoveel volk kan wellicht niet op de tram geraken. En ja hoor, hier moeten een paar sardientjes in het voertuig geblikt worden, of ze kunnen natuurlijk wachten op de volgende tram. Zelfs op een vrije dag, wachten mensen niet graag. Ze zijn liever sardientjes. Nou, de keuze is gemaakt, dus moeten ze ook maar zorgen dat de deuren toe kunnen. Ik moedig hen vriendelijk aan om nog wat dichter bij mekaar te staan, zodat de deuren kunnen sluiten. Hier kan men echt spreken van: samen gezellig dicht bij mekaar naar 't stad. Hoe is de slogan ook weer? Je in groep verplaatsen heeft zo zijn voordelen.
Er zijn ook veel toeristen in de stad. 'k Vind het zalig om al die vragende mensen verder te kunnen helpen. Mijn stadsplannetje komt heel goed van pas, zodat ik geen fouten maak. En... what the heck... 'k Lap m'n laars aan Vlaams, als ik een anderssprekende wil verder helpen. Het is veel makkelijker, sneller én bevorderlijk om (als je de aanspreektaal kent natuurlijk) mensen verder te helpen in een voor hen verstaanbare taal. Wanneer ik in het buitenland ben, apprecieer ik het ook erg, wanneer iemand me in een verstaanbare taal kan helpen. Een Engelsman is vanmorgen om 3.30u thuis vertrokken om zijn auto te gaan ophalen. Hij had in juli deelgenomen aan de triathlon. Maar de motor van z'n auto had het begeven. Toen heeft hij z'n wagen hier moeten achterlaten voor reparatie. Vandaag komt hij die dus ophalen. Hij weet niet hoe daar te geraken en ik help hem daar dus bij. Alleen... het is feestdag vandaag en dat wist hij niet. We proberen dus contact te nemen met de betreffende garage. Men houdt hem met het computer-belsysteem letterlijk aan het lijntje. Meneer de Minister... hoelang euhhhh... hoekort mocht dit maximum duren??? Enfin, de moedige ramptoerist besluit toch maar af te zakken naar de garage om zo te proberen of hij iemand kan vinden. Als dat niet lukt, zal hij moeten overnachten. Ik help hem aan een ticket, vraag de chauffeur om de ongelukkige te verwittigen wanneer hij moet afstappen en wens hem veel geluk toe. Eén ding begrijp ik wel. Hij komt niet meer naar Antwerpen om te sporten, laat hij weten. Toch, hij is vriendelijk hoor. Ook hij apprecieert wat ik voor hem doe, hoewel dat niet veel is.
Gelukkig hebben de andere toeristen meer geluk. Die kunnen doen waarvoor ze gekomen zijn...
Vandaag vertoef ik vooral in Deurne. 't Is nog niet zo druk als anders, maar af en toe is er toch al heel wat volk op de trams. Op zeker moment, willen drie jonge kereltjes tussen de vele anderen, opstappen. Eén van hen heeft rollerskates aan. De twee anderen helpen hem wat, want hij bewaart z'n evenwicht nog niet zo goed. Ik hou hen tegen en zeg dat ze zo niet op het voertuig kunnen stappen, wegens te gevaarlijk. Ze kijken me verwonderd aan, waaruit ik begrijp dat ze dit al meermaals deden, wellicht. Ik vraag de 'skeelerjongen' of hij geen schoenen bij heeft, dan kan hij die snel aanschieten. Toch, dit is niet het geval. De chauffeur sluit de deuren en rijdt verder. De volgende halte stap ik af en ik ga te voet terug naar waar de jongens zich bevonden. Je weet maar nooit of ik hen nog zie. Tijdens het wachten op de tram in de andere richting, hou ik me op die manier ook al wat nuttig bezig. En ja hoor, de jongens zijn nog in de omgeving aan het spelen. Ze komen zowat mijn richting uit en ik haal m'n vriendelijkste blik te voorschijn om hen aan te spreken. Ik wil hen duidelijk laten merken dat ik niet boos ben, dus begin ik een gemoedelijk gesprek in de trend van: Kan je't al goed, zonder te vallen? Het werkt... Ze gaan mee in het gesprek. Dan leg ik hen uit dat ze nooit met skates op tram, bus of in de metro mogen. Ongevallen zijn veel te snel gebeurd. Het argument dat 't niet leuk is om in de vakantie in het gips te liggen, terwijl men hoort te kunnen spelen, helpt altijd bij zo'n jongen kinderen. Ik schat ze tussen negen en twaalf jaar. Er wordt nog vriendelijk gedag gezegd en ik laat hen, want ik moet natuurlijk ook nog mee met de tram.
Ondertussen vordert de dag en loopt alles z'n normale gangetje. Er is een dronkelap die voor wat tumult wil zorgen. Ik zet me duidelijk in z'n zicht en dan daagt ie mij wat uit. Ik laat hem lallen. M'n energie kan ik wel positiever gebruiken dan te besteden aan nutteloze zaken, want die man weet haast niet meer dat hij leeft, volgens mij. Er dringt toch niks meer door bij hem, hopelijk enkel in deze toestand en niet altijd. De mensen rondom trekken wel de nodige grimassen. Wanneer hij afstapt wordt er door de omgeving herademt. Deze keer wat versere lucht...
Het wordt hoog tijd om wat te gaan eten. Daarvoor begeef ik me naar kantoor om in de refter m'n schoofzakske te nuttigen. Op weg naar kantoor, hartje stad, stap ik voorbij een bushalte. Er staat -zoals steeds- volk, maar ik let er niet op. Ik kijk gewoon voor me. Ik hoor 'Mevrouw' roepen. Ik reageer niet, want denk dat dit wel weer jongens zijn die zullen beginnen over 'zwart rijden'. Negeren is de boodschap. Ik hoor nogmaals roepen en weer negeer ik. Ik laat me nog niet te snel provoceren... (wijs toch...) Dan verandert de toon in ernstiger en wordt het 'Mevrouw Van De Lijn!!!' Dàt... pakt me. Ik kijk op in de richting van het geroep. En zie... daar staan die drie gastjes van daarstraks met de rollerskates. De jongen 'zonder' skates, steekt z'n voet in de lucht. 'Kijk eens mevrouw. Ik heb m'n schoenen aan!' Vertederd en verdomd content steek ik m'n duim lachend omhoog. Ik feliciteer hem en geef 'm flink gelijk.
In deze job, zeggen we onderling wel eens dat we'r voor moeten hoeden, niet te willen opvoeden. Dat is immers onmogelijk en trouwens onze job niet. En dan, plots, word ik ermee geconfronteerd dat zo'n jonge kereltjes door zo'n kleine, makkelijke ingreep, erg beïnvloedbaar zijn. Ik, heb vandaag wél een heel klein beetje opgevoed. Beter nog, deze jongens hebben het toegelaten en zijn er fier op.
We staan in de file. Stil, of toch bijna. Wegenwerken zijn mede-oorzaak van het te ondergane leed, als ik zo vrij mag zijn om te dramatiseren. Toch, voor nogal wat mensen is dit 'ergernis ten top'. Als chauffeur ondergaat men gewoon, soms gelaten, soms gestresseerd. De meeste collega's gaan voor het eerste, daar dat veel gezonder is dan stress, want die laat je niet achter op het werk. Aan de halte die we net aandeden, heb ik de algemene vraag gesteld, of er iemand de eerstvolgende halte moest afstappen. In dat geval zou men immers veel beter hier al uitstappen en beslist veel sneller arriveren op de plaats van bestemming, dan wanneer men op de bus zou blijven. Maar nee, iedereen moet verder en zal mee ondergaan. Verstand op nul. Sommigen sluiten de ogen. Anderen staren naar ...niks... Er zit ook een moeder met twee kinderen op de bus. De oudste, een jongetje van misschien 8, doet zich stoer voor. Hij geniet van de aandacht die hij nu krijgt van de anders afwezige mensen. Ze hebben nu alle tijd om naar de kleine jongen te kijken, eventjes te glimlachen, hoewel ze niet lijken te weten waarom, of gewoon, omdat ze vinden dat het zo hoort. Mama, vindt dat het genoeg is geweest en laat de kleine superman weten dat ie beter maar rustig kan blijven zitten of ze zal zijn billen blootleggen, hier en nu op de bus. De boodschap komt over. Stoere bink wordt rustig.
Er komt een tram naast onze bus stil te staan. Ook de tramsporen worden hier bezet door auto's. Twintig meter verder rijdt de tram over een aparte bedding, maar hier moet die toch effe mee de file in, schuiven, wachten. Superman z'n kleine zus zit aan het raam en merkt een even klein meisje op in de tram. Ze beginnen te wuiven. Aan het commentaar van mama begrijp ik dat de meisjes mekaar niet kennen. Maar dàt deert hen niet. Allebei hebben ze iets gemeen. Ze begrijpen mekaar zonder troela. Het eentje Noordafrikaans, het andere Zwartafrikaans. Ze houden niet op. Ze vinden het echt prettig. Ondertussen is zowel op de tram als de bus de aandacht getrokken van de omringenden. Er wordt stilletjes gelachen. Kinderen... de poort naar het goed gevoel, afkomst doet er niet toe. Dankzij de file, mag dit toch een klein kwartiertje duren. Zalig!
Wanneer ik naderhand aan een halte wacht, komt een vrouw naar me toe. Ze vertelt over een optreden dat ze gisteren bijwoonde. Ik denk aan Antwerpen Zingt, maar nee 't was niet daar. Tja, er zal wel wat meer te doen geweest zijn dan enkel het eerder vernoemde evenement. Ze zag Willy Somers en nog anderen van dit slag. Namen ken ik niet meer. Enthousiast blijft ze vertellen over haar ervaring. Ze had een fototoestel bij en had net de foto's gaan ophalen. Ze toont me de foto's en ik bewonder wat me in het minst interesseert, want zij geniet. Ik gun het haar van harte. Ze moet het toch kwijt kunnen hé, en ik ben het oor van dienst op dit moment. Ze blijft een hele tijd bij mij staan, maar wanneer ze dan toch de tram neemt, adem ik even diep in. Eventjes geen geratel, lucht me op.
Al snel kan ik weer verder met de bus. Om weer in de file te gaan staan...
Ik stap op de tram. Ik wandel tot helemaal vooraan. Alles in orde. Fijn zo. Ik geef de chauffeur een hand, een collegiale groet moet kunnen. Een bejaarde man (hij is in de negentig, laat hij nadien nog weten) komt naar me toe. Hij is z'n weg kwijt. Hij wil naar het Stuivenbergziekenhuis. Hij lijkt me niet verward op het eerste zicht, maar ik ben op m'n hoede. Als het zo is, wil ik hem niet zomaar ergens achter laten. Enkele lijnen worden omgeleid in het centrum van de stad vanwege de 'derny' deze namiddag. Daardoor heeft de man een verkeerde lijn genomen en is hij te ver uit de beoogde richting gereden. En nou, weet hij het gewoon niet meer. Welnu, op deze manier verdwalen, kan iedereen overkomen. Daarvoor hoeft men nog geen Altzheimer of aanverwante te hebben. Ik leg de man uit waar hij kan overstappen om de bus naar het Stuivenberziekenhuis te nemen. Hij is toch nog niet zeker en vraagt me nog twee maal of het wel zo moet, zoals ik gezegd heb. Om hem gerust te stellen, besluit ik hem te begeleiden. Een beetje verbaasd bedankt hij me hartelijk en neemt het aanbod maar al te graag aan. De man is slecht te been, hij heeft een wandelstok. Ik help hem van de tram en laat hem aan m'n arm steun zoeken. Zo stappen we langzaam maar zeker het lange perron af. We moeten twee kruispunten oversteken. Da's niet altijd een sinecure voor zo'n ouwtje (met alle respect). Het is rood. Er komen geen auto's aan. Hij wil oversteken. Ik sta het niet toe. Hij zegt: 'Ach ja, natuurlijk, jij moet het goede voorbeeld geven, dus mag je dat niet doen hé.' Ik beaam maar vervolledig: 'Ach meneer, je ziet niks aankomen, maar zo is het meestal bij ongevallen. Mensen zeggen dan altijd, dat ze de ander niet hadden gezien. Trouwens, stel dat er iets gebeurt, dan ben ìk nu verantwoordelijk. Oké, het regent dan wel, maar ik ben liever nat dan dood.' Hij knikt en we staan te wachten voor het rood ...én we worden nat. Het regent deftig. Plots houdt iemand een paraplu boven ons hoofd. Er waren mensen achter ons komen staan en hebben wellicht onze conversatie gehoord. Een dame zegt: 'Voilà se... 'k Zal ik jullie es droog zetten.' Ik dank haar hartelijk en stel vast dat ze 'n jas met kap heeft. Dat kleine gebaar vind ik echt wel subliem.
Wat later stap ik met de man op een tjokvolle bus. Het achterste gedeelte wordt maar weer eens haast niet betreden. Middenin wordt de boel mooi opgestropt -zoals zo dikwijls- met kinderwagens en andere objecten. Ik maan mensen aan om door te schuiven en moet daarbij m'n stem heus laten gelden. Na enkele malen herhalen schoffelen de mensen dan toch door naar achter. Ondertussen is een man opgestapt die zich nogal ruim zet, vooraan. Veroeren zit er niet meer in, hij staat goed zo. De chauffeur doet hem teken om door te schuiven, maar hij wil niet. Ik val de chauffeur bij. De man zet een stapje naar achter en sist: 'Rrrrrsissssst' Hard genoeg natuurlijk, zodat iedereen het net kan horen. Ik antwoord met opgetrokken wenkbrauwen: 'Oei... Is dat tegen mij???' Hij ontkent en doet teken naar de chauffeur. Ik zeg hem erg rustig dat racisme iets helemaal anders is. We zijn allemaal gelijk en doorschuiven is normaal op bus en tram. Ik blijf inpraten op de man terwijl we ondertussen aan een halte komen, waar nogal wat mensen afstappen. Daarom besluit ik m'n lofrede met de sympathieke raad plaats te nemen op een zitje, zodat hij rustig kan verder reizen. En... het lukt. De man kalmeert. Hij zet zich.
Enkele mensen vooraan knikken me toe en geven me een mentaal schouderklopje. Da's leuk natuurlijk... voor mij. Maar 't belangrijkste, de vrede heerst toch weer wanneer ik afstap.
Eén augustus. Halfweg de zomervakantie zorgt het mooie weer voor een prima dag. Iedereen tevreden zou je zeggen. Toch moet ik een beetje bijsturen tussen een chauffeur en reiziger. De één verwijt de ander, de ander verwijt de één. Enfin, het lukt om beiden terug op 'normaal' niveau te krijgen zonder al teveel moeite. Ik blijf nog een tijdje op de bus, maar het blijft rustig. En da's maar goed ook.
Het is leuk in de zon te wachten op de voertuigen. Om eerlijk te zijn hoop ik af en toe dat tram of bus lang weg blijven, want het minnekozend zonnetje staat me echt wel aan. Op een gegeven moment ben ik aan de halte aan de Silvertopblokken op het 'Zuid'. Ik sta al zowat de hele dag recht en begin last te krijgen van rug en benen. Da's niks abnormaal, maar ik besluit me toch maar effe te zetten in het kapotte wachthokje. Er staat geen glas meer in. Ik trek het me niet aan, 't is warm genoeg. Als het tocht, kan het maar deugd doen. Achter dat hokje zijn struiken. Ik denk nog bij mezelf da'k zeker niet achteruit mag leunen want dan zal ik beslist de vuiligheid tussen de struiken in duikelen. Daarin heb ik geen zin uiteraard. Ik zit stil. Ik ben alleen. Ik rust terwijl ik wacht. En dan, hoor ik een raar gepiep. Ik denk: tjiens da's een vreemd vogelgetjilp. Ik hoor het weer en luister geconcentreerd. Ik herken het geluid niet, maar het is duidelijk één of ander diertje. Ik kijk achteruit en pier tussen het gewas. Ik zie iets bewegen. Een dier laag bij de grond. Het ritst verder weg. Ik denk: Zou het een klein konijntje zijn...? Even later hoor ik het gepiep weer, dichterbij. Zo stil mogelijk kijk ik weer. Het is een rat begot!!! 'k Had het kunnen denken natuurlijk. Maar ik, braaf onnozel stadswicht ga toch niet over ratten zitten peinzen... Hoewel ik nog denk: Zo'n rat... is toch wel banger van ons, mensen dan wij van haar... Een beetje onzeker toch.
Het liefst van al, wil ik daar weg. Maar ik beheers me wat. 'k Ben tenslotte geen driftkikker van zestien hé. Die tijd is voorbij. Ik blijf nog eventjes zitten, maar hoe meer ik me bewust word van de aanwezigheid van ratten, hoe liever ik me wil verwijderen. Ik weet wel, waar één rat gezien wordt, zitten er misschien tientallen. Er is ruimte genoeg voor zo'n rattenfamilie klepkes.
Ik sta dus recht en zet me opzij. En, kijk... Wat heb ik chanse. Ik zie in de verte een tram aankomen. Ik rep me naar de tramhalte en laat de bushalte voor wat ze is. En... wat ben ik blij dat ik niet lang moest wachten...
Normaal gezien doe ik dit niet. Midden in de nacht, na een late dienst, nog aan een blog beginnen. Uitzonderingen maken de regel. Vandaag kan ik geen slaap vatten, nog niet, dus ga ik er voor. Typen maar...
Zondag, late dienst, is voor mij altijd effe een moeilijke start. Uit de huiselijke gezelligheid trekken om den boterham te verdienen. Altijd weer, laat ik me vangen aan het 'pfffft-gevoel'. Maar, ik weet uit ondervinding, ook altijd weer, is dat snel over. Vooral als de eerste contacten op weg naar 't werk meevallen. Dan ben ik het tegen de tijd da'k aan kantoor ben, al vergeten, bij wijze van spreken. Zo is het ook vandaag. Gelukkig maar. Hoewel de chauffeur haar hart eventjes moet luchten over een vreselijk antipathieke man die deze voormiddag opstapte. Hij was zo boertig dat zij zich liet verleiden tot het maken van een opmerking daarover. Ze zocht zo'n beetje een bevestiging bij me. En da's maar menselijk. Wie wil er nou graag onhebbelijk worden benaderd? Toch niemand... Ze had ook een aangename annekdote, waardoor ik haar wees op het fijne daarvan. Mensen kunnen je een fantastisch gevoel geven, maar dat mag je niet zomaar 'wegduwen'. Maak ervan gebruik om jezelf op te peppen. Zo denk ik er over. Ik wees haar hierop en ze kikte inderdaad direct weer op. Goed zo!!!
Tot driemaal toe vandaag, vertelde me een collega (telkens een andere collega) over een passagier die erg brutaal was. Eigenlijk is het de eerste maal dat ik zoiets driemaal op één dag te horen krijg. Mensen komen dan tot de slotsom dat men in Antwerpen helemaal niet sympathiek is. De maatschappij is te erg veranderd (in slecht zin), wordt besloten. Het ligt aan vele vreemden (hopelijk bedoelt men hier; mensen van buiten het antwerpse), wordt besloten. Weet ik veel, waaraan of aan wie het ligt. Misschien aan het weer? Aan jezelf? Aan verschillende samenlopende omstandigheden? Ik kan het niet weten, want ik was niet bij de voorvallen aanwezig. Ik hoor enkel dàt wat ik de interpretatie van het voorval kan noemen. Om geen verkeerd antwoord te geven, luister ik dus vooral. 'k Probeer m'n collega's een steun te geven, een goed gevoel. En, ik hoop maar dat het lukt.
Raar of zelden heb ik met zulke problemen te kampen. Ik, heb dan ook de luxe, de tijd te krijgen om met mensen in gesprek te gaan. Daarvan ben ik me enorm bewust. Uitpraten kan en doe ik zelfs heel erg graag. Ook vandaag heb ik mensen moeten wijzen op dingen die niet horen. Da's normaal. Naderhand geven andere passagiers me een hartelijk dankgebaar voor m'n optreden. 't Is helemaal niet nodig, maar wel erg fijn natuurlijk. Ik herinner me, dat ik, toen ik nog met de tram reed, af en toe een dankjewel kreeg, bij het afstappen van sommige mensen. Daarvan kon ik urenlang genieten.
Lieve passagiers, die dit lezen. Doe dat gewoon af en toe, simpelweg vanuit je hart, en je maakt mensen gelukkig. Want ik ben er zeker van dat ook in onze stad, Antwerpen, veel mensen wonen, met het hart op de juiste plaats.
Zoals gewoonlijk, vertrek ik ruimschoots op tijd naar 't werk. Als ik dan tegenslag heb met 't openbaar vervoer -spreek ik uit ondervinding?- heb ik nog voldoende tijd om met een alternatieve lijn tijdig op 't werk te geraken. Heb ik geen tegenslag -is toch meestal het geval, toegegeven hé- dan is er nog lekker tijd over om eerst een kopje thee te slurpen en bij te praten met collega's of wat te lezen, iets waar ik zowat verslaafd aan ben. Dit is voor mij de beste manier om een werkdag te beginnen, heerlijk relax.
Ik ga dus op weg richting Antwerpen om m'n dagje te beginnen. Aan de halte merk ik dat er nog helemaal niks in aankomst is op 'mijn lijn'. Zeer raar, maar niet getreurd, er is nog die andere lijn waar ik op kan vertrouwen. Tram 8 komt net aangereden. Ik aarzel niet en besluit mee te rijden tot aan de halte 'Nationale Bank', daar het feestdag is. De trams en bussen rijden op zondagdienst. Ik wil niet riskeren te lang te moeten wachten bij het overstappen. Aan deze halte komen nogal wat lijnen die de richting rijden die ik verder moet. Hoewel er net een tram weg rijdt, wanneer ik arriveer aan deze halte, moet ik toch niet lang wachten. Tram 24 arriveert, een hermelijn, lagevloerstram dus. Zoals steeds laat ik rustig iedereen afstappen, ik weet immers wat de beleefdheidsregels zijn én het is o, zoveel makkelijker, meer plaats te hebben bij het opstappen. Toch, wanneer ik opstap glijdt m'n voet tussen tram en perron. Ik zak met m'n been tussen de opstap dus en val zowat voorover in de tram. Dohhhhhh.... Pijn, steken pijn voel ik. Ik kom niet echt op de tramvloer terecht. Ik reageer blijkbaar erg snel door me met m'n ander been op te drukken. Snel ga ik zitten, want ik moet bekomen, het doet pijn. Ik kijk rond. Wat had ik anders gedacht... Zombies staren levensloos voor zich uit. Geen vertrokken gezicht, buiten het mijne dan. Er zitten een stuk of vijf mensen in de directe omgeving, maar niemand heeft iets gemerkt, lijkt het. Ik denk snel na en besluit aan de chauffeur een bewijsje te vragen in de vorm van een 'F122' met mijn personeelsbadge. Wanneer ik aan m'n collega-chauffeur vertel waarom ik het bewijsje vraag, merk ik aan z'n reactie dat ook hij niks had gezien. Ik heb het gevoel dat ik het bewijsje nodig zal hebben...
Gebroken is er niks, dat is wel duidelijk. Maar ik heb m'n scheenbeen verdomd serieus bezeerd. Wanneer ik afstap en te voet verder ga naar kantoor, voel ik dat er een wonde is. Dus, eens daar gekomen, stroop ik de broekspijp omhoog en bewonder een geschaafd scheenbeen. 't Is eens wat anders. Collega's leven met me mee, de schatten. Eén van hen, die ook z'n dienst begint, raadt me aan om te kijken of er voldoende materiaal aanwezig is op kantoor om te verzorgen. Anders rijdt hij me naar Kaai 142. Het wordt het tweede. Een pleister gaat niet voldoende zijn. 'Den baas' wordt verwittigd en binnen de kortste keren bevind ik me op Kaai 142 onder de goede zorgen van een dokter en verpleegster. Ik mag wel naar huis, maar besluit toch maar beter in beweging te blijven. Zo hou ik de spieren niet stil. En 's avonds, na een rustige dag voorzichtig heen en weer gestap, heb ik er geen spijt van. Het doet al wat minder pijn. Ik kreeg ook een spuit tegen de klem, tetanus. Geen probleem hoor, ik kan echt wel tegen een prikje. Maar, wat blijkt? Na drie dagen voel ik nog wel trekken enz aan dat been, da's normaal en niet erg. Maar 'k heb meer last aan m'n arm dan aan m'n been. Die doet verdomd pijn, sinds de avond na de inenting...
Reactie op reactie heet dat dan...
Dus, dacht ik; 'k Zal maar eens wat klagen en zagen.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.