Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
09-04-2009
wat een week
Gohhh, er is weeral een werkblokje voorbij. De tijd vliegt enorm, zowel op de werkvloer als daarbuiten. Al wat wegdromend over m'n nakende vakantie, wil ik graag nog één en ander geordend krijgen. Toch, er komt nog een begrafenis tussen, waar ik beslist heen moet. Ook nog een bejaarde-moeder-bezoek, en m'n eigen gezinnetje, inbegrepen de kleinkinderen niet te vergeten. Ook een vergadering voor m'n werk, (buiten de werkuren, dus op de wreed kostbare weinig vrije tijd, die me nog rest om alles in orde te krijgen) moet ik bijwonen. De planning was, alles rustig aan te doen, maar niet altijd heb ik alles in de hand. Steeds weer, geeft me dat de nodige zenuwkriebels, die ik -blijkbaar- mezelf laat overkomen.
De job op zich mocht ook tellen, mits de paasvakantiedrukte ervoor zorgde dat ik toch telkens moe thuis kwam. Veel kinderen op de bus natuurlijk, mét ouders, maar blijkbaar niet altijd met de nodige opvoedende ouders. Ik doe regelmatig aan kortstondige opvoeding. Het is weer zover, dat moeders mij een 'kwaaie politie' noemen, om hun kinderen schrik aan te jagen. 't Is nochtans niet moeilijk een kind gewoonweg uit te leggen waarom iets niet of wel kan of hoort. Een moeder met een verstandelijk gehandicapt zoontje van een jaar of vijf (moeilijk te schatten eigenlijk) neemt plaats, midden in de bus. Jaaaa, juist... daar, waar zich de haltebel, zowel als de alarmbel voor gehandicapten, bevindt. De kleurrijke knopjes steken het kind de ogen uit en hij wil duwen en blijven duwen. Tweemaal lukt het, de moeder probeert het kind tegen te houden, maar ze kan hem niet aan, hij vecht, stampt en slaat haar. Hulpeloos kijkt ze naar mij. Ik leg m'n hand op z'n schouder. Even geschrokken valt hij stil. Ik laat hem duidelijk merken dat belletjespelen niet mag, maar zo vriendelijk mogelijk natuurlijk. Eventjes stopt het, maar hij kan het ook niet helpen, even later is z'n volle aandacht wéér bij die knopjes. Dus wijs ik de moeder een plaats verder in de bus, waar geen knopjes staan uit te nodigen voor het kind... Probleem opgelost, simpel en kordaat. De moeder knikt glimlachend en kan tenminste rustig de weg verder zetten. Zo ook de chauffeur.
Kinderwagens met stapels, hopen, massa's, moeten worden gevouwen tegen de zin van de moeders, en zorgen voor een enorm oponthoud en een nog grotere hoop verwensingen naar mijn adres. Maar de bus zit altijd vol, het is geven en nemen... De verwensingen ketsen af, die zijn typisch voor onwetenden of egoïsten. Ik zeg, dus het moet maar zo... Zo simpel als bonjour. Ja hoor, ik neem die authoritaire toon niet zo graag, maar soms is het echt wel nodig.
Vier jonge pubers stappen op. Ze zoeken aandacht, nou ze trekken toch aandacht. Ik laat ze niet te ver gaan en al lachend benader ik hen. Ik moet niks zeggen, alvorens ik bij hen ben, gaan de voetjes al van de zetel. Maar ik blijf bij hen, en feliciteer hen met hun juiste reactie. Ze hebben een pakketje humor bij en willen wat met me dollen. Oké dan, denk ik hé, ondertussen zijn ze dan weer braaf. Eén van hen weent theatraal, zeggend dat ie zelfmoord wil plegen. 't Doet raar, ik ken hem tenslotte niet, hoe echt is zoiets hé. Galgenhumor of realistische ondertoon... vraag ik me af... Ik zeg met een ernstig gezicht: "Wij moeten eens een praatje maken, jongeman" Hij geeft zich niet bloot en blijft grappen, dus zeg ik hem dat ie altijd in mijn armen mag uithuilen als ie d'r zin in heeft. In eerste instantie lijkt hij daarop in te gaan, maar hij besluit het toch maar niet te doen. De grap gaat verder en wordt richting vriend gestuurd, die ook lekker meedoet. Eigenlijk zijn ze best toffe kadees. Wanneer ze afstappen, komt ene me de hand geven en van op straat wuiven ze nog eens na.
Een klein meisje gaat enkele dagen op kamp. Opgewonden vertelt ze het zo luid dat iedereen mee luistert. Mams, laat haar begaan, er is zowiezo toch geen houden aan. Ook aan mij doet ze ongegeneerd het hele verhaal. Ik mag de naam en de job van papa weten en waar ze naartoe gaat en voor hoelang en met wie, en wat ze at vanmorgen en naast wie ze wil slapen op kamp... Het houdt maar niet op. Maar de mensen kunnen er om lachen. Toch, de stilte wanneer ze is afgestapt, doet effe goed.
Ik moet kindjes vragen om niet op de zetels te staan, want moeders vinden dit blijkbaar heel normaal. Ik moet kindjes vragen om nog effe te wachten met het blikje te openen, tot ze zijn afgestapt, want morsende kindjes in de bus, vind ik maar niks. Een zestiger ziet me zo bezig en lacht me regelmatig toe. Naast hem, zit een ietwat jongere man, een late veertiger. De oudste wenkt me op een gegeven ogenblik. Ik buig me naar hem toe en hij zegt me in leuk accentjesnederlands: "Mefrou, is tie kleine naasss mij stout, zegg et marr, dan set je'm marr fan te buss" ... Ik lijk inderdaad met momenten echt een kinderoppas in zo'n bus. Enfin, in dat geval mag ik me gelukkig achten, dat de meeste kindjes me toch niet bang lijken, integendeel, ze waaien en lachen me toe. Misschien het overwegen waard om tegen de winter aan, in sinterklaas- of kerstvrouwkledij mee te rijden met de bus...
Er is een groep moslimmeisje opgestapt. De begeleiding bestaat uit twee jonge dames en één Belgische jonge man. Ze zijn blijkbaar moe. Ze nemen plaats achteraan in de bus, rustig, braaf, helemaal niks op aan te merken. Tussen de drukte door, kijk ik eventjes naar hen. Ik geniet van wat ik zie. Ze zijn zo moe dat de meesten hun hoofd hebben neergevleid op de schouders van hun buurmeisje. Daar liggen ze, stilletjes, oogjes open, te genieten van de rustige rit. Het is een prachtig zicht. Ik kan het niet laten, ik ga het de begeleiders vertellen. Zij vinden dit wel grappig natuurlijk. Als ik een fotoapparaatje had bij gehad, dan... zeker en vast!
Een ruit van de bus springt zomaar kapot. We raakten niks, er was geen steenslag, voor zover ik weet, en er werd ook niet met stenen geworpen. Het is een zijruit achteraan. Enkel het glas aan de binnenkant is helemaal versplinterd. Het glas buiten is nog gaaf. Dus is mijn job ervoor te zorgen dat dicht bij dit raam geen mensen plaats nemen, want er zijn splinters op de zetels gevallen. We moeten nog naar het eindpunt en dan terug een stukje, alvorens onze bus kan ingeruild worden voor een andere. Zolang hou ik dus de wacht, telkens maar weer uitleggend waarom men daar niet kan plaats nemen. Natuurlijk heeft iedereen begrip daarvoor, da's geen probleem.
En zo gaat het maar door en door... Toch maar es terug op adem komen, tijdens m'n twee, drukke, vrije dagen, om m'n laatste werkblokje voor m'n vakantie aan te vangen.
Vandaag leek iedereen erg goed geluimd. Hopelijk kunnen vele collega's dit zeggen na hun werkdag. Ik heb althans genoten van de mensen op de bus. De meesten hadden zin in een aangename babbel. Wat wil je? Een voorbeeldje; Twee dames zitten achteraan in de bus, dicht bij hen zit nog een koppel. Het wordt wat warmer. Daar de dakraampjes nog niet open staan, ga ik even achteraan in de bus staan om zowel de geur als de temperatuur met eigen materiaal (lichaam en neus) op te snuiven. Geurhinder is er gelukkig niet, maar met wat warmer weer, wordt men daar al snel mee geconfronteerd als er niet wordt verlucht. Het is al redelijk warm, maar ik heb m'n jas nog aan. Ik merk dat de twee dames, hun vestje hebben uitgetrokken. Ik vraag dus in het algemeen, of het niet te warm is hier achteraan. De man van het gezelschap is nogal snel om te antwoorden, dat als ik het warm heb, ik gerust wel wat mag uittrekken. Ik lach hem toe voor de grap (die dan wel niet origineel is, maar zeker leuk bedoeld) en wil hem nog een antwoordje geven. Toch, ik zie het gezicht van z'n vrouw en laat het maar wijs... Maar de twee dames vinden het best oké. Ze vertellen me dat ze de warmte net gaan opzoeken en naar St Anneke trekken. We blijven een tijdje gezellig aan de praat.
Zo gaat het m'n hele werkdag. Mij hoor je dus zeker en vast niet klagen over vandaag. Ik voel me bevoorrecht deze job te mogen doen. Toch wilde ik me vanmorgen gewapend naar het werk begeven. Omdat ik dàt niet gewend ben, heb ik m'n wapen vergeten. Spijtig, maar ik kon helaas niet terug naar huis om het op te halen. Ik zou in dat geval niet tijdig op werk geraakt zijn. Maar vastbesloten iemand die wél gewapend is, te zoeken en te vinden, begon ik het tweede deel van de dag. Want...
Na m'n vroege shift, heb ik nog wat leuks op m'n agenda staan. IK GA DEPIJP IN. Dit weekeinde kan men de jaren-geleden-gegraven metropijp, van bij de Singel (nabij Collegelaan) tot Astridplein, bezichtigen. Na jaren nodeloos niksen, werd er besloten deze ondergrondse in gebruik te gaan nemen. Ze werd goed onderhouden, zagen we onlangs nog op t.v. Geen slecht idee dus, want de toename van het verkeer in onze stad, vraagt om creatieve maatregelen, ten voordele van het openbaar vervoer en daardoor wellicht ook voordelig voor menig automobilist. Vraag me geen bijzonderheden, want ik ben alles behalve de woordvoerder van De Lijn. Te zijner tijd, zal deze informatie -daar vertrouw ik toch op- op de juiste manier bekend gemaakt worden.
Vandaag deden we de wandeltocht met collega's en medewerkers van De Lijn. Alvorens dus in deze pijp af te dalen, en een aantal collega's begroet te hebben, vond ik al makkelijk gewapende mannen. Hen herkennend aan handen vol statieven en fototoestellen met bijhorende lenzen, heb ik hen gevraagd of iemand mij enkele shoots zou willen bezorgen. Sympathiek als deze mensen zijn, kreeg ik een 'vanzelfsprekend' als antwoord. Zo gauw ik kan, zet ik er op m'n blog.
En dan... Het Avontuur! Natuurlijk zie je niet veel in zo'n pijp. Wanden, nog ruw, op de daarvoor voorziene plaatsen de onafgewerkte perrons, hier en daar voorzieningen voor leidingen van alles wat erbij hoort. Men toonde projecties van de aanleg van deze ondergrondse. De diepe put op Astridplein, lang geleden. De manier waarop men het zware materiaal ter plekke bracht. De werkmannen, die dra zullen kunnen zeggen: 'Hieraan heb ik nog meegebouwd!' Hen, zie je hardwerkend bezig met hand en kunnen. Hier en daar sijpelt water, al jaren lang, wat de muren tekent. Ik kon het niet laten en ging voelen, hoe nat dat water wel is... dohhhhh... vies, slijmerig aanvoelend. Nee, beslist, blijf er maar af, en draag gemakkelijke stapschoenen, als je dit weekeinde ook zin hebt in de pijpwandeling. Hier en daar vind je straatnamen, zodat je weet waar je juist zit (stapt). We raadden een keerlus te herkennen, door -hopelijk- de juiste logica te volgen. Eén ding vond ik spijtig, we moesten raden, want er was niemand aanwezig om uitleg te verschaffen. Gelukkig hadden, wij, collega's mekaar en enkelen waren blijkbaar redelijk goed op de hoogte van onze metrotunnels die nog niet in gebruik zijn. Een ervaring rijker zonder spijt, schud ik nog wat pollekes en praat nog effe na, alvorens huiswaarts te keren.
Blij, met dit mooie weertje het zonlicht terug te zien, besluit ik, dat mij geen mollenbestaan beschoren is...
Toen ik vertrok naar het werk, had ik een vermoeden dat het wellicht wat druk zou worden. Woensdagnamiddag, mooi weer, de examens waarschijnlijk afgelopen... Dàt zijn de nodige ingrediënten om de bussen en trams goed gevuld te krijgen. Op het tracé waar ik vandaag mocht rondtoeren, passeren we het Rivierenhof en ski- en ijspiste, en het sportpaleis. We starten centrum Antwerpen, dus zou het eigenlijk naief zijn, geen drukte te verwachten.
Maar het was er gewoonweg twee maten over... We konden de drukte niet aan, het mag gezegd (in dit geval, geschreven) worden. Het verkeer was op sommige plaatsten echt filerijden. Alhoewel ik beter zou neerzetten, filewachten. Op een bepaald moment stonden we langer dan 10 minuten aan een halte, voor we daar uiteindelijk stilletjes van konden wegschuiven. Wanneer we dan 20 meter verder stonden te wachten, wilde een man afstappen. Ik zei hem toch maar eventjes te wachten tot we aan de volgende halte zouden komen. Hij vond dat het te lang zou duren en het te warm was. De dakramen van de bus stonden open, maar de chauffeur heeft dan de airco maar opgezet en die raampjes gesloten. 'k Merkte toch maar op dat we een hele tijd aan een halte hebben stil gestaan, dat ie daar toch had kunnen afstappen. Maar tja, toen had de brave man er niet aan gedacht. Typisch natuurlijk, het schiet iemand te binnen en dan moet dat maar meteen zoals ie wil. Toch deed hij verder niet moeilijk. Hij had de boodschap begrepen.
Op die manier kan je natuurlijk geen rijtijden respecteren, wat de meeste mensen wel begrijpen, maar toch enkelen flink uit hun humeur kan brengen. De chauffeur en ik maken er het beste van. Wanneer we stilstaan lachen we om onze eigen sarcastische opmerkingen over de situatie. Wanneer we bijna aan het sportpaleis waren richting stad, moesten we eigenlijk al vertrekken aan de Rooseveltplaats. Wanneer we een tijd later een verkorte rit konden maken, waren we binnen de kortste keren wederom te laat.
Onze bus heeft dus de hele namiddag tjokvol gestaan met mensen die langer dan een half uur moesten wachten. Om één of andere reden was onze voormaat (de bus die voor ons rijdt) niet komen opdagen of weet ik veel. Bon, eigenlijk heb ik tussen het discussiëren met boze mensen omdat ze de kinderwagen niet wilden opvouwen en daarom niet mee op de bus konden en opmerkingen van andere reizigers, die om futiliteiten ontevreden waren, me nog heel goed geamuseerd. Waarmee ik bedoel, dat ik een vermoeiende maar aangename werkdag had. Ik durf toch te stellen dat hetzelfde geldt voor m'n collega, de chauffeur.
Er zit een verzorgde oude heer op de bus. Rustig kijkt hij naar 'de dingen'. Wanneer ik redelijk dicht bij hem sta, spreekt hij me aan. 'Goeiemiddag mevrouw...' Ik groet hem glimlachend. 'Doet u uw job graag?' vraagt hij me zonder omwegen. Waarop ik vlotjes beaam en toevoeg: 'Tussen de mensen staan, is echt wel leuk'. Hij knikt en zegt: 'Het is u aan te zien'. Dìt is een pracht van een compliment, waarvoor ik hem bedank. Ik ken hem, zonder hem echt te kennen, maar ik zie hem zowat overal in de stad. Hij is een selfmadekunstenaar-wetenschapper. Misschien nog het best te vergelijken met Panamarenko, niet qua stijl, maar qua visie. Toch, spijtig genoeg is het niet het geschikte moment om met hem een babbel te slaan, daar het wat druk wordt. Misschien, hoop ik toch, een volgende keer... Maar hij gaf me alleszins een prachtcadeau vandaag!
Even later is de bus stampvol. Er vindt een woordenwisseling plaats vooraan in de bus, ik bevind me aan de middendeur. Daar we aan een halte zijn, de deuren nog open, haast ik me langs het perron naar voren. Ik merk dat de chauffeur niet betrokken is, de ruzie is tussen twee reizigers. Ik probeer hen uit mekaar te halen, maar vang in de eerste plaats bot. Na een tijdje lukt het me toch een ietwat. Ik stuur de belaagde meer naar achter en ik blijf bij de belager staan. We rijden verder, maar de ruzie laait weer op. Ik roer me en haast me om versterking te vragen, want ik wil handgemeen of erger vòòr zijn. Ik voel het aankomen, dus zet ik me voor de belager en probeer z'n aandacht naar mij te richten. Bij de volgende halte, hoor ik de sirenes al. Het goede gevoel van snelle hulp geeft me nieuwe moed. Even later is alles geklaard. Niemand over z'n toeren, niemand gekwetst... Dàt liep toch maar weer goed af.
Wanneer in de namiddag de jongeren huiswaarts keren van school, zie ik niks dan goedgeluimde, lawaaierige weliswaar, maar onberispelijke scholieren. Dank u juf -want ik zag u wel hoor- voor het toezicht houden aan de halte. Verantwoordelijkheid wordt door de juiste personen, op het juiste moment gedragen en dan loopt alles vlotjes ...het weekeinde tegemoet.
Zondag, vroege dienst... Rustig dus. Ik heb besloten om mijn collega's eens te tracteren. Moet kunnen, zomaar, omdat ze toffe gasten zijn hé. 'k Loop al een tijdje met het idee rond, maar het is moeilijk, daar we mekaar heel onregelmatig zien. Zij komen onverwacht òf samen met mij de refter binnen, òf op een heel ander tijdstip. 'k Weet het nooit op voorhand. Ik besluit op veilig te spelen en vraag het hen in de vroege ochtend. Ze besluiten om hun etenstijd samen met mij te nemen. Ik kan door mijn dienst niet zomaar beschikken over het etensuur, zij kunnen dat beter. Of ze koffiekoeken lusten? Maar meiske toch, alleen zotten lusten dat niet hé.
Nou doe ik mezelf wat aan natuurlijk. De bakkers zijn nog niet open, dus voor m'n dienst begint, kan ik niet effe snel naar de bakker. Het moet dus tijdens dienst, wat wil zeggen, dat ik wanneer de bus aan de eindhalte de starttijd afwacht, ik snel naar een bakker heel dichtbij zal moeten. Ik moet eerst een tram nemen naar de busstelplaats om van daaruit mee buiten te rijden. 'k Heb wat respijt, dus is deze tijd geschikt om een bakker te zoeken, te vinden. Maar, blijkbaar is er nog steeds geen bakker open, volgens m'n collega's die het kunnen weten. Zij raden me aan te wachten tot de eerste eindhalte, dan zal het nog wel niet druk zijn hoor.
Aan die eindhalte heeft m'n collega 7 minuten wachttijd. Ik moet de straat maar oversteken om naar de bakker te gaan, maar o, jee, wat een wachtrij... Ik haast me er heen, met m'n collega z'n goedvinden. Hij heeft er nog wat extra wachttijd voor over, belooft hij me. Maar daar voel ik me niet zo goed bij, hoewel hij het zeer lief bedoelt natuurlijk. Dàt doe ik hem dus niet aan. Ik heb in de wachtrij gestaan tot vertrektijd en ben dan zonder koffiekoeken teruggekeerd.
De moed wordt niet opgegeven, want net voor de eindhalte aan de andere kant, passeren we ook een bakker. Als ik nu één haltetje voor die eindhalte afstap, haal ik gauw die koffiekoeken en rep me naar de eindhalte om daar terug samen te vertrekken. Nou, voor ene keer, er zitten maar twee passagiers op de bus, waag ik het er op. De bus staat voor rood, er is een halte, dus ik ga er af. Ik loop enkele meters en merk dat die bakker gesloten is. Ik kijk in een zijstraat waar ik ook een bakker weet, maar ook die is gesloten. Blooperrrrr... denk ik bij mezelf, wat heb ik die mannen toch ook weer beloofd hé, het onmogelijke op zondagmorgen blijkbaar. De bus staat nog steeds voor het rode licht, dus haast ik me weer naar daar, zodat ik dan toch nog mee kan. M'n collega, net als een dame op de bus, leeft erg met me mee en oppert een broodjeszaak in het centrum van de stad, maar nee, ik heb koffiekoeken beloofd en dàt moet het worden.
Weer zijn we weg. We weten nòg een bakker net voor die andere eindhalte. Alhoewel de Antwerpenaar nu wel wakker is, ga ik nog eens proberen het er op te wagen. Ik moet dus weer één halte voor de eindhalte afstappen en daar naar de bakker. Ik blijf de bus dan opwachten aan de eerste halte, wanneer ie terug vertrekt. Collega duimt alvast voor me. Hij heeft wel een dikke tien minuten tijdoverschot en er zit geen mens meer op de bus, wanneer ik afstap. Het mag niet, maar ik zondig voor ene keer (shoot me...) speciaal voor die belofte aan m'n kompanen. En... Bingo!!! Het lukt weliswaar, ik koop een hoop koeken...
Het lijkt of iedereen het weet, maar er komen wel drie ploegen tegelijk eten, samen met mij. Die koffiekoeken zijn veel sneller op dan da'k ze gekocht heb... maar ik voel me goed.
Wat een prachtdag toch. De zon laat zich niet vermurwen door dreigende wolkenmassa's die wellicht morgen toch hun overwinning zullen zegevieren. Vandaag, alleszins is zon de baas. De hemel straalt, de mensen ook, voor zover de gemoedstoestand het toelaat. De meesten zijn vrij en willen genieten. Het is immers weer om buiten te komen en dat merk je. De stad krioelt, mierennest van mensen. Wachtend voor het verkeerslicht in centrum stad, overzie ik de boel. Ik denk aan mieren, sleurend met allerhande nuttigheden. Een wirwar in alle richtingen, behalve naar boven. Naar beneden wel, richting pre-metro... Ook auto's halfleeg, halfvol, 't is maar hoe je't bekijkt, staan toeterend mekaar bijna de hel toewensend aan te schuiven en vorderen niet.
Niets of niemand kan tijdig geraken waar ie heen gaat. Uiteraard geldt dat ook voor tram en bus. Maar mij deert het niet. De chauffeurs doen hun best, meer kunnen ze niet. De lijn waar ik werk, heeft zo'n problemen dat de chauffeurs geen rusttijden hebben, geen tijd om hun blaas te legen en geen tijd om wat te eten of drinken. Continue hebben deze mensen hun voeten op het pedaal en moeten met regelmaat geholpen worden door hun dispatcher om toch min of meer het tijdschema te volgen dat volgens de aangehangen roosters moet worden gerespecteerd (nou... moet worden is hier wel heel sterk uitgedrukt).
Overvolle bussen vervoeren mensen als sardienen in blik. Ik heb de eer er vrijwillig tussen te staan. Ik geef richtlijnen wanneer mensen met buggy's, zakken, valiezen opstappen. Ze gaan niet zomaar om het even waar staan in die bus. Het moet zo veilig mogelijk en zo makkelijk mogelijk voor iedereen, vandaar mijn bemoeizucht. Tussendoor vraag ik op indringende wijze om door te schuiven. Iedereen doet wat ik vraag. Ongewoon gelukkig maakt het me. Zo gaat het immers veel vlotter in deze traagheid.
Af en toe lach ik tevreden mee met sommige mensen die wat grappigs voor hebben, of met kinderen die leuke uitspraken laten weerklinken door het voertuig. Ik krijg enkele hoestbollen van een passagier. De man is zeer vriendelijk, spreekt Nederlands met een accent, geen idee vanwaar hij afkomstig zou kunnen zijn. Maar ik bedank hem voor de heerlijke lekkernij. De ene anekdote volgt op de andere, teveel om op te noemen, maar ik geniet van zo'n dagen!
Tevreden maar toch ook wat moe, keer ik naar huis.
Vandaag ben ik gewoon onderweg... passagier onder de reizigers. Zorgeloos moet ik trams en bussen nemen, overstappen, om met een zee van tijd m'n doel te bereiken. Hoelang ik onderweg ben, maakt eigenlijk niet uit, zolang het maar niet echt overdreven lang gaat duren natuurlijk. Ik wil ook nog kunnen genieten van de mensen waar ik op bezoek ga. 'k Ben echt nog niet zò gek dat ik zomaar ga rondtoeren zonder doel, dus aankomen hoort erbij. Maar het is zeer plezierig niet naar uur of minuut te kijken op een vrije dag. Ik geniet van de tijdloosheid die zo'n dag meebrengt als afkicker van het uurstramien dat het werk met zich meebrengt...
Ik zit op de tram. Een man die niet weet waar ie moet afstappen, spreekt daarover enkele dames die samen zitten, aan. Ze zijn zeer vriendelijk en geven hem de gewenste informatie. Ze doen het heel duidelijk, hij kan niet missen. Ik spits min of meer de oortjes (wellicht, een vorm van beroepsmisvorming, pleit ik mezelf vrij van afluisteren) en hoor niet de minste fout, integendeel, ik prijs binnensmonds hun duidelijkheid. Kort daarop merk ik, dat de man niet afstapt, daar, waar één van de dames hem had aangewezen. Ook zij merkt het, en ze roept hem tot de orde. De tram is alweer vertrokken, het is dus te laat om af te stappen. Ze wijst hem op deze roekeloze fout op een vriendelijke manier en gaat hem al gelijk uittekenen hoe hij toch maar best zou gaan, wanneer hij de volgende halte afstapt. Er is een jongere dame op de tram, samen met een man van vreemde origine, die slecht Nederlands spreekt. Zij volgt het geheel. De man, die niet afstapte -merk ik nu pas- is licht mentaal gehandicapt. Nu wordt het me duidelijk en krijg ik een overzicht over hoe het fout kon lopen. Ook de jongedame met haar gezelschap, heeft het gemerkt. Ze zegt tegen de man: "Als wij meneer nu es begeleiden naar dat adres. Dat kan toch geen kwaad hé? Dan moeten we eigenlijk toch niet zo ver omlopen. Zullen we dat dan maar doen?" Waarop de vreemde man beamend antwoord met een glimlach. De dames hebben het eerst niet door en blijven de arme man maar bestoken met raad en daad. Hij luistert braaf, maar blijft onzeker. Tot de dames toch begrijpen dat hij zal begeleid worden door het koppel.
Ik zwijg, luister, hoor erbij, zonder deel te nemen. Eén van de dames merkt het, haar ogen zijn de mijne gekruisd en ik glimlach goedknikkend. Ik zeg haar: "Fijn toch hé, zo'n mensen. Mekaar op die manier helpen, 't is werkelijk fijntjes." Zij gaat volledig akkoord, lacht, zet zich terug goed op haar stoel en zet zowel haar weg, als haar dag verder met een goed gemoed.
Ondertussen is een grote halfweg-zestiger opgestapt. Deze man draagt een donkerblauw kostuum. Fijn afgestoft. Wit hemd er onder, proper gewassen en zelfs gesteven lijkt me. Zijn grijze weinige haren zijn goed verzorgd en liggen deftig geknipt in de juiste plooi. Eén ding valt echter fabuleus op. Hij draagt een grote vlinderdas, het type Willy De Clercq. Alhoewel, dit is geen volledig juiste weergave. Het model is dit type, maar de strik op zich... is grasgroen, helemaal bezet met pailletten. Hij flikkert als een schitterende diamant onder de man zijn kin. De combinatie is op z'n minst uitdagend. 'k Kreeg hem direct in't vizier, ja, 'k kan er immers niet naast kijken. Eén van de drie dames waarover ik het eerder had, had het ook gezien. Het was zeer duidelijk aan haar gelaatsuitdrukking, doch, ze zei erover niks tegen haar vriendinnen. De man zelf, heeft zich mooi gemaakt met een reden die enkel hij kent. Ik geniet ervan, ernaar te zoeken.
...en laat m'n fantasie voor de rest van de trip, heerlijk over de mogelijkheden toeven, gezellig glijdend, zoals de tram over de sporen.
De grijsaard stapt op. Haren netjes gecrèmed en gekamd. Net kostuum aan, met pardessus en opgeblonken schoenen. Hij glinstert van propertijt. Hij gedraagt zich ook heel deftig hoor. Heel netjes, zoals het hoort, stapte hij op, vooraan. Wanneer de chauffeur de bus terug in gang zet, houdt ie zich stevig vast, tot we de bocht voorbij zijn om dan rustig schuifelend plaats te nemen. Hij kijkt me aan, onze ogen kruisen. Op zo'n moment groet ik, wat velen doet terug groeten. Hij heeft z'n blik niet lang genoeg op m'n ogen gericht om m'n groet op te merken, denk ik. Geen probleem uiteraard hé. 'k Heb het uiteraard mààr over een groet.
Hij blijft me steels aankijken. Z'n ogen volgen me, ik voel het, ik merk het. Telkens m'n ogen zijn richting uit gaan, draaien de zijne net weg. Ik vraag me af of hij iets wil vragen. Soms zitten mensen met een vraag en durven me niet aan te spreken. Ik hoop maar dat de reden daarvan niet moet gezocht worden in één of andere negatieve uitstraling van me. Ik sta er soms wel eens effe bij stil, maar ik lig er niet wakker van. Sommige mensen zijn eenmaal schuchter. Dus wandel ik zijn richting wat uit en zet me eventjes dicht in zijn geburen. Maar hij kijkt weg, naar buiten. Ongestoord blijft hij voorbijglijdende huisgevels bestuderen. Iets wat ik niet kan zonder draaierig te worden. En al zeker niet achteruit rijdend, zoals hij.
Ik ga terug meer naar achteren, want daar zitten ook mensen. Het is erg rustig op de bus. Al snel voel ik het weer, hij houdt me flink in't oog. Nou, denk ik bij mezelf, hij doet maar hé. Een mens moet zich bezig houden tijdens de rit. Ik geef hier en daar wat informatie en help iemand afstappen. Ook hem hou ik in 't vizier, want hij zal straks afstappen en misschien moet hij toch iets vragen. Het gebeurt wel meer dat mensen, net op het laatste nippertje, alvorens af te stappen nog informatie vragen. Grondig kan ik hen dan niet antwoorden, daar ik dan de bus tegenhou omdat ze in het deurgat blijven staan. Ik hou het in zo'n geval altijd zo kort mogelijk. Toch intrigeert hij me een beetje met z'n houding. Hij is deftig, erg vastbesloten. Mag ik zeggen "gedistingeerd"? Hij is zo iemand waar ik me van afvraag, wat heeft deze persoon gedaan? Wél of niet bereikt, of willen bereiken in het leven? Maar ik vraag het hem niet, natuurlijk. Hoe op zo'n simpele manier iemand een stempel kan drukken. Aanwezig -in de volle zin van het woord- kan zijn, gewoon, zittend, op de bus. Dat vind ik prachtig.
Hij staat een beetje krampachtig recht, en begeeft zich naar de middendeur, klaar om af te stappen. Hij houdt zich weer goed vast en belt tijdig. Ik kreeg waarempel een glimlach, na nog eens geknikt te hebben. Wanneer we, net voor het afslagen in een zijstraat, halte houden voor een verkeerslicht, drukt hij op de knop om de deur te openen. Ik zeg hem, dat de halte om de hoek is, dat we voor 'rood' staan. Hij knikt begrijpend, maar zegt niks. Eventjes denk ik dat deze man misschien geen Nederlands spreekt.
Aangekomen aan de halte, zegt hij me, alvorens af te stappen: "t Is maar dat ik zo gehaast ben..." Hij stapt voorzichtig af en schuifelt over het voetpad, langzaam naar z'n doel. En nu, vraag ik me af... Hij was o zo rustig, straalde absoluut geen haast uit... Was het misschien een grap?
Wanneer ik op de bus stap, op de Rooseveltplaats, zitten er al mensen op. Nog enkele minuutjes alvorens de vertrektijd. Ik zie een jongen in gezelschap van twee meisjes. Eentje is duidelijk z'n ietsje oudere zus, de andere zal een vriendinnetje zijn. Ze hebben een pret van jewelste. Ze gieren het uit, en stoten mekaar om duidelijk te maken dat de grappen te smaken zijn. Ik wandel rustig hun richting uit en merk dat zus plots gilt en de jongen z'n handen wegduwt. Hij meent haar te plagen, maar eigenlijk gaat ie over de grens van het toelaatbare. Hulp van een volwassene is hier geboden, zoals regelmatig, wanneer jeugd spelletjes speelt, ook al zijn ze veertien.
Ik stap dus rustig hun richting uit. Blijf staan aan hun zitplaats en merk dat de jongen een aansteker in z'n handen heeft. Hij heeft een lipstick van één van de meisjes en probeert de boel te laten smelten met die allumeur. Dan vindt hij het subliem om z'n zus te brandmerken met dat warme spul. Ik tover m'n ernstig masker te voorschijn, kruis m'n armen, kwestie van nuancering en zeg rustig: "Goeie middag!" Heel rustig, doch net streng genoeg om hen te laten voelen, dat er een boodschap achter mijn groet zit. "Jongeman, steek die allumeur es gauw weg, alstublieft!" Geen lach, geen kronkel, ernstig pokerface. Hij reageert hierop zo lief positief, dat ik hem haast wil omhelzen. Verontschuldigend geeft hij die aansteker aan z'n zus. Vriendinnetje heeft nog steeds niet goed door hoe pijnlijk zoiets kan zijn, want gilt het uit van de pret. Dat negeer ik. Wat ik wel doe is de jongeman bedanken voor zijn juiste reactie en dus het wegsteken van dat spul, met een simpel "dankuwel". Ze lijken me alle drie schatten van kids, maar eigenlijk nog net iets te jong om toch alleen de stad in te trekken. Ik neem dus zolang ze in de bus zitten de ouderrol op me en hou hen onopvallend in het oog voor de rest van hun trip.
Er zit ook een bejaard koppel op de bus. Ze komen terug van zee. Ze vertrokken vanmorgen vroeg voor een dagje koude winderige zeelucht. De man vertelt me over hun dag, het volk, het weer, hun wandeling. Wanneer we de fontein van het dorp passeren, bekijk ik haar snel nog eens, want met de vorige rit had ik iets raars opgemerkt. Het water was raar wit... ik kon het niet goed opmaken, nu zijn we wat dichter en kan ik misschien zien wat er juist mis is. Hij merkt het en vertelt dat in de vroege morgen iemand zeep in de fontein heeft gevoegd. Het schuim stond vanmorgen meer dan een meter hoog, laat hij me weten. Haaaa, dàt is het dus. Ja, schuim, ik merk het. Het staat bijlange geen meter hoog meer, maar het is er nog duidelijk.
Ohhhh, soms is het toch niet zo makkelijk de dingen goed te doen. Afgelopen week was ik niet in goeden doen. Ik voelde me belabberd, een beetje zielig ambetant (de betekenis is niet alles, maar het woord op zich vind ik prachtig). Ik had ferme (over)last van de maag. Alles behalve... Eerst zinnens naar de dokter te gaan, maar ik heb het niet zo begrepen met dokters 'van wacht', het was immers de nacht van vrijdag op zaterdag dat 'het' begon. Zaterdag heb ik dus heel rustig aan, afgewacht... tot ik eindelijk besloot om het er op te wagen. Gaan werken met m'n maag deftig in de knoop. Uiteraard met wat medicatie maar haast niks gegeten. Ik hoopte op probleemloze ritten, en geen inspanningen, want ik was zo leeg als wat. En, het viel best mee. Wanneer er haast geen mensen op de bus waren, zette ik me zodaning neer, dat ik een goed overzicht had in de bus.
Zondag was het niet veel beter. Maar, toch maar gaan werken, weer vanwege die wachtdokter waar ik niet zo op gesteld ben. Sorry doc, neem het niet persoonlijk, maar mijn huisdokter is de beste, zie je. 'k Heb me erdoor geworsteld mede dankzij m'n fijne collega's chauffeurs, die me wat opfleurden. Het onvermijdelijke schokken van de bus, doet me echt niet goed. 'k Heb m'n plastiek zakjes steeds bij de hand. Voorzienigheid noem ik dat hé.
Maandag, schooldag, nog steeds maagproblemen. Al enkele dagen weinig, haast niks gegeten en dus nog minder energie. Maar ik dacht bij mezelf, dat ik best een taaie ben, daar ik me al twee dagen verder sleepte, dus ach, er zijn ergere dingen dan spijsvertering die effe 'out' is. Ik voelde wel, dat ik niet de uitstraling had, die me anders al een hele stap bij voorbaat helpt. Ik had niet veel nodig om bitsig te worden, wist ik. Ik vermande me dus, wanneer een vrouw dwars deed. De situatie zou uit de hand gelopen zijn, als ik niet tijdig een stuk van m'n tong zou gebeten hebben. Maar eindelijk (stoef stoef) ben ik toch maar de slimste geweest, om de boel niet uit de hand te laten lopen, want dàt... kan nooit de bedoeling zijn. Ik heb me voorgenomen, dat als die mevrouw nog eens opstapt en ik met haar hetzelfde voor heb, ik de tijd zal nemen om haar heel rustig de situatie door te lopen en goed uit te leggen wat en hoe...
Vandaag ben ik vrij, thuis, rustig gaan wandelen in de zon. M'n maag is beter maar nog steeds overhoop. Bwaaaah... en nou kan ik geen afspraak krijgen bij de dokter. Er zijn blijkbaar teveel zieken, hij kan het effe niet bolwerken. Wat een geklaag hé...
Een bejaarde dame, liep om haar bus te hebben, struikelde en viel. De chauffeur in de bus voor ons, zag het gebeuren. De man stapt uit om te kijken hoe het met haar gesteld is. Wanneer de collega die met de bus rijdt waarop ik me bevind, me zegt dat er wat aan de hand is, ga ik een kijkje nemen. Ik bied m'n hulp aan, waarop de helpende chauffeur vertelt wat er aan de hand is. Ik haal m'n jas snel uit de bus en vang de dame op, die zit te trillen. Ze ziet er echt niet goed uit. Maar, daar ze geen voet op de bus heeft gezet, kunnen de bussen verder rijden en hoeft niemand vertraging op te lopen. Ik ontferm me zo goed als ik kan over haar. Een jonge dame die haar heeft recht geholpen en zeer met haar meeleeft bedank ik hartelijk voor haar aangeboden hulp. Zij zet de weg naar school of werk verder. Er zijn wel degelijk nog mensen die spontaan begaan zijn met anderen.
Ik vrees een beetje (tja, ik ben dan ook geen dokter hé) voor een hartaandoening. Ik kan haar niet overhalen zich te laten verzorgen of haar te laten ophalen door een ambulance. Ze wil langs geen kanten. Niettegenstaande probeer ik haar te verstaan te geven, dat ik er niet gerust op ben. Ik laat haar even rustig op adem komen, de adrenaline in haar lichaam moet zakken. Ze blijft trillen, ze moet verder zegt ze, maar haar knieën liggen ferm open, en zien al deftig (voor zover je dat deftig kan noemen natuurlijk) blauw. Ook haar hand is gehavend. Haar schouder en borst doen pijn, maar ze wijkt niet van haar mening af. Ik heb geduld. Ik kan haar helemaal niet aan haar lot over laten.
Wanneer ik haar vraag of ze kan proberen recht te staan, lukt het haar met moeite. Ik help haar. Ze wil persé haar weg verder zetten en niet naar de dokter, of contact opnemen met haar dochter, waar ze over praat. Ik ondersteun haar, maar ze kan haast niet stappen. Samen nemen we de eerstvolgende bus. Iemand geeft haar een zitplaats. Ze doet niks anders dan zich verontschuldigen. Ik help haar afstappen, want ze moet een andere lijn nemen. Maar ze gaat door de knieën en trekt me haast mee naar de grond. Bijna liggen we beiden neer. Maar gelukkig herpakt ze zich wat. 'k Had het kunnen weten, je moet verdomd sterk zijn om iemand op deze manier recht te houden. Ik bied haar een zitplaats aan in een wachthokje en wijs haar er op, dat ik haar verder niet kan begeleiden, want ik moet m'n werk verder zetten. Als ze echt geen verzorging wil, moet ze wel degelijk alleen haar weg kunnen verder zetten. Daarop besluit ze weer huiswaarts te keren. Ik help haar de tram huiswaarts op en neem afscheid. Hopelijk is ze goed thuis geraakt... Ze bedankt me hartelijk.
Dit is een typisch verhaal dat echter al heel wat mensen meemaakten. Men wil zich haasten, ziet de bus of tram die men wil nemen en zet het op een lopen. Nogal wat mensen vallen lelijk met zich zo te haasten. Ze lopen soms ernstige breuken op en moeten een zeer onaangename revalidatie doorwroeten. Een lelijke breuk had deze dame niet, maar serieuze kneuzingen wellicht wel. Dàt, terwijl, op het uur dat dit gebeurde, ze maar 6 minuten had moeten wachten op de volgende bus... Ik vertelde het haar. Ze weet het wel, ze geeft me gelijk, maar kan ook de klok niet terug zetten natuurlijk. Zij... weet het nu. Haar... zal het niet meer overkomen, had ze me belooft.
Het is donker. We komen aan de halte waar ik eerder was opgestapt en ook daar, ga ik er af. Ik stoot me haast aan een groot rond ding op de rand van het voetpad. 'k Bekijk de boel eens goed en 't is gedorie een ferme granieten bol, die daar ligt. 'k Raak het ding aan en stel vast dat dit wel degelijk echt is, groot, rond, erg zwaar...
Daar de buschauffeurs zo dicht mogelijk bij de rand van de halte moeten stoppen, komt de rechterhoek van de bus over die stoep gezwalpt. Als de bestuurder dit geval niet tijdig ziet liggen zou het wel eens schade kunnen veroorzaken. Trouwens, denk ik, dat ding is rond en het voetpad loopt naar beneden af. Als een flauwe plezante dat spul een duw geeft, (er moet er op z'n minst toch ene geweest zijn, die deze bol ook naar hier heeft gebracht) komt het op de rijbaan terecht. Dat kan heel gevaarlijk zijn.
Bellen naar dispatching dus. Ik wil beslist m'n verantwoordelijkheid nemen en voorkomen. Nu, kan ik me echt wel zonder problemen voorstellen, dat men bij dispatching de raarste oproepen kan krijgen. Toch, granieten bollen... Er is een kans, dat het de eerste maal is, dat ze daarover worden gecontacteerd.
- Goeie avond, met "naam en dienstuitvoering". Ik kom net van bus blablabla, en hier ligt blablabla op straat enz enz - Wilt u dat even herhalen? - ... herhaling... - Een granieten bol, zeg je toch? - ja, juist - Je zegt dat ie groot is, hoe groot is die dan? - Welja, ìk vind hem alleszins toch groot, als je'r van uitgaat dat er hier niks zou moeten liggen. - Hoe groot is die? - Tja, moeilijk om op zo'n rond ding afmetingen te plakken - Zo groot als een strandbal? - Een kleiner model strandbal... - Een kleine? Je zei toch dat ie groot was? - Wel, kijk, bezie het zo. Als een bus haar draai neemt om dichtbij de halte te stoppen, zal het voertuig echt wel beschadigd geraken bij het raken van die bal. - Van waar komt die dan? - 'k Heb rondgekeken, en merk niks aan gebouwen. 'k Vermoed dat een paar dronkaards, of flauw plezanterikken zich hebben geamuseerd. Van hieruit kan ik niet vaststellen waarvandaan dat spul komt. De straat loopt wat af, als die op de rijweg terecht komt, zullen er heuse brokken vallen. - O, ja, geef me dan het juiste adres, waar die bal licht. - Straat, huisnummer, halte... (duidelijker kan gewoonweg niet) - Dank u, dit zal ik direct doorgeven aan de politie. - Goeie avond nog.
Wat later stapt een man op, gewoon onopvallend gekleed. Haast kaal, nerdy tiepetje, brilletje, properkes geschoren, niet dronken, stilletjes in z'n eenzaamheid. Hij heeft een zwarte diadeem in z'n hand. Die diadeem heeft twee redelijk opvallende rode horens. Het zicht bezorgt me de inwendige lach, want ik zie hem in gedachten met dat ding op z'n kalend hoofd. Ik probeer het niet te laten merken, maar het is best moeilijk, daar er maar twee passagiers op de bus meer zitten, waar hij er één van is. Die ogen hé, die zoeken hem steeds terug op, ze moeten kijken. Hij speelt en friemelt wat met het ding. Er staat een drukknopje op. Plots geven de horentjes licht. Ik gil het bijna uit, gelukkig is m'n zelfbeheersing nog net wat ik ervan verwacht. Ik lees: AC DC, op de verlichte horentjes. Nu hou ik het niet meer uit, want mijne nikkel is gevallen. Hij komt van het sportpaleis. Ik vraag hem of hij "ze" heeft gedragen, waarop hij bevestigt, kort en bondig. 'En', vraag ik verder: 'Was't leuk vanavond?' Hij antwoordt met een glimlach dat ie zich fantastisch heeft geamuseerd.
Mensen vertellen hun pro's, hun contra's. Ze vertellen over hun kwalen, hun pleziertjes, ditjes en datjes. De ene heeft er talent voor, de ander wil het kwijt en heeft niemand om het aan kwijt te raken. Als het rustig genoeg is, kan ik luisteren. Waarom ook niet...? Ik leer erg veel van de gewone man/vrouw op straat. Telkens weer en weer, levenslessen.
Mevrouw is niet van de jongsten. Ze is met een jongedame op stap. Ze gaat niet zitten op de bus, waarop ik haar aanspreek. Ik vraag haar of ze zich niet beter zou zetten, voor de veiligheid, ziet u. Waarop ze me zegt, dat het niet hoeft. Ze blijft liever staan, ze heeft lucht nodig, het gaat haar niet af. Ik zeg haar dan, dat ze zich toch maar goed vasthoudt hé. Jeweetwel... bochten, remmen, het onverwachte... Ze begrijpt me en houdt zich met twee handen vast. Ze zegt dat ze wat moet verwerken. Ze komt uit het ziekenhuis en kreeg net te horen dat ze een pacemaker moet laten zetten. Ze had enkele dagen in het hospitaal moeten verblijven en deze slotsom was het resultaat na enkele grondige onderzoeken. Ze hoopte om dan maar daar te blijven en het in ene keer te laten doen. Maar nee, zo werkt het niet.
De specialist die haar gaat opereren, gaat met vakantie voor drie weken. Zolang zal ze dus moeten wachten. Binnen drie weken moet ze terug binnen en ondertussen moet ze heel voorzichtig aan doen. Het nieuws van die pacemaker was als donderslag bij klare hemel bij haar ingeslagen. Nu ze het toch een beetje verwerkt had, vond ze't best niet te moeten wachten en daardoor toch maar zenuwachtiger te worden, tijdens die periode. Maar nu blijkt dat ze de keuze niet heeft, en ze ziet er tegen op, die drie weken afwachten en niksen.
Ik luister. Ik probeer haar gemoed gerust te stellen. Ik stel voor om te proberen alle dagen een kleine uitstap te maken. Naar de stad, naar een park, naar iets of iemand... Dàt gaat ze doen, zegt ze. Maar toch...
Een andere dame vraagt de weg. Ik help haar zo goed mogelijk. Wanneer die dame afstapt, bedankt ze nog eens. Daarop reageert nog een passagier, met een verhaal over de straatnamen in haar dorp. Ze somt straten op, die naar vroegere inwoners van het dorp zijn genoemd. Fijn zeg, het interesseert me wel. 'Waarom is dat zo?' vraag ik haar. Waarop ze me vertelt, dat dit allemaal namen zijn van soldaten die gesneuveld zijn. Mannen uit hun dorp, die stierven aan het front, tijdens de tweede wereldoorlog. Wanneer nog een nieuwe straatnaam nodig zal zijn, komt een neef van haar aan de beurt, want er zijn nog steeds gegadigden. Het dorp eert hen. Ik denk hardop, dat de families dit wel erg op prijs zullen stellen. De oorlog, moet worden blijven herinnerd, als teken aan de wand voor het kwade.
Weer later stapt een grappige dame op, die me herkent. Ze groet me hartelijk. Grapt wat, waarop ik natuurlijk lekker mee doe... Het echte leven. Een traan... een grap...
'k Mag nog maar eens "genieten" -als ik het wat sarcastisch mag stellen- van maar weer eens hopeloze kinderwagendiscusies. Stilaan hangt dat me toch de keel uit. Zolang niet overal, waarmee ik wil zeggen, op alle openbare voertuigen hetzelfde reglement wordt gehanteerd, is het onmogelijk hier ooit vat te krijgen. Wanneer ik mensen hun buggy moet laten opvouwen, blijven de meesten boos achter op het perron. 'Oké', zal je zeggen: 'Dat moeten zij dan toch maar weten, wanneer ze die buggy niet willen vouwen'. Maar, dan heeft de bus die erna komt des te meer buggy's en niemand om de boel in't oog te houden... Zoiets stoort me wel, want dat is niet een probleem oplossen, maar enkel verschuiven. Voilà... 't Is er uit!
Dronkaards je hebt ze in alle maten en gewichten. Een man stapt op, zet zich helemaal vooraan, naast een jongedame van nog geen 20. Op de zetel, parallel, zet zich een tienerkoppeltje. Zij waren aan dezelfde halte opgestapt. Daardoor dacht ik dat ze mekaar konden kennen. Hij praat met hen, hij praat ook met de jongedame naast hem. Maar het valt me wel op, dat de man heel rumoerig wordt. Hij heeft vooral erg veel pret met zichzelf, blijkt. Hij buldert luid. Ik heb hem in't vizier en merk dat de jongelingen ook lachen. Ingrijpen hoeft niet. Toch, probeer ik via de spiegel, naar de chauffeur te kijken, zijn gezichtsuitdrukking te zien, maar hij verraadt niks. 'k Zet me wat dichter, voor alle zekerheid. Nu kan ik de man verstaan. Wat hij zegt, houdt helemaal geen steek. Hij betrekt mij in z'n "grappogingen", maar ik laat hem. Ik zet me niet helemaal vooraan. Ik blijf een metertje achter die eerste zetels staan, omdat er toch nog wat volk in de bus zit. De man blijft schampen, want zo mag ik het toch wel noemen, maar hij gebruikt mij en ach, hij beledigt me niet, maar daagt me uit. Ik laat hem, ga er niet op in, maar lachen doe ik niet bepaald. Wanneer hij eindelijk uitstapt, merk ik dat hij haast niet op z'n benen kan staan. Hij wil me een hand geven, maar ik wijs hem er op dat ie zich maar beter kan haasten, want de chauffeur kan niet blijven wachten tot in de eeuwigheid met die open deuren hé. Om de man tot haast aan te zetten, want hij vlot niet echt, sluit de chauffeur de deuren. Dronkaard heeft de boodschap begrepen. Hij stapt eindelijk af. Maar... verdorie, wanneer hij me passeert brengt ie een urinewalm mee, zo heerlijk als het urinoir aan de kathedraal. M'n adem stokt. Het meisje dat naast hem zat, is ondertussen ook afgestapt. Ik ben er effe niet goed van. Het koppeltje zegt er niks over, wat ik haast niet kan begrijpen. Ik ga naar de chauffeur en verontschuldig me, dat ik dit niet eerder rook, want het moet hem beslist geïrriteerd hebben. We staan voor het rood en hij opent z'n voordeur even, zodat de boel wat kan luchten.
Volgende rit, stappen er twee jonge mannen, een vrouw en een jongetje op. Eén van de mannen speelt nogal luidruchtig en aandachttrekkend met de jongen, waardoor grenzen te makkelijk worden verlegd. De jongen stampt hem op den duur en wordt net iets te uitbundig. De vrouw en de andere man, manen de jongen regelmatig aan, zich wat in te tomen. De vrouw heeft een grote doos vast en nog enkele plastiek zakjes. De andere man houdt een grote, piepschuimen doos op z'n schoot. De doos is toegetapet met bruine tape. Op gegeven moment haalt de vrouw een speelgoedslang uit één van die zakken. Ik wil nog grappig zeggen: 'éék...! Een slang!', maar ik besluit m'n opmerking toch maar voor mezelf te houden. Ook hen blijf ik in 't oog houden, want het wordt druk op de bus en ze maken nogal wat rumoer. Net voor ze afstappen, haalt de jongen een doorzichtig, verfomfaaid doosje, dat nota bene niet goed gesloten is, uit een zak. Er zit een muis in. Hij toont ze me. Ik denk in eerste instantie dat het een plastieken ding is, maar merk dan dat het een muis in levende lijve is. Ik zeg hem: 'Jongeman, ik zou dat potje maar gedekt houden!', genietend van m'n dubbelzinnigheid, maar hij is te jong om het door te hebben en lacht omdat ik "bang ben". Ze vinden het alle vier grappig, en dagen wat uit, maar de vrouw wijst er op, die muis maar terug beter weg te steken. Er is licht tumult in deze kant van de bus, want ik ben niet de enige die het niet zo ziet zitten dat er een muis door de bus zou gaan lopen. De man met het piepschuimen geval, heeft iets gezegd, maar ik heb het niet kunnen verstaan, door het lawaai. Twee meisjes die voor hem zitten maken een gilletje, veren lichtjes op en zetten zich helemaal op het puntje van hun zetel... Ondertussen staan de drie volwassenen en de jongen op om naar de deur te gaan, want ze willen de volgende halte afstappen. Wanneer de bus is gestopt en de man met die doos, me passeert, is hij nog aan't lachen met die meisjes en zegt: 'Nu zingen ze hier al een toontje lager hé'... Ik leg m'n hand op z'n arm, terwijl hij passeert, en vraag hem, wat er dan in die doos zit. 'Awel, een slang' antwoordt hij en herhaalt z'n statement over ons toontje, dat niemand in de bus tijdens die rit aansloeg, buiten zijzelf. Toch maar weer versteld, blijf ik achter, maar zie ik hen graag uitstappen.
Genieten van mensen kan ik, maar begrijpen, lukt me niet altijd...
Er is wat te doen in de Lotto arena, of heet het Lotto suite...? Wàt, weet ik niet. M'n collega tast ook in het duister. Dit geeft niet dezelfde drukte als wanneer er wat doorgaat in het Sportpaleis. De verkeersdrukte valt dus best mee. Er staan twee opgeblazen roze olifanten buiten. Zij horen bij de promotie. Men heeft ze met touwen vastgemaakt aan zware blokken, die ervoor moeten zorgen dat de wind hen geen vrij spel geeft. Eén olifant, staat redelijk stabiel te pronken, met de reclame duidelijk zichtbaar. De andere krijgt het te verduren. De wind vindt hem, speelt met hem, laat hem dansen, huppelen, draaien, voor zover de touwen het toelaten.
In mijn ogen, is hij de roze olifant uit Dumbo. De scène zal wel bekend genoeg zijn, veronderstel ik... Wij zien dus niet enkel roze olifanten, maar roze, vliegende olifanten, lach ik m'n collega toe. Zouden we...? Vraag ik hem wat plagend, wanneer we voor het rode licht staan en ze goed in het vizier hebben. Zouden we dispatching hiervoor oproepen? Zeggen zonder overdrijven dat we roze, vliegende olifanten zien? Zou men panikeren...? Ons betichten van dàt, wat men -terecht overigens- niet kan tolereren in het verkeer? 'k Zie het zo al voor me... Direct een controleur die moet komen bevestigen dat we gedronken hebben, dat we onder invloed zijn. Om dan goed op onze donder te krijgen voor de roekeloosheid, die de misplaatste grap met zich mee zou brengen.
We houden het maar beter onder ons. We gunnen het niemand anders, maar lachen er daarom niet minder om. Later op de avond, wanneer ik huiswaarts keer met de nachtbus. Vertel ik een collega over deze speelse leutigheid. Hij antwoordt: "Tjiens, en ik dacht dat de collega die ik afloste dit had gefantaseerd en grappig probeerde te doen. Hij heeft dus écht een roze olifant gezien, dichtbij 't Sportpaleis..." Voilà... zo gaat dat hé... soms wil een mens au serieux genomen worden, maar gelooft men hem/haar echt niet...
Een groep jonge kereltjes stappen ook die avond op de bus, samen met een fysiek grote meneer, nog jong, maar haast twee meter hoog. Hij is een jong-volwassene, en verantwoordelijk over de tienertjes. Ze noemen hem "coach", waar hij heel waarschijnlijk wel van geniet. Ze hebben een basketbal bij, ze zijn heel uitbundig en brengen een hoop leven in de bus. Gezellig, want, het gaat er grappig aan toe. Ze zijn aan't opwarmen om voor de Giants te supporteren. Ze willen het de wereld laten weten. De Giants zijn de besten!!! Ene keer laat een jongen z'n bal in de bus tegen de grond botsen. Ik kijk, maar zeg (nog) niks. Mijn korte ernstige blik, wordt begrepen, hij neemt de bal direct terug in z'n beide handen. Ze praten over techniek, tactiek, ze zijn kleine miniprofjes zo lijkt het. Zij kunnen het weten, ze trainen tweemaal wekelijks, wat hen een voorrecht geeft hun weetjes kundig door de bus te schallen.
De uitslag van de match ken ik niet... We hadden niet de eer de jonge kereltjes naar huis te rijden.
7u des morgens... Er stappen een tiental studenten op de bus. Ze zijn nog in feeststemming. Enkele van de meisjes zijn te licht gekleed voor de tijd van het jaar. De jongens kunnen er maar van genieten. Ze komen duidelijk van een nachtje uit en zijn dronken. Voor de meesten onder hen, gaat het nog, waarmee ik wil zeggen dat ze geen irritante houding aannemen. Ze zijn vooral rumoerig en genieten van de lulligste uitspraken. Een tweetal heeft het wat moeilijker onder alcoholinvloed. De beheersing is niet meer jedàt. Een kerel denkt dat ie een klimrek omhoog moet blijkbaar, want begint in de bus omhoog te klimmen (niet dat het voertuig zo hoog is, maar toch zijn er rugleuningen en verhoogde panelen in kunststof). Hij wil zich makkelijk zetten, en kruist met z'n lange benen de gang tussen de zetels om z'n voeten aan de overkant ergens op te leggen. Uiteraard wijs ik de brave (dronken weliswaar) kerel op de lege zitplaatsen in de bus en zeg hem dat ie maar beter daar kan zitten. Hij doet niet dwars en springt van het verhoog, recht op m'n voet. Maar... hij verontschuldigt zich daarvoor meteen. Ik neem het hem niet kwalijk, hij deed dit duidelijk niet met opzet.
Een andere jonge man, begint m'n collega te storen. Hij wil een discusie aangaan, maar ik ben er direct bij en vraag hem of ie zich tegen mij wil richten, zodat de chauffeur rustig z'n werk kan doen. Hiermee is er blijkbaar heel plots niks meer om te discusiëren. De jongeman knikt en gaat zich verder naar achteren in de bus zetten. Hij blijft de hele rit redelijk rustig.
Er zijn jongens uit het Gentse, ze genieten van de meisjes die hun accent proberen na te bootsen. De meisjes hebben alle aandacht van de Gentenaars en willen die nog een tijdje houden. Ze lachen en maken opmerkingen die mijn mondhoeken doen omhoog krullen van de pret. De lieve, dronken bakvissen... Ze zijn op weg naar school, maar willen eerst nog een pak friet halen in de stad. Ik wens hen hiermee veel geluk, maar bedenk dat het eerder een croissant zal worden... of niks. Maar ja, na zo'n nachtje, krijgt een mens honger, ik begrijp hen best. Wanneer ze afstappen, bedenk ik bij m'n collega, dat de leerkrachten vandaag in die klas, hun werk zullen hebben, om deze jongelingen nog iets bij te brengen.
Wat later zijn we getuige van drie verschillende politie-interventies op een uur tijd. Drie verschillende plaatsen, drie verschillende voorvallen. Eerst is er een man met bebloed gezicht betrokken, de andere wil agressief uithalen, maar de politiemensen zijn op hun hoede en kunnen hem in bedwang houden. Daarna zien we een man die blijkbaar uit een ambulance is weggevlucht. Er lopen twee ambulanciers achter en één van hen kan hem bij de kraag grijpen. Ook daar hollen politiemannen mee en slaan de man in de boeien, na hem -met meerdere mensen- in bedwang te krijgen. Het derde voorval gebeurt aan een tram-bushalte. Twee mannen staan te redetwisten, ze duwen, trekken en stompen mekaar. Het geweld neemt duidelijk toe. Ook daar, zien we een interventiewagen van de politie aan komen rijden. Er wordt onmiddellijk ingegrepen. Wij krijgen groen en rijden verder, de dag en stilaan het einde van onze dienst tegemoet.
Teleurgesteld om zoveel geweld op zo'n korte tijd, besluit ik alvast m'n bewogen werkdag, rond de middag met een gevoel van 'hoera!!! Ik ga heelhuids naar huis vandaag...'
Gisteren... een woord dat meer dan het letterlijke kan behelzen. Het letterlijke gisteren, was weer leuk. Verscheidene keren dacht ik bij mezelf: da's leuk voor m'n blogje. En dàt... denk ik op het moment zelf maar weinig. Meestal ga ik naderhand, op weg naar huis na, hoe m'n dag is verlopen. Toch schrijf ik er vandaag niks over. Die leuke momenten schrijf ik op een andere keer.
Vandaag... las ik over "gisteren". Hij schreef z'n memoires. Z'n dagboeken zijn geopenbaard. Ooit een staatsman, altijd een staatsman? Leo Tindemans staat weer in de vuurlinie als staatsman, politicus op de hoogste trap in ons landje. Terwijl ik naar z'n foto kijk, is hij, wie hij altijd geweest is. Nog steeds de stabiele, hoge toren der vasthoudendheid, zoals we hem kenden, toen hij in de regering zat. Tijd, wordt tijdloos, wanneer ik een duik neem in mijn schatkamer vol herinneringen.
Enkele jaren geleden, zag ik hem. Hij stapte op de tram, die dag. Een dag dat er bij wijze van protest een gratis-rit-actie was bij de chauffeurs in Antwerpen. Er waren in korte tijd al enkele spontane stakingen geweest. De reden was simpel, er was een geval van agressie geweest en de vakbonden legden de boel plat. Deden de vakbonden het niet, dan was er wel één of ander heethoofd dat de boel aan het rollen bracht. ...Tot het welletjes was geweest. Er werd ingegrepen van hogerhand, én, toen werd er tenminste eerst nagedacht alvorens een actie te starten.
Waarom de vakbonden deze actie deden, weet ik niet juist meer. Het was die dag wel het slimst, mee te doen, akkoord of niet. Je kon het immers niet maken, enkel op jou voertuig mensen te laten betalen, terwijl ze dat op een ander voertuig niet zouden moeten doen. Dat zou vragen om problemen. Ik deed dus ook mee. Het had wel iets leuks hoor. We hadden de ticketontwaarders afgesloten, zodat mensen hun kaart niet konden aftikken. Dus telkens iemand een ticket wilde kopen of kaart ontwaarden, zei ik met een glimlach: 'Vandaag is het gratis hoor!' Waarop je steevast een goedgeluimde knik of beaming kreeg. Zoniet, was het commentaar altijd opgewekt in de zin van: 'Hopelijk gaat het enkele dagen duren, deze goednieuwsshow!'
Het was dus een vrolijke dag. Toen, aan de eindhalte in Mortsel, stapte Hij op. Groot, Statig, Chique impermeable, zoals we gewend zijn de Man te zien op tv. Hij wilde ook een ticket kopen. Waarop ik op dezelfde manier mijn antwoordje klaar had. De Man, nam z'n tijd, zette zich bij mij vooraan. Met een duidelijke lichaamstaal waaruit ik mocht opmaken dat ik er zo makkelijk niet vanaf zou komen, vroeg Hij me of ik Hem eens kon uitleggen waarom Hij niet moest betalen. Gevoelsmatig, schoot Hij me weer in de schoolbanken. Ik voelde me als een tiener die z'n les vooraan in de klas moest komen opdrammen. Maar... ik dacht bij mezelf: 'Hazooo... Manneke... Gij denkt dat Ik Jou hierop geen duidelijk antwoord kan geven? Wacht maar af!' Ik gaf hem een klaar en duidelijk antwoord, zoals het in de interne berichten van de vakbonden stond vermeld. M'n uitleg tot in de puntjes gegeven, zat ik klaar voor de volgende vraag die wellicht zou komen. Maar nee hoor, die kwam toch niet. Hij, wenste Ons, veel geluk met de actie, maar wees er op dat er vele manieren zijn om 'iets' te bekomen. Waarop ik weer beamend antwoordde, maar tja, ik zat op dat moment maar mijn ding in de tram te doen, en niet aan een rondetafelgesprek met vakbonden en werkgever...
Leo betaalde niet, ging zitten en -hoop ik toch- genoot van Onze rit.
Een weekje geleden, deed ik een leuke ontdekking, samen met een collega. Tijdens een pauze, genietend van een warm kopje thee, praatten we over koetjes en kalfjes, zoals dat meestal gaat. Om één of andere reden, kwamen we in een nostalgische bui over "vroeger" te vertellen. Ik liet me ontglippen waar ik ben opgegroeid. Blijkt m'n collega een buurjongen van me te zijn. Hij liep zelfs de middelbare school in dezelfde school als ik...
Om het nog wat interessanter te maken, moet hij in een parallelklas gezeten hebben, daar we van hetzelfde jaar zijn en niet gedubbeld hebben...
Begint de brave kerel namen te noemen, waarvan ik een groot deel nog ken. Maar hém...? Nee hoor... en hij, mij...? Ook niet. Ondertussen blijven we namen opnoemen tegen mekaar, telkens we elkander zien...
Het kan raar lopen hé... Zo kwam ik op de bus ook al meerdere mensen tegen uit m'n verleden. 't Is altijd wel een leuk weerzien, wanneer we echt volledig uit mekaar zijn gegroeid en één van beidjes de andere herkent. Dan ben ik plots niet meer iemand die de boel in't oog houdt, maar gewoon iemand, net als een ander op de bus (ben ik trouwens altijd hé). Het is leuk dan te merken, dat omringende mensen ook glimlachen, samen met ons. Want, toegegeven, in uniform, trek ik natuurlijk wat meer de aandacht met wat ik doe of zeg, en, wordt in zo'n geval ook meer gevolgd.
Soms gebeurt het wel dat ik merk, dat mensen me niet goed durven aanspreken. Maar een conversatie als deze, in zo'n situatie, gaat al gauw grensverleggend werken in positieve zin. Waarom? Ik denk omdat ik dan zelf ook lachend iemand aankijk en zo het ijs makkelijker breekt.
En nu maar hopen, dat er niemand rond loopt die slechte herinneringen aan me heeft...
Vrijdag, de dertiende... raar, maar vandaag hoor ik niemand speculeren over hoeveel ongelukken zullen gebeuren, hoeveel màlchanse een mens wel kan oplopen op zo'n bijgelovige tegenslagopwachtende vrijdag. Zou het komen omdat het morgen, 14 februari is? Overal zie je hartjes, aanmoedigingen om koppeltjes te verleiden tot consumptie. Samen gelukkig zijn, moet gevierd worden om de economie terug een beetje slagkracht te geven.
't Is echt wel te merken aan de schooljeugd, ze zijn gebeten door de microbe. Kinderen van niet ouder dan 13, lopen met een roos in hun handen of rugzak huiswaarts. De jongens zijn er even fier op als de meisjes. Drie kornuitjes zitten samen op de achterbank en voelen regelmatig aan de rode roos, die ze meekregen van school. Van een vriendinnetje? Van een lerares? Van de directrice? Ze zijn er uitbundig tegen mekaar over bezig, er moet ook geroken worden. Ik geniet van hun lichaamstaal, hun bewegingen, hun vermoedelijke 'roos-' of moet ik zeggen 'valentijn'waarheden, die ze onderling uitwisselen.
Wat later stapt een meisje op, met een plastiek waterflesje, halfvol met water, waar twee mooie witte rozen uitsteken. Ze heeft een zware rugzak en probeert op onhandige wijze haar rittenkaart te ontwaarden. Ik hou haar in het oog, lukt het haar? Of, zal ik toch maar even...? Tot ze uiteindelijk het flesje op een zetel wil zetten, waarop ik als een pijl uit een boog naar haar toeschiet, om het flesje vast te houden. Ik leg haar uit dat het op de zetel wel eens een natte boel zou kunnen worden, als... Ze begrijpt me. Terwijl ik de roosjes vasthou, ruik ik genietend en laat haar weten, dat de bloemen lekker ruiken. Ik vraag haar of ze veel aanbidders heeft, daar ze twee rozen kreeg hé. Ze bloost een beetje en vertelt me, dat in haar school vriendinnetjes rozen aan mekaar geven. 't Ligt op 't puntje van m'n tong, maar ik vraag het niet, want het past niet. Maar hoe graag zou ik nu willen gaan grappen over ... néé, ook hier past het niet mijn grap te vertellen. 'k Hou ze toch maar wijs voor mezelf...
Wat ik wel nog vertel, is, over de zestiger. Hij stapt op, blijft wat vooraan staan, bij de chauffeur. Ik laat hem even omdat het rustig is. Na een tijdje begeef ik me wat meer vooraan in de bus. De man praat ook eventjes met mij, over koetjes en kalfjes. Er wordt wat gelachen, maar eigenlijk weet ik niet meer waarvoor. Wanneer hij wil afstappen, denkt hij plots ergens aan. Hij vraagt de chauffeur efkes te wachten en blijft in de deuropening staan zoeken naar iets. Hij rommelt in z'n tas en bevestigt zo hoe belangrijk het item wel is, dat ie tevoorschijn wil toveren. Hij vindt het en overhandigt me een papier. Hij heeft het zelf geknutseld. Een uitgeknipte bloemafbeelding met de hele uitleg over zonsopgang, zowel als -ondergang op zaterdag 14 februari 2009.
Dit... is voor mij. Waarop ik hem erg bedank. En weer maar eens, is mijn dag mooi!!!
Soms vraag ik me af hoe het komt dat mensen mij het gevoel geven, dat ze àlles vertellen. Alles is veel natuurlijk... nou, bijna alles dan... Hij heeft alle tijd en behoefte aan een praatje. Ik heb ook tijd en kan makkelijk de boel in't oog houden, terwijl we in gesprek zijn. Wanneer het nodig is, onderbreek ik verontschuldigend zijn fantastische pleidooi, om mijn ding te doen. De onderbrekingen zijn niet lastig, en ik heb het gevoel dat ik niet de enige ben die luistert naar de man. Toch, kan ik me inbeelden, dat niet iedereen z'n manier van vertellen, kan smaken. Ik heb er alleszins nogal wat pret in. De manier waarop hij praat, noem ik "lijzig", waarmee ik bedoel, dat hij langzaam en haast toonloos praat. Op deze manier komt z'n autobiografie met een sarcastische ondertoon over z'n lippen. Hij vertelt zonder ophouden. Nochtans is het niet direct het mooiste verhaal, het gaat 'm om de manier waarop hij z'n woorden kiest en rustig over me heen strooit.
Hij is een nakomerke, zonder broers of zussen. Z'n moeder was halfweg de veertig toen hij werd geboren. Hij maakte alsmaar ruzie met haar. Zij was een hele zenuwachtige madam. Z'n vader deed de grote rondvaart en was soms maanden van huis. Hij vertelt het, precies of het gaat niet over hem. Hij citeert hen zo goed hij kan. Met een lach, herinnert hij zich z'n eenzaamheid bij z'n te oude moeder. Op humoristische wijze vertelt hij over de meppen die hij soms kreeg van z'n vader, door toedoen van een hysterische moeder. Drama op de spits gedreven dus. Wat is wél of niet waar? Daar kan ik echt niet op antwoorden. Hij heeft alleszins zijn waarheid, die hij hier en nu, niet terwijl je 't leest, maar terwijl hij het vertelt, in leven houdt. Ik vermoed een bron te vinden voor z'n sarcasme. Misschien is het zijn overleving? Ik beeld het me in, terwijl hij vertelt dat ie van 16u tot 20u, zonder ophouden aan de keukentafel, huiswerk maakte. Wanneer strenge mama het niet goed vond, kapot scheurde en hij weer opnieuw moest beginnen. Ze z'n lessen overhoorde tot hij de boel afdreunde als een opname die werd afgedraaid. Tussendoor meppen rond z'n oren kreeg, telkens hij een foutje maakte. Eerder dan acht uur, kwam hij nooit los van de tafel, meestal werd het later.
Mensen, dichtbij gezeten, kijken raar op, trekken enkele grimassen, wanneer hij z'n moeder -zonder blikken of blozen- een vreselijk oud mens noemt. Je hebt er wellicht moed voor nodig om dat in de bus aan zomaar iemand te vertellen... denk ik. Maar of hij daar zelf aan gedacht heeft, betwijfel ik. Hij neemt me wel in, waarmee ik bedoel, zo'n persoon kan in m'n hoofd kruipen. Hij overwelmt me met z'n "gebrek-aan-moederliefde". Pas op, ga nu niet denken dat ik compassie voel met hem, nee hoor. Maar ik geef wel toe, dat ik met dat kleine zielige jongetje, waarover ie spreekt, wél compassie heb. Ik vergelijk dat arme, jonge kereltje in gedachten met kinderen die ik me herinner. Ik zet hem in gedachten naast m'n eigen zoontjes, toen ze klein waren. Zo'n dutske van een Olivertje Twist...
Nou, welke vrouw zou daar niet voor smelten?
Eindhalte in zicht. Iedereen stapt af, ook ik. Etenstijd... de boel mag bezinken.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.