Alledaagse ontmoetingen met mensen door mijn beroep, gewezen tramchauffeur, nu begeleider op de bus en tram, geven aanleiding tot het schrijven van deze blog.
27-02-2009
verhalen
Mensen vertellen hun pro's, hun contra's. Ze vertellen over hun kwalen, hun pleziertjes, ditjes en datjes. De ene heeft er talent voor, de ander wil het kwijt en heeft niemand om het aan kwijt te raken. Als het rustig genoeg is, kan ik luisteren. Waarom ook niet...? Ik leer erg veel van de gewone man/vrouw op straat. Telkens weer en weer, levenslessen.
Mevrouw is niet van de jongsten. Ze is met een jongedame op stap. Ze gaat niet zitten op de bus, waarop ik haar aanspreek. Ik vraag haar of ze zich niet beter zou zetten, voor de veiligheid, ziet u. Waarop ze me zegt, dat het niet hoeft. Ze blijft liever staan, ze heeft lucht nodig, het gaat haar niet af. Ik zeg haar dan, dat ze zich toch maar goed vasthoudt hé. Jeweetwel... bochten, remmen, het onverwachte... Ze begrijpt me en houdt zich met twee handen vast. Ze zegt dat ze wat moet verwerken. Ze komt uit het ziekenhuis en kreeg net te horen dat ze een pacemaker moet laten zetten. Ze had enkele dagen in het hospitaal moeten verblijven en deze slotsom was het resultaat na enkele grondige onderzoeken. Ze hoopte om dan maar daar te blijven en het in ene keer te laten doen. Maar nee, zo werkt het niet.
De specialist die haar gaat opereren, gaat met vakantie voor drie weken. Zolang zal ze dus moeten wachten. Binnen drie weken moet ze terug binnen en ondertussen moet ze heel voorzichtig aan doen. Het nieuws van die pacemaker was als donderslag bij klare hemel bij haar ingeslagen. Nu ze het toch een beetje verwerkt had, vond ze't best niet te moeten wachten en daardoor toch maar zenuwachtiger te worden, tijdens die periode. Maar nu blijkt dat ze de keuze niet heeft, en ze ziet er tegen op, die drie weken afwachten en niksen.
Ik luister. Ik probeer haar gemoed gerust te stellen. Ik stel voor om te proberen alle dagen een kleine uitstap te maken. Naar de stad, naar een park, naar iets of iemand... Dàt gaat ze doen, zegt ze. Maar toch...
Een andere dame vraagt de weg. Ik help haar zo goed mogelijk. Wanneer die dame afstapt, bedankt ze nog eens. Daarop reageert nog een passagier, met een verhaal over de straatnamen in haar dorp. Ze somt straten op, die naar vroegere inwoners van het dorp zijn genoemd. Fijn zeg, het interesseert me wel. 'Waarom is dat zo?' vraag ik haar. Waarop ze me vertelt, dat dit allemaal namen zijn van soldaten die gesneuveld zijn. Mannen uit hun dorp, die stierven aan het front, tijdens de tweede wereldoorlog. Wanneer nog een nieuwe straatnaam nodig zal zijn, komt een neef van haar aan de beurt, want er zijn nog steeds gegadigden. Het dorp eert hen. Ik denk hardop, dat de families dit wel erg op prijs zullen stellen. De oorlog, moet worden blijven herinnerd, als teken aan de wand voor het kwade.
Weer later stapt een grappige dame op, die me herkent. Ze groet me hartelijk. Grapt wat, waarop ik natuurlijk lekker mee doe... Het echte leven. Een traan... een grap...
'k Mag nog maar eens "genieten" -als ik het wat sarcastisch mag stellen- van maar weer eens hopeloze kinderwagendiscusies. Stilaan hangt dat me toch de keel uit. Zolang niet overal, waarmee ik wil zeggen, op alle openbare voertuigen hetzelfde reglement wordt gehanteerd, is het onmogelijk hier ooit vat te krijgen. Wanneer ik mensen hun buggy moet laten opvouwen, blijven de meesten boos achter op het perron. 'Oké', zal je zeggen: 'Dat moeten zij dan toch maar weten, wanneer ze die buggy niet willen vouwen'. Maar, dan heeft de bus die erna komt des te meer buggy's en niemand om de boel in't oog te houden... Zoiets stoort me wel, want dat is niet een probleem oplossen, maar enkel verschuiven. Voilà... 't Is er uit!
Dronkaards je hebt ze in alle maten en gewichten. Een man stapt op, zet zich helemaal vooraan, naast een jongedame van nog geen 20. Op de zetel, parallel, zet zich een tienerkoppeltje. Zij waren aan dezelfde halte opgestapt. Daardoor dacht ik dat ze mekaar konden kennen. Hij praat met hen, hij praat ook met de jongedame naast hem. Maar het valt me wel op, dat de man heel rumoerig wordt. Hij heeft vooral erg veel pret met zichzelf, blijkt. Hij buldert luid. Ik heb hem in't vizier en merk dat de jongelingen ook lachen. Ingrijpen hoeft niet. Toch, probeer ik via de spiegel, naar de chauffeur te kijken, zijn gezichtsuitdrukking te zien, maar hij verraadt niks. 'k Zet me wat dichter, voor alle zekerheid. Nu kan ik de man verstaan. Wat hij zegt, houdt helemaal geen steek. Hij betrekt mij in z'n "grappogingen", maar ik laat hem. Ik zet me niet helemaal vooraan. Ik blijf een metertje achter die eerste zetels staan, omdat er toch nog wat volk in de bus zit. De man blijft schampen, want zo mag ik het toch wel noemen, maar hij gebruikt mij en ach, hij beledigt me niet, maar daagt me uit. Ik laat hem, ga er niet op in, maar lachen doe ik niet bepaald. Wanneer hij eindelijk uitstapt, merk ik dat hij haast niet op z'n benen kan staan. Hij wil me een hand geven, maar ik wijs hem er op dat ie zich maar beter kan haasten, want de chauffeur kan niet blijven wachten tot in de eeuwigheid met die open deuren hé. Om de man tot haast aan te zetten, want hij vlot niet echt, sluit de chauffeur de deuren. Dronkaard heeft de boodschap begrepen. Hij stapt eindelijk af. Maar... verdorie, wanneer hij me passeert brengt ie een urinewalm mee, zo heerlijk als het urinoir aan de kathedraal. M'n adem stokt. Het meisje dat naast hem zat, is ondertussen ook afgestapt. Ik ben er effe niet goed van. Het koppeltje zegt er niks over, wat ik haast niet kan begrijpen. Ik ga naar de chauffeur en verontschuldig me, dat ik dit niet eerder rook, want het moet hem beslist geïrriteerd hebben. We staan voor het rood en hij opent z'n voordeur even, zodat de boel wat kan luchten.
Volgende rit, stappen er twee jonge mannen, een vrouw en een jongetje op. Eén van de mannen speelt nogal luidruchtig en aandachttrekkend met de jongen, waardoor grenzen te makkelijk worden verlegd. De jongen stampt hem op den duur en wordt net iets te uitbundig. De vrouw en de andere man, manen de jongen regelmatig aan, zich wat in te tomen. De vrouw heeft een grote doos vast en nog enkele plastiek zakjes. De andere man houdt een grote, piepschuimen doos op z'n schoot. De doos is toegetapet met bruine tape. Op gegeven moment haalt de vrouw een speelgoedslang uit één van die zakken. Ik wil nog grappig zeggen: 'éék...! Een slang!', maar ik besluit m'n opmerking toch maar voor mezelf te houden. Ook hen blijf ik in 't oog houden, want het wordt druk op de bus en ze maken nogal wat rumoer. Net voor ze afstappen, haalt de jongen een doorzichtig, verfomfaaid doosje, dat nota bene niet goed gesloten is, uit een zak. Er zit een muis in. Hij toont ze me. Ik denk in eerste instantie dat het een plastieken ding is, maar merk dan dat het een muis in levende lijve is. Ik zeg hem: 'Jongeman, ik zou dat potje maar gedekt houden!', genietend van m'n dubbelzinnigheid, maar hij is te jong om het door te hebben en lacht omdat ik "bang ben". Ze vinden het alle vier grappig, en dagen wat uit, maar de vrouw wijst er op, die muis maar terug beter weg te steken. Er is licht tumult in deze kant van de bus, want ik ben niet de enige die het niet zo ziet zitten dat er een muis door de bus zou gaan lopen. De man met het piepschuimen geval, heeft iets gezegd, maar ik heb het niet kunnen verstaan, door het lawaai. Twee meisjes die voor hem zitten maken een gilletje, veren lichtjes op en zetten zich helemaal op het puntje van hun zetel... Ondertussen staan de drie volwassenen en de jongen op om naar de deur te gaan, want ze willen de volgende halte afstappen. Wanneer de bus is gestopt en de man met die doos, me passeert, is hij nog aan't lachen met die meisjes en zegt: 'Nu zingen ze hier al een toontje lager hé'... Ik leg m'n hand op z'n arm, terwijl hij passeert, en vraag hem, wat er dan in die doos zit. 'Awel, een slang' antwoordt hij en herhaalt z'n statement over ons toontje, dat niemand in de bus tijdens die rit aansloeg, buiten zijzelf. Toch maar weer versteld, blijf ik achter, maar zie ik hen graag uitstappen.
Genieten van mensen kan ik, maar begrijpen, lukt me niet altijd...
Er is wat te doen in de Lotto arena, of heet het Lotto suite...? Wàt, weet ik niet. M'n collega tast ook in het duister. Dit geeft niet dezelfde drukte als wanneer er wat doorgaat in het Sportpaleis. De verkeersdrukte valt dus best mee. Er staan twee opgeblazen roze olifanten buiten. Zij horen bij de promotie. Men heeft ze met touwen vastgemaakt aan zware blokken, die ervoor moeten zorgen dat de wind hen geen vrij spel geeft. Eén olifant, staat redelijk stabiel te pronken, met de reclame duidelijk zichtbaar. De andere krijgt het te verduren. De wind vindt hem, speelt met hem, laat hem dansen, huppelen, draaien, voor zover de touwen het toelaten.
In mijn ogen, is hij de roze olifant uit Dumbo. De scène zal wel bekend genoeg zijn, veronderstel ik... Wij zien dus niet enkel roze olifanten, maar roze, vliegende olifanten, lach ik m'n collega toe. Zouden we...? Vraag ik hem wat plagend, wanneer we voor het rode licht staan en ze goed in het vizier hebben. Zouden we dispatching hiervoor oproepen? Zeggen zonder overdrijven dat we roze, vliegende olifanten zien? Zou men panikeren...? Ons betichten van dàt, wat men -terecht overigens- niet kan tolereren in het verkeer? 'k Zie het zo al voor me... Direct een controleur die moet komen bevestigen dat we gedronken hebben, dat we onder invloed zijn. Om dan goed op onze donder te krijgen voor de roekeloosheid, die de misplaatste grap met zich mee zou brengen.
We houden het maar beter onder ons. We gunnen het niemand anders, maar lachen er daarom niet minder om. Later op de avond, wanneer ik huiswaarts keer met de nachtbus. Vertel ik een collega over deze speelse leutigheid. Hij antwoordt: "Tjiens, en ik dacht dat de collega die ik afloste dit had gefantaseerd en grappig probeerde te doen. Hij heeft dus écht een roze olifant gezien, dichtbij 't Sportpaleis..." Voilà... zo gaat dat hé... soms wil een mens au serieux genomen worden, maar gelooft men hem/haar echt niet...
Een groep jonge kereltjes stappen ook die avond op de bus, samen met een fysiek grote meneer, nog jong, maar haast twee meter hoog. Hij is een jong-volwassene, en verantwoordelijk over de tienertjes. Ze noemen hem "coach", waar hij heel waarschijnlijk wel van geniet. Ze hebben een basketbal bij, ze zijn heel uitbundig en brengen een hoop leven in de bus. Gezellig, want, het gaat er grappig aan toe. Ze zijn aan't opwarmen om voor de Giants te supporteren. Ze willen het de wereld laten weten. De Giants zijn de besten!!! Ene keer laat een jongen z'n bal in de bus tegen de grond botsen. Ik kijk, maar zeg (nog) niks. Mijn korte ernstige blik, wordt begrepen, hij neemt de bal direct terug in z'n beide handen. Ze praten over techniek, tactiek, ze zijn kleine miniprofjes zo lijkt het. Zij kunnen het weten, ze trainen tweemaal wekelijks, wat hen een voorrecht geeft hun weetjes kundig door de bus te schallen.
De uitslag van de match ken ik niet... We hadden niet de eer de jonge kereltjes naar huis te rijden.
7u des morgens... Er stappen een tiental studenten op de bus. Ze zijn nog in feeststemming. Enkele van de meisjes zijn te licht gekleed voor de tijd van het jaar. De jongens kunnen er maar van genieten. Ze komen duidelijk van een nachtje uit en zijn dronken. Voor de meesten onder hen, gaat het nog, waarmee ik wil zeggen dat ze geen irritante houding aannemen. Ze zijn vooral rumoerig en genieten van de lulligste uitspraken. Een tweetal heeft het wat moeilijker onder alcoholinvloed. De beheersing is niet meer jedàt. Een kerel denkt dat ie een klimrek omhoog moet blijkbaar, want begint in de bus omhoog te klimmen (niet dat het voertuig zo hoog is, maar toch zijn er rugleuningen en verhoogde panelen in kunststof). Hij wil zich makkelijk zetten, en kruist met z'n lange benen de gang tussen de zetels om z'n voeten aan de overkant ergens op te leggen. Uiteraard wijs ik de brave (dronken weliswaar) kerel op de lege zitplaatsen in de bus en zeg hem dat ie maar beter daar kan zitten. Hij doet niet dwars en springt van het verhoog, recht op m'n voet. Maar... hij verontschuldigt zich daarvoor meteen. Ik neem het hem niet kwalijk, hij deed dit duidelijk niet met opzet.
Een andere jonge man, begint m'n collega te storen. Hij wil een discusie aangaan, maar ik ben er direct bij en vraag hem of ie zich tegen mij wil richten, zodat de chauffeur rustig z'n werk kan doen. Hiermee is er blijkbaar heel plots niks meer om te discusiëren. De jongeman knikt en gaat zich verder naar achteren in de bus zetten. Hij blijft de hele rit redelijk rustig.
Er zijn jongens uit het Gentse, ze genieten van de meisjes die hun accent proberen na te bootsen. De meisjes hebben alle aandacht van de Gentenaars en willen die nog een tijdje houden. Ze lachen en maken opmerkingen die mijn mondhoeken doen omhoog krullen van de pret. De lieve, dronken bakvissen... Ze zijn op weg naar school, maar willen eerst nog een pak friet halen in de stad. Ik wens hen hiermee veel geluk, maar bedenk dat het eerder een croissant zal worden... of niks. Maar ja, na zo'n nachtje, krijgt een mens honger, ik begrijp hen best. Wanneer ze afstappen, bedenk ik bij m'n collega, dat de leerkrachten vandaag in die klas, hun werk zullen hebben, om deze jongelingen nog iets bij te brengen.
Wat later zijn we getuige van drie verschillende politie-interventies op een uur tijd. Drie verschillende plaatsen, drie verschillende voorvallen. Eerst is er een man met bebloed gezicht betrokken, de andere wil agressief uithalen, maar de politiemensen zijn op hun hoede en kunnen hem in bedwang houden. Daarna zien we een man die blijkbaar uit een ambulance is weggevlucht. Er lopen twee ambulanciers achter en één van hen kan hem bij de kraag grijpen. Ook daar hollen politiemannen mee en slaan de man in de boeien, na hem -met meerdere mensen- in bedwang te krijgen. Het derde voorval gebeurt aan een tram-bushalte. Twee mannen staan te redetwisten, ze duwen, trekken en stompen mekaar. Het geweld neemt duidelijk toe. Ook daar, zien we een interventiewagen van de politie aan komen rijden. Er wordt onmiddellijk ingegrepen. Wij krijgen groen en rijden verder, de dag en stilaan het einde van onze dienst tegemoet.
Teleurgesteld om zoveel geweld op zo'n korte tijd, besluit ik alvast m'n bewogen werkdag, rond de middag met een gevoel van 'hoera!!! Ik ga heelhuids naar huis vandaag...'
Gisteren... een woord dat meer dan het letterlijke kan behelzen. Het letterlijke gisteren, was weer leuk. Verscheidene keren dacht ik bij mezelf: da's leuk voor m'n blogje. En dàt... denk ik op het moment zelf maar weinig. Meestal ga ik naderhand, op weg naar huis na, hoe m'n dag is verlopen. Toch schrijf ik er vandaag niks over. Die leuke momenten schrijf ik op een andere keer.
Vandaag... las ik over "gisteren". Hij schreef z'n memoires. Z'n dagboeken zijn geopenbaard. Ooit een staatsman, altijd een staatsman? Leo Tindemans staat weer in de vuurlinie als staatsman, politicus op de hoogste trap in ons landje. Terwijl ik naar z'n foto kijk, is hij, wie hij altijd geweest is. Nog steeds de stabiele, hoge toren der vasthoudendheid, zoals we hem kenden, toen hij in de regering zat. Tijd, wordt tijdloos, wanneer ik een duik neem in mijn schatkamer vol herinneringen.
Enkele jaren geleden, zag ik hem. Hij stapte op de tram, die dag. Een dag dat er bij wijze van protest een gratis-rit-actie was bij de chauffeurs in Antwerpen. Er waren in korte tijd al enkele spontane stakingen geweest. De reden was simpel, er was een geval van agressie geweest en de vakbonden legden de boel plat. Deden de vakbonden het niet, dan was er wel één of ander heethoofd dat de boel aan het rollen bracht. ...Tot het welletjes was geweest. Er werd ingegrepen van hogerhand, én, toen werd er tenminste eerst nagedacht alvorens een actie te starten.
Waarom de vakbonden deze actie deden, weet ik niet juist meer. Het was die dag wel het slimst, mee te doen, akkoord of niet. Je kon het immers niet maken, enkel op jou voertuig mensen te laten betalen, terwijl ze dat op een ander voertuig niet zouden moeten doen. Dat zou vragen om problemen. Ik deed dus ook mee. Het had wel iets leuks hoor. We hadden de ticketontwaarders afgesloten, zodat mensen hun kaart niet konden aftikken. Dus telkens iemand een ticket wilde kopen of kaart ontwaarden, zei ik met een glimlach: 'Vandaag is het gratis hoor!' Waarop je steevast een goedgeluimde knik of beaming kreeg. Zoniet, was het commentaar altijd opgewekt in de zin van: 'Hopelijk gaat het enkele dagen duren, deze goednieuwsshow!'
Het was dus een vrolijke dag. Toen, aan de eindhalte in Mortsel, stapte Hij op. Groot, Statig, Chique impermeable, zoals we gewend zijn de Man te zien op tv. Hij wilde ook een ticket kopen. Waarop ik op dezelfde manier mijn antwoordje klaar had. De Man, nam z'n tijd, zette zich bij mij vooraan. Met een duidelijke lichaamstaal waaruit ik mocht opmaken dat ik er zo makkelijk niet vanaf zou komen, vroeg Hij me of ik Hem eens kon uitleggen waarom Hij niet moest betalen. Gevoelsmatig, schoot Hij me weer in de schoolbanken. Ik voelde me als een tiener die z'n les vooraan in de klas moest komen opdrammen. Maar... ik dacht bij mezelf: 'Hazooo... Manneke... Gij denkt dat Ik Jou hierop geen duidelijk antwoord kan geven? Wacht maar af!' Ik gaf hem een klaar en duidelijk antwoord, zoals het in de interne berichten van de vakbonden stond vermeld. M'n uitleg tot in de puntjes gegeven, zat ik klaar voor de volgende vraag die wellicht zou komen. Maar nee hoor, die kwam toch niet. Hij, wenste Ons, veel geluk met de actie, maar wees er op dat er vele manieren zijn om 'iets' te bekomen. Waarop ik weer beamend antwoordde, maar tja, ik zat op dat moment maar mijn ding in de tram te doen, en niet aan een rondetafelgesprek met vakbonden en werkgever...
Leo betaalde niet, ging zitten en -hoop ik toch- genoot van Onze rit.
Een weekje geleden, deed ik een leuke ontdekking, samen met een collega. Tijdens een pauze, genietend van een warm kopje thee, praatten we over koetjes en kalfjes, zoals dat meestal gaat. Om één of andere reden, kwamen we in een nostalgische bui over "vroeger" te vertellen. Ik liet me ontglippen waar ik ben opgegroeid. Blijkt m'n collega een buurjongen van me te zijn. Hij liep zelfs de middelbare school in dezelfde school als ik...
Om het nog wat interessanter te maken, moet hij in een parallelklas gezeten hebben, daar we van hetzelfde jaar zijn en niet gedubbeld hebben...
Begint de brave kerel namen te noemen, waarvan ik een groot deel nog ken. Maar hém...? Nee hoor... en hij, mij...? Ook niet. Ondertussen blijven we namen opnoemen tegen mekaar, telkens we elkander zien...
Het kan raar lopen hé... Zo kwam ik op de bus ook al meerdere mensen tegen uit m'n verleden. 't Is altijd wel een leuk weerzien, wanneer we echt volledig uit mekaar zijn gegroeid en één van beidjes de andere herkent. Dan ben ik plots niet meer iemand die de boel in't oog houdt, maar gewoon iemand, net als een ander op de bus (ben ik trouwens altijd hé). Het is leuk dan te merken, dat omringende mensen ook glimlachen, samen met ons. Want, toegegeven, in uniform, trek ik natuurlijk wat meer de aandacht met wat ik doe of zeg, en, wordt in zo'n geval ook meer gevolgd.
Soms gebeurt het wel dat ik merk, dat mensen me niet goed durven aanspreken. Maar een conversatie als deze, in zo'n situatie, gaat al gauw grensverleggend werken in positieve zin. Waarom? Ik denk omdat ik dan zelf ook lachend iemand aankijk en zo het ijs makkelijker breekt.
En nu maar hopen, dat er niemand rond loopt die slechte herinneringen aan me heeft...
Vrijdag, de dertiende... raar, maar vandaag hoor ik niemand speculeren over hoeveel ongelukken zullen gebeuren, hoeveel màlchanse een mens wel kan oplopen op zo'n bijgelovige tegenslagopwachtende vrijdag. Zou het komen omdat het morgen, 14 februari is? Overal zie je hartjes, aanmoedigingen om koppeltjes te verleiden tot consumptie. Samen gelukkig zijn, moet gevierd worden om de economie terug een beetje slagkracht te geven.
't Is echt wel te merken aan de schooljeugd, ze zijn gebeten door de microbe. Kinderen van niet ouder dan 13, lopen met een roos in hun handen of rugzak huiswaarts. De jongens zijn er even fier op als de meisjes. Drie kornuitjes zitten samen op de achterbank en voelen regelmatig aan de rode roos, die ze meekregen van school. Van een vriendinnetje? Van een lerares? Van de directrice? Ze zijn er uitbundig tegen mekaar over bezig, er moet ook geroken worden. Ik geniet van hun lichaamstaal, hun bewegingen, hun vermoedelijke 'roos-' of moet ik zeggen 'valentijn'waarheden, die ze onderling uitwisselen.
Wat later stapt een meisje op, met een plastiek waterflesje, halfvol met water, waar twee mooie witte rozen uitsteken. Ze heeft een zware rugzak en probeert op onhandige wijze haar rittenkaart te ontwaarden. Ik hou haar in het oog, lukt het haar? Of, zal ik toch maar even...? Tot ze uiteindelijk het flesje op een zetel wil zetten, waarop ik als een pijl uit een boog naar haar toeschiet, om het flesje vast te houden. Ik leg haar uit dat het op de zetel wel eens een natte boel zou kunnen worden, als... Ze begrijpt me. Terwijl ik de roosjes vasthou, ruik ik genietend en laat haar weten, dat de bloemen lekker ruiken. Ik vraag haar of ze veel aanbidders heeft, daar ze twee rozen kreeg hé. Ze bloost een beetje en vertelt me, dat in haar school vriendinnetjes rozen aan mekaar geven. 't Ligt op 't puntje van m'n tong, maar ik vraag het niet, want het past niet. Maar hoe graag zou ik nu willen gaan grappen over ... néé, ook hier past het niet mijn grap te vertellen. 'k Hou ze toch maar wijs voor mezelf...
Wat ik wel nog vertel, is, over de zestiger. Hij stapt op, blijft wat vooraan staan, bij de chauffeur. Ik laat hem even omdat het rustig is. Na een tijdje begeef ik me wat meer vooraan in de bus. De man praat ook eventjes met mij, over koetjes en kalfjes. Er wordt wat gelachen, maar eigenlijk weet ik niet meer waarvoor. Wanneer hij wil afstappen, denkt hij plots ergens aan. Hij vraagt de chauffeur efkes te wachten en blijft in de deuropening staan zoeken naar iets. Hij rommelt in z'n tas en bevestigt zo hoe belangrijk het item wel is, dat ie tevoorschijn wil toveren. Hij vindt het en overhandigt me een papier. Hij heeft het zelf geknutseld. Een uitgeknipte bloemafbeelding met de hele uitleg over zonsopgang, zowel als -ondergang op zaterdag 14 februari 2009.
Dit... is voor mij. Waarop ik hem erg bedank. En weer maar eens, is mijn dag mooi!!!
Soms vraag ik me af hoe het komt dat mensen mij het gevoel geven, dat ze àlles vertellen. Alles is veel natuurlijk... nou, bijna alles dan... Hij heeft alle tijd en behoefte aan een praatje. Ik heb ook tijd en kan makkelijk de boel in't oog houden, terwijl we in gesprek zijn. Wanneer het nodig is, onderbreek ik verontschuldigend zijn fantastische pleidooi, om mijn ding te doen. De onderbrekingen zijn niet lastig, en ik heb het gevoel dat ik niet de enige ben die luistert naar de man. Toch, kan ik me inbeelden, dat niet iedereen z'n manier van vertellen, kan smaken. Ik heb er alleszins nogal wat pret in. De manier waarop hij praat, noem ik "lijzig", waarmee ik bedoel, dat hij langzaam en haast toonloos praat. Op deze manier komt z'n autobiografie met een sarcastische ondertoon over z'n lippen. Hij vertelt zonder ophouden. Nochtans is het niet direct het mooiste verhaal, het gaat 'm om de manier waarop hij z'n woorden kiest en rustig over me heen strooit.
Hij is een nakomerke, zonder broers of zussen. Z'n moeder was halfweg de veertig toen hij werd geboren. Hij maakte alsmaar ruzie met haar. Zij was een hele zenuwachtige madam. Z'n vader deed de grote rondvaart en was soms maanden van huis. Hij vertelt het, precies of het gaat niet over hem. Hij citeert hen zo goed hij kan. Met een lach, herinnert hij zich z'n eenzaamheid bij z'n te oude moeder. Op humoristische wijze vertelt hij over de meppen die hij soms kreeg van z'n vader, door toedoen van een hysterische moeder. Drama op de spits gedreven dus. Wat is wél of niet waar? Daar kan ik echt niet op antwoorden. Hij heeft alleszins zijn waarheid, die hij hier en nu, niet terwijl je 't leest, maar terwijl hij het vertelt, in leven houdt. Ik vermoed een bron te vinden voor z'n sarcasme. Misschien is het zijn overleving? Ik beeld het me in, terwijl hij vertelt dat ie van 16u tot 20u, zonder ophouden aan de keukentafel, huiswerk maakte. Wanneer strenge mama het niet goed vond, kapot scheurde en hij weer opnieuw moest beginnen. Ze z'n lessen overhoorde tot hij de boel afdreunde als een opname die werd afgedraaid. Tussendoor meppen rond z'n oren kreeg, telkens hij een foutje maakte. Eerder dan acht uur, kwam hij nooit los van de tafel, meestal werd het later.
Mensen, dichtbij gezeten, kijken raar op, trekken enkele grimassen, wanneer hij z'n moeder -zonder blikken of blozen- een vreselijk oud mens noemt. Je hebt er wellicht moed voor nodig om dat in de bus aan zomaar iemand te vertellen... denk ik. Maar of hij daar zelf aan gedacht heeft, betwijfel ik. Hij neemt me wel in, waarmee ik bedoel, zo'n persoon kan in m'n hoofd kruipen. Hij overwelmt me met z'n "gebrek-aan-moederliefde". Pas op, ga nu niet denken dat ik compassie voel met hem, nee hoor. Maar ik geef wel toe, dat ik met dat kleine zielige jongetje, waarover ie spreekt, wél compassie heb. Ik vergelijk dat arme, jonge kereltje in gedachten met kinderen die ik me herinner. Ik zet hem in gedachten naast m'n eigen zoontjes, toen ze klein waren. Zo'n dutske van een Olivertje Twist...
Nou, welke vrouw zou daar niet voor smelten?
Eindhalte in zicht. Iedereen stapt af, ook ik. Etenstijd... de boel mag bezinken.
't Is net middag geweest en ik mag beginnen aan m'n dienst voor vandaag. Wanneer ik in het centrum van de stad kom om m'n busje te vinden, maak ik nog heel eventjes een praatje met een collega. De bus komt aangereden en de deuren gaan open om iedereen te laten afstappen, helemaal aan het begin (of moet ik einde zeggen...?) van het perron. Wanneer ondertussen een andere collega naast de bus wil afdraaien met zijn groot gevaarte, maakt hij een inschattingsfout en draait te kort. Ik zie het aankomen, maar vertrouw m'n collega's zodanig, dat ik zeker ben dat de brave man tijdig zal stoppen. Ik denk hardop: 'Nu...! Stoppen maat...!' Maar wat ik denk, gebeurt echter niet. De chauffeur rijdt verder en we horen het geluid van schrapend metaal, dat waarschijnlijk niet langer dan twee seconden duurt, maar een eeuwigheid lijkt.
De man stopt, verbaasd, want had het echt niet zien aankomen. We maken geen opmerkingen, want, we denken aan onze eigen fouten, die we wellicht ook wel eens maken. Schade is er. Er moet een controleur komen, wat wil zeggen dat er vertraging zal opgelopen worden, want de bus waarmee ik mee moet, zou nu moeten vertrekken. Ik ga een kijkje nemen, maar beide chauffeurs weten blijkbaar wel wat ze moeten doen. Ze beginnen aan de papierrompslomp die erbij hoort. Ze rijden allebei nog niet lang, maar misschien omdat ze niet echt in het verkeer zitten op dit moment, lijken geen van beiden zenuwachtig. Ik denk terug aan mijn eerste accident. De zenuwen gierden toen door m'n keel. Maar dat was met de tram en in het drukke verkeer, waardoor er direct een opstropping was enz...
'k Besluit om de mensen op de hoogte te brengen, dat we nog niet direct zullen vertrekken. Iedereen toont begrip, ook al vinden ze het niet fijn. Ook ga ik me bezig houden met een collega die komt aangereden en dit perron wil opdraaien. Alvorens hij z'n bocht begint te nemen, moet ik hem teken doen, of het wordt té moeilijk manoeuvreren. Hij kan nog een andere weg nemen. Voorlopig hou ik me met deze taken bezig, tot de controleur ter plaatse is.
Wanneer de boel netjes door de controleur op orde is gesteld, kunnen we vertrekken. We verloren teveel tijd om onze rit nog normaal te kunnen rijden en moeten ietwat voorbij de helft van het traject terugdraaien. De collega die achter ons rijdt, zet dan het traject verder en krijgt waarschijnlijk een reeks opmerkingen omdat hij in de ogen van de reizigers veel te laat is.
Niet altijd hebben mensen begrip voor zo'n toestand. Sommigen zien enkel hun kant van de historie en dat is: Wachten, wachten, wachten... altijd maar, wachten. Nochtans had het erger gekund. (Het had véél erger gekund als je de foto bekijkt, die ik om het dramatisch effect te verzekeren, bij deze blog plaatste). Er hadden gewonden kunnen vallen tijdens de aanrijding. Het had pijpenstelen kunnen regenen. Het had stenen dik kunnen vriezen. Maar nee hoor, 't zonneke schijnt, het is heerlijk droog en niet té koud.
Kop op, beste wachtenden... die afspraak heb je misschien dan wel gemist, maar onvoorziene omstandigheden, zijn niet te voorkomen, net omdat ze onvoorzien zijn...
Ik sta aan de achterkant van het operagebouw m'n bus op te wachten. Juist op dit moment is de première afgelopen. Mazeppa' heeft z'n succes behaald, mag ik veronderstellen. Aan deze kant van het gebouw, komen de artiesten, muzikanten, buiten. Voor de aanvang stond ik op deze zelfde plaats ook te wachten op de bus, voor het eerste dienstdeel van m'n avond en toen zag ik dat er enkele jonge kereltjes werden gebracht door paps of mams. Daardoor weet ik dat er ook kinderen aan deelnemen. Kleine, jonge muzikale krakjes, veronderstel ik, met een overgave van respect voor hun kunnen. Ik probeerde glimpen op te pikken van het opgestelde scherm, net achter een groot raam. De opera is net helemaal opgefrist en vernieuwd of verbeterd waar het maar kan. Dit scherm hoort daar ook bij. Vanaf de stoep kan je dus opwarmertjes meepikken, als je de tijd hebt om er eventjes stil bij te blijven staan. Ik heb tijd tot m'n bus komt...
Nu is de opera dus afgelopen en de muzikale talenten stromen de stoep op, uit het gebouw. Ze sleuren en zeulen met contrabassen, violen en blaasinstrumenten, goed verpakt, in alle maten en gewichten. Maar voor hen is dit gewoon, dat doen ze al jaren. Alhoewel het me opvalt dat de meesten nog vrij jong zijn. Ik geniet van de eerste-optreden-kick die ze van zich afgooien, zo gauw ze het gebouw verlaten. Onderling praten ze nog over dit of geen, dat niet of wel goed zat. Wanneer een jongetje buiten komt en naar z'n ouders toeloopt, krijgt hij een privéapplausje van enkele mede-artiesten. De sfeer is zalig, het wachten op m'n bus, die een beetje later is, kan me niet schelen. Ik geniet immers mee van deze sfeer.
Wat later ben ik mee op weg naar het Zuid. De chauffeur, nog een jonge man, niet lang werkzaam bij deze pachter, doet z'n best de tijden te respecteren, ook al lukt het niet al te best. Wanneer we aan ons eindpunt op het Zuid willen vertrekken, moeten we een rotonde op. Op de hoek staat een glascontainer. Net achter de hoek staat er een wagen, de eerste van vier, geparkeerd. Doordat het donker is en die container het zicht wat wegneemt, heeft de chauffeur de wagen niet tijdig opgemerkt en rijdt hij zich vast in de bocht die hij niet kan nemen. Aan de rechterzijde de wagens, aan de linkerzijde gele, plastieken paaltjes om de boel af te bakenen. Ik vraag m'n collega of hij in deze bocht achteruit zal kunnen manoeuvreren, als ik buiten ga kijken of het veilig is. Daar kunnen we immers niet blijven staan hé. Ongeduldige fietsers en automobilisten weigeren even te wachten om m'n collega z'n manoeuver te laten uitvoeren. Zelfs om 22.30u 's avonds hebben de mensen nog steeds geen secondje geduld...
Met een perfecte timing komt een politiewagen naar ons toe gereden met twee agenten. Zij vragen wat het probleem is en helpen stante pede. Eén van hen, zegt dat we rustig over die paaltjes mogen rijden, waarop ik hem antwoord dat ik dat heel vriendelijk van hem vind, maar dat men zulke dingen waarschijnlijk niet ziet zitten, wanneer de bus met krassen zal binnenrijden straks. Daarvoor heeft de man begrip en hij loodst ons in tegenovergestelde richting de rotonde op. Hij houdt alle verkeer tegen, de schat. Ze raden me aan hierover melding te doen, zij zullen de wagen beboeten en laten verwijderen, nog maar eens, de schatten.
Ik bedank hen zo uitbundig als toegelaten is, onder deze omstandigheden ('t zou geen zicht zijn, moest ik hen rond de nek vliegen hé) en wuif hen na. 't Is niet de eerste keer dat ik het schrijf, maar een goede samenwerking geeft echt een fantastisch gevoel. Waarvoor dank hoor mannen!!!
Een late dienst, een avonddienst, een late dienst en een dagdienst. M'n weekje werd wat door mekaar geschud, maar met een goed doel, dus dat moet kunnen. Toch, weet ik niet goed meer welke dag het is. Maar goed dat ik de krant nog kan vastnemen om het eens te checken.
Gisteren reed ik met m'n collega mee. Hij was er een tijd tussen uit geweest. Z'n eerste dag terug, gaf hem een beetje kriebels. Maar die waren al snel onder controle. Toch moest het lukken dat hij zowat een allegaartje aan situaties en mensen op die eerste dag gepasseerd kreeg. Verschillende soorten tickets moesten worden aangemaakt, of geruild. Het moet dan liefst snel gaan, want je loopt al snel wat vertraging op met de bus. Het weer liet dit niet toe. De wind was ijzig. Wanneer mensen opstapten, bliezen ze hun handen warm, of puften van tevredenheid de koude uit, met de nodige klaaggeluiden en -rituelen. Maar wanneer je er eventjes 'uit' bent geweest is het niet evident direct de logica van het apparaatje terug te vinden, als je niet-alledaagse dingen moet uitvoeren met die tickets. Waarop sommige reizigers hun ongeduld lieten blijken. Net als aan de kassa, wanneer mensen te lang naar hun zin moeten wachten. Maar, met een kleine opmerking of bemoeinis mijnentwege, was het euvel al snel opgelost. Toonden de ongeduldigen wat meer begrip en konden we verder rijden.
De meeste mensen zijn kalm op de bus natuurlijk. Af en toe stapte iemand op die, wanneer ie me zag staan, zich naar de chauffeur repte om een ticket aan te schaffen. Af en toe, stapte iemand heel erg goed geluimd op en knikte ons vriendelijk lachend een goeie avond toe. Af en toe, stapte een nors persoontje de bus op, zette zich neer en bewoog niet meer, tot het tijd was om zich naar de deur te begeven. Er was een dame die naar een optreden was geweest. Ze had enorm genoten. Met haar kleine pensioentje kon ze dat normaal niet, maar dit was een optreden gesponsord door het OCMW. Ze keuvelde maar door over haar fijne avond. Iemand anders was boos, om een voorval op de vorige bus, waar ze vandaan kwam. Ze stortte haar hart uit. Ik begreep haar frustratie volkomen en dat kalmeerde haar. Toen ze wat later afstapte, was ze beter geluimd en groette ze met een glimlach.
Het toppunt echter was een dame op het Astridplein. Een opgemaakte vrouw in namaakpelsjas, met lange losse blonde haren. We stonden de vertrektijd af te wachten. Ze kwam naar de chauffeur en noemde hem met luide stem 'Scha-at'. Ze had direct de nodige aandacht getrokken van zowel m'n collega als van mij. - Scha-at... Wilde gij mij nu es wat helpen? Waarop m'n collega: - Ja, natuurlijk dat. Vertel het is, wat kan ik voor je doen? - Jaaa, schatje, ik zou graag willen weten om wat uur dat gij vertrekt. - Binnen een minuutje of vijf, gaan we doorrijden. - Danke zenne schatje, maar kunde nu ook ne keer zeggen om wat uur de laatste bus hier vertrekt? - Jazeker, schat... Collega neemt de map, waar de vertrektijden genoteerd staan. Hij zegt om wat uur de laatste bus vertrekt. Waarop zij: - En gij? Komt gij hier vanavond ook nog? Om wat uur vertrekt gij dan? - Om kwart voor elf, strakskes. - Awel, dan zal ik hier zijn se. Dan kan ik meerijden hé. Is dat goed? Ik ga eerst nog efkes wat drinken hé... - Ja manneke, dat is heel goed. Amuseert u nog maar wat eerst. - Ohhhh, dat vinnekik nu vriendelijk se! Hier, kom hier gij... gij zijt nen echte schat se! Ze neemt m'n collega vast en geeft hem een flinke zoen op z'n wang. Ik wilde eerder al wat naderen en zeggen tegen de dame, dat wanneer ze het uur niet meer zou weten, ze het altijd kan terug vinden op de uurrooster, bevestigd in het wachthokje. Iets in haar houding weerhield me echter. Ik vermoedde dat ze boos op me zou worden als ik haar in haar chauffeurkesbevlieging zou storen. 'k Bleef dus maar wijs op de achtergrond. Er zat nog een dame op de bus, die ook alles had gevolgd. Zo gauw de fake-pelsenjasdame van de bus was, hadden we een pret van jewelste. De chauffeur gierde het uit van de pret.
Zijn eerste dag zat er bijna op, en hij was best geslaagd... Dankzij...
Vrijdagavond... 'k verwacht een heuse vrijdagavondspits... die er niet is. 'k Verwacht een toch wel drukke avond op de bus door te brengen, omdat, zoals gewoonlijk een vrijdagavond een uitgaansavond is. Maar ook daar vang ik bot. Het is een zeer rustige dienst voor me. Af en toe stapt een dronken man op. Drie maal verwijs ik zo'n dronken persoon, die vooraan tegen het dashboard geleund z'n standpunt over één of ander iets, aan de chauffeur wil uitleggen, naar een zitplaats. Natuurlijk verwijs ik naar de zitplaats helemaal vooraan, daar die vrij is. En, zo heeft betrokken persoon niet het gevoel dat ik hem verwijder van de chauffeur. Het heeft het juiste effect. Telkens, bedankt de lieve dronkaard me voor m'n vriendlijkheid en neemt plaats. Eén van hen, zet zich twee seconden en staat terug op om meer naar achter plaats te nemen. En dan, mag ik luisteren naar z'n wijze, onsamenhangende uitleg over de onwelvoegdelijkheden der mensheid.
Wanneer we aan de eindhalte komen, krijg ik nog een schouderklopje van de chauffeur ter plekke, wat natuurlijk ook zeer aangenaam is. Ik steun hem tijdens 't rijden, en hij geeft blijk van waardering. Wat heb ik toch een leuke job. Hoe aangenaam we het mekaar kunnen maken, hangt grotendeels van onszelf af. En ik, maak het mezelf zo aangenaam mogelijk, mede dankzij die aardige collega's van me.
Ik ben steeds alleen de baan op. Maar, er zijn natuurlijk ook de ploegen controleurs, die ik heel regelmatig zie, omdat ze op min of meer dezelfde uren werken als ik. Hen tref ik meestal in ons lokaal, voor en na de dienst, of tijdens 't eten. Sommige van die ploegen zijn echt fijn op mekaar afgesteld. Ze vullen mekaar erg goed aan. Daar waar ene een zwak punt heeft, neemt de andere het over en omgekeerd. Zij plagen mekaar, lachen heel wat af, tussen de diensten door. Eens het nodig is, springen ze in hun daarvoor gepaste persoonlijkheid. Ze weten heel goed wat wél en niet kan. Een ploeg waar ook ik me heel goed mee voel. Wéér heb ik die chanse, besef ik, om deze mensen het meest te treffen op 't werk!
Eén van hen, heeft me een tekening gemaakt, van mij. Al een tijdje geleden hoor. Maar ik heb ze bewaard. Nu is het tijd ervoor. Nu mag iedereen hem zien. 't Is eens wat anders, dan over anderen te schrijven. Een beetje plagerig liet hij dan die tekening zien aan z'n collega's, commentaar leverend: 'voilà se! Da's toch duidelijk ons Annemieke, niet!?' Wat hij eigenlijk niet wist is, dat ik een zwakje heb voor Cordelia. Hij deed me dus een enorm plezier met dit te bedenken. Ik heb het hem nooit gezegd, het is mijn binnenpretje.
Wat is er vandaag aan de hand? Is het wel een werk- of schooldag? Even na 6u zat ik al mee op de bus, maar hola, een spits heb ik echt niet gezien. Ach, dat kleine beetje drukte, is niet van tel. De bus heeft helemaal niet stampvol gezeten zoals gewoonlijk. Ook het verkeer bleef vlot. Oké, hier en daar een ietsie pietsie aanschuiven, maar van filevorming hebben wij niks gemerkt. Eventjes dachten we, de chauffeur en ik, dat we ons vergist hadden van dag. 't Zou kunnen hé, doordat onze 'Lijn'weken niet synchroon verlopen met de kalenderweken. Maar nee hoor, we zijn toch juist. Het is wel degelijk werk- en schooldag. Nou, des te beter. Mij hoor je alvast niet klagen hoor!
Af en toe moet ik natuurlijk wel eens een kleine terechtwijzing doen, da's normaal. Iedereen accepteert, glimlacht vriendelijk. Niemand pruttelt tegen. Alles loopt van een leien dakje. Eigenlijk had ik geen blog hoeven te schrijven dan.
'k Heb dus gedaan met werken, euhhh... aanwezig zijn. 'k Heb m'n uniformjas in m'n kastje op 't werk gelaten. Zo kan ik rustig naar huis. Egoïstisch ego wil rustig zitten, lezend huiswaarts keren... tja... zo gauw m'n trammeke er aan komt natuurlijk. Te voet is wat ver. Tijdens het wachten zijn er toch mensen die uitleg komen vragen over een tramlijn die ze zoeken en niet vinden. Eén keer, dat kan, ook al ben ik niet meer 'Lijnherkenbaar' gekleed. Twee keren, mmmmm... toeval zeker. Na de derde keer, bekijk ik mezelf en ga ik zoeken waaraan men weet dat ze bij mij moeten zijn... maar 'k vind het echter niet...
Na té lang wachten, maar daar zal beslist wel een goei reden voor zijn, komt wel degelijk m'n tram aan gerold. 'k Zet me helemaal achteraan, met het idee dat nu eens voor de verandering niemand me kent. Op de lange duur, ben ik voor nogal wat mensen een herkenbaar gezicht, best leuk hoor, maar soms wil ik rustig dus... naar huis hé...
We zijn de tweede hoek omgedraaid. En... wat verder in de straat, staat een auto zo slecht geparkeerd, dat we niet verder kunnen. 'k Heb het direct door natuurlijk, maar denk, dat ik toch maar beter kan blijven zitten, lezen.... boekje... gezellig... rustig... De passagiers denken er anders over. Ze beginnen wat heen en weer te lopen. Een man gaat naar de chauffeur, en komt boos terug. 'k Denk bij mezelf dat ik toch maar eens best ga kijken, voor de boel escalleert. Dus me kenbaar gemaakt bij de chauffeur, samen met hem vastgesteld dat ie zeker en vast niet verder kan. Hij kan de auto rammen, maar da's natuurlijk niet echt een optie. Hij heeft dispatching al verwittigd, maar wil de deuren niet openmaken voor de reizigers, omdat drie deuren, net naast geparkeerde auto's uitkomen. Je kan er niet tussen en de meeste mensen zullen dat zowiezo toch proberen. Hij heeft gelijk, maar ik heb gemerkt dat de eerste deur wel vrij is, dat daar zelfs de dame met de kinderwagen kan afstappen. Ik vraag hem om die deur manueel te openen dan blijven de andere toe. Hij twijfelt en ik zeg hem, dat ik de verantwoordelijkheid op mij neem. De chauffeur rijdt, vermoed ik, nog niet lang. Chanse dus, da'k nog een beetje weet over die lagevloertrammekes, want de deur schiet steeds terug toe, wanneer mensen willen afstappen. Maar niemand doet moeilijk, ik vraag hen even te wachten en wijs m'n jonge collega hoe en wat met die deur.
Wanneer de meesten tevreden van het voertuig zijn, komt de controleur er aan en moet de takelwagen nog effe z'n ding doen. Uiteraard zijn er ook dames op deze tram die niet uit de buurt zijn en wanneer de tram door het hele gedoe niet tot de eindhalte zal rijden, maar wat verder zal moeten terugdraaien (miserie hé, door verloren tijd) slaan ze in paniek, want weten niet hoe ze op hun bestemming moeten geraken. Ik geef hen de info die ze nodig hebben. Ik stap met hen over op een andere tram, die wel verder zal rijden.
Eind goed, al goed. En nu... begint mijn weekeind.
Een groepje van 8 stapt op. De oudste niet ouder dan 13, krijgt 'de baard in de keel'. De jongste, schat ik een jaar of 10. Allemaal niet blank. Fijn hoor. De jongens zijn van verschillende afkomst (mag ik dat zo zeggen? ja toch... ) maar ze komen erg goed overeen. Wanneer ze opstappen moet je hen zien, je kan er gewoonweg niet naast kijken. Is het dan toch zo, doen ze genoeg moeite om opgemerkt te worden. Stil praten lukt hen niet, want wanneer blinden hen niet zien, moeten ze beslist gehoord worden. Ach, jeugd, denk ik dan... en ik mijmer wat jaren terug in m'n eigenste autobiografie(tje).
Ze zijn -wat ik noem- leuk gekleed. Ze dragen de typisch arafatsjaaltjes, uiteraard een pet, een jeans die op de heupen hangt, een sweater en gymps. Ze hebben hun haren in de mate van het mogelijke ontkruld, met gel gesterkt, zodat het in zwarte lange pieken onderuit de pet steekt. Nou, leuk zicht, een foto waard, maar ik loop nog steeds niet met een apparaatje op zak, wat ik maar weer eens betreur op dit moment.
Ze gaan helemaal achteraan zitten. Er is nog genoeg plaats voor hen. Ik sta in het midden van de bus, zoals dikwijls het geval is. De sfeer in de bus verandert. Mensen kijken de jeugd niet bepaald bewonderend, maar eerder met een afkeurende blik na. Ze rechten de schouders, ze worden stijver. De volwassenen worden stiller. Eventjes wacht ik af. Het is niet goed de jeugd geen kans te geven, ze misdoen eigenlijk niks. Ze praten enkel wat hard, da's al. Wanneer het er een beetje luider aan toe begint te gaan, beslis ik naar hen toe te gaan. Ik wordt door de passagiers gade geslagen, merk ik. Zo gaat het meestal, men verwacht dat ik de jeugd tot de orde roep, zodat ze stil, braaf en vooral levensloos blijven zitten.
Wanneer ik bij hen ben, kijken ze me aan. Het valt eventjes stil. 'k Veronderstel dat ik echt wel autoritair overkom en breek het ijs. Ik groet hen: 'Goeie middag jongens!' Waarop zij steevast: 'Goeie middag mevrouw', antwoorden. Fijn toch, er wordt niet gegrinnikt, geen andere taal gesproken, ze blijven me aankijken. Eén van hen vraagt me op de lege plaats bij hen te gaan zitten, wat ik doe. 'k Bedank hen voor de plaats die ze me vrij maken. Ze vragen me uitleg over een abonnement met vermindering dat één van hen bij heeft. Da's natuurlijk om maar wat te praten te hebben, maar ik ga er heel serieus op in. Ik laat hen voelen dat ik hen echt wel serieus neem.
Na een tijdje, praten ze gewoon onderling verder, in het Nederlands. Over meisjes op de Groenplaats. De jongen naast mij, verontschuldigt z'n vriend die zo gek is op de meiden. We lachen wat, maar het gaat er helemaal niet te luid meer aan toe. Wanneer ze eindelijk afstappen. Ga ik rustig naar voor in de bus. 'k Zet me effe bij de chauffeur, die zich afvroeg of er problemen waren. Ik zeg hem: 'Nee hoor, helemaal niet. Ik doe mijn job zo graag hé. De jonge mannekes geven me een zitplaats, die ik natuurlijk niet afsla. Ik mag meeluisteren naar de jongetjes hun geheimpjes. Heb ik nu geen droomjob?'
Een typische zaterdagsoldenspits is er niet. Toch niet op die bus waar ik op mee rij. Waarschijnlijk lopen de solden ten einde, neem ik aan. Wat wel kan, ook de maand loopt stilaan ten einde. Het is dus niet te druk, alhoewel lang niet iedereen een zitplaats kan bemachtigen.
De bus is overmatig vuil. Er is deftig in huisgehouden. Blikjes slingeren rond. Bij elke bocht zijn er twee die van links naar rechts en omgekeerd, rollen. Helemaal achteraan, staan er nog twee die maar half werden leeggedronken. Er liggen etensresten, verpakkingen van voedingswaren. Ook papieren zakken en servetten... nou, het kan niet op.
Alhoewel ik daar geen gewoonte van wil maken, maak ik deze keer de bus proper aan de eindhalte. Ik gooi heel wat vuil in de vuilbak aan de halte. 't Is zo veel, dat ik het deksel moet oplichten. Ik krijg het niet door de gleuf.
De chauffeur vertelt me, dat hij jongeren heeft gehad, die amok maakten omdat ze waren betrapt op 'zwart rijden'. Wanneer ik ook opmerk dat de zetel achteraan serieus beschadigd is, is m'n collega chauffeur vrij zeker dat het diezelfde jongeren zijn. Maar tja, ze zijn al lang van de bus. Zielig is het zeker, zo'n houding.
Even later, wanneer ik na een gezellig onderonsje met collega's in onze refter nog lachdenkend nazinder, stap ik op een andere bus. Andere bus, andere collega. Deze man, heb ik al een tijdje niet gezien. Wanneer ik opstap gaat het er dus eventjes hartelijk aan toe. Hij is een zeer sympathieke kerel. Ook vele van de passagiers zijn deze mening toegedaan, dat merk ik. Hij heeft een probleempje, waar hij erg verveeld mee zit. Wat doe je namelijk wanneer iemand alles behalve fris ruikt? Je wil de persoon in kwestie absoluut niet kwetsen, maar het moet toch gezegd worden, want met deze persoon kom je regelmatig in contact... Hij zit er echt mee. Hij vertelt het me tot in de puntjes.
Hij besluit: '...en hij is zo erg sympathiek hé... Hij is echt "adembenemend"!'
Woensdagmiddag, scholen zijn uit. Met deze bus, moet ik mee, want dit is de 'spits'bus. Hier zijn we vol verwachting. De beste manier om zich nu uit te drukken is met superlatieven. Meest, Grootst, Lawaaierigst, Veelst, Drukst, Talrijkst... Er zitten nog reizigers op de bus. Die hebben wellicht spijt van hun keuze. Gezichten staan zeer ernstig. De jeugd merkt het niet. Ze zijn te vol van hun vrijheid. Gsms, zijn hun toeverlaat. De jongen links stuurt een smsje naar het meisje rechts en roept haar dat hij het berichtje verstuurd heeft. Vooraan heeft een meisje dan weer een smske verzonden naar iemand midden in de bus. Ook dat moet geroepen worden, zodat ze haar box nakijkt. Hier en daar is er een dappere die muziek op zet. Het mag niet, maar het klinkt niet te hard. Het overstemt zeker het geroep niet. Dus laat ik begaan. Ik hou me bezig met vooral het gedrag in de bus.
Iemand vindt het leuk om telkens op de haltebel te drukken. Twee haltes stapt niemand af. Of... zou die er gewoon niet af geraken? De bus zit immers stampvol. Dus zet ik m'n voet op het verhoog, zodat ik over de koppen heen kan kijken. Zo zien zij trouwens ook dat ik op de bus ben. Het mes snijdt aan twee kanten hé. Maar ik zie niemand staan wringen of vragend kijken, of vragen om door te mogen. 'k Doe teken aan de chauffeur dat we verder kunnen. Gaat niet... De deur kan niet sluiten, want er staan jongeren op de veiligheidsdrempel.
We lopen heel wat vertraging op. We hebben immers drie scholen die tesamen uit zijn, op ons traject. Onze bus is te klein voor hen. We moeten mensen laten staan aan de halte. De jeugd niet, die willen, moeten, persé mee. Ze blijven duwen en wringen. Ik laat hen begaan. Ik ga beslist niet tussen hen staan, maar heb me vooraan gezet. Daarnet stond ik tussen hen, maar een frisse kerel, vond het nodig winden te laten. Ik besluit dus, dat ie in z'n eigenste stank mag staan, samen met z'n vrienden, die hem met griezelgeluiden ophemelen. Maar ik hou hen in 't oog. Is er nog ergens een plaatske onbemand? Ik kan geen opmerkingen maken wat dàt betreft, tot wanneer iemand afstapt en er zes voor in de plaats opstappen. Dan, laat ik luidkeels "Doorschuiven!!!" weergalmen.
Jeugd is jeugd. Gelijk welke kleur, afkomst, sexe. Toch is er een man opgestapt, die een andere mening is toegedaan. Hij vindt dat alle ... de oorzaak zijn van de overvolle bus. Hij staat vooraan, heel dicht bij mij. Hij scheldt. Ik maan hem vriendelijk aan tot het stoppen met deze taal. De bus is vol en daarmee basta. De man vindt dat ze allemaal "de kogel" moeten krijgen. Ik snauw nog net niet, maar zeg hem kordaat dat hij zich zo niet hoeft uit te laten. Dit kan niet op mijn bus. We komen aan een halte waar toch wat volk afstapt. Er komt een beetje ruimte vrij. Dus zeg ik hem, dat ook hij (hij leunt ondertussen op het dashboard) kan doorschuiven nu. Hij doet niet meer lastig. Hij gaat zitten bij enkele dames, die naar zijn gesakker willen luisteren. Maar, hij houdt het rustig, gelukkig.
Daar staat ze uit te nodigen. Ik begrijp het ten zeerste hoor. Ze staat er dan ook helemaal alleen, eenzaam te wezen. Iedereen loopt haar voorbij, zonder omkijken. Niemand gunt haar een blik. Nu, nu het kouder weer is, wil niemand haar aandacht schenken. Maar, o, jee... eens het zonneke komt piepen, kunnen ze niet genoeg krijgen van haar. Dan telt ze wel mee hé. Dan kàn men zelfs niet zonder haar. Met momenten wordt er gebekvecht, bekgevochten ... nou, gekibbeld om haar. Maar hààr mening, doet helemaal niet terzake.
'k Merk haar op, zo ook haar eenzaamheid. De stilte die ze uitstraalt. Ze nodigt me uit, want zij heeft mij beslist ook gezien. Ik sla haar gulle aanbod niet in de wind. Met veel plezier ga ik er op in, en wil ik me door haar laten meevoeren. Ik zet me, en... ze zit goed. Ze geeft me alle plaats die ik maar wensen kan. Ze is er helemaal voor mij alleen. In het begin voelt ze fris aan, het kan ook niet anders met deze temperatuur. Maar het deert me niet, met m'n warme jas. Ze zit goed, ze zit beter, ze zit best, deze bank.
Ze laat me uitkijken naar die ene boom, naast een depot. De werklieden zijn al naar huis. Het schemert. De toch wel blauwe lucht, wordt in stukjes gesneden door booms bladloze takken. De stam en takken zijn grove nerven, mooi donker en ruw breken ze de klaarheid van lucht en licht. Dan deinen ze uit in een kanten weefsel, niet meer vol witte rijm, zoals eventjes geleden, maar gewoon, kaal, donkerbruin. Aan de uiteinden, neemt de klare donkerwordende, toch blauwe hemel het over. Hemels heelal neemt het over, van het aardse natte, hout.
Op één van die takken zitten twee duiven. Ze zullen wel kirren, neem ik aan, maar ik hoor het niet. Er is teveel verkeersvervuiling in decibels. Ik zit namelijk aan de rand van de stad. Het rumoer van snel- en autowegen geven één monotoon gezoem weer. De grote superbij zzzoemt-zzzonder-zzztoppen. O, ja... om eerlijk te zijn, landt er nog net een megabij in de vorm van een vliegtuig op het nabije vliegveld. Het gezoem wordt overweldigd door sputter en brrrroem.
Maar de duiven merken er niks van. Schrikken doen ze zeer zeker niet. Daarvoor zijn ze veel te erg begaan met mekaar. Ze zijn verliefd. 'k Merk het duidelijk, geen twijfel aan. Ze zitten mooi naast mekaar, hun hoofdjes naar mekaar toe gedraaid. De ene geeft de ander een worm, een insect... De ander neemt het aan, hoofdje lichtjes knikkend, precies of ze bedankt partnerduif voor het geschenk.
Raar, maar ik zie het heel echt. Net wanneer die kopjes samen komen, vormen ze eventjes een hartje. Net zoals de zovele foto's die je te zien krijgt van zwanen, wanneer ze tegenover mekaar in het water, hun snavels tegen mekaar houden.
Het duivenhartje is veel kleiner... Een zware dieselmotor schudt m'n geest wakker. M'n bus komt er aan gereden. Tja, dag duifjes, dag hartje, dag boom, dag kant, dag bank!
Een foto nam ik niet... of toch wel... 'k heb ze net neergeschreven.
De bus kwam niet opdagen. Naderhand kwam ik te weten, dat deze leeg is teruggereden via verkorte weg, naar het andere eindpunt. Maar op het speciefieke moment van "bus-willen-nemen" staan we, gelukkig niet in de regen, te geelogen. Ik heb getimed voor mezelf: 40 min. heb ik aan de halte gewacht. 'k Maak er geen probleem van, want ik weet hoe chaotisch de zondagen zijn, voor de chauffeurs van deze pachterlijn. Ik weet wel hoe laat het is, want dat wil zeggen, dat ik seffes gelijk in een overvolle bus terecht kom.
Ik sta dus in die overvolle bus. De mensenstroom stropt en dan laat ik horen: 'Doorschuiven alstublieft!!!' Waarop welgeteld één persoon een klein beetje moeite doet. Dus moet ik het herhalen tot men denkt dat de opname blijft hangen. Een grote, zware, niet verzorgde man, komt ook op de bus. Ik ken hem van ziens, hij neemt de bus regelmatig. Hij wil dikwijls een onderonsje met me. Even dikwijls (sorry hoor, maar ik ben ook maar een mens) probeer ik daar, op een niet-kleinerende manier, aan te ontsnappen. Z'n adem ruikt allesbehalve fris, de schouders en bovenkant van z'n donkere jas, hangen steevast vol schilfers en hij heeft een buik, die zover vooruit steekt dat ik denk dat de man hulp nodig heeft om te plassen, daar z'n armen wellicht te kort zijn. Nou, over dat laatste hoef ik geen uitsluitsel hoor, 'k heb er echt geen zaken mee. Maar, deze man dus, staat met z'n buik haast tegen mij geplakt, wat me een onaangenaam gevoel geeft.
Links naast me, staat een dronken man. Hij wil de wereld laten weten, euhhhh... welja, al zijn bekommernissen veronderstel ik. 'k Versta er geen lap van. Een hoop Arabisch, met hier en daar wat Nederlands tussen. Dronkenmannengebral kan me niet echt interesseren, dus doe ik helemaal geen moeite hem te begrijpen. Maar roepen dat de kerel doet... M'n oren tuiten ervan. Dus kijk ik hem aan, -dat wil hij, zie ik aan z'n reactie- en vraag hem om wat stiller te praten.
Schilferman, kijkt ook recht in m'n ogen en probeert ondertussen een babbeltje te slaan. Maar nu heeft hij plots andere zorgen. Hij zegt: 'Gohhh, moet die nu echt in 't Arabisch praten?' De andere hoort dat natuurlijk. Hij repliceert snel: 'Arabisch, Arabisch, iedereen Arabisch praten hé!' Er volgt nog heel wat, maar... zoals je al veronderstelt, in 't Arabisch dus...
De bus neemt een bocht en de chauffeur vergeet dat we als sardienen in blik, samengeperst staan. Schilferman valt prompt tegen mij, waardoor het lachen me -voor zover het er al was- helemaal vergaat. Een zeer vriendelijke man trekt Schilferman van me af, ik krijg hem niet weggeduwd. Oeffff, ik bedank de lieve passagier voor m'n bevrijding en overweeg een snelle douche op't werk, tijdens m'n rusttijd.
Dronken man roept: 'Niet tegen mevrouw hé! Zij is lieve dame!' Hij draait zich voor me, grijpt me vast, me koosnaampjes scanderend, want iedereen moet het blijkbaar gehoord hebben. Hij wil me omarmen. Met één arm heeft hij me al stevig vast. De andere hand gaat naar m'n gezicht en hij wil me kussen.
'Ooooohhhh Neeeeee Héeeeeeeee!!!!!' is het nu aan mij om m'n stem te verheffen. 'Niet aanraken hé meneer!' laat ik hem op m'n autoritairste toon weten. Hij luistert. Hij neemt terug een heel klein beetje afstand, zoveel als de volle omgeving hem toelaat. En eventjes, is hij stiller en gaat hij fluisteren in m'n oor.
De dag begint met heerlijke ochtendgroetjes van reizigers op weg naar hun werk. Buiten de uitzondering op de regel. De dame, die veronderstelt dat een chauffeur haar ziet komen aanlopen van verre en de link echt legt, dat ze persé naar deze bus loopt. We zijn aan een groot plein, waar heel wat verschillende trams en bussen hun halteplaats hebben. Wanneer dan iemand loopt, weet je nooit welke kant die uiteindelijk zal uitgaan. Niemand meer aan de halte? Dan gaan de deuren toe, want wachten voor niks, is kostbare tijdverspilling. Leg dàt maar eens uit aan iemand hé. Op een ander niet, maar op hen, wordt verwacht dat je echt wel wacht hoor. Zo ook, is het bij deze kwaaie dame. Ze begint een dispuut met de chauffeur. Hij, laat niet op z'n kop zitten en dient haar van antwoord, maar houdt het binnen de regels van het redelijke. Hij groet haar zelfs: "U ook een goeie morgen!"
Ze zet zich opzij, met verontwaardigde blik. Ik vraag haar: mevrouw, is er een probleem? Wat ik echt niet cynisch bedoel ofzo, maar ik heb tenslotte niet verstaan wat ze de chauffeur toesnauwde. Dus leg ik haar uit, dat als ze een probleem heeft, het me gerust kan vertellen. Liever aan mij, want de chauffeur is aan 't rijden, en kan maar beter z'n hoofd bij 't verkeer houden. "Nee, 't is niks" zegt ze. En amper één halte verder stapt ze af. Waarmee ook de spanning weer weg is.
Wat later neemt een andere chauffeur de bus over. Ze rijdt nog maar een weekje. Ze heeft dus nog geen uniform. Wat ze wel heeft, is een redelijke décolleté, die haar rondborstigheid siert als een kroon een prinses. Ze is zich bewust van haar voorkomen, merk ik. Haar volle lippen, krijgen regelmatig een tonglikje, terwijl ze de logge bus met grootse voorzichtigheid, door smalle straten manoeuvreert. De mannelijke passagiers, kunnen hun ogen niet van haar houden. Ook zo voor de mannelijke bevolking, zich bevindend op de straatstenen. Een jongen die de straat voor de bus, haar aanstarend, oversteekt, is zo ver weg, dat ie prompt ...yep... echt tegen een paal knalt. Mannen fluiten, wuiven, knikken. Zij geniet ervan...
Ze is vriendelijk hoor, ze doet het goed. Maar, ze zal "het" missen, als ze binnenkort haar uniform draagt...
Rommeldag van hoog niveau op de bus die ik vandaag begeleid. 'k Weet eigenlijk niet wat de oorzaak is, maar moeders met buggy's hotsen de hele namiddag met de bus mee. Mensen met overvolgeladen caddy's eisen ook hun plek op in de bus. En daarbovenop lijkt het wel of iedereen persé die bus wil nemen, waar ik met meerij.
Een man valt jonge meisjes lastig. Ik hou hem heel goed in de gaten. Hij is een geslepen tiepje (hoewel gedronken). Je moet hem goed in de gaten houden om het te zien. Het eerste meisje had me verwittigd bij het opstappen. Wanneer ik eindelijk de kans krijg, zet ik me naast hem. Hij is heel braaf met mij zo naast hem. Hij verroert geen vin meer. De meisjes, kunnen rustig afstappen, hij blijft aan boord van de bus, naast mij. Ik... spreek hem niet aan, hij is dronken en dat zou voor problemen kunnen zorgen. De bus rijdt zowiezo te laat, we zouden waarschijnlijk een hoop last en nog meer achterstand te verwerken krijgen. Zwijgen is dus een goede optie. Ik noteer in m'n boekje, en hou hem in de gaten vanuit m'n ooghoeken. Maar hij, moeft niet... Aan de eindehalte sta ik recht en stapt hij af. Hij gaat zitten op een muurtje. De meisjes zijn ondertussen al lang veilig en weg.
Even later, stappen weer mensen met buggy's op. Ik moet dirigeren, want het wordt een onoverzichtelijk boeltje, kris kras door mekaar. Mensen met krukken, hopen kinderen, grote tassen, caddy's en hopen mensen die niet willen doorschuiven naar achter. Ik heb m'n handen vol met mensen te verwijzen naar een betere plaats, of te laten zitten.
Een moeder met kind en autoped stappen op. 'Nee' laat ik weten, 'dit kan niet. Dat spul gaat toe, of u komt helaas niet mee' De dame boos op mij, weigert het klereding dat niet op een bus hoort toe te vouwen. Maakt liever ruzie, maar ik geef niet toe. Onverantwoord onveilig luidt het mijnentwege en ik zeg 'nee, niet op deze manier, mevrouw' Tot het spul eindelijk wel opgevouwd raakt en ze dan toch mee mag. De chauffeur is het volledig met me eens, wij zijn twee handen op een buik als het op veiligheid aankomt. Maar terwijl ik met de autopedmoeder in discussie ben, zijn er andere dames aan 't ruzieën geslagen. Daar moet ik ook effe tussen komen, want in zo'n volle bus, slaan de gemoederen al sneller door. Ik overroep hen en krijg hen uiteen. M'n truuks ga ik hier niet vertellen natuurlijk, maar het resultaat is best oké. De nodige verwijten krijg ik wel, maar die kaatsen af. Geen ruzie op MIJN bus!!!
Ziezo, vrede op aard aan allen...
De dag vliegt voorbij op deze manier. Ik heb haast geen moment rust. Elke rit gebeurt er wel wat. Maar gelukkig niks onoverkomelijks.
Ik ben annemie
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is tramchauffeur/begeleider De Lijn Antwerpen.
Ik ben geboren op 16/07/1958 en ben nu dus 66 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: muziek: wat gitaar betokkelen - lezen - leven!!!.